Tweede Blad.
7e JAARGANG
Woensdag 17 November 1915
BERICHT.
Dezer dagen zullen de abonnement3.
kwitantiën over het loopende kwartaal
(1 October tot 31 December) aangeboden
■worden.
Onzen abonné's wordt beleefd verzocht
er rekening mee te houden, dait de loopers
en onze agenten a'Aeu opdracht hebben
nu deze gelden te innen.
DE ADMINISTRATIE.
Uit de Pers.
Grondwetsherziening.
D e T ij d wijdt een beschouwing aan de
voorstellen tot grondwetsherziening. Het
blad legt zich bij het algemeen kiesrecht
neer, vraagt alleen om nog eenige uitslui
tingen als van beroepshelers, souteneurs
en vrouwen van erkend slechte zeden.
Over het vrouwenkiesrecht schrijft ,,De
yTijd" dan:
,,De regeering geeft meer dan verwacht
werd: zij licht niet alleen het bestaande
beletsel voor vrouwenkiesrechet uit de
Grondwet, doch zij schrijft het voor, ter
wijl zij tevens het passieve vrouwen
kiesrecht, het recht om in de volksverte
genwoordigingen gekozen te worden, in
de Grondwet opneemt. Wij zullen niet
de ethische vraagstukken, die hier ter
sprake gebracht kunnen worden, ook
maar aanstippen; te gelegener tijd ko
men wij erop terug. Doch naar onze
rneening is een vrouwenkiesrecht, dat
bovendien weldra algemeen zou worden,
minstens voorbarig. Toegegeven zij,»- dat
nu het mannen-kiesrecht algemeen wordt,
de voorstanders van vrouwenkiesrecht
een argument rijker worden, dat
voor het overige weinig indruk kan ma
ken op hen, die het algemeen mannen-
kiesrecht verwerpen. Maar dan nog dient
de vraag te worden gesteld: Voldoet het
vrouwenkiesrecht aan een „reëele be
hoefte?'1 Wij ontkennen niet, dat als
vrucht van de vrouwenbeweging de strijd
om het kiesrecht in omvang is toegenomen
en aan beteekenis gaat winnen. Doch
niemand kan het oog sluiten voor het feit,
dat die strijd schier uitsluitend belang
stelling vindt in bepaalde kringen en al
lesbehalve algemeen is. Thans dus het
vrouwenkiesrecht te verleenen lijkt ons be
denkelijk, en van een volkswil in dien
zin, waarop de regeering zich steeds be
roept, althans hier geen sprake. Men
moge het betreuren of toejuichen, de
roep om vrouwenkiesrecht heeft met na
me doch niet alleen in christelijke
kringen minder weerklank gevonden, dan
sommigen reden hadden te verwachten.
De oorzaken hiervan weer te geven ligt
niet in het bestek van dit artikel; zij zijn
vele. Zoolang echter verreweg de meeste
vrouwen onverschillig blijven voor poli
tieke rechten, eischt het staatsbeleid, dat
het vrouwenkiesrecht, hetwelk zulke be
langrijke gevolgen kan hebben in het
maatschappelijk leven, vooralsnog in de
Grondwet niet worde opgenomen. Dat wij
voor het oogenblik slechts opportuniteits-
redenen doen gelden, vindt zijn oorzaak in
de actualiteit van het geval, in de wijze,
waarop de regeering in casu het vrouwen
kiesrecht tracht door 'te drijven. Het
spreekt van zelf, dat bij de quaestie van
het vrouwenkiesrecht op zichzelf ook re
denen van hoogeren aard hebben mee te
spreken.
Wel een „Zerrbild" van de werkelijkheid
overigens zou ontstaan, kan men zich
voorstellen, indien ook voor de vrouwen
eens stemrecht stemplicht zou worJanl
Maar zoover is het nog niet. Wij achten
den tijd, dat de vrouw naar de stembus
optrekt, geenszins zóó nabij, als sommi
gen schijnen te vreezen. Zeer zeker, de
Grondwet schrijft voor, dè.t vrouwenkies
recht zal zijn in te voeren, maar hoevele
Wetten, welke de Grondwet van '87 eisch-
te, zijn nimmer of eerst na langen tijd in
hut, staatsblad verschenen!
Doch het passieve kiesrecht krijgt de
vrouw direct. Wanneer de voorgestelde
herziening wordt aangenomen en zoo
lang de wet betreffende vrouwenkiesrecht
op zich laat wachten, is de toestand dus
deze, dat mannen, en zij alleen, zoowel
mannen als vrouwen naar de Tweede
Kamer kunnen afvaardigen en dat, daar
in de Provinciale Staten en de Eerste
Kamer vrouwen en mannen kunnen ge
kozen worden, de vrouw het actieve kies
recht krijgt voor de bazetting van oms
Hoogerhuis."
D e N i e u w e C t. (v. 1.) acht het aan
geboden stelsel van evenredige vertegen
woordiging niet aannemelijk.
In het kiesstelsel dat minister Cort van
der Linden ons thans wil schenken zien
wij (intusschen) zulk een gevaar voor ons
politieke leven, dat een, natuurlijk gemo
tiveerde, afwijzing ons plicht schijnt. Dat
gevaar is: de beheersching van onze ge
heele politiek door den caucus, de partij
bazen met hun meerendeels uit betaalde
krachten saamgestelde verkiezings-orga-
nisatie.
Reeds thans is dit gevaar verre van
denkbeeldig. Hoe grooter het kiezerscorps,
des te minder bereikbaar de kiezer, des
te grooter de kring van onverschillige
kiezers, en des to sterker de invloed van
al of niet betaalde stem-ophaling en ver
voermiddelen-verspilling. De gevolgen
daarvan worden steeds verergerd door
zekere wederkeerige werking. Hoe kost
baarder en hoe omvangrijker de verkie
zingsorganisatie, hoe grooter de invloed
van de partij-bazen. Hoe grooter deze in
vloed, hoe meer alleen hun werktuigen
in de Kamer zullen komen. En naarmate
de Kamer meer verpolitiekt, naar die
mate wendt de natie zich meer van de
politiek af, wat deze meer en meer tot een
speelbal van do politiciens maakt. Een
proces dat men o. a. in Frankrijk duide
lijk heeft kunnen volgen.
Nu wordt de kracht der partij-organisa
tie bij het districten-stelsel door twee
dingen eenigermate gebroken. Door sterke
lokale invloeden, en door het feit dat men
althans een klein aantal districten met
weinig kostbare middelen kan ..bewerken".
Het is moeilijk een stelsel van evenredige
vertegenwoordiging te ontwerpen, waar
bij de.ze voordeelenniet grootendeels ver
loren gaan. Evenredige vertegenwoordi
ging vertoont, hoezeer begeerenswaard,
in het algemeen de strekking, om de in
dit opzicht ongunstige ontwikkeling van
ons politieke leven te bevorderen.
De meening als zou zij een zegen zijn
voor kleine politieke partijen of de verkiet
zing van alleen-staande eminente mannen
bevorderen, is, hoe wijd verbreid ook,
weinig anders dan een dwaling. Thans
kan een kleine partij zich althans op een
klein aantal districten werpen en deze
door intensieve bewerking trachten te
winnen. Bij evenredige vertegenwoordi
ging, als de verkiezing in zéér groote
districten plaats heeft, moet zij een
een groot deel van het land onder han
den nemen waartoe haar in den regel
personeel en geld zal ontbreken. De er
varing in België heeft geleerd, dat zelfs
een zoo krachetige beweging als de Vlaam-
sche maar zelden den gang der groote
politieke partijen heeft kunnen door
breken.
Het stelsel onzer Staatscommissie nu, in
plaats van de nadeelen der moderne po
litieke ontwikkeling zoo veel mogelijk te
temperen, werkt die tot het uiterste in de
hand.
In schijn stemt de kiezer op een be
paald persoon, in wezen op een partij. Het
kan zijn dat hem de vergedreven partij
tegenstellingen mishagen: hij heeft geen
enkel middel om door zijn stem daarvan te
doen blijken, hetgeen anders een van de
voordeelen der meeste stelsels van even
redige vertegenwoordiging is.
Maar nog erger: niet alleen kan hij
eigenlijk slechts op een partij stemmen,
ook op de keuze welke van de candidaten
dier partij hij zou willen aangewezen zien,
heeft hij nagenoeg geen invloed.
Immers, de verkiezing wordt bijna uit
sluitend bepaald door de volgorde, waarin
de candidaten op de lijst zijn geplaatst,
gelijk wij in ons eerste artikel deden uit
komen. Die volgorde wordt aangegeven
door de candidaat-stellers, dat is door de
kiesvereenigingen, dat is, daar uniformiteit
in zeer grooten kring noodig is, in laatste
instantie door de partij-besturen.
De verkeerde werking daarvan wordt
nog verergerd door het feit dat het heele
land eigenlijk één district; vormt. Iedere
partij zal nu zorgen dat in iederen kies
kring minstens één lijst wordt ingediend,
waarop haar leider bovenaan staat. Om
de verkiezing van dezen vooral niet in ge
vaar te brengen zullen de meeste kiezers
het hokje voor zijn naam zwart maken,
waarmee zij immers de partij niet bena-
deelen. Het resultaat zal zijn dat de lei
der veel te veel stemmen haalt, deze naar
de uiteengezette methode, voor een deel
aan de volgende candidaten op de lijst
ten goede komen, en de kiezer dus géén
wezenlijken invloed op de bezetting van
een groot deel der Kamerzetels oefent,
behalve dan wat de politieke kleur der af
gevaardigden betreft.
Tot welke dwaasheden dit kan leiden
moge uit een voorbeeld blijken. Een lijst
heeft 2000 stemmen verworven; het kies-
quotient is 500, zoodat zij aanspraak
heeft op 4 zetels. Er staan 5 candidaten
op de lijst, die verkregen: A 1280 stem
men, B 125, C 300, D 50 en E 245. Naar de
in het vorig artikel uiteengezette regelen
worden nu gekozen verklaard A, B, C en
D. Terwijl E, die 245 semmen haalde, dus
niet gekozen is, zijn B en D, die respectie
velijk 125 en 50 stemmen kregen, dat wèl.
ZuLk een voorbeeld, allerminst gezocht,
veroordeelt het geheele stelsel. De wer
king ervan zou zóó geheel buiten het be
grip der kiezers blijven en zooveel veront
waardiging wekken, dat een proef vodi-
doende zou zijn om een algemeen geroep
om wijziging te doen opgaan.
Ons belastingstelsel.
In D e T ij d geeft het Eerste-Kame-rlid
mr. A. H. J. van den Biesen, in plaats
van de heele reeks belasting-voorstellen,
een ontwerp van wet in overweging, dat
In grove trekken, naar de meening van
den schrijver, als volgt zou kunnen luiden.
Art. 1. Behalve de successie-belasting,
worden geheven eene belasting op het
Vermogen en op het Inkomen van ieder,
die binnen het Rijk woont, benevens van
alle binnen het Rijk in den zin dezer wet
gevestigde Rechtspersonen.
Art. 2. De belasting op het Vermogen
bedraagt ten hoogste 1 pCt. van het belaste
baar vermogen en die op het inkomen ten
hoogste 10 pCt. (zoo mogelijk minder, zoo
noodig meer) van het belastbaar inkomen.
Bij afzonderlijke wet zal nader worden
geregeld, wat onder „belastbaar inkomen"
en „belastbaar vermogen" moet wordeai
verstaan, welk percentage van een en an
der zal moeten worden betaald en door
wie, benevens de wijze, waarop de aan
slagen zullen worden vastgesteld en geïnd.
Art. 3. De Gemeenten zullen gerechtigd
zijn op beide belastingen opcenten te hef
fen tot een maximum van vijftig, welke
door het Rijk zullen worden geïnd en aan
de Gemeenten zullen worden afgedragen.
Art. 4. Andere belastingen zullen noch
door het Rijk noch door de Gemeenten
worden geheven, behalve de in art. 5 ge
noemde.
Art. 5. Ter aflossing van de vrijwillige
geldleening en de daarop nog te betalen
renten, geregeld bij de leeningvvet 1914,
zullen worden gehandhaafd de accijnzen
op wijn, zout, suiker en gedistilleerd, tot
dat daaruit die leening geheel zal zijn af
gelost.
Een dergelijk belastingste1/el zou, be
halve zijn eenvoud en de billijkheid, ook
nog dit voordeel hebben, dat aan dan han
del geen belemmerende bepalingen in den
weg worden gelgd, dat iedere willekeur
in het te belasten object is uitgesloten en
dat de kosten van inning der door het Rijk
en de Gemeenten te heffen belastingen
met tonnen gouds zouden worden vermin
derd. De kosten van administratie van de
nieuwe of verhoogde belastingen met in
begrip van de kosten der handelsstatistiek
worden, blijkens de memorie van toelich
ting op het thans ingediende ontwerp,
alleen al begroot op f 1,500,000.
Staten-Generaal.
Staatsbegrooting voor 1916.
Memorie van Antwoord.
Handhaving der neutrali
teit.
Het verheugt de regeering dat haar poli
tiek tot behoud onzer onafhankelijkheid en
tot strikte handhaving der neutraliteit
blijkbaar algemeene instemming vindt.
Dat enkele organen der pers niet schij
nen in te zien van hoe groot belang hand
having der neutraliteit voor ons land is,
heeft ook de regeering met leedwezen ont
waard.
Onze pers, tot welke partij* ook behoo-
rende, vervult haar verantwoordelijke en
uiterst moeilijke taak op een wijze allen
lof waardig. Zij vindt in haar zelve de mid
delen en de kracht enkele uitwassen on
schadelijk te meiken.
Dienstweigering.
Een strafvervolging tegen onderteeke-
naars van het onlangs verspreid manifest,
waarbij dienstplichtigen tot dienstweige
ring worden aangespoord, wordt inge
steld. Men mag aannemen dat verscheidene
onderteekenaars van het manifest, den
ernst van hun vergrijp niet hebben inge
zien. Zij zijn in de gelegenheid alsnog
daarvan blijk te geven.
Geen bemiddeling.
De Regeering is er ten volle van bewust
dat, ook al wordt ons land niet in den
oorlog betrokken, voor ons beëindiging
van den volkerenkrijg van onberekenbare
waarde zal zijn.
Maar zij geeft er zich tevens rekenschap
van dat geen poging kans van slagen
heeft die door een of meer der oorlogvoe
rende mogendheden om welke reden dan
ook met wantrouwen zou worden ontvan
gen of zou worden beschouwd als een on
welgevallige, alleen door het belang^ voor
geschreven inmenging. De regeering mag
zich door haar zucht om den vrede te be
vorderen niet laten verleiden tot ontijdige
stappen, die de positie van ons land en
het doel dat zij zou willen bereiken slechts
kunnen schaden.
De mobilisatie van het
leger.
De regeering deelt het gevoelen dat de
vraag of in de tegenwoordige omstandighe
den nog steeds noodig is het geheele leger
op de been te houden, een vraag is van
algemeen regeeringsbeleid, die niet uitslui
tend de ministers van Oorlog en Marine
raakt. De regeering wenscht zich in geer
enkel opzicht aan da op haar rustende
verantwoordelijkheid te onttrekken.
De moeilijkheid, die i&op te lossen, wordt
gedeeltelijk behoerscht door de vraag op
welke wijze en binnen hoeveel tijd, indien
een gedeelte der weermacht naar huis
wordt gzondon, weder over het geheel dier
macht zou kunnen worden beschikt. Die
vraag van zuiver lechnischen aard is niet
alleen overwogen, maar de n o o d i g e
maatregelen zijn tot in
kléine details voor ver
schilt en de gebeurlijkhedon
uitgewerkt.
Vermindering der weer
macht.
Veel ernstiger is de vraag of de regeering
met het oog op den strategischen toestand
van ons leger en de verplichtingen die de
handhaving onzer neutraliteit ons oplegt,
de verantwoordelijkheid voor een min of
meer aanzienlijke vermindering der dade
lijk beschikbare weermacht zou mogen
aanvaarden. Een vergelijking met andere
landen kan ons daarbij weinig dienstig
zijn omdat de geografische en militaire
toestanden geheel anders zijn en omdat, de
internationale politieke verhoudingen dier
volken grootendeels aan onze beoordeeling
ontsnappen.
Dat het, ook bij gunstige internationale
verhoudingen, risico medebrengt indien
het leger niet ieder oogenblik ten volle pa
raat is, is wel niet twijfelachtig. Tot dus
ver heeft de Regeering gemeend iet meer
risico te mogen aanvaarden dan ook reeds
thans aan de gegeven verloven, waarvoor
het aantal, naar verhouding van de legcr-
sterkte, geleidelijk is opgevoerd, verbon
den is. Erkennend dat de bezwaren voor
de natie steeds toenemen, overweegt
zij opnieuw of en in hoever
het mogelijk is nog meer
verlichting van den be-
staanden druk aan te bren
gen.
Memorie van Antwoord.
Comité 'generaal.
Openlijke bespreking van de motieven
die de Regeering tot haar bestuiten heb
ben geleid of tn de naaste toekomst zulten
leiden, acht zij met 's lands belang ai iet
overeen te brengen. Het ware trouwens te
duchten dat doze bespreking ons van, het
beoogde 'doel zou verwijderen. Ook tn
comité-generaal zou de Regeering niet on
belangrijke terughouding moeten in acht
nemen. Het nut van zoodanige bespreking
ziet de Regeering aiiet .in. Mocht echter de
Kamer tot Comité-generaal besluiten, dan
houdt de Regeering onder gemeld voorbe
houd zich te barer beschikking.
De landstorm.
De oefening van den landstorm ge
schiedt zoo spoedig en in zoo ruime mate
als doenlijk. Aan wijziging van de land
stormwet is derhalve vooralsnog geen be
hoefte. Verzoeken om verloven worden in
derdaad met groote nauwkeurigheid en
zonder aanzien des persoons behandeld.
Aan den opperbevelhebber ia de regeling
der zoogenaamde algemeene periodieke
verloven opgedragen. AlLe andere verloven
worden dn den laats',.en tijd door of van
wege den minister van Oorlog verleend.
D-e moei1 lijkheden vermeer
deren.
De moeilijkheden), waarvoor de Regee
ring zich voortdurend geplaatst ziet, ver
minderen niet, maar nomen toe naarmate
de oorlog langer duurt. De import van
voedingsmiddelen en van de grondstoffen
van onze nijverheid is meerendeels afhan
kelijk van het vertrouwen, dat zij hieit we
der naar de tegenpartij van het exportee-
iend land worden uitgevoerd. Voor een
groot deel is de tusschenkomst van de
N.O.T., die aan onzen handel en industrie
onschatbare diensten, heeft bewezen en
welke van de Regeering onafhankelijk ie,
voldoende gebleken. Doch een belangrijk
terrein blijft over, waar de Regeering
FEUILLETON.
De noodlottige erfenis.
Ill) (S 1 o t.)
Swift vond het beter dit goede voorbeeld
te volgen., dus zette hij zich met zijn
agenten aan tafel, dicht bij die van Mored
en gebruikte met hen eveneens een diner
waarbij zij hun, man niet uit het oog ver
leren.
Nog onbewust van het onheil dat hem
boven het hoofd hing, at MoreL smakelijk
e.i besnoeide zijn diner met een stevig glas
v ijn.
James en zijn agenten lieten zich ook
niet onbetuigd, alleen het dessert moesten
zi| prijs geven, want Morel had zijn menu
al verwerkt en na een sigaar opgestoken
te hebben, wandelde hij gerost naar bui-
t«n.
De politie volgde hem op den voet en,
juist toen hij de straat bereikte, legde een
der agenten hem de hand op den schouder
en fluisterde hem toe:
In naam der wet zijt gij mijn aange
houdene. Geen tegenstand, volg ons.
Een huivering overviel den. misdadiger.
Hij begreep inderdaad dat tegenstand
nutteloos zou zijn en* zonder een woord te
spreken, volgde hij de agenten naar een
rijtuig, dat op korten afstand vooraf zijn
orders had gekregen.
Deze in hechtenisneming was zoo vlug
lp haar werk gegaan, dat geen der voor
bijgangers er acht op had geslagen.
Het rijtuig met Swift, de agenten en de
gevangene rolde voort naar de prefectuur
PP de Seinekade.
Onder 'het rijden dacht Morel na.
Wanneer men hem zoo plotseling aan
hield. da.n moest man wel degelijke bewij
zen tegen hem hebben.
Geen hoop meer.
De misdaden waren ontdekt en zijn aan
deel daarin was inderdaad verpletterend.
Reeds de moord op Bernard d'Altered
alleen was voldoende om hem onder de
guillotine te brengen of in het gunstigste
geval tot levenslangen! dwangarbeid te
doen veroordeelen.
Hij had nu een jaar lang geleefd als een
groot heer, -het .leven van den galeiboef
schrikte hem en ook ^.xlde hij zrich niet
blootstellen aan die marteling van de pre
ventieve hechtenis, de instructie en heit
onderzoek voor het hof van gezworenen.
Veel beter er dan maar in eens een eind
aan te maken.
Het ligt in den aard der misdadigers om
steeds op straffeloosheid te hopen, maar
de giftmenger maakte op dien rcgefl een
uitzondering.
Hij had steeds rekening gehouden met
de mogelijkheid van ontdekking en straf
en. hoe on waarschijn! ijk hem deze ook
toescheen, toch had hij zijn maatregelen
genomen om zich in het ongunstigste, ge
val aan de straf te onttrekken.
Sedert den. dood van Bernard d'Alleret
had het fLeschjè"met vergift, waarvan zijn
slachtoffer nog slechts de kleinste helft
had gebruikt, Morel niet) meer verlaten.
Of hij het bewaarde als een talisman
dan wel ais een laatste redmiddel, zooveel
is zeker dat hij er niet van scheiden kon.
Met een herweging, snel ais een gedachte
en voor dat de politiemannen, die bij hem
in het rijtuig zaten het hem hadden kun
nen beletten, trok Mo-rel het fieschje uit
zijn vestzak, trok er met zijn tanden de
stop af en verzwolg den inhoud'.
Swift trok nog zijn. arm terug, maar het
was te ila'at.
Het. ledige fieschje viel op den grond
van het rijtuig en de misdadiger, die! zich
zelf gericht had, zonk dn de kussens ach
terover.
Vervloekt! riep Swift, hij heeft ver
gift ingenomen.
De berde agenten keken den aangehou
dene verschrikt aan.
Reeds begon het vergift zijn werking.
Zenuwachtige schokken gingen door het
lichaam van. den man, die zacht kreunde
van pijn.
James rukte het portierraampje open en
•riep den koetsier toe:
Niet naar de prefectuur, naar het
dichtbijzijnde hospitaal en rijd zoo 6nei
mogelijk.
Het rijtuig sloeg een zijstraat in en
stoute weildra voor een hospitaal, waar
Swift den dienstdoen-den geneesheer in
korte woorden meedeelde wat er gebeurd
was.
Men ilegde Morel op een bed' en deed
nog ai wat. men bedenken kon om do wer
king van het vergift tegen te gaan.
Vergeefs.
Na een vreeselijken doodstrijd van en
kele uren, waarin hij alles moest doorma
ken wal hij zijn slachtoffer had aange
daan. blies de moordenaar den taats ten
adem uit.
BESLUIT.
Niets stond nu meer het huwelijk van
Rosie Walton met Gilbert Danville in den
weg. want Lizzie was met haar zuster he,r-
eenigd en de kleine Sylvain was haar te
ruggegeven.
Evenwel durfde de jonge dokter er niet
op aandringen dat RosLe haar belofte,
zijn levensgezellin te worden, zou nako
men.
Hun beiden scheen het toe, dab hun ge
luk meer volmaakt zou zijn, wanneer zij
het niet overhaasten en nog wachten tot
dat alle zaken vereffend waren.
In de eerste plaats moes de fout in den
burgerlijken stand, veroorzaakt door de
valsche aangifte der geboorte van Sylvain
als zoon van Hector d'AIileret en Lla<rie de
Regiille hersteld worden, want eerst dan
zou Lizzie als moeder van het kind wettig
erkend zijn, maar om die fout te herstel
len was in de eerste plaats een rechter
lijke uitspraak noodig bepalend dat de ge
dane aangifte valsch was.
Die rechterlijke uitspraak kon pas ver
kregen worden door het proces tegen Vic
tor Berthenay en zijn. medeplichtigen,
maar dank zij de bewijzen door Swift met
zooveel scherpzinnigheid' tegen dori misda
diger' bijeengebracht, dank zij ook de be
kentenis van Liane, die alle inlichtingen
verstrekte, welke zij maar geven kon, vor
derde het onderzoek met reuzenschreden
en kon de zaak spoedig door het Hof van
Gezwoornen in openbare behandeling wor
den genomen.
Het was een geruchtmakend proces, dat
door heel Parijs met belangstelling werd
tegemoet gezien.
De ineenstorting eener familie, waarvan
niemand de innerlijke voosheid had ver
moed, het blootleggen van een weefee l van
intriges, waardoor een gewezen dief en
een darne van twijfelachtig verleden zich
anderhalf jaar a'.s milMonnairs en echte
•aristocraten hadden voorgedaan, leverden
stof té over op voor een dier mondaine
schandalen, waarop de Parijzenaars zoo
verzot zijn»
Allen, die de glorie van liet grafelijk
echtpaar hadden bijgewoond, die de gasten
waren geweest op de schitterende feesten,
gegeven op het kasteel Courtevron of in
het 'hotel aan den boulevard Hausmann,
wilden dit paar nu ook op de bank der be
schuldigden zien en een publiek, als bij
een eerste vertooning in een, der voornaam,
sfce schouwburgen, vulde de rechtzaal toen
het proces een aanvang nemen zou.
Berthenay had tijdens het onderzoek al
begrepen, dat hij verloren was, doi hij
niet kon volharden bij zijn bewering, in-,
derdaad de graaf Hector d'AHeret te zijn
en den naam Victor Berthenay slechts ie
hebben aangenomen in den tijd dat zijn
(levenswijze een smet op dien adellijken
naam geworpen zou hebben.
De bewijzen tegen hem waren verplette
rend, zoowel van het onrechtmatig dro
gen van den -naam en titel aLs van den
moord op den man, wien hij ze had ont
stolen.
Ook viel niet te ont-kennen, dat hij de
aanstichter was van den moord op Ber
nard d'Ableret, hetgeen te bewijzen wait
door de verklaring van Swift en door den
zelfmoord van Morel.
Met koele onverschilligheid bekende hij
zoowel in het onderzoek ale voor het Hof
von Gezwoornen, al zijn misdaden, zeurteer
ook maar het minste berouw te toonan^.
als een man, die vooraf reeds weet, weUt
lot hem wacht en dat niets hem daaraan
zal kunnen onttrekken, dat hij op geen