Tweede Blad. 7e JAARGANG Woensdag 17 November 1915 BERICHT. Dezer dagen zullen de abonnement3. kwitantiën over het loopende kwartaal (1 October tot 31 December) aangeboden ■worden. Onzen abonné's wordt beleefd verzocht er rekening mee te houden, dait de loopers en onze agenten a'Aeu opdracht hebben nu deze gelden te innen. DE ADMINISTRATIE. Uit de Pers. Grondwetsherziening. D e T ij d wijdt een beschouwing aan de voorstellen tot grondwetsherziening. Het blad legt zich bij het algemeen kiesrecht neer, vraagt alleen om nog eenige uitslui tingen als van beroepshelers, souteneurs en vrouwen van erkend slechte zeden. Over het vrouwenkiesrecht schrijft ,,De yTijd" dan: ,,De regeering geeft meer dan verwacht werd: zij licht niet alleen het bestaande beletsel voor vrouwenkiesrechet uit de Grondwet, doch zij schrijft het voor, ter wijl zij tevens het passieve vrouwen kiesrecht, het recht om in de volksverte genwoordigingen gekozen te worden, in de Grondwet opneemt. Wij zullen niet de ethische vraagstukken, die hier ter sprake gebracht kunnen worden, ook maar aanstippen; te gelegener tijd ko men wij erop terug. Doch naar onze rneening is een vrouwenkiesrecht, dat bovendien weldra algemeen zou worden, minstens voorbarig. Toegegeven zij,»- dat nu het mannen-kiesrecht algemeen wordt, de voorstanders van vrouwenkiesrecht een argument rijker worden, dat voor het overige weinig indruk kan ma ken op hen, die het algemeen mannen- kiesrecht verwerpen. Maar dan nog dient de vraag te worden gesteld: Voldoet het vrouwenkiesrecht aan een „reëele be hoefte?'1 Wij ontkennen niet, dat als vrucht van de vrouwenbeweging de strijd om het kiesrecht in omvang is toegenomen en aan beteekenis gaat winnen. Doch niemand kan het oog sluiten voor het feit, dat die strijd schier uitsluitend belang stelling vindt in bepaalde kringen en al lesbehalve algemeen is. Thans dus het vrouwenkiesrecht te verleenen lijkt ons be denkelijk, en van een volkswil in dien zin, waarop de regeering zich steeds be roept, althans hier geen sprake. Men moge het betreuren of toejuichen, de roep om vrouwenkiesrecht heeft met na me doch niet alleen in christelijke kringen minder weerklank gevonden, dan sommigen reden hadden te verwachten. De oorzaken hiervan weer te geven ligt niet in het bestek van dit artikel; zij zijn vele. Zoolang echter verreweg de meeste vrouwen onverschillig blijven voor poli tieke rechten, eischt het staatsbeleid, dat het vrouwenkiesrecht, hetwelk zulke be langrijke gevolgen kan hebben in het maatschappelijk leven, vooralsnog in de Grondwet niet worde opgenomen. Dat wij voor het oogenblik slechts opportuniteits- redenen doen gelden, vindt zijn oorzaak in de actualiteit van het geval, in de wijze, waarop de regeering in casu het vrouwen kiesrecht tracht door 'te drijven. Het spreekt van zelf, dat bij de quaestie van het vrouwenkiesrecht op zichzelf ook re denen van hoogeren aard hebben mee te spreken. Wel een „Zerrbild" van de werkelijkheid overigens zou ontstaan, kan men zich voorstellen, indien ook voor de vrouwen eens stemrecht stemplicht zou worJanl Maar zoover is het nog niet. Wij achten den tijd, dat de vrouw naar de stembus optrekt, geenszins zóó nabij, als sommi gen schijnen te vreezen. Zeer zeker, de Grondwet schrijft voor, dè.t vrouwenkies recht zal zijn in te voeren, maar hoevele Wetten, welke de Grondwet van '87 eisch- te, zijn nimmer of eerst na langen tijd in hut, staatsblad verschenen! Doch het passieve kiesrecht krijgt de vrouw direct. Wanneer de voorgestelde herziening wordt aangenomen en zoo lang de wet betreffende vrouwenkiesrecht op zich laat wachten, is de toestand dus deze, dat mannen, en zij alleen, zoowel mannen als vrouwen naar de Tweede Kamer kunnen afvaardigen en dat, daar in de Provinciale Staten en de Eerste Kamer vrouwen en mannen kunnen ge kozen worden, de vrouw het actieve kies recht krijgt voor de bazetting van oms Hoogerhuis." D e N i e u w e C t. (v. 1.) acht het aan geboden stelsel van evenredige vertegen woordiging niet aannemelijk. In het kiesstelsel dat minister Cort van der Linden ons thans wil schenken zien wij (intusschen) zulk een gevaar voor ons politieke leven, dat een, natuurlijk gemo tiveerde, afwijzing ons plicht schijnt. Dat gevaar is: de beheersching van onze ge heele politiek door den caucus, de partij bazen met hun meerendeels uit betaalde krachten saamgestelde verkiezings-orga- nisatie. Reeds thans is dit gevaar verre van denkbeeldig. Hoe grooter het kiezerscorps, des te minder bereikbaar de kiezer, des te grooter de kring van onverschillige kiezers, en des to sterker de invloed van al of niet betaalde stem-ophaling en ver voermiddelen-verspilling. De gevolgen daarvan worden steeds verergerd door zekere wederkeerige werking. Hoe kost baarder en hoe omvangrijker de verkie zingsorganisatie, hoe grooter de invloed van de partij-bazen. Hoe grooter deze in vloed, hoe meer alleen hun werktuigen in de Kamer zullen komen. En naarmate de Kamer meer verpolitiekt, naar die mate wendt de natie zich meer van de politiek af, wat deze meer en meer tot een speelbal van do politiciens maakt. Een proces dat men o. a. in Frankrijk duide lijk heeft kunnen volgen. Nu wordt de kracht der partij-organisa tie bij het districten-stelsel door twee dingen eenigermate gebroken. Door sterke lokale invloeden, en door het feit dat men althans een klein aantal districten met weinig kostbare middelen kan ..bewerken". Het is moeilijk een stelsel van evenredige vertegenwoordiging te ontwerpen, waar bij de.ze voordeelenniet grootendeels ver loren gaan. Evenredige vertegenwoordi ging vertoont, hoezeer begeerenswaard, in het algemeen de strekking, om de in dit opzicht ongunstige ontwikkeling van ons politieke leven te bevorderen. De meening als zou zij een zegen zijn voor kleine politieke partijen of de verkiet zing van alleen-staande eminente mannen bevorderen, is, hoe wijd verbreid ook, weinig anders dan een dwaling. Thans kan een kleine partij zich althans op een klein aantal districten werpen en deze door intensieve bewerking trachten te winnen. Bij evenredige vertegenwoordi ging, als de verkiezing in zéér groote districten plaats heeft, moet zij een een groot deel van het land onder han den nemen waartoe haar in den regel personeel en geld zal ontbreken. De er varing in België heeft geleerd, dat zelfs een zoo krachetige beweging als de Vlaam- sche maar zelden den gang der groote politieke partijen heeft kunnen door breken. Het stelsel onzer Staatscommissie nu, in plaats van de nadeelen der moderne po litieke ontwikkeling zoo veel mogelijk te temperen, werkt die tot het uiterste in de hand. In schijn stemt de kiezer op een be paald persoon, in wezen op een partij. Het kan zijn dat hem de vergedreven partij tegenstellingen mishagen: hij heeft geen enkel middel om door zijn stem daarvan te doen blijken, hetgeen anders een van de voordeelen der meeste stelsels van even redige vertegenwoordiging is. Maar nog erger: niet alleen kan hij eigenlijk slechts op een partij stemmen, ook op de keuze welke van de candidaten dier partij hij zou willen aangewezen zien, heeft hij nagenoeg geen invloed. Immers, de verkiezing wordt bijna uit sluitend bepaald door de volgorde, waarin de candidaten op de lijst zijn geplaatst, gelijk wij in ons eerste artikel deden uit komen. Die volgorde wordt aangegeven door de candidaat-stellers, dat is door de kiesvereenigingen, dat is, daar uniformiteit in zeer grooten kring noodig is, in laatste instantie door de partij-besturen. De verkeerde werking daarvan wordt nog verergerd door het feit dat het heele land eigenlijk één district; vormt. Iedere partij zal nu zorgen dat in iederen kies kring minstens één lijst wordt ingediend, waarop haar leider bovenaan staat. Om de verkiezing van dezen vooral niet in ge vaar te brengen zullen de meeste kiezers het hokje voor zijn naam zwart maken, waarmee zij immers de partij niet bena- deelen. Het resultaat zal zijn dat de lei der veel te veel stemmen haalt, deze naar de uiteengezette methode, voor een deel aan de volgende candidaten op de lijst ten goede komen, en de kiezer dus géén wezenlijken invloed op de bezetting van een groot deel der Kamerzetels oefent, behalve dan wat de politieke kleur der af gevaardigden betreft. Tot welke dwaasheden dit kan leiden moge uit een voorbeeld blijken. Een lijst heeft 2000 stemmen verworven; het kies- quotient is 500, zoodat zij aanspraak heeft op 4 zetels. Er staan 5 candidaten op de lijst, die verkregen: A 1280 stem men, B 125, C 300, D 50 en E 245. Naar de in het vorig artikel uiteengezette regelen worden nu gekozen verklaard A, B, C en D. Terwijl E, die 245 semmen haalde, dus niet gekozen is, zijn B en D, die respectie velijk 125 en 50 stemmen kregen, dat wèl. ZuLk een voorbeeld, allerminst gezocht, veroordeelt het geheele stelsel. De wer king ervan zou zóó geheel buiten het be grip der kiezers blijven en zooveel veront waardiging wekken, dat een proef vodi- doende zou zijn om een algemeen geroep om wijziging te doen opgaan. Ons belastingstelsel. In D e T ij d geeft het Eerste-Kame-rlid mr. A. H. J. van den Biesen, in plaats van de heele reeks belasting-voorstellen, een ontwerp van wet in overweging, dat In grove trekken, naar de meening van den schrijver, als volgt zou kunnen luiden. Art. 1. Behalve de successie-belasting, worden geheven eene belasting op het Vermogen en op het Inkomen van ieder, die binnen het Rijk woont, benevens van alle binnen het Rijk in den zin dezer wet gevestigde Rechtspersonen. Art. 2. De belasting op het Vermogen bedraagt ten hoogste 1 pCt. van het belaste baar vermogen en die op het inkomen ten hoogste 10 pCt. (zoo mogelijk minder, zoo noodig meer) van het belastbaar inkomen. Bij afzonderlijke wet zal nader worden geregeld, wat onder „belastbaar inkomen" en „belastbaar vermogen" moet wordeai verstaan, welk percentage van een en an der zal moeten worden betaald en door wie, benevens de wijze, waarop de aan slagen zullen worden vastgesteld en geïnd. Art. 3. De Gemeenten zullen gerechtigd zijn op beide belastingen opcenten te hef fen tot een maximum van vijftig, welke door het Rijk zullen worden geïnd en aan de Gemeenten zullen worden afgedragen. Art. 4. Andere belastingen zullen noch door het Rijk noch door de Gemeenten worden geheven, behalve de in art. 5 ge noemde. Art. 5. Ter aflossing van de vrijwillige geldleening en de daarop nog te betalen renten, geregeld bij de leeningvvet 1914, zullen worden gehandhaafd de accijnzen op wijn, zout, suiker en gedistilleerd, tot dat daaruit die leening geheel zal zijn af gelost. Een dergelijk belastingste1/el zou, be halve zijn eenvoud en de billijkheid, ook nog dit voordeel hebben, dat aan dan han del geen belemmerende bepalingen in den weg worden gelgd, dat iedere willekeur in het te belasten object is uitgesloten en dat de kosten van inning der door het Rijk en de Gemeenten te heffen belastingen met tonnen gouds zouden worden vermin derd. De kosten van administratie van de nieuwe of verhoogde belastingen met in begrip van de kosten der handelsstatistiek worden, blijkens de memorie van toelich ting op het thans ingediende ontwerp, alleen al begroot op f 1,500,000. Staten-Generaal. Staatsbegrooting voor 1916. Memorie van Antwoord. Handhaving der neutrali teit. Het verheugt de regeering dat haar poli tiek tot behoud onzer onafhankelijkheid en tot strikte handhaving der neutraliteit blijkbaar algemeene instemming vindt. Dat enkele organen der pers niet schij nen in te zien van hoe groot belang hand having der neutraliteit voor ons land is, heeft ook de regeering met leedwezen ont waard. Onze pers, tot welke partij* ook behoo- rende, vervult haar verantwoordelijke en uiterst moeilijke taak op een wijze allen lof waardig. Zij vindt in haar zelve de mid delen en de kracht enkele uitwassen on schadelijk te meiken. Dienstweigering. Een strafvervolging tegen onderteeke- naars van het onlangs verspreid manifest, waarbij dienstplichtigen tot dienstweige ring worden aangespoord, wordt inge steld. Men mag aannemen dat verscheidene onderteekenaars van het manifest, den ernst van hun vergrijp niet hebben inge zien. Zij zijn in de gelegenheid alsnog daarvan blijk te geven. Geen bemiddeling. De Regeering is er ten volle van bewust dat, ook al wordt ons land niet in den oorlog betrokken, voor ons beëindiging van den volkerenkrijg van onberekenbare waarde zal zijn. Maar zij geeft er zich tevens rekenschap van dat geen poging kans van slagen heeft die door een of meer der oorlogvoe rende mogendheden om welke reden dan ook met wantrouwen zou worden ontvan gen of zou worden beschouwd als een on welgevallige, alleen door het belang^ voor geschreven inmenging. De regeering mag zich door haar zucht om den vrede te be vorderen niet laten verleiden tot ontijdige stappen, die de positie van ons land en het doel dat zij zou willen bereiken slechts kunnen schaden. De mobilisatie van het leger. De regeering deelt het gevoelen dat de vraag of in de tegenwoordige omstandighe den nog steeds noodig is het geheele leger op de been te houden, een vraag is van algemeen regeeringsbeleid, die niet uitslui tend de ministers van Oorlog en Marine raakt. De regeering wenscht zich in geer enkel opzicht aan da op haar rustende verantwoordelijkheid te onttrekken. De moeilijkheid, die i&op te lossen, wordt gedeeltelijk behoerscht door de vraag op welke wijze en binnen hoeveel tijd, indien een gedeelte der weermacht naar huis wordt gzondon, weder over het geheel dier macht zou kunnen worden beschikt. Die vraag van zuiver lechnischen aard is niet alleen overwogen, maar de n o o d i g e maatregelen zijn tot in kléine details voor ver schilt en de gebeurlijkhedon uitgewerkt. Vermindering der weer macht. Veel ernstiger is de vraag of de regeering met het oog op den strategischen toestand van ons leger en de verplichtingen die de handhaving onzer neutraliteit ons oplegt, de verantwoordelijkheid voor een min of meer aanzienlijke vermindering der dade lijk beschikbare weermacht zou mogen aanvaarden. Een vergelijking met andere landen kan ons daarbij weinig dienstig zijn omdat de geografische en militaire toestanden geheel anders zijn en omdat, de internationale politieke verhoudingen dier volken grootendeels aan onze beoordeeling ontsnappen. Dat het, ook bij gunstige internationale verhoudingen, risico medebrengt indien het leger niet ieder oogenblik ten volle pa raat is, is wel niet twijfelachtig. Tot dus ver heeft de Regeering gemeend iet meer risico te mogen aanvaarden dan ook reeds thans aan de gegeven verloven, waarvoor het aantal, naar verhouding van de legcr- sterkte, geleidelijk is opgevoerd, verbon den is. Erkennend dat de bezwaren voor de natie steeds toenemen, overweegt zij opnieuw of en in hoever het mogelijk is nog meer verlichting van den be- staanden druk aan te bren gen. Memorie van Antwoord. Comité 'generaal. Openlijke bespreking van de motieven die de Regeering tot haar bestuiten heb ben geleid of tn de naaste toekomst zulten leiden, acht zij met 's lands belang ai iet overeen te brengen. Het ware trouwens te duchten dat doze bespreking ons van, het beoogde 'doel zou verwijderen. Ook tn comité-generaal zou de Regeering niet on belangrijke terughouding moeten in acht nemen. Het nut van zoodanige bespreking ziet de Regeering aiiet .in. Mocht echter de Kamer tot Comité-generaal besluiten, dan houdt de Regeering onder gemeld voorbe houd zich te barer beschikking. De landstorm. De oefening van den landstorm ge schiedt zoo spoedig en in zoo ruime mate als doenlijk. Aan wijziging van de land stormwet is derhalve vooralsnog geen be hoefte. Verzoeken om verloven worden in derdaad met groote nauwkeurigheid en zonder aanzien des persoons behandeld. Aan den opperbevelhebber ia de regeling der zoogenaamde algemeene periodieke verloven opgedragen. AlLe andere verloven worden dn den laats',.en tijd door of van wege den minister van Oorlog verleend. D-e moei1 lijkheden vermeer deren. De moeilijkheden), waarvoor de Regee ring zich voortdurend geplaatst ziet, ver minderen niet, maar nomen toe naarmate de oorlog langer duurt. De import van voedingsmiddelen en van de grondstoffen van onze nijverheid is meerendeels afhan kelijk van het vertrouwen, dat zij hieit we der naar de tegenpartij van het exportee- iend land worden uitgevoerd. Voor een groot deel is de tusschenkomst van de N.O.T., die aan onzen handel en industrie onschatbare diensten, heeft bewezen en welke van de Regeering onafhankelijk ie, voldoende gebleken. Doch een belangrijk terrein blijft over, waar de Regeering FEUILLETON. De noodlottige erfenis. Ill) (S 1 o t.) Swift vond het beter dit goede voorbeeld te volgen., dus zette hij zich met zijn agenten aan tafel, dicht bij die van Mored en gebruikte met hen eveneens een diner waarbij zij hun, man niet uit het oog ver leren. Nog onbewust van het onheil dat hem boven het hoofd hing, at MoreL smakelijk e.i besnoeide zijn diner met een stevig glas v ijn. James en zijn agenten lieten zich ook niet onbetuigd, alleen het dessert moesten zi| prijs geven, want Morel had zijn menu al verwerkt en na een sigaar opgestoken te hebben, wandelde hij gerost naar bui- t«n. De politie volgde hem op den voet en, juist toen hij de straat bereikte, legde een der agenten hem de hand op den schouder en fluisterde hem toe: In naam der wet zijt gij mijn aange houdene. Geen tegenstand, volg ons. Een huivering overviel den. misdadiger. Hij begreep inderdaad dat tegenstand nutteloos zou zijn en* zonder een woord te spreken, volgde hij de agenten naar een rijtuig, dat op korten afstand vooraf zijn orders had gekregen. Deze in hechtenisneming was zoo vlug lp haar werk gegaan, dat geen der voor bijgangers er acht op had geslagen. Het rijtuig met Swift, de agenten en de gevangene rolde voort naar de prefectuur PP de Seinekade. Onder 'het rijden dacht Morel na. Wanneer men hem zoo plotseling aan hield. da.n moest man wel degelijke bewij zen tegen hem hebben. Geen hoop meer. De misdaden waren ontdekt en zijn aan deel daarin was inderdaad verpletterend. Reeds de moord op Bernard d'Altered alleen was voldoende om hem onder de guillotine te brengen of in het gunstigste geval tot levenslangen! dwangarbeid te doen veroordeelen. Hij had nu een jaar lang geleefd als een groot heer, -het .leven van den galeiboef schrikte hem en ook ^.xlde hij zrich niet blootstellen aan die marteling van de pre ventieve hechtenis, de instructie en heit onderzoek voor het hof van gezworenen. Veel beter er dan maar in eens een eind aan te maken. Het ligt in den aard der misdadigers om steeds op straffeloosheid te hopen, maar de giftmenger maakte op dien rcgefl een uitzondering. Hij had steeds rekening gehouden met de mogelijkheid van ontdekking en straf en. hoe on waarschijn! ijk hem deze ook toescheen, toch had hij zijn maatregelen genomen om zich in het ongunstigste, ge val aan de straf te onttrekken. Sedert den. dood van Bernard d'Alleret had het fLeschjè"met vergift, waarvan zijn slachtoffer nog slechts de kleinste helft had gebruikt, Morel niet) meer verlaten. Of hij het bewaarde als een talisman dan wel ais een laatste redmiddel, zooveel is zeker dat hij er niet van scheiden kon. Met een herweging, snel ais een gedachte en voor dat de politiemannen, die bij hem in het rijtuig zaten het hem hadden kun nen beletten, trok Mo-rel het fieschje uit zijn vestzak, trok er met zijn tanden de stop af en verzwolg den inhoud'. Swift trok nog zijn. arm terug, maar het was te ila'at. Het. ledige fieschje viel op den grond van het rijtuig en de misdadiger, die! zich zelf gericht had, zonk dn de kussens ach terover. Vervloekt! riep Swift, hij heeft ver gift ingenomen. De berde agenten keken den aangehou dene verschrikt aan. Reeds begon het vergift zijn werking. Zenuwachtige schokken gingen door het lichaam van. den man, die zacht kreunde van pijn. James rukte het portierraampje open en •riep den koetsier toe: Niet naar de prefectuur, naar het dichtbijzijnde hospitaal en rijd zoo 6nei mogelijk. Het rijtuig sloeg een zijstraat in en stoute weildra voor een hospitaal, waar Swift den dienstdoen-den geneesheer in korte woorden meedeelde wat er gebeurd was. Men ilegde Morel op een bed' en deed nog ai wat. men bedenken kon om do wer king van het vergift tegen te gaan. Vergeefs. Na een vreeselijken doodstrijd van en kele uren, waarin hij alles moest doorma ken wal hij zijn slachtoffer had aange daan. blies de moordenaar den taats ten adem uit. BESLUIT. Niets stond nu meer het huwelijk van Rosie Walton met Gilbert Danville in den weg. want Lizzie was met haar zuster he,r- eenigd en de kleine Sylvain was haar te ruggegeven. Evenwel durfde de jonge dokter er niet op aandringen dat RosLe haar belofte, zijn levensgezellin te worden, zou nako men. Hun beiden scheen het toe, dab hun ge luk meer volmaakt zou zijn, wanneer zij het niet overhaasten en nog wachten tot dat alle zaken vereffend waren. In de eerste plaats moes de fout in den burgerlijken stand, veroorzaakt door de valsche aangifte der geboorte van Sylvain als zoon van Hector d'AIileret en Lla<rie de Regiille hersteld worden, want eerst dan zou Lizzie als moeder van het kind wettig erkend zijn, maar om die fout te herstel len was in de eerste plaats een rechter lijke uitspraak noodig bepalend dat de ge dane aangifte valsch was. Die rechterlijke uitspraak kon pas ver kregen worden door het proces tegen Vic tor Berthenay en zijn. medeplichtigen, maar dank zij de bewijzen door Swift met zooveel scherpzinnigheid' tegen dori misda diger' bijeengebracht, dank zij ook de be kentenis van Liane, die alle inlichtingen verstrekte, welke zij maar geven kon, vor derde het onderzoek met reuzenschreden en kon de zaak spoedig door het Hof van Gezwoornen in openbare behandeling wor den genomen. Het was een geruchtmakend proces, dat door heel Parijs met belangstelling werd tegemoet gezien. De ineenstorting eener familie, waarvan niemand de innerlijke voosheid had ver moed, het blootleggen van een weefee l van intriges, waardoor een gewezen dief en een darne van twijfelachtig verleden zich anderhalf jaar a'.s milMonnairs en echte •aristocraten hadden voorgedaan, leverden stof té over op voor een dier mondaine schandalen, waarop de Parijzenaars zoo verzot zijn» Allen, die de glorie van liet grafelijk echtpaar hadden bijgewoond, die de gasten waren geweest op de schitterende feesten, gegeven op het kasteel Courtevron of in het 'hotel aan den boulevard Hausmann, wilden dit paar nu ook op de bank der be schuldigden zien en een publiek, als bij een eerste vertooning in een, der voornaam, sfce schouwburgen, vulde de rechtzaal toen het proces een aanvang nemen zou. Berthenay had tijdens het onderzoek al begrepen, dat hij verloren was, doi hij niet kon volharden bij zijn bewering, in-, derdaad de graaf Hector d'AHeret te zijn en den naam Victor Berthenay slechts ie hebben aangenomen in den tijd dat zijn (levenswijze een smet op dien adellijken naam geworpen zou hebben. De bewijzen tegen hem waren verplette rend, zoowel van het onrechtmatig dro gen van den -naam en titel aLs van den moord op den man, wien hij ze had ont stolen. Ook viel niet te ont-kennen, dat hij de aanstichter was van den moord op Ber nard d'Ableret, hetgeen te bewijzen wait door de verklaring van Swift en door den zelfmoord van Morel. Met koele onverschilligheid bekende hij zoowel in het onderzoek ale voor het Hof von Gezwoornen, al zijn misdaden, zeurteer ook maar het minste berouw te toonan^. als een man, die vooraf reeds weet, weUt lot hem wacht en dat niets hem daaraan zal kunnen onttrekken, dat hij op geen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1