OFFICIEELE KERKLIJST
2)a Sieidóobd (Bou/tont
Derde Blad.
ir/a!Gv>r/3|G^r/s!(S«ro|(3sr/3
Kr/araws raws rar/stGMa
!<?\7SEOa
VAN
E2Ü
E21
eue)
w®
ra
roiCTtTOlG^iTOlCTI^gMTOlgMmig^tTOItKWraiBWfóTGM^lG^SItaWiglG^^G^/SlGJlTOtgi^fólgiWgOiGiWraiGffWaTSg
aterdag 30 October 1915.
Jlerheiligen -- Allerzielen.
ook,
De gedachtenis der heiligen, die het loon
«nieten van Gods aanschouwing in den
lanel verbindt de Kerk in haar Officie
nmiddellijk met de gedachtenis der zie-
ieAi die in de plaats van reiniging, ver-
rtoken van Gods zaligende tegenwoordig
heid, het uur van verlossing vei'beiden.
het samengaan dezer gedachtenissen
(dl zij^ de Leeimeesteresse des levens,
jjare kinderen voorhouden de verheven
^temming des menschen en den weg, die
heen leidt, het geluk van den hemel
vrucht der boetvaardigheid. Want in
«aden geboren, zijn wij in ons leven
maar al te veel aan de zonde dienstbaar,
zullen God niet eerder aanschouwen,
jan na onze zielen te hebben gereinigd
j»r daden van boete hier of hiernamaals.
Het leven echter met zijn zorgen en
lommernis voor het tijdelijke, met zijn
inleiding tot gemak en zinnelijkheid,
wrdo&zelt vaak de gedachte aan boete,
terwijl zelfs de rechtvaardige dagelijks en
onbewust zich schuldig maakt aan
i en overtredingen, welke, hoe klein
noodzakelijk schuld en straf met
zich medebrengen en uitboeting noodig
maken. Welke ziel dan zal bij de schei
ding van het lichaam rein en zuiver ge
feest zijn voor liet Ongeschapen Licht
van Gods tegenwoordigheid?
,0mdat de rechtvaardigen, zegt de H.
Thomas van Aquine, somtijds sterven
in dit leven voldoende boetvaar-
te hebben beoefend, en toch het
loon tor eeuwige zaligheid, die zij ver
dierf hebben, hun niet mag worden ont
houden, terwijl van den anderen kant
hun schuld niet ongestraft kan blijven,
daarom is het noodzakelijk^ dat zij één
maal het loon der eeuwige zaligheid ont
vangen, doch tijdelijk nog gestraft wor
den." Dezulken kunnen den hemel niet
binnengaan, alvorens te zijn gelouterd in
hot vagevuur. In deze plaats van boete
leven de zielen der rechtvaardigen, ge
scheiden van het lichaam en daardoor
onttrokken aan de wisselende indrukken
van het aardsch bestaan, een zuiver gees
telijk leven. Bevrijd van alle zinsbegoo
cheling verdiepen zij zich in God en de
Iwaarheid, zooals hier op aarde bij de
verstrooiingen des levens nimmer moge
lijk is. De duizende klanken van het we-
reldsche leven, waarvan de echo ons in de
heiligste uren komt storen, zijn verstomd;
de kleurige, dikwijls verwarrende voor
stellingen onzer rustlooze verbeelding,
die de ziel als betooveren, zijn met het
lichaam gebroken: dat alles is voorbij als
een droom in den nacht, want de dag der
eeuwigheid is begonnen.
Heel het verleden, alle doen en laten,
ligt voor die zielen thans open, zij voelen
iedere schuld, ook de kleinste, in haar
volheid tegenover den oneindig heiligen
God, Dien zij klaarder kennen dan in dit
leven. Aangetrokken tot God door de
sterkste en meest zuivere liefde,, dragen
Jij de volle zwaarte van haar ballingschap,
ia de plaats der zuivering.
Eén ding echter troost haar in dezen
kerker: do hoop op bevrijding; één ding
sterkt haar in dit lijden: de liefde tot God.
Want die zielen beminnen Dengene, Die
haar. kastijdt; zij hebben de straffen lief,
welke haar rein maken voor God; zij wil
len lijden, totdat alle smet van haar is
weggenomen. En wij, die nog behooren
tol de strijdende Kerk, blijven met de lii-
dende zielen in gemeenschap door gebed
offer, voorgegaan door de H. Kerk,
e al hare kinderen, ook degenen die
misschien lang x-eeds vergetejn zijn, ge
dankt op den Allerzielendag.
Ziedaar in enkele trekken de leer der
ark over het vagevuur, een echt chris
telijke en tegelijk zoo menschelijke leer,
welke een ruim veld opent voor Gods
Barmhartigheid, zonder Zijn heiligheid en
Rechtvaardigheid te schaden, waardoor
aari het menschelijk gemoed voldaan
wordt zonder den ernst van den güds-
te kort te doen, waardoor ten
slotte het alleen mogelijk is vast te houden
,^aa de strenge plichten van het christen
zonder den mensch den moed en de
op zaligheid te ontnemen. Door dezen
schat der aloude Moederkerk te ver we r-
Pön, heeft het Protestantisme dan ook
aan het mecnscheJijk hart éen grooten
troost ontroofd, en den mensch gedwon-
jj0n in de gestorvenen, die van ons heen-
jjtagen, te zien of een heilige of een ver
doemde. Is het dan wonder, dat langza
merhand in het protestantisme een rich-
ontstond, die de eeuwigheid der
0 straffen ontkennen durft of al-
•taans betwijfelen? Een protestantsch theo-
heeft dan ook gezégd: ,,een leer aló
16 v^n het vagevuur mag men niet hoog- 1
dig verachten en zonder meer ver-
j öT>en. Onder de protestantenzijn ve-
dfil *fk0r te gemakkelijk met de gedachte,
de dood hen onmiddellijk ln de zalig-.
beid zal brengen van Gods tegenwoordig
heidNaast den troost door de recht
vaardiging, verbergen wij voor ons gaarne
het woord van den Apostel, dat zonder
heiliging niemand den Heer zal aan
schouwen." (Zezschwitz, Zur Apologie des
Christentums, 405.)
Als van nature dringt zich bij den
mensch de behoefte op, niet slechts om
bloemen te leggen op het graf onzer dier
baren, en gedenksteenen te plaatsen ter
vrome herinnering, maar ook en vooral
om met hen verhonden te blijven door den
band van werkzame liefde, om iets te doen
voor de rust hunner zielen. In de zeden
van alle volkeren ligt die behoefte uitge
drukt onder verschillende vormen, en
zelfs het „rust in vrede" van den onge-
loovige, voor hem een ledige formule, is
de opeiibaring van den natuurlijken drang
des harten hulp te brengen aan de zielen
der afgestorvenen.
De staat van zuivering in het vagevuur
is overeenkomstig zijn doel en beteekenis
van voorbij gaanden aard. Na korteren
of langoren duur volgt de aanschouwing
van God in den hemel, de gelukzaligheid.
Dan rijst voor de zielen de Zon, waarvan
zij het morgenrood in het geloof reeds
aanschouwden, zij zullen God zien, gelijk
Hij is, in volle hee&lijkheid. Dat is het
geluk der zaligen, wier gedachtenis de
Kerk viert op den feestdag van Aller
heiligen^ In de bovennatuurlijke keimiis
van God als hoogste waarheid, gevolgd
door ©en bovennatuurlijke liefde tot God
als hoogste Goedheid, bereikt de redelijke
ziel in kennis en liefde haar hoogste vol
maaktheid en geniet in het rustig bezit
daarvan de gelukzaligheid, welke terecht
genoemd wordt het eeuwige, d. w. z. het
volle leven dor .ziel. God aanschouwen, wie
zal den diepen zin dezer enkele woorden
peilen? „Wij zijn niet in staat, zegt de
H. Augustinus, dit uit te dnikken, echter
mogen wij daarom niet geheel zwijgen."
God aanschouwen, dat is Hem zien in al
Zijn schoonheid en Majesteit, in Hem
kennen alle geheimen des geloofs, de won
deren der schepping, de wegen der verlos
sing. God aanschouwen, dat is zich zelf
zien in God, bevrijd van zonde en lijdein,
bevrijd van de vloek der vergankelijkheid,
dat is deel hebben aan Gods leven in on
gestoorde rust, in altijd nieuwe liefde,
met altijd nieuwe zaligheid. God leeft in
de ziel en doordringt al hare vermogens,
de ziel rust in den zaligenden schoot van
Gods Wezen.M
Dat is het geluk van Gods lieve heiligen,
het geluk van den hemel, de zegepralende
Kerk, waar het eeuwig overwinningslied
wordt aangeheven. In en door Christus
echter, het mystieke. Hoofd der geheele
Kerk, zijn de zaligejx des hemels, de lij
dende zielen in het vagevuur, en de strij
dende christenen op aarde vei'bonden in
de gemeenschap der heiligen. Op Aller
heiligen voert ons de Kerk naar het ver
blijf der zaligen, op Allerzielen naar de
zuiveringsplaats der lijdende zielen, op
dat wij door onze voorbeden den hemel
voor haar zouden openen. Zoo in het-ge
loof gezien, wordt Allerzielen, hoezeer ook
in staat om droeve hei'inneringen in ons
te wekken, een jubeldag voor vele afge
storvenen, die, verlost door de smeekingen
der christenen op aarde en de voorbede
der zaligen in den hemel, worden bevrijd
uit hun ballingschap, om met de heiligen
God te bezitten in eeuwigheid.
23e ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den brief van den H. Paulus aan
de Phiilippijnen III 1721 en IV 13.
Broeders! Weest mijne navolgers en let
op diegenen, welke zóó wandelen als gij
ons tot een voorbeeld hebt. Want daar
wandelen er velen, van wie ik u dikwijls
zeide, (en nu ook weenend zeg,) dat zij
vijanden zijn van Christus' kruis, wier
einde verderf is, wier buik hun God en
wier eer in hunne schande is, die zin heb
ben voor het aardsche. Maar onze wan
del is in den hemel, van waar wij ook den
Zaligmaker verwachten, onzen Heer Jezus
Christus, die, ingevolge de werking, waar
door Hij Zich ook alles onderwerpen kan,
het lichaam onzer geringheid hervormen
zal, zoodat het gelijkvormig worde aan
het lichaam zijner heerlijkheid. Zoo dan,
mijne veel geliefde en zeer beminde broe
ders, mijne vrugde en mijne ki*oon! weest
aldus standvastig in den Heer, veelge
liefden!
Ik bid u Evodia en smeek Syntyche,
eensgezind te zijn in den Heer. En ook u
bid ik, oprechte medewerker! sta haar
bij, welke met mij gearbeid hebben in het
Evangelie, met Clemens en mijne overige
medearbeiders, wiep namen in het boek
des levens staan.
Evangelie uit den H. Matheus IX 18—26.
In dien tijd, terwijl Jezus tot üe scharen
sprak, zie naderde er een overste, die Hem
aanbad, zeggende: Heer- mijne dochter is
zoo even gestorven; doch kom, leg Uwe
hand op haar, en zij zal leven. Jezus nu
stond op en met Zijne Discipelen volgde
Hij hem. En zie, eene vrouw, die gedu
rende twaalf jaren aan bloedvloeiing
leed, naderde Hem van achteren en raakte
het boordsel van Zijn kleed aan. Want
zij zeide bij zich zelve: indien ik slechts
Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond
zijn! En Jezus, Zich omkeerend en haar
ziende, sprak: vertrouw, dochter! uw ge
loof heeft u gezond gemaakt. En de
vrouw was gezond van dat uur af.
Toen Jezus nu in het huis van den
overste gekomen was en de fluitspelei's en
de misbaar makende menigte zag, zeide
Hij: gaat heen I want de jonge dochter is
niet dood maar slaapt. En zij lachten Hem
uit. Als nu de menigte uitgedreven was,
ging Hij binnen, en vatte haar bij de
hand. En de jonge dochter stond op. Deze
mare nu werd door die gansche landstreek
verbreid.
Verklaring van het Epistel.
Ai was de H. Paulus over het algemeen
zeer tevreden over zijn Philippiërs, ook on
der hen waren er dwaalleeraars opge
staan, die daarenboven door een losban
dig leven de jeugdige christengemeente
in gevaar brachten. Broeders, weest mijne
navolgers, zoo luidt tegen hen Paulus'
waarschuwingen en ziet naar hen, die zoo
wandelen, gelijk gij ons ten voorbeeld
hebt: d. w. z. naar die leeraars, die hun
Leven inrichten naar het door ons gege
ven voorbeeld. De H. Paulus geeft dan
een beschrijving van de valsche leeraren,
voor wie zijne Christenen op hunne hoede
moesten zijn. Ik heb liet u vroeger meer
malen gezegd en niet zonder droefheid
herhaal ik het nu: er wandelen onder u
predikers, die ik niet beter kan betitelen
dan met den naam: vijanden van Christus'
kruis: want als gij, zooals zij leeren, de
wet van Mozes nog moet onderhouden,
dan is Christus 'tevergeefs voor u gestor
ven. Hun einde is het verderf, zoo ver
volgt de Apostel, hun buik is hun God, d.i.
zij zoeken al te zeer hun lichaam te goed
te doen door het genot van spijs en drank
en terwijl zij zich moesten schamen over
hun schandelijk gedrag, beroemen zij zich
op hun zinnelijk leven, kortom zij hebben
alleen oog voor het aardsche. Maar wij
en wie oiis voorbeeld volgen, wij houden
het-oog gericht óp den hemel. En waarom?
Eenmaal komt de dag waarop de Zalig
maker zal wederkeeren ten oordeel en dan
zal Hij ons zwak en sterfelijk lichaam in
een verheerlijkt lichaam veranderen, Hij
de almachtige, aan Wien alles onderwor
pen is. Die gedachte aan onze glorievolle
verrijzenis, die ons eenmaal wacht, moet
ons troosten bij de moeilijkheden des le
vens. Zij sterkte den geduldigen Job in
zijn lijden, zoodat hij uiti-iep: Ik weet dat
mijn Verlosser leeft, en dat ik op den laat
ste®. dag uit het stof zal opstaan en in
mijn vleesch God zal aanschouwen. Die
gedachte staalde den moed der zeven Ma-
chabeesche broeders, wier marteldood in
de II. Schrift verhaald wordt. Het is voor-
deelig, zoo .zeide één van hen, door 's men-
schen handen te sterven, als men ver
trouwen mag, dat God ons tot een nieuw
leven zal doen verrijzen. Doch dan dienen
wij te volharden ten einde toe volgens de
woorden des Apostels.
Het Epistel eindigt met eenige verma
ningen aan bijzondere personen gericht.
Syntyche en Evodia, twee godvruchtige
vrouwen, die veel hadden gewerkt voor
de verbreiding des Evangelies, moesten
hare kleine twisten bijleggen en eensge
zind zijn in den Heer; en de bisschop van
Philippi (zijn oprechten medebroeder
noemt hem Sint Paulus) werd gevraagd
haar en Clemens en de andere
predikers behulpzaam te zijn in hun
ne goede werken, want deze ontvangen
hier van den Apostel de heerlijke-verzeke-
rihg', dat hunne namen stonden ge!-}
schreven in het boek des levens; m. a. w.
dat hun de eeuwige belooning des hemels
niet zoude ontgaan.
H. N. P. J. BERKHOUT,
Leimuiden. Kapelaan.
Verklaring van het Evangelie.
Behalve den tempel te Jerusalem, het
groote nationale Joodsche heiligdom,
waarheen alle mannelijke Israëlieten bo
ven den leeftijd van 12 jaren tegen het
Paaschfeest moesten optrekken, om aan
Jehova hun offers op .te dragen, had iedere
plaats van beteekenis in het Joodsche land
haar eigen bedehuis of synagoge. Daar
kwamen de Joden op den Sabbath bijeen,
om te luisteren naar de voorlezingen uit
de H. Schrift, en om door gebeden en lof
zangen God te eeren en te huldigen. Aan
iedere synagoge waren verbonden drie
oversten, die beJast waren met de zorg
voor het bedehuis en de godsdienstoefenin
gen. Zulk een overste was ook de man,
waarover het Evangelie van vandaag
spreekt.
Zooals de evangelist Marcus ons mede
deelt, was zijn naam Jaïrus en woonde hij
te Capharnaüm. Het hart vervuld van in
nige droefheid kwam hij den goddclijken
Zaligmaker /tegemoet, wierp zich snikkend
voor Diens voeten en smeekte Hem met
tranen in de oogen, dat Hij met hem mee
zou gaan, om zijn kind, dat zoo juist ge
storven was, ten leven op te wekken. Vol
gens den II. Lucas was het een meisje van
12 jaren, en was het kind nog niet dood,.
maar lag te sterven, toexi haar vader bij
Jezus kwam. Het medelijdende hart van
Jezus is getroffen door de geweldige
smart van den vader over den dood van
zijn .lief kind. Maar meer nog treft dein
goddelijken Zaligmaker het groote geloof
en het vaste vertrouwen, hetwelk spreekt
uit de woorden van den overste: „Kom,
leg haar „Uw hand op en zij zal leven".
Zoo oen levendig geloof wil Jezus ook be-
loonen; en daarom vooral is Jezus aan
stonds bereid, om gehoor te geven aan de
smeekbede van den bedroefden vader, en
volgt Hij hem met Zijn leerlingen.
Terwijl Jezus door een groote menigte
volks begeleid, op weg is naar het huisi
van den overste, dringt zich eensklaps
een vrouw door de dichte menigte. Reeds
twaalf jaren leed zij aan een jammerlijke
kwaal; al haar geld had zij aan de ge-
neesheeren uitgegeven en niets geen baat
gevonden, terwijl de kwaal steeds erg ex-
was gewoi-den (Marc. V 26). Toen zij
vernomen had van Jezus' goedheid exi
iiefde, van de tallooze ongelukkigen, die
aan Hem hun genezing hadden te dam
ken, vertrouwde en geloofde zij vast, dat
Hij alléén haar nog zou kunnen genezen.
En dat haar geloof groot was, blijkt wel
uit haar eigen woorden: „Indien ik
slechts Zijn kleed aanraak, zal ik gene
zen zijn." Daarom dringt en wringt zij
zich door de menigte heen, komt zoo vlak
achter Jezus en raakt slechts even Zijn
kleed aan. En op hetzelfde oogexiblik voelt
en bemerkt zij, dat zij is genezen. De god
delijke Zaligmaker wilde niet, dat het
groote geloof van die vrouw onbekend
.zou blijven, maar wilde het ten voor
beeld stellen aan de menigte. Want, zoo
als do H. Lucas uitvoeriger verhaalt, keer
de Jezus, nadat de vrouw Hem had aan
geraakt, zich aanstonds om, en vroeg:
„Wie heeft mijn klodderen aangeraakt?"
De leerlingen, die Jezus' bedoeling niet
kenden, wezen den goddelij'ken Zaligma
ker op de groote menigte, die Hem om
ringde en itegen Hem opdrong. Doch toen
sprak Jezus duidelijker: „Iemand heeft
Mij aangeraakt, want Ik weet, dat er een
kracht van mij is uitgegaan". Toen de
vrouw uit die woorden begreep, dat Je
zus wist wat er voorgevallen was, kwam
zij toit Jezus en viel hem te voet,
sidderend en bevend, daar zij vreesde
door Hem berispt te zullen worden, om
dat zij door haar kwaal volgens de wet
onrein was en niemand mocht aanraken.
En angstig, maar toch ook vol vreugde
vertelde zij ten aanhoor© van geheel het
volk, wat zij had gedaan en wat er met
haar was gebeurd. Doch Jezus stelde haar
aanstonds gerust met de liefdevolle woor
den: „Wees welgemoed, dochter; uw ge
loof heeft u gezond gemaakt." En van
dat oogenblik af was de Vrouw volkomen
en voor goed genezen van haar kwaal.
Weldra was Jezus nu het huis van
Jaïrus genaderd en ging met hem naar
binnen. Toen Hij de kamer binnentrad,
waar het doode meisje lag, trof Hij daar
aan een gezelschap fluitspelers en klaag
vrouwen, die volgens Joodsch gebruik
voor geld waren gehuurd, om bij het lijk
klaagliederen te spelen en treurzangen te
zingen. Aanstonds beval Jezus hun de
kamer te verlaten, „want het meisje is
niet dood, maar slaapt". Menschelijker-
wijze gesproken kunnen wij het verklaar
baar vinden, dat die menschen, bij het
hooren van deze woorden, Jezus uit
lachten. Maar zij wisten niet, dat Jezus,
de Heer van leven en dood, dat meisje
even gemakkelijk ten leven kon opwekken,
als wij iemand di<| slaapt wakker maken.
En vervolgens, is niet inderdaad de dood
voox- ons als een slaap, waaruit wij allen
na betrekkelijk korten tijd weer ten leven
worden opgewekt hij de verrijzenis der
lichamen aan het einde der tijden? Bo
vendien zond Jezus die menschen weg,
•omdat Hij niet wilde, dat zij getuigen
zouden zijn van het ontzaglijke wonder,
hetwelk Hij ging verrichten. Alleen haar
ouders en drie Zijner leerlingen, Petrus,
Jacobus en Johannes, mochten die eer en
dat voorrecht genieten. Toen de godde
lijke Zaligmaker dan ook met hen alleen
!was4 trad Hij op het doodsbed toe, nam
het kind bij de hand en sprak: „Meisje,
sta opl" En op dat goddelijke machtwoord
keerde onmiddellijk het leven in haar
terug en stond zij van haar doodsbed le
vend op. 't Is niet te verwonderen, dat
de tijding van dit heerlijke wonder als een
loopend vuurtje zich verspreidde ver in
den omtrek onder het volk, dat. daardoor
des te meer zal zijfn versterkt in zijn ge
loof aan de Godheid en de goddelijke zen
ding van Jezus van Nazareth.
CHR. S. DESSING,
Heilo, Kapelaan.
Liturgische beschouwingen.
XIII.
A. MISGEWADEN.
Kleuren (vervolg.)
2. Roode kleur.
Rood is de kx-achtigste, warmste en
prachtvolste aller kleuren. Is wit het sym
bool van het licht, rood verzinnebeeld het
vuur en door zijn kleur het blood. Wit is
des Ileeren stralenglans op den Thabor
als Hij zich vertoont in de heerlijkheid
van Koning des eeuwigen lichts; maar
ï-ood is hei gewaad, dat Zijn ledematen
siert voor Pilalus' rechterstoel, om ons te
toonen het vuur Zijner liefde in het pur
per Zijner wonden. Ih een lang wit ge
waad aanschouwde Joannes den Zoon
Gods in het midden der zeven gouden
kandelaax-s als den Koning der eeuwige
heerlijkheid; maar rood is Zijn gewaad aLs
Hij zegevierend uit den strijd terugkeert:
„en Hij was omhangen met een kleed, dat
met bloed besprenkeld was."
Als kleur van het vuur en het bloed is
het rood 't zinnebeeld van die blakende
verterende iielde welke de li. Geest uit-
stox-t in de harten: vooral van die liefde,
die het kostbaarste goed óp aarde, het le
ven, veil heeft en opoffert, maar,
stervend den marteldood, blijde triom
feert. Gelijk de nederzinkende zon
gloeit in het stralende avondrood, zoo
vlamt de liefde machtig-schoon in den
bloedigen marteldood. Te sterven voor zijn
geloof, hlet iis) de hoogste voljmaaktheidl
der liefde: „grooter liefde heeft neraand
dan die zijn leven geeft."
Na deze boschouwing, zullen we begrij
pen, waarom de II. Kerk zich siert met
het roode prachtgewaad op die feestcxi des
Heeren, die betrekking hebben op zijn hei
lig lijden (bv. feest van hot H. Kruis, van
het H. Bloed, enz.) Dan rijst wederom in
onzen geest de herinnering aan liet in
stroomen vloeiende offerbloed van Jezus
en aan do matelooze liefde van zijn god
delijk llzrt. Want bij de viering der hei
lige geheimen, van 's Heeren lijden ver
schijnt Hij voor ons „met rood geverfde
kleederen", strijdvaardig, die den zwa-
ren strijd voor onze vrijheid is begonnen
en in zijn bloed de zegepraal behaald
heeft. In den onvciwclkbaien, rozengloed
zijner bloedige kwetsuren laait op de niet
te blusschen liefdebrand van zijn erbar
mend vaderhart.
De roode kleur wordt eveneens gebruikt
op de feestdagen der martelaren (1), die
voor hun Heiland hun bloed hebben vex*-
goten en een,liefde getoond, welke stek
ker is dan de dood. Dc Apostelen en na
lïen zoovele duizenden ;}ijri gc,\'ireden iirtf
de met bloed doordrenkte voetstappen van
Jezus, Christus en dreigen nu den palm der
victorie voor den troon van het Lam.
Tenslotte: rood is de kleur van het hooge
Pinksterfeest. Want om ons te herinne
ren aan de vurige tongen, waaronder do
H. Geest neerdaalde op de Apostelen,
praalt de IIKerk, op dit hoogfeest in
het roode prachtgewaad. Die vurige ton
gen waren als zoovele pijlen, waardoor de
harten van d* Apostelen en van millioe-
nen zielen ontstoken werdert iri brandende
liefde en lxeldhaftigen offermoed.
„Mijn bruidegom is wit en rood", zingt
de bruid van het Hooglied (V 10), maar
dan is het ook passend, dat de bruid, Je
zus' Kerk, zich eveneens siert met het zach
te witte gewaad der reinheid en het vurig
roode kleed der goddelijke liefde. Zoo
moet haar feestgewaad zijn orn deel te
nemen aan het hemelsche bruiloftsfcestl
J. P. VERHAAR, pr.
1). Een uitzondering moeten we maken
voor den feestdag der II. II. Onnoozele
Kinderen waarover later.
KERKBERICHTEN.
AARLANDERVEEN.
Parochie van de H.H. Apostelen Petrus
en Paulus.
Zondag, Maandag en Dinsdag: 40-urengo-
bed.
ALPHEN.
Parochie van den H. Bonifacius.
Zondag: II.H. Missen 7 uur; 8.30 pur; 10
uur Hoogmis; 1.30 uur Catechismus;
2.30 uur Vespers; 4.30 uur Confer, van
het Juvenaat.
Na dc Vespers biechbhooren. zoolang er
achtereenvolgens biechtelingen zijn.
7 uur Lof met Rozenhoedje on üe ver
dere gebeden.
Geheel de week de II.II. MLsaen 7 uur,
7 uur (Kapel); 8.15 uur.
Maandag; Allerheiligen, te vieren als Zon
dag, oek voor de Militairen; de II.H.
Missen als. Zondag; 2.30 uur Vespers met
Rozenhoedje; 7 uur Vespers def overle
denen met predicatie. Na de Hoogmis en
Vespers bledtitöi ooren
Dinsdag: Allerzielen: de II.H. Missen, be
ginnen om 6.30 uur; olmsbreeks 9 uur
plechtige Rouwnxis; 7 uur Lof met Ro
zenhoedje.
Ponderdag: van 45 uur biechbhooren.
Vrijdag: 1ste Vrijdag, toegewijd aan hot
H. IIart); 8.15 uur gezongen H. Mis; 7 uur
Lof met Rozenhoedje.
BODEGRAVEN.
Parochie van den H. Wtlllbrordue.
Zondag: 7 en 10 uur II.H. Missen; 7 uur
Lof. Na de Hoogmis en van 5 uur af ge
legenheid orn te biechten.
Maandag: 7 en 10 uur H.II. Misse#. N& de
Hoogmis en van 5 uur af gedegenheid om
te biechten,. 7 uur Zie-Souvespers en pre»
dik at/ie.