Tweede Blad. De Oorlog. L JAARGANG No. 1841 ^e£cicbeli46oiifim\t Woensdag 27 October 1915. Uit de Pers. Wat gaat voor? De N ie u w e R o 11 e r cl C t. en. Het Vaderland, spreken, (belden, in ver- ({hiKenden toon doch even. onomwondeni, jun bewondering uéit voor den geweldigen arbeid, door minister Treub in konten tijd met de samenstelling van zijn meer dan twintig' bel-asitingvoorslelien verricht en prijzen daarvan zoowel de ai'.gemeene strekiking ais den onderlkigen samenhang. Opmerkelijk is evenweb in de beoordee- üre der twee liberale organen het verschil '^treffende de urgentie der behandeling en invoering van het nieuwe heöasting- steleel. De N. R o t-t. C t. is van meenlng dat er nauwelijks genoeg spoed mee kan worden gemaakt. Zij schrijft: „Pat voor hei' astingheiworming het psy chologisch moment er is, staat, dunkt ons, last. Heit land is, finanoieti, in groote moeilijkheid, en elk jaar,, dart wij op den ouden voet voortleven, zal de moeilijkheid van de oplossing grooter worden. Br is nog een reden, waarom belastinghervor ming op het oogein.biik dringend lis. Wan neer de vrede ixVEuropa gesloten zal zijn, tai het blijken, dat. de linanoiën van bijna a)!« staten in hope'.ooze verwamng zijn geraakt In a,lle landen zasi ea- naar worden gestreefd de financiën op nieuwe, vaste grondslagen te vestigen, zoo gauw moge lijk, omdat een gezand beftasihing,systeem eerste voorwaarde is voor gezonde binneh- landsche en bunten'.andscne politiek, en voor nieuwe economische ontvvikkeiljüng renditio sine qua non zal blijken te zijn. Het land', dat. het eerst zijn financiën weer op streek zal weten te helpen, krijgt in dm vreedzamen volkeren strijd, die na den oorlog, zal losbranden, een voorsprong. Wil öc'bitorblijft rn te baat. kamt, gaat ver loren. Wie het eerst op vaste basis het nieuwe neven kan aanvatten, krijgt oen gelukkige kans. Ook dit moge de Kamer bedenkenopdat zij haar groote verant woordelijkheid terdege beseffe." Het Vaderland daarentegen meent dat de Minister van Financiën gedubd zal moeten oefenen, dat ,,een zeer degelijk voorbereid onderzoek" van diit omvangrijk complex van voorstelden onontbeerlijk is ea dait misschien" de beschikbare tijd nog zal toelaten dat voor 1917 de Kamer zich in openbare zitlti'ng uitspreekt over Het financieel e -giro nid-b eg.i n selen -onit" werp Dan vervolgt het blad: „Van de behandeling der ontwerpen ïclve kan toch vóór 1917 geen sprake zijn, en dat nielt alleen omdiat het goed is ook in zooverre de Emgëische methode te vol gen, dat de kiezers zich ove;r zoo gewich tige -uitbreiidiing van en omweatitefiing in (Bis belastingwezen moeiten kunnen uit spreken,, wat te meer klemt nu een Grond - wetsherziening in, het zicht is, die ,op aan merkelijke uitbreiding van het kiezerstal aanstuurt.. Wij kunnen oom echter voor- Stellen, dat er zouden zijn, die over dió lxzwaar heenstappen, om den beslist de- mocratischen grondslag waarop dit belas tingstelsel1. is opgebouwd. Maar van open- hare behandeling der voarkleifjen zelf vóór 1917 kan ook daarom niet komen, omdat daardoor heit hoofdpunt van het program van de Regeerimg feitelijk van de agenda zou woixle,n afgevoerd. Zij, die dan ook reedis bij voorbaat riepen, dat de' belas tingplannen. vóór de Grondwetsheivzlening zouden moeten g.aan, gaven blijk de Re geer;,hg te miskennen. Wij hebben in dit Kabinet, hoe weinig ook geneigd tot den partijstrijd in den en geren zin des woords, FEUILLETON. De noodlottige erfenis. 94) Vergeef mij, dat dk u kom lastig val- kni, zeilde zij. lik ben reeds eenmaal aan uw huis geweest, toen ik nog mrexude mijn zuster daar te zullen vinden, maqr ver nam toen, dat gij afwezig waart. Sedert leb ik, door omstandigheden, die mij te pijnlijk zijn om ze u te herhalen, verno men^ dait gij genoodzaakt zijt geweest, van haar lie scheiden en haar te doen. verple gen in het gesticht van dr. Ca.zelès, maar ken ik daar kwam, was zij verdwenen. Ik heb èenigen tijd gewacht, in de-hoop, dat de bestuurder mij tijding zou kunnen zen der omtrent mijn arme Lizzie, maar miets! Tc.en verloor dk mijn geduld. Ik vernam, dat gij in Parijs waart teruggekeerd en besloot mij hot u te wanden, in de hoop., dat gij mij misschien iets naders omtrent mijn arme zusher zoudt kunnen meedelen. Dit begin had niets verontrustends, maar de avonturier achtte het toch gera den op zijn hoede .tie zijn. Zou dk u mogen vragen,, zeilde hij, vanwaar ^ij die bijzonderheden hebt? Zij zijn mij Trij toeval tor oore geko men, antwoordde Rosie, want sedert lang beeft .elke (briefwiisse'iing tussohen mij en mijn zuster opgehouden, doordat ik nooit antwoord op mijn brieven ontving. I® het mogelijk! riep Liane meti ge huichelde verbazing uit, gelukkig, dat zij ook iets zeggen kon. Zonder qp dien uitroep acht te slaan, verbelde ,de studente, door welk tdeval zij Vtrnomen had, dat haar zuster tiot de ver een ministerie van groot plichtgevoel, on daarom is iedere vrees, als die er mocht zijn, dat de Grondwetevoorsteuexi ons niet zeer spoedig zullen bereiken, en "tijdig ge noeg om dn 1917 tot de eerste lezing te ko men, in onze oogen hersenschimmig. Nie mand weet beter dan de Regeering, dat als het grondwetscheepje vooruitgaat en daarachter komt het zwaar beladen finan- ci-eele vaartuig, er dan goede kans is dat beide dn behouden haven komen, al zal dan .tussohen beider aankomst, een stem busstrijd liggen., maar dat een wedloop tusschen die twee, beide vaartuigen zou doen stranden op de vele klippen, vooral blinde, die in dat vaarwater liggen." Inmiddels K/eek uit. eon doo-r ons gisteren vermeld persgesprek dat de heer Treub zelf meer gevoelt voor de beschouwing van de ,,.N. Rott. Gt." Is uitstel gewenscht? Het Huisgezin schrijft; De „Standaard" lijkt niet ongeneigd, de kans voor de rechterzijde om in 1917 weer aan het bewind te komen te laten glip pen en op een overwinning eerst in 1921 uit te gaan. Wie zoo iets voorstaat vergete niet, dat in 1916 op'leven en dood om de Provin ciale Staten, m. a. w. om de Eerste Ka mer, .zal worden gevochten, en dat indien rechts dan de. zege behaalt, zij in de goe de stemming zal zijn oin in 1917 haai' over winning te voltooien. Hoe moet men het verder aanleggen om van den <eanen kant niet boven de 50 ze tels te komen en men wil natuurlijk toch geen quantité négligeable worden van den anderen kant te voorkomen, dat men te veel in het cijfer daalt en zoo den gewenschten invloed op den gang van" zaken verliest? Zal men hier veel, elders minder en weer elders geen ijver aan den dag moe ten leggen? Is het goed gezien, het verklaarbaar verlangen om èen verlorèn district te herwinnen, in te toornen en den tegen stander gelegenheid te geven zich er vas ter te nestelen? Waarom wil de „Standaard" het ver drijven van het linksche bewind ver schuiven? Omdat het ministerie, dat na de ver kiezingen van 1917 optreedt, liet finan- cieele vraagstuk te regelen krijgt en, viel aan een kabinet der rechterzijde deze taak .teil deel, het er bij de stembus van JL921 voor i-echts bijna wanhopig zou uitzien. Weet de „Standaard" dan nu reeds, dat de rechterzijde het financieele vraagstuk op een wijze zou oplossen, welke haar de gunst van het kiezerskorps beslist moet doen verbeuren? En staat het vast, dat wij de linkerzijde de financieele kwestie naar haar inzichten kunnen laten ï'egelen zonder in te grij pen, want de kans van een ministerieele crisis, welke rechts voor het oplossen van het vraagstuk kon stellen, mogen we in dezen gedachtengang niet loopen? Zijn we dus geniegd, de linkerzijde tot 1921 te laten betobben, in de hoop dat zij het zóó bont zal maken, dat .de kiezers dan de komst der rechterzijde aan het bewind als een vexdossing zullen begroeten? Een dergelijke speculatie komt ons min of meer gewaagd voor. Ze kon licht op een misrekening uit- loopen. De beste tactiek, en ook de waardigste, lijkt ons voor het oogenblik, reeds in 1917 \te doen wat wij kunnen om aan het linksche bewind, hetwelk wij immers niet in 's lands belang achten, een einde te maken. pleegden van dr. Cazelès behoorde, hoe zij terstond naar diens inrichting was ge sneld, dooh te laat gekomen was. Bij diilt alles vermeed zij den naam van Gilbert Danville te noemen en sp. ak alleen over „een dokter", die haar gewaarschuwd had. Zij sprak tevens vbl. lof over den, zenuw dokter Cazelès, dlie schitterende uitslagen had bei'eikit en dankte Hector en. Liane onder hartelijke bewoordi.rigeni, dat zij haar zuster aam ^itk een licht der weten schap. hadden toevertrouwd. Ilector, dne onder dit gesprek meer en meer op zijn gemak raakte., wees dezen dank af, met bescheiden te zeggen: Ik heb niet meer gedaan dan mijn plicht. De wijze, waarop gij di*i hebt opge vat-, en de goedheden die gij jegens Li-zcaie •hebt betoond, .hield de Anierikaan9che aan, hebben niettemin een diepen indruk op mij gemaakt. Ik bedacht dat wij elkaar misschien veel te zeggen hebben en dat er maatregelen zijn die wij te zamen kunnen beramen,, met het oog op sommige dingen, die gebeuren kunnen. Om die reden ben i.k zoo vrij geweest, mij tij u te laten 'aan dienen. Miss Walton heeft daartoe geen be paalde reden moodig, zij zal ons steeds van harte welkom zi jn, -sprak de graaf ga lant. Het is initussdhen alsof bet n'ood,'1oit wil dat wij elkander steeds onder treurige omstandigheden zullen ontmoeten. Wel treurig indercULad, stemde Rosie toe, wamt wij leerden elkaar kennen aan een doodsbed. Dat was onherstelbaar, ter wijl thans de toe<sóaii<l niob dezelfde ie en BUITENLAND. Van het Westelijk oorlogsterrein. Uit een brief aan het front. Gij zult denken: „Hij is dood zeker" zoo heet het ixi een brief in de „VI. St." neen jongen, verre van dood xiog, maar 'k heb toch 'n groote koude vast. 't Is ongeveer 5 weken geleden. Ik kreeg het orcler, met een sergeant 'n weg te gaan verkennen, om een ongeveer 80u meters lange passerelle te maken op de overstroo ming van den Yzer dicht nabij onze ge-* liefde geboortestad^ 't Was voor onzen Zondag! Wij verti-okken om 2 uren 's na middags. *1 Was op den rechter kant onzer stad dat wij moesten beginnen De sei'geant, een joviale kerel, geboortig in Frankrijk uit Belgische ouder», had veel goesting op zijn werk, juist zo a (Sis ik: ge moet weten, de verkenning moest gedaan worden in 't v?ater. Aangekomen dus op de plaats waar we beginnen moesten ontlastten wij ons van onze schoenen en trokken elk een paar laarzen aan. Den stok in de hand trok ken we vooruit en nota nemend van de diepte doorliepen wij de overstx'oornixxg. We waren nog niet danig ver toen we aan zoo'n lange reeks van die korte boomstruiken kwamen, zoo algemeen bij ons. Tastend met m'n stok peilde ik langs den ander kant 'n ongemeene diepte. Ik onderzocht heter en bemerkte dat wij 'n gracht over moesten. De sei'geant die niet zwernmexx kon vroeg mij dat ik eerst er zou gaan. Ik kroop dus op een der boom struiken en sprong over de gracht! neen te midden er intot aan m'n elle bogen en 'k viel omtrent omver van 't danig lachen! Ja, maar de sergeant moest er ook over en hij was zoo wat min of meer be nauwd van 't water om i-echtuit te zeggen geen waterduivel ('t geen ru'en lachlust nog meer opwekte). Hij ki'oop dus ook op den struik en wilde altoos sprin gen maardorst niet. En tot overmaat van ongeluk daar kwam er juist een obus in 't water terecht zoo'wat 00 m. van ons, zoodat 't water over onze hoofden spet terde. De sergeant springt-, en valt, och Ileere, dobbel op z'n knieën juist'over de gracht maar toch tot aan den buik in 't water. We waren er toch over; we verhaastten ons en kwamen zoo wat West van St. J. Al met eens voelde onze sergeant weerom 'o groote diepte: zijn stok was niet lang ge noeg om grond te raken: ik vaarde niet betei'. Wat gedaan? Koin kom! zegde ik tot den sergeant, ik zal mijn kleedren afdoen en er over zwemmen; ik zal seffens zien welke breedte en diepte wij hebben. Zoo .gezegd, zoo gedaan! Ik deed alles af behalve mijn reeds natte broek en zwom er over. In plaats van schoon water, kwam liet slijk al naar boven: ik was waarlijk een slijkduivei. Het was een vaartje van ongeveer 4 a 5 M. breed grond had ik niet. Op 't vaste land smeet de sergeant mij mijn kleei'en over. Ja maar, nu moest de sergeant er over. Ik -bad seffens 'n gedacht: Ik ging naar 'n nabijgelegen hoeve; daal' vond ik 'n staldeur en daaxmede naar mijn kame raad terug! Ik smeet de staldeux-, in 't wa ter en zwom er mede naar den sergeant. Ik stelde hem voor zich te ontkleeden en zich op de deur te zetten, ik zou zoo met hem overzwemmen... zoo gezegd zoo ge daan 1 De jongen ontkleedde zich en nau welijks wai'en z'n kleederen naar den overkant gesmeten of daar begonnen de Duitsche shrapnels naar ons te smijten: Zij hadden ons immers bemerkt. Alles ik heit geval niet. a's hooö'oos kan be schouwen. Hebt gij misschien reeds e enige aan wijzingen? vroeg Liane, met een belang stelling, die di'txnaal niet geveinsd was. Geen enlkele, antwoordde Rosie op recht-, maar ik kan niet gelooven da.t Liz- aie zich gedood heeft, on ik. acht die verenderetelling van dr. Cazelès op diit punt overdreven. Ik kan zie niet aannemen zoolang het brute feit er mij mi et toe dwingt. Ook ik, zeide de gravin, dne nu weer comedie speelde, zou zulk een cntlknoop-ing zoo smartelijk vinden, dat nk er niet aan denken, wil, maar wat mij tevens doet hui veren is de gedachte aan de ontbering, die onze lieve schoonzuster zioh oplegt. Mijn hart krimpt ineen en de tranen komen mij in de oogen wanneer itk bedenk, dat zij op dit oogenblik misschien honger lijdt, aan het al!ei-moedigste- gebrek heeft. Inderdaad, het is een aaneengescha kelde reeks van ongelukken, voegde do graaf er aan toe. Wanneer het maar men- isehelijkerwijs mogeMJk was daarin hulp te bieden. Geen offer zou ons daartoe te zwaar zijn, giing Liane voort met ton hornel ge slagen oogein. Wij zijn machteloos, verklaarde Rosie, die zilch door de huichelarij van het schur- kenpaar geheel liet Irtpaknèn, maar het ia mij voor 't minst een tróóst te izian, hoe lief gij haar hebt. Men behoeft haar slechts te kennen on" haar dief to hebben, zeide de graaf, ter- v ijlhij zijn zakdoek voor zijn oogen drukte, ofschoon die geheel tuaanloos wa- moest nu. rap gaaix want.de loode slxrap- nelballen vielen langs alle kanten, 't Was 'rx aardige tafreel: wij alle twee half ont kleed in de zoo uitgestrekte Yzerovexstroo- mixxgen binst dat de Duitschers ons be schoten. De sei'geant kroop dus seffens op de deur ik gaf hern een stoot en begon over te zwemmen. Ten halve de gracht ge komen kon ik de deur niet houden: zij zonk met den sei'geant er op. .\kelig oogenblik! Ik stekte den sergeant bij zijn ax-m en zwom alwat ik kon met hem over... Gelukkig alles liep goed af en we kwamen a bon port. Wat ik dan gelachen heb? De sei-geant had zoo een viei'de van 'n emmer van dit vuil water gedronken: hij zag er toch zoo bedrukt uit en had geen centje te vertel len. Nooit had ik meer plezier gehad maar we hadden niet veel meer te letten, wij kleedden ons aan en kwamen goed te W... aan... De nacht van oen ammunitie-voerman. Scheuermann vertelt de lotgevallen van een ammunitie-voerman, die in vi'edestijd een bekend schilder is, in den nacht van den gi'ooten aanval der Engelschen, zoo als hij die uit diens mond heeft gehooi'd. Ik was den geheelen dag onderweg ge weest, daar wij wegens den aanval eter Engelschen, die vexwacht werd, zeer veel schietvoorraad moesten vervoeren. Dood moe kwam ik in mijn kwartier en zou juist gaan slapen, toen het bevel kwam: onmiddellijk. 220U handgranaten bij een bepaald regiment brengen. Ik kleedde mij weer aan, nielp zelf nog bij liet laden en i-eed in den donkeren nacht zonder licht er op uit. De wegen kende ik nauwkeurig. Intusschen was de aanval van de EngeL- schen begonnen. Den gewonen weg kon ik niet volgen, omdat het daar granaten en shi-apnels regende. Ik moest dus een om weg maken en van achteren in het dorp komen, wat -niet aangenaam was. Eik oogenblik wierpen ontploffende gx-anaten een licht op den wagen en de Engelschen lagen nog slechts vier honderd meter van den weg af, dien zij met machinegeweren afkamden. Ik dacht niet er levend door heen te komen. Ik bereikte het dorp, waar ik duizend handgi-anaten moest afleveren. Terwijl ze afgeladen werden, sloeg eep granaat bij den wagen in en een paar mannen wefden vrij zwaar ge wond. In het dorp, dat de vijand syste matisch beschoot, was het dooj- de ont ploffingen en het instorten van daken en muren een leven, dat men elkaar in het oor schieeuwen moest om zich vei'staan haar te maken. Het dorp raakte intus schen onder een volmaakt ti'dmmelvuur. De keldei's had men zelfs moeten ontrui men. Niemand kon mij zeggen waar de staf van het tweede bataljon was, waar ik de overige 1200 handgranaten moest afleveren. Ik bracht mijn wagen in dek king voor een lxuis van twee verdiepin gen en door vragen gelukte het mij den regimentsstaf te vinden. Ik kwam in een schuilplaats, waar de kolonel met zijn staf bij een stompje vetkaars kalm brood en leverworst zaten te eten, terwijl rondom de aarde sidderde en beefde. „Ach de handgranaten" zei de kolonel. „Het is goed, dat gij die gebracht hebt, maar ik heb niemand orn die 'te lossen". Hij keek op zijn'horloge. „Het is kwart voor twaalf, om twaalf uur val ik aan om de Engelschen, die in den rand van het dorp binnengedrongen zijn, weer er uit te gooien". Op dat oogenblik kwam een soldaat bin nen en rapporteerde den kolonel: „Er ligt een vreemde vrachtautomobiel in de dorpsstx-aat en verspert den doorgang". „Wat! riep ik verschrikt, ligt mijn wagen in de dorpsstraat?" „Neen, verbeterde de soldaat, de wagen staat, maar er ligt een huis boven op". De kolonel besliste, dat ik ren. Het was zelfs ondenkbaar, dat zij 1 niet van oxus bloed was. Rosie moest een zucht onderdrukken. Zij bedach't hoe haai- zflstier aan deze vreemde rnenjsohen boven haar de- voor keur had gegeven. Ik weet, zeide zij, dat zij uw liefde ten vuile beantwoordde en nu wij allen oven- wee aan haa.r gehecht zijn, zou het aan- •beiveling verdienen dat wij onze pogingen ci haar te-rug ite vinden, vereemigden. Waar elik afzondeivijk niet slagen kans daar zullen misschien vereende krachten tot het doei leiden. Dat hen ilk met u eens. Wij moeten daarom voortdurend voe- 'ling mot.elkaar houden, -allee wat ons ter oor komt. aan elkaar meedeelein, in één woord gezamenlijk onze krachten inspan-- ixen om haamen om haar' op te sporen. Een voortreffelijk demklbeeld, riep Liane uit. Dus, wanneer gij ieifcs ver neemt Dan geef -ilk eu- u onmiddellijk kennis van, terwijl gij wedexkeeiig.... Dat spreekt van zedf. Reeds stond Rosie op om afscheid te nemen, toen de deur geopend wend en de forsch gebouwde min meit een alfer'jief<jt kind op den arm de kamer binnentrad. Met ven-ukkixiig in de oogen staarde Ro sie naar het vangezondheid blakende kiind, dat haar toelachte en de graaf zeide op een toon van vadertrots: Mijn zoon. Rosie dnikte een kus op het mollige handje van den kleine, dat u.i.t een wo'k van (kanten be voocsdhijn kwam. Daarop nam zij afscheid van den graaf en de gravin. probeeren moest met mijn ontploffirxgskiafi zoo snel mogelijk uit het dorp te komen on naar de brigade terog te gaan. Ik kwam bij mijn wagen en zag dat de soldaat go« l,ijk had gehad. He.t huis van twee ver diepingen was verdwenen, en mijn wagen stond midden in den puinhoop, met bal ken, dakpannen en brokken steen bedekt^ Ik moest mijn begeleider zoeken, die een veilige schuilplaats had ontdekt en samen moesten we opruimen. Daarna duurde het nog tien minuten, voor we tusscheü het puin in de nauwe sti'aat konden onv* keeren. De motor was gelukkig ongedeerd* Langs een omweg reed ik naar de brigade terug, over een weg, die nog veel heviger; onder vuur lag, omdat de Engelschen hum vuur vei-plaatst hadden, om te verhinde ren, dat versterkingen aanrukten. Wij moesten door granaatkuile>n en eennxaak zelfs over de takken van een boom, diei op den weg lag. Bij de brigade deelde men mij mede, dat men gi'oote behoefte had aan de niet afgeleverde handgranaten. Ik moest den- zelfden weg terugkeex-en, drie honderd meter van het dorp zoo goed mogelijk dekking zoeken en een wielrijder, diea inen mij mee gaf, naar het bataljon zen. den. Nog eens dus langs den vuurspuwen- den weg, door granaatkuilen en over gen knakte boomen. Drie honderd meter vooi; het doi-p stond een schildwacht, die hevig schold, omdat ik mij met mijn duizend handgranaten juist voor hem opstelde* Mijn wielrijder was niet mee gekomen* En toen ik eenigen tijd op hern gewacht had, besloot ik zelf het dorp in te gaan* De onderofficier, die mij manschappen voor het lossen had moeten geven, vond ik niet meer. Ik moest dus naar de regi- fnentsschuilplaa.ts. Daar werd ik met vx-eugde begroet. Mijn komst was een gelukkig toeval, zeiden ze omdat de te lefoon stuk geschoten was. Nu kreeg ik: een man mee om de handgranaten uit ta laden en een rapport, dat ik zoo snel mogelijk verder moest brongen naar da divisie. Intusschen had de bestorming plaats gevonden en waren de Engelschen teruggeworpen. De onderofficier bij wien. ik nu kwam, verklaarde mij, dat hij de handgranaten onmogelijk kon laten los. sen. De vijf man. die hij «ter beschikking had, waren zoo uitgeput, dat hij ze nu volstrekt moest, laten slapen. Er was nietr aan te doen. Ik i*eed dus weer door dei* heksenketel van het versperringsvuur naar de divisie, gaf het rapport af en besloot daarop naar huis te rijden en mijn hand granaten af te levei'en..L... Van het Zuidelijk oorJogsterrein. De Italiaansche aalmo.'zeniers. Over de Italiaansche' aalmoezeniers! schrijft de Milameesche „ItaVia": Op. het oagenbli'k zijn er meer dun 7Oft aalmoezeniers. Elk infanterie-, cava.'erie- of ai'tilleriex-egiment, elk bataljon Alpen« jagei's elke Roode Kruis-afdee'Jing, è'Jtd itrein met gewonden wordt door een aal. moezoriicr .vergezeld, ien e'Jk liaspLtaal ert in elke veldlaaerelt lean men een priester vinden. De aalmoezeniers vexvuilten hurt plicht met een bewondereniswaardigeitt ijver. Officieren zoowel als soldaten koes» teren liet volste vertrtxuwen in hen. De legeibisschop, mgr. Bantolomasi, di'd onlangs een bezoek aan het front heeft ge bracht., heeft de aa'Ynoezeniiars op een be paald punt vereeniigd. All© waxen .In de meest vei'.schii'l'lende unifoxmen .versche nen. Sommige kwamen in een rijtuig, an dere te paard of te voet, 6ommige zulten» op een muillezel. De meeste di'oegen een baax-d en waren van onder tot boven, be dekt met het slijk der loopgraven. Mgr. Rartelomasi gaf hun zijn instruc ties; hij sprailc vooral den wemsch, dat zi| den iaatsten wi'l der stervenden zouden» opschrijven., als oolc wie do laatste II. II* Sacramenten hadden ontvangen, opdatl Nauw was liet eeihltpaar weer alleen, ter wijl Aglaé Dumont met de kleine ivaar do •kindei'kame-r was gegaan, of zij loosden •een zucht van verlichting. Oef, zeide Liane, zoodra zij zeker wa$ dat aióetmand haar meer kon hooren, daar, zijn we xnooi afgekomen. Ja, wij hehbein ons bang laten maken voor -een spook. Vroeger had ik het niet op die Miss Walton begi^ien, maar i(k hart ongelijk. Zij da een onnoozel gansje, in 'tl minst niet gevaarlijk. Hadt gij dan reden haar te vreezen? Niet bepaald, maar ik dacht voor haar op mijn lioeide tie moeten zijn. En niu? Nu Iben ik eigenlijk blij dat zij hiep •iis. Zij kan oils nog van dienst zijn. Won neer haar zuster onverhoopt m dit tra nendal is ge/bleven dan zal zij ons helpen haai- op te sporen en hebben wij haai' een- maat. dan zal ak wel zoetveten te manoeu vre eren-, dat ons van geen der bedde zus ters Walton meer gevaren kunnen drek gen VI. AAN HET WERK. Waren de beweerde erfgenamen van den markiee De Cour*tevron na hun onxlerlioufl met Rosie Walton ten hoogste vofdaaz^ niet minder voldaan was James Swkfji Clever James, over de uitslagen die zija onder vloek had opgeleverd. {Wordt vervolgd.}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1