Tweede Blad.
De Oorlog.
L JAARGANG No. 1841
^e£cicbeli46oiifim\t
Woensdag 27 October 1915.
Uit de Pers.
Wat gaat voor?
De N ie u w e R o 11 e r cl C t. en. Het
Vaderland, spreken, (belden, in ver-
({hiKenden toon doch even. onomwondeni,
jun bewondering uéit voor den geweldigen
arbeid, door minister Treub in konten tijd
met de samenstelling van zijn meer dan
twintig' bel-asitingvoorslelien verricht en
prijzen daarvan zoowel de ai'.gemeene
strekiking ais den onderlkigen samenhang.
Opmerkelijk is evenweb in de beoordee-
üre der twee liberale organen het verschil
'^treffende de urgentie der behandeling
en invoering van het nieuwe heöasting-
steleel.
De N. R o t-t. C t. is van meenlng dat er
nauwelijks genoeg spoed mee kan worden
gemaakt. Zij schrijft:
„Pat voor hei' astingheiworming het psy
chologisch moment er is, staat, dunkt ons,
last. Heit land is, finanoieti, in groote
moeilijkheid, en elk jaar,, dart wij op den
ouden voet voortleven, zal de moeilijkheid
van de oplossing grooter worden. Br is
nog een reden, waarom belastinghervor
ming op het oogein.biik dringend lis. Wan
neer de vrede ixVEuropa gesloten zal zijn,
tai het blijken, dat. de linanoiën van bijna
a)!« staten in hope'.ooze verwamng zijn
geraakt In a,lle landen zasi ea- naar worden
gestreefd de financiën op nieuwe, vaste
grondslagen te vestigen, zoo gauw moge
lijk, omdat een gezand beftasihing,systeem
eerste voorwaarde is voor gezonde binneh-
landsche en bunten'.andscne politiek, en
voor nieuwe economische ontvvikkeiljüng
renditio sine qua non zal blijken te zijn.
Het land', dat. het eerst zijn financiën
weer op streek zal weten te helpen, krijgt
in dm vreedzamen volkeren strijd, die na
den oorlog, zal losbranden, een voorsprong.
Wil öc'bitorblijft rn te baat. kamt, gaat ver
loren. Wie het eerst op vaste basis het
nieuwe neven kan aanvatten, krijgt oen
gelukkige kans. Ook dit moge de Kamer
bedenkenopdat zij haar groote verant
woordelijkheid terdege beseffe."
Het Vaderland daarentegen meent
dat de Minister van Financiën gedubd zal
moeten oefenen, dat ,,een zeer degelijk
voorbereid onderzoek" van diit omvangrijk
complex van voorstelden onontbeerlijk is
ea dait misschien" de beschikbare tijd
nog zal toelaten dat voor 1917 de Kamer
zich in openbare zitlti'ng uitspreekt over
Het financieel e -giro nid-b eg.i n selen -onit" werp
Dan vervolgt het blad:
„Van de behandeling der ontwerpen
ïclve kan toch vóór 1917 geen sprake zijn,
en dat nielt alleen omdiat het goed is ook
in zooverre de Emgëische methode te vol
gen, dat de kiezers zich ove;r zoo gewich
tige -uitbreiidiing van en omweatitefiing in
(Bis belastingwezen moeiten kunnen uit
spreken,, wat te meer klemt nu een Grond -
wetsherziening in, het zicht is, die ,op aan
merkelijke uitbreiding van het kiezerstal
aanstuurt.. Wij kunnen oom echter voor-
Stellen, dat er zouden zijn, die over dió
lxzwaar heenstappen, om den beslist de-
mocratischen grondslag waarop dit belas
tingstelsel1. is opgebouwd. Maar van open-
hare behandeling der voarkleifjen zelf vóór
1917 kan ook daarom niet komen, omdat
daardoor heit hoofdpunt van het program
van de Regeerimg feitelijk van de agenda
zou woixle,n afgevoerd. Zij, die dan ook
reedis bij voorbaat riepen, dat de' belas
tingplannen. vóór de Grondwetsheivzlening
zouden moeten g.aan, gaven blijk de Re
geer;,hg te miskennen. Wij hebben in dit
Kabinet, hoe weinig ook geneigd tot den
partijstrijd in den en geren zin des woords,
FEUILLETON.
De noodlottige erfenis.
94)
Vergeef mij, dat dk u kom lastig val-
kni, zeilde zij. lik ben reeds eenmaal aan
uw huis geweest, toen ik nog mrexude mijn
zuster daar te zullen vinden, maqr ver
nam toen, dat gij afwezig waart. Sedert
leb ik, door omstandigheden, die mij te
pijnlijk zijn om ze u te herhalen, verno
men^ dait gij genoodzaakt zijt geweest, van
haar lie scheiden en haar te doen. verple
gen in het gesticht van dr. Ca.zelès, maar
ken ik daar kwam, was zij verdwenen. Ik
heb èenigen tijd gewacht, in de-hoop, dat
de bestuurder mij tijding zou kunnen zen
der omtrent mijn arme Lizzie, maar miets!
Tc.en verloor dk mijn geduld. Ik vernam,
dat gij in Parijs waart teruggekeerd en
besloot mij hot u te wanden, in de hoop.,
dat gij mij misschien iets naders omtrent
mijn arme zusher zoudt kunnen meedelen.
Dit begin had niets verontrustends,
maar de avonturier achtte het toch gera
den op zijn hoede .tie zijn.
Zou dk u mogen vragen,, zeilde hij,
vanwaar ^ij die bijzonderheden hebt?
Zij zijn mij Trij toeval tor oore geko
men, antwoordde Rosie, want sedert lang
beeft .elke (briefwiisse'iing tussohen mij en
mijn zuster opgehouden, doordat ik nooit
antwoord op mijn brieven ontving.
I® het mogelijk! riep Liane meti ge
huichelde verbazing uit, gelukkig, dat zij
ook iets zeggen kon.
Zonder qp dien uitroep acht te slaan,
verbelde ,de studente, door welk tdeval zij
Vtrnomen had, dat haar zuster tiot de ver
een ministerie van groot plichtgevoel, on
daarom is iedere vrees, als die er mocht
zijn, dat de Grondwetevoorsteuexi ons niet
zeer spoedig zullen bereiken, en "tijdig ge
noeg om dn 1917 tot de eerste lezing te ko
men, in onze oogen hersenschimmig. Nie
mand weet beter dan de Regeering, dat als
het grondwetscheepje vooruitgaat en
daarachter komt het zwaar beladen finan-
ci-eele vaartuig, er dan goede kans is dat
beide dn behouden haven komen, al zal
dan .tussohen beider aankomst, een stem
busstrijd liggen., maar dat een wedloop
tusschen die twee, beide vaartuigen zou
doen stranden op de vele klippen, vooral
blinde, die in dat vaarwater liggen."
Inmiddels K/eek uit. eon doo-r ons gisteren
vermeld persgesprek dat de heer Treub
zelf meer gevoelt voor de beschouwing van
de ,,.N. Rott. Gt."
Is uitstel gewenscht?
Het Huisgezin schrijft;
De „Standaard" lijkt niet ongeneigd, de
kans voor de rechterzijde om in 1917 weer
aan het bewind te komen te laten glip
pen en op een overwinning eerst in 1921
uit te gaan.
Wie zoo iets voorstaat vergete niet, dat
in 1916 op'leven en dood om de Provin
ciale Staten, m. a. w. om de Eerste Ka
mer, .zal worden gevochten, en dat indien
rechts dan de. zege behaalt, zij in de goe
de stemming zal zijn oin in 1917 haai' over
winning te voltooien.
Hoe moet men het verder aanleggen om
van den <eanen kant niet boven de 50 ze
tels te komen en men wil natuurlijk
toch geen quantité négligeable worden
van den anderen kant te voorkomen, dat
men te veel in het cijfer daalt en zoo den
gewenschten invloed op den gang van"
zaken verliest?
Zal men hier veel, elders minder en
weer elders geen ijver aan den dag moe
ten leggen?
Is het goed gezien, het verklaarbaar
verlangen om èen verlorèn district te
herwinnen, in te toornen en den tegen
stander gelegenheid te geven zich er vas
ter te nestelen?
Waarom wil de „Standaard" het ver
drijven van het linksche bewind ver
schuiven?
Omdat het ministerie, dat na de ver
kiezingen van 1917 optreedt, liet finan-
cieele vraagstuk te regelen krijgt en, viel
aan een kabinet der rechterzijde deze
taak .teil deel, het er bij de stembus van
JL921 voor i-echts bijna wanhopig zou
uitzien.
Weet de „Standaard" dan nu reeds, dat
de rechterzijde het financieele vraagstuk
op een wijze zou oplossen, welke haar de
gunst van het kiezerskorps beslist moet
doen verbeuren?
En staat het vast, dat wij de linkerzijde
de financieele kwestie naar haar inzichten
kunnen laten ï'egelen zonder in te grij
pen, want de kans van een ministerieele
crisis, welke rechts voor het oplossen van
het vraagstuk kon stellen, mogen we in
dezen gedachtengang niet loopen?
Zijn we dus geniegd, de linkerzijde tot
1921 te laten betobben, in de hoop dat zij
het zóó bont zal maken, dat .de kiezers dan
de komst der rechterzijde aan het bewind
als een vexdossing zullen begroeten?
Een dergelijke speculatie komt ons min
of meer gewaagd voor.
Ze kon licht op een misrekening uit-
loopen.
De beste tactiek, en ook de waardigste,
lijkt ons voor het oogenblik, reeds in
1917 \te doen wat wij kunnen om aan het
linksche bewind, hetwelk wij immers niet
in 's lands belang achten, een einde te
maken.
pleegden van dr. Cazelès behoorde, hoe
zij terstond naar diens inrichting was ge
sneld, dooh te laat gekomen was.
Bij diilt alles vermeed zij den naam van
Gilbert Danville te noemen en sp. ak alleen
over „een dokter", die haar gewaarschuwd
had.
Zij sprak tevens vbl. lof over den, zenuw
dokter Cazelès, dlie schitterende uitslagen
had bei'eikit en dankte Hector en. Liane
onder hartelijke bewoordi.rigeni, dat zij
haar zuster aam ^itk een licht der weten
schap. hadden toevertrouwd.
Ilector, dne onder dit gesprek meer en
meer op zijn gemak raakte., wees dezen
dank af, met bescheiden te zeggen:
Ik heb niet meer gedaan dan mijn
plicht.
De wijze, waarop gij di*i hebt opge
vat-, en de goedheden die gij jegens Li-zcaie
•hebt betoond, .hield de Anierikaan9che
aan, hebben niettemin een diepen indruk
op mij gemaakt. Ik bedacht dat wij elkaar
misschien veel te zeggen hebben en dat er
maatregelen zijn die wij te zamen kunnen
beramen,, met het oog op sommige dingen,
die gebeuren kunnen. Om die reden ben
i.k zoo vrij geweest, mij tij u te laten 'aan
dienen.
Miss Walton heeft daartoe geen be
paalde reden moodig, zij zal ons steeds
van harte welkom zi jn, -sprak de graaf ga
lant.
Het is initussdhen alsof bet n'ood,'1oit wil
dat wij elkander steeds onder treurige
omstandigheden zullen ontmoeten.
Wel treurig indercULad, stemde Rosie
toe, wamt wij leerden elkaar kennen aan
een doodsbed. Dat was onherstelbaar, ter
wijl thans de toe<sóaii<l niob dezelfde ie en
BUITENLAND.
Van het Westelijk oorlogsterrein.
Uit een brief aan het front.
Gij zult denken: „Hij is dood zeker"
zoo heet het ixi een brief in de „VI. St."
neen jongen, verre van dood xiog, maar
'k heb toch 'n groote koude vast.
't Is ongeveer 5 weken geleden. Ik kreeg
het orcler, met een sergeant 'n weg te gaan
verkennen, om een ongeveer 80u meters
lange passerelle te maken op de overstroo
ming van den Yzer dicht nabij onze ge-*
liefde geboortestad^ 't Was voor onzen
Zondag! Wij verti-okken om 2 uren 's na
middags. *1 Was op den rechter kant onzer
stad dat wij moesten beginnen
De sei'geant, een joviale kerel, geboortig
in Frankrijk uit Belgische ouder», had
veel goesting op zijn werk, juist zo a (Sis
ik: ge moet weten, de verkenning moest
gedaan worden in 't v?ater.
Aangekomen dus op de plaats waar we
beginnen moesten ontlastten wij ons van
onze schoenen en trokken elk een paar
laarzen aan. Den stok in de hand trok
ken we vooruit en nota nemend van de
diepte doorliepen wij de overstx'oornixxg.
We waren nog niet danig ver toen we
aan zoo'n lange reeks van die korte
boomstruiken kwamen, zoo algemeen bij
ons. Tastend met m'n stok peilde ik langs
den ander kant 'n ongemeene diepte. Ik
onderzocht heter en bemerkte dat wij 'n
gracht over moesten. De sei'geant die niet
zwernmexx kon vroeg mij dat ik eerst er
zou gaan. Ik kroop dus op een der boom
struiken en sprong over de gracht!
neen te midden er intot aan m'n elle
bogen en 'k viel omtrent omver van 't
danig lachen!
Ja, maar de sergeant moest er ook over
en hij was zoo wat min of meer be
nauwd van 't water om i-echtuit te
zeggen geen waterduivel ('t geen ru'en
lachlust nog meer opwekte). Hij ki'oop dus
ook op den struik en wilde altoos sprin
gen maardorst niet. En tot overmaat
van ongeluk daar kwam er juist een obus
in 't water terecht zoo'wat 00 m. van ons,
zoodat 't water over onze hoofden spet
terde.
De sergeant springt-, en valt, och Ileere,
dobbel op z'n knieën juist'over de gracht
maar toch tot aan den buik in 't water.
We waren er toch over; we verhaastten
ons en kwamen zoo wat West van St. J. Al
met eens voelde onze sergeant weerom 'o
groote diepte: zijn stok was niet lang ge
noeg om grond te raken: ik vaarde niet
betei'. Wat gedaan? Koin kom! zegde ik
tot den sergeant, ik zal mijn kleedren
afdoen en er over zwemmen; ik zal seffens
zien welke breedte en diepte wij hebben.
Zoo .gezegd, zoo gedaan! Ik deed alles af
behalve mijn reeds natte broek en zwom
er over. In plaats van schoon water,
kwam liet slijk al naar boven: ik was
waarlijk een slijkduivei.
Het was een vaartje van ongeveer 4 a 5
M. breed grond had ik niet. Op 't vaste
land smeet de sergeant mij mijn kleei'en
over. Ja maar, nu moest de sergeant er
over. Ik -bad seffens 'n gedacht: Ik ging
naar 'n nabijgelegen hoeve; daal' vond ik
'n staldeur en daaxmede naar mijn kame
raad terug! Ik smeet de staldeux-, in 't wa
ter en zwom er mede naar den sergeant.
Ik stelde hem voor zich te ontkleeden en
zich op de deur te zetten, ik zou zoo met
hem overzwemmen... zoo gezegd zoo ge
daan 1 De jongen ontkleedde zich en nau
welijks wai'en z'n kleederen naar den
overkant gesmeten of daar begonnen de
Duitsche shrapnels naar ons te smijten:
Zij hadden ons immers bemerkt. Alles
ik heit geval niet. a's hooö'oos kan be
schouwen.
Hebt gij misschien reeds e enige aan
wijzingen? vroeg Liane, met een belang
stelling, die di'txnaal niet geveinsd was.
Geen enlkele, antwoordde Rosie op
recht-, maar ik kan niet gelooven da.t Liz-
aie zich gedood heeft, on ik. acht die
verenderetelling van dr. Cazelès op diit
punt overdreven. Ik kan zie niet aannemen
zoolang het brute feit er mij mi et toe
dwingt.
Ook ik, zeide de gravin, dne nu weer
comedie speelde, zou zulk een cntlknoop-ing
zoo smartelijk vinden, dat nk er niet aan
denken, wil, maar wat mij tevens doet hui
veren is de gedachte aan de ontbering, die
onze lieve schoonzuster zioh oplegt. Mijn
hart krimpt ineen en de tranen komen mij
in de oogen wanneer itk bedenk, dat zij
op dit oogenblik misschien honger lijdt,
aan het al!ei-moedigste- gebrek heeft.
Inderdaad, het is een aaneengescha
kelde reeks van ongelukken, voegde do
graaf er aan toe. Wanneer het maar men-
isehelijkerwijs mogeMJk was daarin hulp
te bieden.
Geen offer zou ons daartoe te zwaar
zijn, giing Liane voort met ton hornel ge
slagen oogein.
Wij zijn machteloos, verklaarde Rosie,
die zilch door de huichelarij van het schur-
kenpaar geheel liet Irtpaknèn, maar het ia
mij voor 't minst een tróóst te izian, hoe
lief gij haar hebt.
Men behoeft haar slechts te kennen
on" haar dief to hebben, zeide de graaf, ter-
v ijlhij zijn zakdoek voor zijn oogen
drukte, ofschoon die geheel tuaanloos wa-
moest nu. rap gaaix want.de loode slxrap-
nelballen vielen langs alle kanten, 't Was
'rx aardige tafreel: wij alle twee half ont
kleed in de zoo uitgestrekte Yzerovexstroo-
mixxgen binst dat de Duitschers ons be
schoten.
De sei'geant kroop dus seffens op de
deur ik gaf hern een stoot en begon
over te zwemmen. Ten halve de gracht ge
komen kon ik de deur niet houden: zij
zonk met den sei'geant er op. .\kelig
oogenblik! Ik stekte den sergeant bij zijn
ax-m en zwom alwat ik kon met hem
over... Gelukkig alles liep goed af en we
kwamen a bon port.
Wat ik dan gelachen heb? De sei-geant
had zoo een viei'de van 'n emmer van dit
vuil water gedronken: hij zag er toch zoo
bedrukt uit en had geen centje te vertel
len. Nooit had ik meer plezier gehad
maar we hadden niet veel meer te letten,
wij kleedden ons aan en kwamen goed te
W... aan...
De nacht van oen ammunitie-voerman.
Scheuermann vertelt de lotgevallen van
een ammunitie-voerman, die in vi'edestijd
een bekend schilder is, in den nacht van
den gi'ooten aanval der Engelschen, zoo
als hij die uit diens mond heeft gehooi'd.
Ik was den geheelen dag onderweg ge
weest, daar wij wegens den aanval eter
Engelschen, die vexwacht werd, zeer veel
schietvoorraad moesten vervoeren. Dood
moe kwam ik in mijn kwartier en zou
juist gaan slapen, toen het bevel kwam:
onmiddellijk. 220U handgranaten bij een
bepaald regiment brengen. Ik kleedde mij
weer aan, nielp zelf nog bij liet laden en
i-eed in den donkeren nacht zonder licht
er op uit. De wegen kende ik nauwkeurig.
Intusschen was de aanval van de EngeL-
schen begonnen. Den gewonen weg kon ik
niet volgen, omdat het daar granaten en
shi-apnels regende. Ik moest dus een om
weg maken en van achteren in het dorp
komen, wat -niet aangenaam was. Eik
oogenblik wierpen ontploffende gx-anaten
een licht op den wagen en de Engelschen
lagen nog slechts vier honderd meter van
den weg af, dien zij met machinegeweren
afkamden. Ik dacht niet er levend door
heen te komen. Ik bereikte het dorp,
waar ik duizend handgi-anaten moest
afleveren. Terwijl ze afgeladen werden,
sloeg eep granaat bij den wagen in en
een paar mannen wefden vrij zwaar ge
wond. In het dorp, dat de vijand syste
matisch beschoot, was het dooj- de ont
ploffingen en het instorten van daken en
muren een leven, dat men elkaar in het
oor schieeuwen moest om zich vei'staan
haar te maken. Het dorp raakte intus
schen onder een volmaakt ti'dmmelvuur.
De keldei's had men zelfs moeten ontrui
men. Niemand kon mij zeggen waar de
staf van het tweede bataljon was, waar
ik de overige 1200 handgranaten moest
afleveren. Ik bracht mijn wagen in dek
king voor een lxuis van twee verdiepin
gen en door vragen gelukte het mij den
regimentsstaf te vinden. Ik kwam in een
schuilplaats, waar de kolonel met zijn
staf bij een stompje vetkaars kalm brood
en leverworst zaten te eten, terwijl
rondom de aarde sidderde en beefde.
„Ach de handgranaten" zei de kolonel.
„Het is goed, dat gij die gebracht hebt,
maar ik heb niemand orn die 'te lossen".
Hij keek op zijn'horloge. „Het is kwart
voor twaalf, om twaalf uur val ik aan om
de Engelschen, die in den rand van het
dorp binnengedrongen zijn, weer er uit
te gooien".
Op dat oogenblik kwam een soldaat bin
nen en rapporteerde den kolonel: „Er ligt
een vreemde vrachtautomobiel in de
dorpsstx-aat en verspert den doorgang".
„Wat! riep ik verschrikt, ligt mijn wagen
in de dorpsstraat?" „Neen, verbeterde de
soldaat, de wagen staat, maar er ligt een
huis boven op". De kolonel besliste, dat ik
ren. Het was zelfs ondenkbaar, dat zij 1
niet van oxus bloed was.
Rosie moest een zucht onderdrukken.
Zij bedach't hoe haai- zflstier aan deze
vreemde rnenjsohen boven haar de- voor
keur had gegeven.
Ik weet, zeide zij, dat zij uw liefde ten
vuile beantwoordde en nu wij allen oven-
wee aan haa.r gehecht zijn, zou het aan-
•beiveling verdienen dat wij onze pogingen
ci haar te-rug ite vinden, vereemigden.
Waar elik afzondeivijk niet slagen kans
daar zullen misschien vereende krachten
tot het doei leiden.
Dat hen ilk met u eens.
Wij moeten daarom voortdurend voe-
'ling mot.elkaar houden, -allee wat ons ter
oor komt. aan elkaar meedeelein, in één
woord gezamenlijk onze krachten inspan--
ixen om haamen om haar' op te sporen.
Een voortreffelijk demklbeeld, riep
Liane uit. Dus, wanneer gij ieifcs ver
neemt
Dan geef -ilk eu- u onmiddellijk kennis
van, terwijl gij wedexkeeiig....
Dat spreekt van zedf.
Reeds stond Rosie op om afscheid te
nemen, toen de deur geopend wend en de
forsch gebouwde min meit een alfer'jief<jt
kind op den arm de kamer binnentrad.
Met ven-ukkixiig in de oogen staarde Ro
sie naar het vangezondheid blakende
kiind, dat haar toelachte en de graaf zeide
op een toon van vadertrots:
Mijn zoon.
Rosie dnikte een kus op het mollige
handje van den kleine, dat u.i.t een wo'k
van (kanten be voocsdhijn kwam.
Daarop nam zij afscheid van den graaf
en de gravin.
probeeren moest met mijn ontploffirxgskiafi
zoo snel mogelijk uit het dorp te komen on
naar de brigade terog te gaan. Ik kwam
bij mijn wagen en zag dat de soldaat go«
l,ijk had gehad. He.t huis van twee ver
diepingen was verdwenen, en mijn wagen
stond midden in den puinhoop, met bal
ken, dakpannen en brokken steen bedekt^
Ik moest mijn begeleider zoeken, die een
veilige schuilplaats had ontdekt en samen
moesten we opruimen. Daarna duurde
het nog tien minuten, voor we tusscheü
het puin in de nauwe sti'aat konden onv*
keeren. De motor was gelukkig ongedeerd*
Langs een omweg reed ik naar de brigade
terug, over een weg, die nog veel heviger;
onder vuur lag, omdat de Engelschen hum
vuur vei-plaatst hadden, om te verhinde
ren, dat versterkingen aanrukten. Wij
moesten door granaatkuile>n en eennxaak
zelfs over de takken van een boom, diei
op den weg lag.
Bij de brigade deelde men mij mede,
dat men gi'oote behoefte had aan de niet
afgeleverde handgranaten. Ik moest den-
zelfden weg terugkeex-en, drie honderd
meter van het dorp zoo goed mogelijk
dekking zoeken en een wielrijder, diea
inen mij mee gaf, naar het bataljon zen.
den. Nog eens dus langs den vuurspuwen-
den weg, door granaatkuilen en over gen
knakte boomen. Drie honderd meter vooi;
het doi-p stond een schildwacht, die hevig
schold, omdat ik mij met mijn duizend
handgranaten juist voor hem opstelde*
Mijn wielrijder was niet mee gekomen*
En toen ik eenigen tijd op hern gewacht
had, besloot ik zelf het dorp in te gaan*
De onderofficier, die mij manschappen
voor het lossen had moeten geven, vond
ik niet meer. Ik moest dus naar de regi-
fnentsschuilplaa.ts. Daar werd ik met
vx-eugde begroet. Mijn komst was een
gelukkig toeval, zeiden ze omdat de te
lefoon stuk geschoten was. Nu kreeg ik:
een man mee om de handgranaten uit ta
laden en een rapport, dat ik zoo snel
mogelijk verder moest brongen naar da
divisie. Intusschen had de bestorming
plaats gevonden en waren de Engelschen
teruggeworpen. De onderofficier bij wien.
ik nu kwam, verklaarde mij, dat hij de
handgranaten onmogelijk kon laten los.
sen. De vijf man. die hij «ter beschikking
had, waren zoo uitgeput, dat hij ze nu
volstrekt moest, laten slapen. Er was nietr
aan te doen. Ik i*eed dus weer door dei*
heksenketel van het versperringsvuur naar
de divisie, gaf het rapport af en besloot
daarop naar huis te rijden en mijn hand
granaten af te levei'en..L...
Van het Zuidelijk oorJogsterrein.
De Italiaansche aalmo.'zeniers.
Over de Italiaansche' aalmoezeniers!
schrijft de Milameesche „ItaVia":
Op. het oagenbli'k zijn er meer dun 7Oft
aalmoezeniers. Elk infanterie-, cava.'erie-
of ai'tilleriex-egiment, elk bataljon Alpen«
jagei's elke Roode Kruis-afdee'Jing, è'Jtd
itrein met gewonden wordt door een aal.
moezoriicr .vergezeld, ien e'Jk liaspLtaal ert
in elke veldlaaerelt lean men een priester
vinden. De aalmoezeniers vexvuilten hurt
plicht met een bewondereniswaardigeitt
ijver. Officieren zoowel als soldaten koes»
teren liet volste vertrtxuwen in hen.
De legeibisschop, mgr. Bantolomasi, di'd
onlangs een bezoek aan het front heeft ge
bracht., heeft de aa'Ynoezeniiars op een be
paald punt vereeniigd. All© waxen .In de
meest vei'.schii'l'lende unifoxmen .versche
nen. Sommige kwamen in een rijtuig, an
dere te paard of te voet, 6ommige zulten»
op een muillezel. De meeste di'oegen een
baax-d en waren van onder tot boven, be
dekt met het slijk der loopgraven.
Mgr. Rartelomasi gaf hun zijn instruc
ties; hij sprailc vooral den wemsch, dat zi|
den iaatsten wi'l der stervenden zouden»
opschrijven., als oolc wie do laatste II. II*
Sacramenten hadden ontvangen, opdatl
Nauw was liet eeihltpaar weer alleen, ter
wijl Aglaé Dumont met de kleine ivaar do
•kindei'kame-r was gegaan, of zij loosden
•een zucht van verlichting.
Oef, zeide Liane, zoodra zij zeker wa$
dat aióetmand haar meer kon hooren, daar,
zijn we xnooi afgekomen.
Ja, wij hehbein ons bang laten maken
voor -een spook. Vroeger had ik het niet
op die Miss Walton begi^ien, maar i(k hart
ongelijk. Zij da een onnoozel gansje, in 'tl
minst niet gevaarlijk.
Hadt gij dan reden haar te vreezen?
Niet bepaald, maar ik dacht voor
haar op mijn lioeide tie moeten zijn.
En niu?
Nu Iben ik eigenlijk blij dat zij hiep
•iis. Zij kan oils nog van dienst zijn. Won
neer haar zuster onverhoopt m dit tra
nendal is ge/bleven dan zal zij ons helpen
haai- op te sporen en hebben wij haai' een-
maat. dan zal ak wel zoetveten te manoeu
vre eren-, dat ons van geen der bedde zus
ters Walton meer gevaren kunnen drek
gen
VI.
AAN HET WERK.
Waren de beweerde erfgenamen van den
markiee De Cour*tevron na hun onxlerlioufl
met Rosie Walton ten hoogste vofdaaz^
niet minder voldaan was James Swkfji
Clever James, over de uitslagen die zija
onder vloek had opgeleverd.
{Wordt vervolgd.}