'w©8d@ BSad.
JAARGANG
No. 1817
Woensdag 29 Sept. 1915
Uit de Pers.
Demobilisatie?
Aan een artikel indeNieuwe Rott.
rt. ontleenen we:
De regeering, die wel hare redenen zal
iben, om de mobilisatie te handhaven
^jen'omvang, die daaraan op den eer-
iii'dag van het gevaar is gegeven ja,
'zelfs iets ruimer omvang heeft zich
haar gewilde, of gedwongen, stilzwij-
adheid in eene nadeelige positie g,e-
latst. Zoo zij, wanneer straks
Kamer het onderwerp ter sprake
bracht wordt, niet geneigd of niet in
aat blijft, inlichtingen te verschaffen,
voortdurende mobilisatie aanne-
plijk maken, .zinkt de heele quaestie op-
ieuw in «eene uitsluitend van goed ver-
ouwen terug. Vanzelf zal de Kamer aan
regeering dat vertrouwen niet willen
niet kunnen onthouden, omdat zij de
gevens zal missen, om zelve eenige
rantwoordelijkheid op zich te nemen,
een op deze wijze geschonken ver
ruwen is toch een teer plantje. Wie
rtrouwen schenkt, wordt zelf ook wel
gaarne in vertrouwen genomen.
Do moeilijkheid wordt vergroot, door
hoe langer hoe meer de groote bezwa-
van de mobilisatie op ons volk be
nnen te drukken: de enorme kosten voor
land, en de oeconomische nadeelen,
voor velen aan de mobilisatie verbon-
en zijn.
Dit laatste is ook uit militair oogpunt
liet zonder gewicht. De angst voor de
ekomst, die met den dag meer mannen
svangt, welke hun zaak verloopen, hunne
oodwinning verloren zien gaan, de on
gelijkheid, de belangen van het gezin
aar behooren te behartigen, kunnen
liet nalaten een ongunstigen terugslag
op het moreel van het leger. Het
ivaar voor verveling in den winter met
aar annexen: lijntrekkerij en kankeren,
I ook niet denkbeeldig.
En het is de vraag, of het kwaad, dat
list ook uit militair oogpunt wordt ver-
cht, indien aan allerlei groote en kleine,
el steeds ongerechtvaardigde, grieven
et met wat meer beleid wordt tegemoet
komen, wel voldoende in regeerings-
militaire kringen wordt door-
Heeft de bevelvoering zich in dit
zicht nergens iets te verwijten?
Het Centrum schrijft o. m.:
Nu komt uit Den Haag het verrassend
richt, dat de regeering voornemens is,
jaar, na de jaarklasse 1913, die in
»vember zal moeten opkomen, geen land-
ormplichtigen meer op te roepen en dat
December de militieplichtigen van de
Ihting 1916 zullen worden ingelijfd.
Men kan uit deze mededeejing verschil-
iide gevolgtrekkingen maken, maar in
k geval is het meest karakteristieke
aarin, dat het oproepen der militie-
chting van het volgend jaar zoozeer
ordt vervroegd.
De minister gaat vermoedelijk van de
rerweging uit, dat de jongelieden in het
irgerlijk leven beter kunnen worden ge-
list, dan zij, die ouder zijn en onder wie
ok al weder hoofden van huisgezinnen
[lorkomen.
En bovendien blijken de omstandighe-
wi niet van dien aard te zijn, dat het
i den eersten tijd noodig zal wezen, een
erder gebruik te maken van de bevoegd-
eid, aan de regeering in de landstormwet
trieend.
De verlichting voor de landweer zal
daaronder natuurlijk niet mogen lijden.
En zoo wijst het voornemen der Regee
ring op een zekere kentering, waarvan
Ongetwijfeld met belan&steltüng in
lande zal worden kennis genomen.
Het Huisgezin schrijft:
Allen zijnj het er over eens, dat de mo
bilisatie een kwaad, maar een noodzake
lijk kwaad is.
De grootste schaduwzijde is wellicht
niet eens, dat zij de èchatkist meer dan
een half millioen per. dag kost.
Maar indien zij de premie is, gestort om
onis het behoud van den vrede te verzeke
ren, of indien zij alleen kan waarborgen
dat wij, mocht de geesel van den oorlog
ook over ons land komen, gereed zijn, dan
is de mobilisatie niet te duur gekocht.
Dat iedereen naar demobilisatie ver
langt, is natuurlijk.
Dat de regeering, indien idfc omstan
digheden het veroorloven, tot. demobili
satie, zij het gedeeltelijke demobilisatie,
moet overgaan, is buiten kijf.
Merkwaardig is alleen, niet slechts dat
opeens van links en van rechts de wensch
naar demobilisatie wordt geuit, maar ook
de schier algemeene opvatting, dat een
gedeeltelijke demobilisaie best mogelijk is.
Men grondt zich daarbij in hoofdzaak op
de verklaring in de Troonrede, dat zoo
lang de buitengewone omstandigheden
zich niet te onzen nadeele wijzigen, de
gewone wetgevende arbeid weer kan
worden ter hand genomen.
Al zouden wij anders wenschen, wij
vreezen dat dit een te zwak houvast is
voor demobilisatie.
Hoe kort is het nog geleden, dat de
Landstormwet werd behandeld en niet
meer verkregen kon worden, dan dat de
landweerlichtingen achtereenvolgens zou
den worden afgelost naarmate land
stormlichtingen geoefend werden.
De oudste landweerlichting komt pas
in December vrij en de tweede landstorm
lichting moet nog worden opgeroepen.
"Nog maanden en maanden zal het du
ren voordat niet een man minder onder
de wapenen is, maar de landweermannen
door landstormers .zijn vervangen.
Dit verschiet had men den afgeloopen
zomer reeds en men heeft er toen in be
rust., moeten berusten.
Zijn sindsdien de buitengewone omstan
digheden zoodanig gewijzigd, dat wat
toen noodzakelijk werd geoordeeld thans
zijn dringende kracht heeft verloren?
Alleen een bevestigend antwoord op
deze vraag zou een wijziging in ons mi
litair beleid rechtvaardigen en meebren
gen.
',t Is waar, het zwaartepunt van den
oorlog ligt thans meer in het Oosten, de
Balkanstaten, waar de verwikkelingen
hand over hand toenemen, liggen veraf,
maar wie waarborgt ons, dat niet zeer
binnenkort de strijd in onze nabijheid
opnieuw oplaait en geduchte afmetingen
gaat aannemen?
De ministers van Oorlog en van Buiten-
landsche Zaken zullen ten deze het beslis
sende woord hebben te spreken en, mits
men in hun beleid volle vertrouwen stelt,
zal men zich daarnaar hebben te schik
ken.
Hun kan niet onbekend zijn wat het
volk wehscht en hoopt.
Zij weten, welke drukkende lasten de
mobilisatie oplegt.
Zij weten, welke zware verantwoorde
lijkheid zij dragen.
Voor pressie kunnen en mogen zij niet
op zij gaan.
Een aandrang om te doen wat hun
plicht is, hetzij een gedeeltelijke demobi
lisatie mogelijk is, hetzij de mobilisatie
onverzwakt moet worden gehandhaafd,
hebben zij niet noodig.
Ten aanzien van hetgeen dit ministerie
in binnenlandsche zaken beoogt mogen
wij niet geheel zonder zorg- zijn, zijn bui-
tenlandsch en zijn militair beleid wen
schen wij zoo lang het kan te steunen,
met meer overtuiging en klem dan som
mige van zijn vrienden het gedaan hebben
eni doen.
BINNENLAND.
Nederland en de Oorlog;
Militaire klachten.
„De Standaard" bevat onder het opschrift
„Inpeperen" onderstaanden driestan
Er was in 't eerste jaar van de mobilisa
tie gegronde hoop, dat, mocht ze over het
jaar loopen, rijker ervaring den weg zou heb
ben gebaand, om de vele klachten, die van
de minderen jegens hun meerderen waren
aan den man gebracht, allengs tot zwijgen
te brengen.
Toch schijnt ons dit niet beschoren.
Door heel een reeks van brieven komt bij
onze pers nog altijd klacht na klacht in, dat
men niet z~>o zelden op een hinderlijke en
stuitende wijze aan den gemeenen soldaat
de ondergeschiktheid van zijn positie doet
gevoelen.
Niet dat dit algemeen zoo is. Veeleer mag
geroemd, dat er niet weinige officieren zijn,
die allengs toonden den troep te verstaan
en die er zoo mee omgingen, dat een geluk
kig gevoel van kameraadschap hooger en
lager verbond.
Zelfs bleek meer dan eens, dat er officie
ren waren, die op aantrekkelijke wijze reli
gieus en moreel ten goede op de troepen in-
inwerkten.
Maar toch neemt dit niet weg, dat de
klachten doorgaan, en er nog altoos officieren
en sergeants zijn, die hun hoogheid op hin
derlijke wijze aan hun minderen gevoelen
doen, en terdege menschenlcennis schijnen
te missen, om paedagogisch op wel strenge,
maar toch winnende wijze den troep onder
handen te nemen.
Nu overdrijve men ten deze niet.
Vergeleken met wat voor veertig en meer
jaren in het leger voorkwam, zijn we aanmer
kelijk gevorderd. Het vloeken is lang zoo ruw
en algemeen niet meer. En de hardheid van
behandeling maakte in het gy*>t geheel plaats
voor meer menschelijke bejegening,
Ook dient toegegeven, dat een leger zonder
strenge discipline niet strijdvaardig kan wor
den gemaakt, en dat met name de eindelooze
pretenties van particuliere eigenwilligheden,
die in ons Nederlandsch volksleven zoo in-
heemsch zijn, in geen leger zijn te dulden.
Zelfs dient wie in dienst gaat, zich wel in
te prenten, dat onderhoorfgheid altoos en
in elke betrekking iets onaangenaams kan
hebben, en dat dit onaangtnamo
het militaire leven onafscheidelijk is. Er moet
nu eenmaal in elk leger een hooger wil zijn,
die over den wil der enkelen heerscht.
En toch, hoe geneigd we ook zijn, om met
dit alles te rekenen, toch blijft de critiek
haar recht behouden.
In tweeërlei opzicht.
Ten eerste wordt over elke klacht het onder
zoek meest toevertrouwd juist aan diengene,
tegen wien de klacht gaat.
De mindere zendt dan de klacht, en de
minister vraagt over die klacht het oordeel
van den officier, die er bij betrokken is.
Dit nu is gceu inspectie, maar slechts het
opvragen van een bericht, waarvan men voor-
uit weet, dat het bijna zeker eenzijdig en par
tijdig zijn moet.
En in de tweede plaats blijkt maar al te
dikwijls, dat, volgt er al cenig, zij 't ook zwak
redres, de klacht daarna aan wie klagen
dorst, wordt ingepeperd.
Is dit nu niet te betreuren?
Kan niet in den regel een onderzoek door
derden worden ingesteld en de soldaat, wiens
klacht gehoor vond en redres kreeg, elders
worden overgeplaatst
Het inpeperen, dat zoo bitter stuit, zet
kw'aad bloed!
B eim ain Jiin g ,,E e m d ij k".
De ibemaniniimg van «liet s.s. „Eemdijk"
is gistermiddag met .de ma.V.boot „Meck
lenburg" te Wassingen aangekomen. Alleen
waren gezond en .den doorstanen angst
vrijwel te boven. Over de ontvangst in
Engeland, speciaal jn het Zeemanshuis te
Yarmouth, was men zeer tevreden. De
boot As vermoedelijk c*p .twee mijnen ge-
loopen.
Per trein van 6 uur 10 zijn alten naar
Rotterdam doorgereisd.
Men meldt uit Rotterdam aan het
„Hbtd.":
Gisteravond As de bemanning van het
stoomschip „Eemdijk" hier aangekomen.
Een «deel stapte uit aan het Beursstation,
te.rwijil de overigen vender reisden naar
het station D.P. Aan heit Beursstation
vernamen wij van de daar a angeltom enen,
dat de „Eemdijk", die op weg was met een
loding maïs van Zuid-Amerika naar Ko
penhagen, -in den nacht van verleden
Woensdag op Donderdag bij Doggersbank
As vergaan. Het was 2.15 uur 's nachts,
toen een hevige onitjfoffing werd verno
men, enkele minu'tcm. later gevolgd door
een tweede. Het schilp was blijkbaar op
mijnen geloopen. De schok was zoo hevig-
dat de bemanning, welke in het voorschip
(in haar kooien lag, zoo goed a's door al
kander werd geworpen. In een oogwenk
was van "de kocüen niets meer te ziien.
Alles was in heit voorschip tot gruisel ge
slagen. Ocimicldelllij'k weerklonk het bevel
aan de bemanning om in de booten, die
veiligheidshalve reeds buitenboord' waren
gedraaid, plaats ite nemen. Zonder eenig
ongeval werden deze te water gepaten met
de volledige bemanning, 39 in getal. Allen,
waren wel, behoudens de derde stuurman,
die bij het afsteken van vuurpijlen enkele
lichte kwetsuren Ihad opgei oop en. Volgens
getuigeni'is der door ons gdhoorden. bleef
heit schip ra het ongeval nog ongeveer een
half uur drijvende. De officieren waren
dan ook in de gelegenheid om nog veel
van hun bezittingen aan k Ie eren in de
booten te bergen. De bemanning daaren
tegen verloor .afóos, daar onder haar logies
de ontploffingen plaa.ts hadden. Binnen
•het half uur gónig het schip mat den kop
het eerSt naar beneden.
Na verscheidene uren :n de boot en te
hebben vertoefd, werden de schipbreuke
lingen opgemerkt door het Zweedsche
stoomschip „Frarnara", dat hen aptnam
en Zaterdagmorgen 10 uur te Yarmouth
landde. De officieren werden daar opge
nomen in hat. Royal Albert Hotel, de equi
page in het Zeemanshuis.
Gemengde berichten.
Wat9r-e;iende. Men schrijft uit Oos-
terFföutT (N.-B.) aan hob ,,v«u. een treu
riger toestand dan in onze gemeen/te heeft
wellicht .nooit An'onis land voorgedaan. Er
is hier nl. absoluut gean water meer te
krijgen. Het is zóó erg, dat. de directie der
N.V. Varschure's margariinefabriieken op
een half pond boter van haar fabrikaat
twee emmers water cadeau geeft. Aide
sbarfspompen zijn loog of gesloten. Tal
van gezinnen moeten, van den nood een
deugd makend, vuil sfootwater gebruiken
en men vreest, dat epidemische ziekten
niet zuilen uitblijven. Met angst zien de
inwoners de mogelijkheid tegemoet van
een brand, w aantegen men absoluut mach
teloos zou staan.
Van alle kanten roept men om uitkomst
j.n deze ellende, doch tot- hiertoe zonder
resultaat. Thans heeft zich een particu
lier, de heer Lirosen, over het lot van zijn
buurt ontfermd door het slaan van een
Nortonpomp.
Het vliegongeluk bij Utrecht. liet
..Utr. Dbl." dee'.t nader omtrent het ver-
verschrikkelijk ongeval het voi'gende
mede:
„Een de<r ooggetuigen^ die het cirkelen
■van de machine uit de verte heeft waarge
nomen, meende te zien, dat 'een van de
twee inzittenden in het. vliegtuig stond,
'volgens zijn gissing om iets aan den mo
tor te herstel!len. Anderen hadden dit
evenwel niet gezien, maar wel meende een
der. door ons ondervraagd© personen to
hebben gezien, dut de vliegmachine tel
kens, bij kortere of langere tusschempoo-
zen, den kop weer ophief; blijkbaar be
proefden de vliegers neg afilee, om den
tocht op regelmatige wijze voort te zotten.
Toen het toestel op deze wijze een 1
5-tal ck'kels had beschreven, en het zich
ongeveer op een hoogte van 100 meter be
vond, scheen d© mo tor plat setting te wet-
gc-ren, waardoor de tweedekker loodrecht
naar benden schoot en in geweldige v«aar6
neerviel, waarbij de kop «in den grond'
boorde en het geheele toestel een burite'fng
maakte. Een geweldige a'ag werd ge
hoord, alsof een. zware boom geveld werdt
terwijl ook vonken te zien waren.
Dadelijk snelden verschillende perso
nen, die toestel reeds een tijdlang in zijn
bewegingen hadden .gevolgd, toe en von
den de inzittenden in de.p'orabelen toe
stand. Ze zaten gedeelte»'ijk beikmeM tus-
schen de machi nedeel en en waren, beiden
bewusteloos, terwijl bloedende wonden
hun geiliaat bedekten.
Nadat de beiide zwaar gewonde av&a-
teurs uit het toestel waren gelicht, wer
den zij de hofstede binnengedragen, waar
dr. Lette, van De BiBt, liet eerst tegen
woordig was, om de ongelukkigen te v( r-
binden. Het ergst was gewond de 2e lui
tenant H. Polis, die >al"s waarnemer den
eigenlijken vliegenier, den 3e luitenant L.
J. Hofstee, had vergezeld. De geneesheer
een filiale er de behalve de kleinere en groo-
tei© verwondingen, een ernstige heup
fractuur.
Luitenant Polis werd kort nadat het
eerste verband was gelegd, in bewiuteloo
zen toestand per auto oveigebrar>|t naar
het militair hospitaal .te Uitrecht, om
vandaar doorgevoerd naar liet St. Anto-
nius-gaethuvs.
Luitenant Hofstee bleef nog eenïgen
tijd in de boerderij, waar vandaan menr
hem te ongeveer kwart ma 5 everioenH
naar Utrecht vervoerde. Zijn verwondin
gen waren (minder ernstig, zoodot, hij bij
©ogenblikken het bewustzijn herkreeg.
Inmiddels waren <x>k eer/ge militair©
artsen en hcogere maLitacren per auto
ter p? a at se vei-sc hemen.
Hot toei-itel was zoo goed' als geheet ver
nield. De vleugels waren gedeeltelijk ge
scheurd, terwijl tje ve rbtn dAngsstangoni
waren doorgeknakt of verbogen. De stuur
stoel was 'ton deele ineonge.irukiton de
schroef voor de helft verspuin'?rd. Do
cylinders echter va ren bij oppervlakkige
IiocoJ.C.UVM;.^ -'-(S
De aviateurs waren te ongeveer 3 uuir
te Soesterberg opgestegen.
Beroovlng. De 71-jarige weduwe M.
A. Wels is in den nacht van Maandag op
Dinsdag in de Tollensstraat te Rotterdam,
op weg naar haar huis, plotseling aange
vallen door drie haar onbekende man
nen, die haar tegen de straat sloegen en
beroofden van een handtaschje, waarin
zich bevonden vier bankbiljetten van f 25,
f 30 aan specie, een spaarbankboekje
waarop nog f 2.60 ingeschreven staat, een
paar sleutels en eenige kleinigheden.
Op haar hulp- en moordgeroep snelde
de hoofdcontroleur bij den Gecomtr. Par
ticuliere Veiligheidsdienst S. K. Langen-'
berg, die zich toevallig in de omgeving
bevond, toe. Deze wist den kerel te grij
pen, die, komende uit de richting der Tol
lensstraat, liardloopende naar den Hofdijk!
wilde. Hij werd aan de politie overgege-»
ven. Het bleek een machinist te zijn. In
zijn bezit werd van het gestolene niets
gevonden.
Later in den nacht zijn als verdacht
van medeplichtigheid aangehouden twee
lo9se werklieden, doch ook bij hen was
het gestolen geld niet. Deze drie mannen,
welbekend bij politie en justitie, zijn voor-
loopig in bewaring gesteld.
Branden en ongelukken. Men meldt!
FEUILLETON.
De noodlottige erfenis.
- De waarheid its somtijds cnwaar-
Chijnlijk on de waarheid van hetgeen ik
oorleefd heb behoort daar in zeer sterke
late toe.
- Wat doet u dit veronderstellen?
Lizzie schudde 'treurig het hoofd en op
&n toon van diepe moedeloosheid hernam
*ij.
- Ik heb spoedig genoeg bemerkt dat
®kts van .hetgeen ik zou kunnen vertel-
voor ernst genomen z'ou warden..
ftouwens wat tegen mij geiluigt, is juist
tojn opname hier. De geneeskundig© ver
klaringen, afgelegd door mannen, wier
«rijkheid boven e ken twijfel "is veihe-
«n, zeggen duidel ijk, dat jk waanzinnig
en op die verklaringen heeft men mij
ier opgenomen. O! zij win ten het wel, zij
;e m'i aidus van. de wereld hebben afge
laden. dat een k r an kz«i n.n i g en g e stic hit
goed is als een levend graf. Daarom
ik maar besloten te zwijgen,, omdat
begreep- hoe overbodig het zou zijn
JJj te beklagen tegenover me.nschen, die
I s wa't ik zou kunnen zeggen, als een
ïouw bewijs van mijin waanzin zouden
«schouwen.
Gij zie nu toch, hernam Clara aan-
^aigend, dat er uitzonderingen op dien
«S0 bestaan.
Dat is waar, erkende de jonge kunste-
res' masr wie had dat nu ook kunnen
wédhton? Want, nietwaar, het is wel
öuiltengewo'onswanneer men. in een
''-^-LVgengesticht. iomand aantreft,
die gezond van geest is en hier vrijwillig
vertoeft.
Misschien, zei de de Engelsclie, op
plech'tigen toon alsof zij een profetie uit
sprak misschien heeft de Voorzienigheid
mi, hier geplaatst om een monsterachtig
onrecht te herstellen, clat aan u gepleegd
izzie glimlachte ironisch.
Herstef-len, zeid.e zij. Dat is onmoge-
Als wij het eens beproefden?
Waartoe iets te beproeven, waarvan
men van te voren kan wéten dat het mis
lukken za'?
In heit leven kan men niets van te
voren zeggen. In eik geval, wat belet u
mij te zeggen, hetgeen men u heeft aan
gedaan.
De vrees de bekoring te verbreken
van onzen, vertrouwelijken omgang, die
mij zoo weldadig aandoet en ook de vrees,
uw werk van troosteres te verstoren door
het ve'ihaal va.n rampen, die toch noem and
(keeren kan.
Maar wie herwijst u, dat-, zoo ik dat
mieit mocht .kunnen, er misschien ande
ren,...
Lizziie viel haar ün de rede:
Ik ben in de handen van mensohen,
die zoo machtig es zoo vermetel zijn, dat
het roeke'oos zou wezen, tegen hen den
strijd aan te binden.
Zij meende een uitdrukking van onge-
Doovi-gheid op te merken in den h'liik,
waarmee Ciara haar aanzag en hernam:
Ziet gij we', gijzel f vraagt u af of gij
uw tijd niet verspilt met naar zulke zinne-
looze woorden te iiuisteren?
--- Ik geef er u mijn woord op.... begon
mevr. Darnetb weer, maar Lizzie onder
brak baar nogmaals:
Zweer niet, ik lees in uw oogen het
geen gij uit medelijden voor mij tracht te
verbergen. De twijfel, die nu omgaat is
dezelfde welke ik sedert eenige maanden
waarneem bij elk die rnij nadert. Dat is
mijn kweViing en daardoor heb ik er het
noodelooze van ingezien, mij te bekhagera.
Ik 7ial dus mij.n geheimen bewaren, want
er is zooveel als een ban over mij uitge
sproken. Alles wat ik zeg, al As het ook
nog zoo waar, zal voor leugen gehouden
worden.
Op een toon van oprechtheid, die geen
twijfel meer mogelijk maakte, riep me
vrouw O'iara ui't:
Welnu neen, ik beloof u-dat ik u zal
aanhooren zonder vooringenomenheid en
zonder dat eeni'igerteii meening mijn oor
deel zal bamvtoeden.
Bereid u er dam op voor een geschie
denis te vernemen, d"ie even droevig als
zonderling is.
Lizzie nam nog een korte pauze en be
gon toen:
In dii.t huis duidt men mij, zooals
trouwens iedereen, slechts bij mijn voor
naam aan. Ik wtl voor alles, dat gij zult
weten wie 2k ben. Ik heet Elisabeth
d'Alleret.
Een Fran.sche naam, als ik mij niet
bedrieg, zeide Mavr. Clara eemigsz-ins ver
baasd. Aan de wijze waarop gij Engelsch
spreekt had ik u abellig voor een land
genoot e aangezien.
Daarin bedroogt ge u slechts ten
deele. Ik ben een Amerikaansche, maar
getrouwd geweest met een Framschman
en ik had daadbij besloten, zijn vaderland
als het mijne te aanvaarden, wait trou
wens ook het vaderland van. mijn moeder
was.
Gij sipreetot van uw huwelijk alö van
een band d.ie verbroken is.
Zoo As het ook.
Was het ongelukkig?
Integendeel, het was een tijdperk
van hemelsch geluk, dat helaas maar al
te kort heeft geduurd. Wij aanbaden al
kaar, toen, te midden van ons geluk, het
onherstelbare ons trof: mijn echtgenoot»
werd p'otse'ii.ng van mij weggerukt.
Ilij sV.caT?
Zoo goed als zonder ztekbed, na een
liiden van s'echts enkei'e uresi.
De oogen vam Olara werden vochtig en
zij flu:\sferde:
Arm kind, nu begrijp Lk...
Lizzie ,die zich in haar herinneringen
verdiepte, zeide, half -voor zich:
Men kan zich soms zelf ndet begrij
pen. vanwaar men de kracht heeft om
zcoveel leed te doorstaan.
En dat verlies, vroeg Ciara, heeft de
lust in u doen opkomen om u het leven
te benemen, niietwaa<r?
Neen, daaraan dacht ik niet, had ik
zelfs niet mogem denken, wamt met mijn
Bernard had ik nog niet alles verWern.
Gij waart moeder?
Ik hoopte het te worden.
En gij hebt die vreugde niet gehad?
Die vreugde, zeide de jonge vrouw
langzaam, is mij slechts geschonken om
mij 'terstond weer om'nome.n te worden.
Uw kind a|'.kirf?
Neen, men heeft het mij ontstolen.
Wie?
Zij, die al mijn geluk hobberi ver
woest, die mij tot hot rampzaligste der
schepselen hebben gemaakt, die mij hier
levend begraven hebben, ten einde gelijk
tijdig het geheim hunner misdaden te be
graven. Om mij te boetten hen aan tai
klagon, JiebbcA zij mij krau'kzinnig doen»
verklaren, opdiat .Tviemand geloof zou hech
ten aan mijn woorden, wanneer die, art
hun voorzorgen ten spijt, toch eeins tot
de buitenwereld mochten doordringen.
Lizzie wond zich op, zij had d-Je üaatsto
wootdon met stemverheffing gesproken,
zoodat Albeitine en -Voctoiiire, ofsohoon zij
de woorden zelf niet kondeai verstaan,
door den toon ongerust werden en op
sprongen, maar Clara stelde haar inefl
oen glimlach uerust.
Daarnet ncilde zij op; kalmen toon., of
schoon haar stem van ontroering beefde:
Komaan, ge moet raiet denken dat jk
de vertrouwelijke modedee'iingan, die ge
mij doet, als wartaal beschouw, Pk neem
ze ernatjg en heit bewijs daarvan As, dak
■ik er met u over spreken wü. Hoeft het
groote verdriet, dat gij bij hePhaftiing moe at
doorstaan, «u aniet op eon dwaalspoor ga-
Jeid? Zijt gij njiet wat te lichtvaardig over
gegaan ibot Inert uitbrengen van zoo zware
1 ©schut d/igingon?
(Wordt vervolgd.)