FFICIEELE KERKLIJST S)c Ceicbcke (Bomottt ra ra ra ra ra ra ra ra ra ra ra Tweede Blad. te*' klu giiWislGiw/ai swTOiGi»7D;Gïi»K)igi»igiCTr/&i Gi^)G?r/aiGiwrai6\>tTO!<3wrai(^i<^icgy/&i(^/3iGg<^tegr/3iGv%ifaiGi>»raï Gi»rarGg»ag BS2i VAN B£BI SÜ8 'Cig>^ISm3lgi»M)ICT>^lgWTOlG^/3tGÏ»gSlgiWraigïi«>IG!gr/Slgg»K)ÏGïWir5!giWK)ï6g<TO rarararararararatsosi Zaterdag 24 Juli S9I5. WEGENDE ZONDAG NA PINKSTEREN Les uit den I. brief van den H. Paulus aan de Corinthiërs X 6—13. Broeders! Laat om geen begeerte voe- êem tot hot kwaad, gelijk ook zij ze heb ben gevoed. E.a wordt geen afgodendie naars, zooals sommigen ven hei\ gelijk .er geschreven s'iaat: het volk zat nedeir ore te et on en te drinken, e.n zij stonden up cm te spcon. En laat ons geen ontucht bedrijven, gelijk eenigen van hen ontucht bedreven hebben, en op óénen dag vleien cv driie en twi lii.g duizend. Noch laat ons Christus op de proef stellen, ga ijk soan- jriigen van hen Hein- op do proef hebben gesteld' en dooir de slangen kwamen Zij in En mort niiet, gelijk eenigen van hen gemord hebben: en zij kwamen cm door den verderfengel. Dit allee nu is hun bij wijze van afbeelding overkomen, e.n het is geschreven tot waarschuwing voor ons, to/, wie de uiteinden der wereld gekomen zijn. Derhalve, diie meent, dat hij staat, zie. toe, dat hij nfleit va'.ie! Geene bekoring laste u aan, tenzij die menschel ijk is; God nu is getrouw en zal niet toe'aten, dat gij boven uwe kracht bekoord wordt», maar bij de bekoring zal Hij ook de uit komst verleenen, opdat gij ze kunt door staan. Evangelie uit den heiligen Lucas. XIX 41—47. 7n d:iïm tijd, toen Jezus Jeruzalem na derde en de stad zag, weende Hij over haar en sprak: mocht ook gij erkennen, en wel op dezen uwen dag, wait u toit vrede is! Maar nu is heit vooir uwe oogen •verbomen. Want er zullen dagen over u komen, dat uwe vijanden u met eenen wal omringen en u insluiten en benauwen zullen van alle kanten; en zij zullen u tot den grond toe verdelgen met uwe k inde xen, die in u zijn; em zij zullen den eenen tUvjta TVKMt orp d-en. anderen later»; omdoi gij den tijd uwer bezoeking niet erkend hebt Nadat Hij nu den tempel was bin ten gegaan, begon Hij degenen» wedfke .daair verkochten en kochten, uit te^ drij ven, terwijl Hij hun zei de: er sita at ge schreven: mijn huis is een huis des ge- fced». Doch gij hebt het gemaakt tot een ■rcovershol! En Hij leerde-dagelijks in den tempel. Verklaring van hef Epistel. Om het Epistel van heden goed te begrij pen, moeten wij eenige feiten uit de ge schiedenis der Joden meedeelen, waarop de H. Paulus een toespeling maakt, om daaraan een vermaning vast te knoopen, die ook wij wel kunnen ter harte nemen. Do Apostel was er bevreesd voor, dat zijn .Corinthiërs zich soms zouden tevreden stellen met de aanneming des geloofs en zich niet bekommeren zouden, om volgens dat geloof te leven en met de ontvangen genaden mede te werken. Ter waarschu wing stelt hij hun voor, wat den Joden overkwam tijdens hunne omzwerving door de woestijn. Hadden zij niet vele genaden ontvangen en moest het hun niet zonne klaar blijken, dat de hand Gods hen'leidde op hun tocht naar het land van belofte? Nochtans zondigden zij zwaar en mochten alleen Jo.zuë en Caleb het beloofde land binnengaan. Zij zondigden door begeerte naar het kwaad. Hun walgde het manna, die heer lijke en wonderbare spijze en zij verlang? den terug naar Egypte, waar zij vleesch in overvloed konden eten. God' voldeed eenigszins aan hun verlangens maar het werd hun tegelijk tot straf. Zij gingen zich zoo te buiten aan de wachtels, dié over de legerplaats neerstreken, dat velen door een verschrikkelijke ziekte werden .aangetast en daardoor den dood vonden. Zij zondigden door afgoderij en in dwa zen overmoed aanbaden zij het gouden kalf ea vereerden het als een hunner red ders uit het land van Egypte.. Zij volgden de heidenen na in hunne offermaaltijden en voerden heidensche spelen en dansen uit en vervielen, helaas! tot de gruwelijk ste zonden van ontucht. Zij stelden Chris tus op de proef: zij moorden niettegen staande de vele ontvangene weldaden en zij twijfelden aan Gods goedheid en macht ofschoon zij daarvan dagelijks de blijken ondervonden. Al te gader voorbeelden, waaraan de Corinthiërs zich moesten spiegelen, maar die tevens tot ons moesten spreken; want, crok wij leven in het laatste tijdperk der .wereldgeschiedenis. Wel is ons het einde van dat laatste tijdperk onbekend, maar het moet ons voortdurend in onze herin nering bijblijven, dat onze H. Vader bij den aanvang Zijner regeering Zich zeiven afvroeg, of de droevige tijden, die wij bele ven, misschien niet de kentoekenen dra gon van het naderend einde. Broeders, laat ons dus geen afgod maken van onzefl buik, niot al onze gedachten stellen op «wt aardolie eji zjjuieljjk£. Stollen wjj ons tevreden met den staat, waarin God ons heeft geplaatst en morren wij niet, als God ons beproevingen overzendt. En bo venal, hebt een heiligen eerbied voor de deugd der engelen! Laat ons geen ontucht bedrijven, neen, laat zelfs die zonde on der ons niet genoemd worden en geven wij aan niemand eenigen aanstoot, noch door handelingen, noch door kleeding. Dat niemand echter vermetel op eigen krachten vertrouwe: wie meent te staan, sterk in de deugd, hij zie nog nauwkeurig toe, dat hij niet valle in bekoringen en gevaren. De bekoringen, die u ondanks uwe voorzichtigheid mochten aantasten, zijn menschelijk en gaan uwe krachten niet te boven, als ge slechts nederig bidt om de hulp des hernels. ,,God vraagt bet onmogelijke niet, maar als hij iets be veelt, vermaant Hij u te doen, wat gij kunt; te vragen om hetgeen gij niet kunt, en Hij helpt u, opdat gij het kunt." (Conc. van Trente, 6de Zitting, 11de Hoofdst.) Wie daarnaar handelt, zal met het volste recht met den koninklijken Psalmist mo gen uitroepen: ,,Op den Heer heb ik ver trouwd en in eeuwigheid zal ik niet be schaamd worden. H. N. P. J. BERKHOUT, Leimuiden. Kapelaan. Verklaring van hei Evangelie. Het indrukwekkend tooneel, waarvan wij getuigen zijn in het evangelie van de zen Zondag, verplaatst ons in Jezus' laat ste levensdagen bij zijn triumfantelijken intocht in Jerusalem. Omringd door een jubelende menigte van mannen, vrouwen en kinderen van eiken rang en stand, gezeten op een ezelin wordt de goddelijke Zaligmaker onder Hosannah-gejuich en feestgezang naar Jerusalem begeleid. Doch als Hij op kor ten afstand de stad is genaderd, dan houdt hij een oogenhlik Zijn lastdier in. Met Zijn zachte maar nu weemoedige dogen beschouwt Hijj met ongewoncn aandacht de stad, wedfce daar in al haar pracht en grootschheid vóór Hem ligt. Eu «u xioix Jc O|.uotok« U/0 11UI1 groote verbazing, hoe op eenmaal tranen ontspringen aan Zijn oogen: Jezus weent. En met van droefheid en ontroering tril lende stem spreekt Hij luide, zoodat allen die in Zijn nabijheid zijn het hooren kun nen, deze droeve woorden uit over de stad: Mocht ook gij erkennen, en wel op dezen uwen dag, wat u tot vrede strekt!" Jerusalem, de stad Gods, de stad (fes vredes, zij kende .den vrede niet meer. Want in hardnekkige verblindheid had den haar inwoners de genade, welke Je zus hun aanbood, verwaarloosd, Zijn leer en werken hadden zij versmaad en ge- m)nacht, Hem zelf wilden zij niet erken nen als den door God aan de vaderen be loofden Messias. Want dezen stelden zij zich voor als een wereldsch vorst, als een machtig koning, die de gehate Romeinen zou verjagen, het Joodsche volk zijn oude \-rijheid en onafhankelijkheid weer zdU/ teruggeven, en bet rijk van David en Sa lomon, met Jerusalem als glansrijk mid denpunt, weer zou herstellen in al zijn macht en grootheid van weleer. Zoo droomden zich verreweg de meesten den toekomstigen Messias. En daarom wilden zij Jezus niet als zoodanig erkennen, om dat Hij de armoede predikte en de verne dering, de zelfverloochening en het kruis. Nog een laatste genade wil Jezus ge ven aan het verblindde volk, nu Hij hier Zijn plechtige intrede gaat doen in de stad, welke Hem zoo innig dierbaar en zoo lief is. 't Is een intocht zoo feestelijk, luistervol en schitterend als van een ko ning; want Jezus is inderdaad Koning, koning des Vredes, die met palmenge-- zwaai en onder vredesgezangen de stad wordt binnengeleid: „Gezegend Hij, Die komt in den naam des Heerenl" Nu was het de dag van inkeer en boete voor de stad. Maar ook dit laatste blijk van Gods oneindige barmhartigheid en liefde volle goedheid wordt versmaad door de ongeloovige bewoners van Jeruzalem; zij weten niet wat hun tot vrede strekt, zij willen niet kennen hun waar geluk. Daar om weent Jezus zoo aandoenlijk over de stad. Maar Jezus weent ook om het vreese- lijke lot, dat Jeruzalem en haar lichtzin- nige-n bewoners boven 't hoofd hangt. Als het volk dat had geweten, misschien was het dan nog tot inkeer, tot berouw en boe te gekomen^ doch het ongeloof en de ver blindheid was reeds te diep ingeworteld in het hart des volks, het was niet meer vatbaar voor bekeering, voor den waren vrede des harten. Jezus is God en daarom ziet Hij nu reeds als nabij de gruwel der verwoesting in Jeruzalem en geheel het land, de vreeselijke rampen, welke het hardnekkige volk zullen treffen. Nog geen veertig jaar na Jezus' dood is' letterlijk in vervulling gegaan, hetgeen de goddelijke Zaligmaker thans voorspelt omtrent het lot van Jeruzalem en de heilige plaatsen. Met een leger van 80.000 man trok in het jaar 70 de Romeinsche veldheer Titus te gen Jerusalem op en sloot weldra de stad iih Duizenden en duizenden stier ven tijdens de belegering door hongers nood, pest en onderlinge twisten, even- zoovelen stierven door het zwaard of wer den gekruisigd door de belegeraars, ter wijl tienduizenden nog door de Romeinen in gevangenschap werden weggevoerd. De heerlijke tempel werd een prooi der vlam men, ondanks het bevel van den veldheer om dit gebouw te sparen, niet één steen bleef op den anderen, noch van den tem pel, noch van de stad, die als het ware met den grond werd gelijk gemaakt door den gruwel der verwoesting. Zoo vreese- lijk strafte God het Joodsche volk, omdat het den tijd zijner bezoeking niet had ge kend, omdat het in moedwillige verblind heid de genade van den Messias had af gewezen en verworpen. Nog een ander tafereel aan het slot van dit evangelie trekt onze bizondere aan dacht. Jezus gaat den anderen morgen naar den tempel; en daar ziet Hij, boe schandelijk deze door Gods tegenwoordig heid geheiligde plaats wordt ontwijd door tallooze kooplieden, die in het eerste voor hof hun benoodigdheden voor de offers, te koop aanboden aan de teinpelgangers. zulk een marktgeschreeuw en rumoer nabij het huis Gods is een gruwel in Jezus' oog. Bij het zien daarvan ontsteekt Hij in heiligen toorn, werpt zich midden in die woelige menigte, stoot de tafels der wisselaars, de tenten en kramen der han delaars omver en jaagt de heiligschen ners weg uit de gewijde plaats, terwijl Hij hen met machtige stem herinnert aan het woord Gods: „Mijn huis is een huis des gebeds." En niemand durfde zich verzet ten tegen de goddelijke majesteit, welke duidelijk zich openbaarde in dit optreden van Jezus. CHR. S. DESSING, Heilo. Kapelaan. Liturgische beschouwingen. Communiebank. Van den biechtstoel, waar onze zondige zielen gezuiverd worden, gaan onze ge- voorname plaats in de kerk, de commu niebank, waar de gerechtvaardigde chris tenen gaan nederknielen, om hunne zui vere zielen te verkwikken en te versterken met een goddelijke spijze. Ongetwijfeld, heilig is deze plaats en huiveringwekkend pnaar tegelijkertijd toch zoo liefelijk ei\ aantrekkelijk voor God-minnende zielen. De oorsprong van de communiebank moet vooral gezocht worden in het zooge- naamde „hekwerk" („cancelli"), waar door vroeger het priesterkoor van het overige gedeelte der kerk werd gescheiden en waaraan ook de H. Communie aan de geloovigen werd uitgereikt. Langzamer hand werd het'laatste doel overheerschend en om heit den communiceerenden christe nen zoo geriefelijk mogelijk te maken kwam er in de plaats van het hekwerk de communiebank, welke tegelijk dienst deed als afscheiding van priesterkoor en schip der kerk. Meerdere malen spreekt men ook van „Tafel des Heeren" (ook in letterlijken zin). Deze naam is zeer juist en schoon. Immers, als wij Jezus in onze harten ont vangen willen, gaan wij dan niet neerknie len aan die Tafel van onzen Heer en God, waar Jezus Christus de Gastheer en de Goddelijke Spijze zelf is? Dit idee wordt ook uitgedrukt door het witte kleed, dat over de communietafel ligt uitgespreid en daarover afhangt. Langzamerhand werden aan de com muniebank allerlei schoone en diepzinnige voorstellingen aangebracht, om de geloo vigen tot grooter godsvrucht en eerbied op te wekken. De gewone symbolen, wel ke wij aantreffen, zijn de druif, wijnstok en druivenblad als zinnebeelden van het heilig Lichaam. Ook treft men dikwijls allerlei voorafbeeldende voorstellingen aan uit het Oude Testament, zooals de Jood sche toonbrooden in den tempel van Je hova; de rots, waaruit Mozes op wonder bare wijze het water sloeg voor de dorsten de Joden in de woestijn; de verschillende reine, bloedige offers; vooral wordt dik wijls voorgesteld het onbloedige offer van brood en wijn, hetwelk Melchisedech aan God opdroeg, toen Abraham zegevierend terugkeerde uit den strijd tegen zijn vijan den; het paaschlam der Joden, dat zij moesten nuttigen, toen zij op Gods bevel Egypte moesten verlaten, om zich aldus te behoeden voor de slagen van den doods engel en gesterkt te worden op hun moei lijke tocht naar het beloofde land; de won derbare hemelregen van het manna; Jozué en Kaleb, dragend den zwaren druiventros, enz. Al deze voorafbeeldingen spreken te duidelijk dan dat het noodig zou zijn daar aan nog eenige verklaring toe te voegen. Ook vinden wij dikwijls direct-Eucharisti- sche voorstellingen uit het Nieuwe Testa ment, zooals het Laatste Avondmaal; of Christus, brekend het brood in het huis der Emmaüsgangers; enz. Moge ook deze korte verhandeling als mede de onvolledige opsomming der sym bolische versleringen van de communie bank ons nog meer aansporen om steeds Biel ggfiftfel devotie en liefde te gaan neer knielen op die heilige plaats aan de Tafel des Heeren, waar wij ons dagelijks aan het Goddelijk Gastmaal, ons daar bereid, kun nen verzadigenl J. P. VERHAAR, Pr. Een aalmoes voor den Paus. Aan ,,St. Bavo", godsdienötig weekblad voor het Bisdom Haarlem, ontteenen we het volgende artikel, dat wij dringend ter lezing en overweging aanbevelen. „Een aalmoes voor den Paus!" De koppeling dier woorden, Trilt snijdend door bet hart!" Zoo toekende Dr. Schaepman in 1870 de eerste groote oproep voor den Sint Pie terspenning, die den Paus de inkomsten moest vergoeden, welke bij de overweldi ging zijner Staten hem ontnomen waren. Sinds die oproep uitging over de wereld heeft de Heilige Vader zijn schatkist met de aalmoezen zijner geuoovige kinderen gevuld gezien: wamt het bleef ons snijden door het hart, dat Hij aldus in de kosten van zijn bestuur moest voorzien; wij ble ven gevoelen, dat hij leefde in een nood toestand, waarmede wij nooit of nimmer vrede konden hebben; en het besef van dien nood-toestand deed ruim 40 jaren lang aalmoezen Vloeien; en als er in de laatste jaren kLaagtoonen vernomen wer den, dat de som dier aa'jmoezen vermin derde, dan was dat wel een onmiddellijk gevolg van het gewend-geraken aan den wiet (te rechtvaardigen toestand des Heili gen Vaders, dat. ons zijn nood over het hoofd deed zien. Als dit laatste bij ons het geval mocht zijn, dan is deze oorlog, die op zoo menig punt ons weer scherper de oogen doet vestigen, wel in staat den nood van den Opperherder der Kerk weer duidelijk te doen zien: deze Immers is onder den d.rang dieir dfroewe omstandigheden! 'z,<5ó toegenomen, dat hij ons dwiilngt de hanid tot onze lezers uit te strekken, en hen met aandrang te vragen „een aalmoes voor den Paus". Niet uit onzen eigen naam spreken wij aldus» lhAt_io rxoory» <vn. tr» rvndr juihit vnn onzen Doorluchtigen Bisschop, dat wij dezen oproep tot u richten. De oorlog heeft nl. de inkomsten van den H. Stoel zeer doen verminderen: onder de landen, die met bijzondere en blijvende mildheid het bestuur des Pausen door den Sint-Pieterspenning ondersteunden, na men Oostenrijk, Frankrijk, Duitschland en Italië de eerste plaatsen in, en deze landen zijn thans allen in een oorlog ge wikkeld, die steeds meer van hun finan cieel® krachten vergt, en dientengevolge hun bijdrage aan den Sint-Pieterspenning tot wedwiig of niets heeft teruggebracht. Vandaar mist de Paus thans een zeer, zeer groot deel van zijn inkomen. En daartegenover zijn de uitgaven van den Apostolisch en Stoel zeer gestegen, omdat ook voor 's Pausen regeerirug deze wereld- beroering tal van nieuwe behoeften schept. Wij kunnen dien nood des Pausen boo duidelijk lezen in de brieven, waarvan hij vergezeld deed gaan de giften, die hij aan de rampzalige Belgen en Polen, en aan de slachtoffers der aardbeving in Italië zond, en die naast de ontboezemingen eener opperherderlijke bezorgdheid en de troostwoorden eener vaderlijke liefde allen eenzelfde klacht bevatten., welker zin wij aldus mogen samenvatten: „ik zou zoo gaarne meer willen geven. maar... ik kan niet" Bij dien nood des Pausen, in de laatste weken nog zooveel verergerd door hot deelnemen van Italië in den oorlog, het welk ook de Pauselijke hospiitalon met clc onmiddellijke zorg voor tal van gewon den belast, mogen wij wiet werkeloos toe zien. Want wij, kinderen der Kerk, geLooven ons allen verbonden in de gemeenschap der heiligen, die ons doet deel hebben in eikanders geestelijke goederen, maar.... óns dan ook den plicht oplegt de gemeen schappelijke lasten te dragen. En daar onder is zeker een der eerste het voorzien in het onderhoud van onzen Algemeen en Vader, wiens Oppergezag de band is, die in onverbreekbare eenheid ons samen bindt. Zoovele duizenden, die anders met liefde en edelmoedigheid dien gemean- schappelijken last modedroegen,, kunnen nu wiet: dus moeten wij, die door Gods barmbhartigheid in zooveel beter omstan digheden verkeeren dan zij, hun last over nemen, en naar de mate onzer krachten onze bijdragen in den nood des Pausen verveelvuM Lgen. Vooral wij, durven we zeggen. Wij verflangen zoo naar vrede. En wij zijn er ajls Nederlander8 niet weinig trotsch op, dat ons klein landje door zijn eerlijke neutraliteit zich de gelegenheid heeft open gehouden straks voor dit edele doel iets, misschien zelfs veel te doem. Wij hebben als kathoTAeken ons verheugd, dat onze regeering tot dat doel samenwerking heeft gezocht met onzen Geestelijken Op- perherder, wiens imf.oed door Gods on naspeurlijke Voorzienigheid. bij deze beroering der tijden zoo ontzaggelijk ie toegenomen» Maar dan ie het dubbel onze plicht, om zooveel wij eenigszins kunnen in den nood des Pausen te voorzient op dat nooit of nimmer gebrek aan geld zijn vredes-werk kunne verlammen of bemoei lijken. Om deze redenen vragen wij in naam van onzen bisschop „een aalmoes voor den Paus". Twee gelegenheden, geachte lezeressen en lezers, staan daarvoor open. Op de eerste plaats kunt gij in 's Pausen nood voorzien door meer,, en veel meer dan tot dusver den Sint Pieterspenning te gedenken. 1) Doch omdat de nood des Pausen zoo buitengewoon groot is, meenen wij het bij deze enkele aansporing tot de gewone giften niet te mogen laten, maar openen wij daarbij irn ons weekblad nog een bij zondere inschrijving voor den Paus. Toen wij in het voorjaar u, een gift vroegen voor een hulde aan de nagedach tenis van den overleden Paus, hebt gij onze verwachtingen wiet beschaamd, wij vertrouwen dat gij deze verre zullen overtreffen nu wij u vragen te helpen bij den nood van den levenden Paus. Wij vertrouwen dat al onze lezers niet alleen naar him vermogen zullen bijdra gen, maar dat ze ook anderen er toe wu&- len brengen hun gaven te offeren. Wij vertrouwen vooral op de hudp der priesters onder onze lezers! O zij kunnen zoo veel doen in hun parochiën, in hun congregaties, hun scholen, hun patrona ten, hun vereenigingen! Het is voor ben zoo gemakkelijk daar gemeenschappelijke bijdragen bijeen te brengen! Wij verlro<uwen op onze katholieke ver eenigingen, die het zich een plicht en een eer rekenen de leiding de» Pausen te vol gen en dus zeker niet zuólen achterblijven om door hun bijdragen mede te helipen in het lenigen van zijn nood. Alli en, die vroegen, hebben wij in. het afgeloopen jaar geholpen en helpen wij nog. Onze eigen medeburgers hebben on der allerlei opzicht onze milddadigheid ondervonden: naar strijdenden en niet strijdenden hebben wij vèr over de gren zen onze giften gezonden; Belgen. en Polen roemen onze vrijgevigheid. Zouden wij dan niet minstens even mild zijn voor den Plaatsbekleeder van Jezus Christus, in Wi«n wii in de?" «tamm no»r rneor dan anders ten volle ons ajier vader zien? En daarom strekken wij met groot ver trouwen onze hand uit en vragen U „een aalmoes voor den Paus". De Redactie van „Sint Bavo", „Huize Bijdorp" te Voorschoten, is bereid aan haar adres „aalmoezen voor den Paus" te ontvangen, hetzij bij giften in een», het zij bij geregelde wekelijksche of maande- lijksche bijdragen. Al'e giften zullen in „Sint Bavo" wor den verantwoord. 1) Wij mogen hier nog wel #ens herin neren aan den opzet van „de SlnbPto- terspeiming". De bedoeling van dit lief dewerk is, dat ieifèro communicant (dur ieder, die zijn 1st® II. Communie gedaas, heeft) één cent per maand bijdraagt. Vooi dit doel vindt men in iedere kerk een of ferblok, of worden er op geregelde tijdel. oollecten gehouden. Brengt ge werkelijk geregeld dat klein# offer voor het onderhoud des Pausen? Zo# ja. verdubbel het dan minstens in dc eerstvolgende tijde-n. Zoo neen! begin dax nu en verveelvoudig uw bijdrage! TER OVERWEGING. Ook het meest godsdienstige volk der wereld, dat niet anders dan slechte bla den zou lezen, zou in verloop van dertig jaren een goddeloos volk geworden zijn. Kard. Pie. We est zuiver en nadert tot de H. Com munie om zuiver te worden. Zonder de H. Communie Is het niet mo gelijk op achttien- of twintig-jarigen leef tijd een rein leven te lelden. Mgr. de Fégur. KERKBERICHTEN. AARLANDERVEEN. Parochie van de H.H. Apostelen Petrua en Paulu9. Zondag: de H.H. Missen om 7.30 ©n 10 uur. 's Middags 2 uur Lof. In do week d© II. Mis om 8 uur. ALPHEN. Parochie van den H. Bonlfaclus. Zor.dag: H.H. Missen 7 uur, 8.30 uur; 10 uur Hoogmis; 1.30 Catechismus, 2.30 uur Veispe/rs met Rozenhoedje; 4.30 uur Conferentie van het Juvenaat. Maandag tot en met Donderdag geen H. Ml» te 7 uur wel uitreiken der H. Com munie. De H.H. Missen 7 uur (Kapel) en 8.15 uur. Vrijdag: de H.H. Missen 7 uur, 7 uur (Kaped) en 8.15 uur. Zaterdag: de H.H. Missen 7 uur, 7 uuï (Kapel) en 8.15 uur. BODEGRAVEN. Parochie van den H. Wllllbrordua. Zondag; 7, 9 en 10 uur H.H. Missen. 1.30 u. Catechismus; 4.30 u. Patronaat 7 uur Lolm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 5