FFICIEELE KERKLIJST
S)c Ceicbcke (Bomottt
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
Tweede Blad.
te*'
klu
giiWislGiw/ai swTOiGi»7D;Gïi»K)igi»igiCTr/&i Gi^)G?r/aiGiwrai6\>tTO!<3wrai(^i<^icgy/&i(^/3iGg<^tegr/3iGv%ifaiGi>»raï Gi»rarGg»ag
BS2i
VAN
B£BI
SÜ8
'Cig>^ISm3lgi»M)ICT>^lgWTOlG^/3tGÏ»gSlgiWraigïi«>IG!gr/Slgg»K)ÏGïWir5!giWK)ï6g<TO
rarararararararatsosi
Zaterdag 24 Juli S9I5.
WEGENDE ZONDAG NA PINKSTEREN
Les uit den I. brief van den H. Paulus
aan de Corinthiërs X 6—13.
Broeders! Laat om geen begeerte voe-
êem tot hot kwaad, gelijk ook zij ze heb
ben gevoed. E.a wordt geen afgodendie
naars, zooals sommigen ven hei\ gelijk
.er geschreven s'iaat: het volk zat nedeir
ore te et on en te drinken, e.n zij stonden
up cm te spcon. En laat ons geen ontucht
bedrijven, gelijk eenigen van hen ontucht
bedreven hebben, en op óénen dag vleien
cv driie en twi lii.g duizend. Noch laat ons
Christus op de proef stellen, ga ijk soan-
jriigen van hen Hein- op do proef hebben
gesteld' en dooir de slangen kwamen Zij
in En mort niiet, gelijk eenigen van hen
gemord hebben: en zij kwamen cm door
den verderfengel. Dit allee nu is hun bij
wijze van afbeelding overkomen, e.n het
is geschreven tot waarschuwing voor ons,
to/, wie de uiteinden der wereld gekomen
zijn. Derhalve, diie meent, dat hij staat,
zie. toe, dat hij nfleit va'.ie! Geene bekoring
laste u aan, tenzij die menschel ijk is; God
nu is getrouw en zal niet toe'aten, dat
gij boven uwe kracht bekoord wordt»,
maar bij de bekoring zal Hij ook de uit
komst verleenen, opdat gij ze kunt door
staan.
Evangelie uit den heiligen Lucas.
XIX 41—47.
7n d:iïm tijd, toen Jezus Jeruzalem na
derde en de stad zag, weende Hij over
haar en sprak: mocht ook gij erkennen,
en wel op dezen uwen dag, wait u toit
vrede is! Maar nu is heit vooir uwe oogen
•verbomen. Want er zullen dagen over u
komen, dat uwe vijanden u met eenen
wal omringen en u insluiten en benauwen
zullen van alle kanten; en zij zullen u tot
den grond toe verdelgen met uwe k inde
xen, die in u zijn; em zij zullen den eenen
tUvjta TVKMt orp d-en. anderen later»; omdoi
gij den tijd uwer bezoeking niet erkend
hebt Nadat Hij nu den tempel was bin
ten gegaan, begon Hij degenen» wedfke
.daair verkochten en kochten, uit te^ drij
ven, terwijl Hij hun zei de: er sita at ge
schreven: mijn huis is een huis des ge-
fced». Doch gij hebt het gemaakt tot een
■rcovershol! En Hij leerde-dagelijks in den
tempel.
Verklaring van hef Epistel.
Om het Epistel van heden goed te begrij
pen, moeten wij eenige feiten uit de ge
schiedenis der Joden meedeelen, waarop
de H. Paulus een toespeling maakt, om
daaraan een vermaning vast te knoopen,
die ook wij wel kunnen ter harte nemen.
Do Apostel was er bevreesd voor, dat zijn
.Corinthiërs zich soms zouden tevreden
stellen met de aanneming des geloofs en
zich niet bekommeren zouden, om volgens
dat geloof te leven en met de ontvangen
genaden mede te werken. Ter waarschu
wing stelt hij hun voor, wat den Joden
overkwam tijdens hunne omzwerving door
de woestijn. Hadden zij niet vele genaden
ontvangen en moest het hun niet zonne
klaar blijken, dat de hand Gods hen'leidde
op hun tocht naar het land van belofte?
Nochtans zondigden zij zwaar en mochten
alleen Jo.zuë en Caleb het beloofde land
binnengaan.
Zij zondigden door begeerte naar het
kwaad. Hun walgde het manna, die heer
lijke en wonderbare spijze en zij verlang?
den terug naar Egypte, waar zij vleesch
in overvloed konden eten. God' voldeed
eenigszins aan hun verlangens maar
het werd hun tegelijk tot straf. Zij gingen
zich zoo te buiten aan de wachtels, dié
over de legerplaats neerstreken, dat velen
door een verschrikkelijke ziekte werden
.aangetast en daardoor den dood vonden.
Zij zondigden door afgoderij en in dwa
zen overmoed aanbaden zij het gouden
kalf ea vereerden het als een hunner red
ders uit het land van Egypte.. Zij volgden
de heidenen na in hunne offermaaltijden
en voerden heidensche spelen en dansen
uit en vervielen, helaas! tot de gruwelijk
ste zonden van ontucht. Zij stelden Chris
tus op de proef: zij moorden niettegen
staande de vele ontvangene weldaden en
zij twijfelden aan Gods goedheid en macht
ofschoon zij daarvan dagelijks de blijken
ondervonden.
Al te gader voorbeelden, waaraan de
Corinthiërs zich moesten spiegelen, maar
die tevens tot ons moesten spreken; want,
crok wij leven in het laatste tijdperk der
.wereldgeschiedenis. Wel is ons het einde
van dat laatste tijdperk onbekend, maar
het moet ons voortdurend in onze herin
nering bijblijven, dat onze H. Vader bij
den aanvang Zijner regeering Zich zeiven
afvroeg, of de droevige tijden, die wij bele
ven, misschien niet de kentoekenen dra
gon van het naderend einde. Broeders,
laat ons dus geen afgod maken van onzefl
buik, niot al onze gedachten stellen op
«wt aardolie eji zjjuieljjk£. Stollen wjj ons
tevreden met den staat, waarin God ons
heeft geplaatst en morren wij niet, als
God ons beproevingen overzendt. En bo
venal, hebt een heiligen eerbied voor de
deugd der engelen! Laat ons geen ontucht
bedrijven, neen, laat zelfs die zonde on
der ons niet genoemd worden en geven
wij aan niemand eenigen aanstoot, noch
door handelingen, noch door kleeding.
Dat niemand echter vermetel op eigen
krachten vertrouwe: wie meent te staan,
sterk in de deugd, hij zie nog nauwkeurig
toe, dat hij niet valle in bekoringen en
gevaren. De bekoringen, die u ondanks
uwe voorzichtigheid mochten aantasten,
zijn menschelijk en gaan uwe krachten
niet te boven, als ge slechts nederig bidt
om de hulp des hernels. ,,God vraagt bet
onmogelijke niet, maar als hij iets be
veelt, vermaant Hij u te doen, wat gij
kunt; te vragen om hetgeen gij niet kunt,
en Hij helpt u, opdat gij het kunt." (Conc.
van Trente, 6de Zitting, 11de Hoofdst.)
Wie daarnaar handelt, zal met het volste
recht met den koninklijken Psalmist mo
gen uitroepen: ,,Op den Heer heb ik ver
trouwd en in eeuwigheid zal ik niet be
schaamd worden.
H. N. P. J. BERKHOUT,
Leimuiden. Kapelaan.
Verklaring van hei Evangelie.
Het indrukwekkend tooneel, waarvan
wij getuigen zijn in het evangelie van de
zen Zondag, verplaatst ons in Jezus' laat
ste levensdagen bij zijn triumfantelijken
intocht in Jerusalem.
Omringd door een jubelende menigte
van mannen, vrouwen en kinderen van
eiken rang en stand, gezeten op een ezelin
wordt de goddelijke Zaligmaker onder
Hosannah-gejuich en feestgezang naar
Jerusalem begeleid. Doch als Hij op kor
ten afstand de stad is genaderd, dan
houdt hij een oogenhlik Zijn lastdier in.
Met Zijn zachte maar nu weemoedige
dogen beschouwt Hijj met ongewoncn
aandacht de stad, wedfce daar in al
haar pracht en grootschheid vóór Hem
ligt. Eu «u xioix Jc O|.uotok« U/0 11UI1
groote verbazing, hoe op eenmaal tranen
ontspringen aan Zijn oogen: Jezus weent.
En met van droefheid en ontroering tril
lende stem spreekt Hij luide, zoodat allen
die in Zijn nabijheid zijn het hooren kun
nen, deze droeve woorden uit over de
stad: Mocht ook gij erkennen, en wel
op dezen uwen dag, wat u tot vrede
strekt!"
Jerusalem, de stad Gods, de stad (fes
vredes, zij kende .den vrede niet meer.
Want in hardnekkige verblindheid had
den haar inwoners de genade, welke Je
zus hun aanbood, verwaarloosd, Zijn leer
en werken hadden zij versmaad en ge-
m)nacht, Hem zelf wilden zij niet erken
nen als den door God aan de vaderen be
loofden Messias. Want dezen stelden zij
zich voor als een wereldsch vorst, als een
machtig koning, die de gehate Romeinen
zou verjagen, het Joodsche volk zijn oude
\-rijheid en onafhankelijkheid weer zdU/
teruggeven, en bet rijk van David en Sa
lomon, met Jerusalem als glansrijk mid
denpunt, weer zou herstellen in al zijn
macht en grootheid van weleer. Zoo
droomden zich verreweg de meesten den
toekomstigen Messias. En daarom wilden
zij Jezus niet als zoodanig erkennen, om
dat Hij de armoede predikte en de verne
dering, de zelfverloochening en het kruis.
Nog een laatste genade wil Jezus ge
ven aan het verblindde volk, nu Hij hier
Zijn plechtige intrede gaat doen in de
stad, welke Hem zoo innig dierbaar en zoo
lief is. 't Is een intocht zoo feestelijk,
luistervol en schitterend als van een ko
ning; want Jezus is inderdaad Koning,
koning des Vredes, die met palmenge--
zwaai en onder vredesgezangen de stad
wordt binnengeleid: „Gezegend Hij, Die
komt in den naam des Heerenl" Nu was
het de dag van inkeer en boete voor
de stad. Maar ook dit laatste blijk van
Gods oneindige barmhartigheid en liefde
volle goedheid wordt versmaad door de
ongeloovige bewoners van Jeruzalem; zij
weten niet wat hun tot vrede strekt, zij
willen niet kennen hun waar geluk. Daar
om weent Jezus zoo aandoenlijk over de
stad.
Maar Jezus weent ook om het vreese-
lijke lot, dat Jeruzalem en haar lichtzin-
nige-n bewoners boven 't hoofd hangt. Als
het volk dat had geweten, misschien was
het dan nog tot inkeer, tot berouw en boe
te gekomen^ doch het ongeloof en de ver
blindheid was reeds te diep ingeworteld
in het hart des volks, het was niet meer
vatbaar voor bekeering, voor den waren
vrede des harten. Jezus is God en daarom
ziet Hij nu reeds als nabij de gruwel der
verwoesting in Jeruzalem en geheel het
land, de vreeselijke rampen, welke het
hardnekkige volk zullen treffen. Nog geen
veertig jaar na Jezus' dood is' letterlijk in
vervulling gegaan, hetgeen de goddelijke
Zaligmaker thans voorspelt omtrent het
lot van Jeruzalem en de heilige plaatsen.
Met een leger van 80.000 man trok in het
jaar 70 de Romeinsche veldheer Titus te
gen Jerusalem op en sloot weldra de stad
iih Duizenden en duizenden stier
ven tijdens de belegering door hongers
nood, pest en onderlinge twisten, even-
zoovelen stierven door het zwaard of wer
den gekruisigd door de belegeraars, ter
wijl tienduizenden nog door de Romeinen
in gevangenschap werden weggevoerd. De
heerlijke tempel werd een prooi der vlam
men, ondanks het bevel van den veldheer
om dit gebouw te sparen, niet één steen
bleef op den anderen, noch van den tem
pel, noch van de stad, die als het ware
met den grond werd gelijk gemaakt door
den gruwel der verwoesting. Zoo vreese-
lijk strafte God het Joodsche volk, omdat
het den tijd zijner bezoeking niet had ge
kend, omdat het in moedwillige verblind
heid de genade van den Messias had af
gewezen en verworpen.
Nog een ander tafereel aan het slot van
dit evangelie trekt onze bizondere aan
dacht. Jezus gaat den anderen morgen
naar den tempel; en daar ziet Hij, boe
schandelijk deze door Gods tegenwoordig
heid geheiligde plaats wordt ontwijd door
tallooze kooplieden, die in het eerste voor
hof hun benoodigdheden voor de offers,
te koop aanboden aan de teinpelgangers.
zulk een marktgeschreeuw en rumoer
nabij het huis Gods is een gruwel in Jezus'
oog. Bij het zien daarvan ontsteekt Hij
in heiligen toorn, werpt zich midden in
die woelige menigte, stoot de tafels der
wisselaars, de tenten en kramen der han
delaars omver en jaagt de heiligschen
ners weg uit de gewijde plaats, terwijl Hij
hen met machtige stem herinnert aan het
woord Gods: „Mijn huis is een huis des
gebeds." En niemand durfde zich verzet
ten tegen de goddelijke majesteit, welke
duidelijk zich openbaarde in dit optreden
van Jezus.
CHR. S. DESSING,
Heilo. Kapelaan.
Liturgische beschouwingen.
Communiebank.
Van den biechtstoel, waar onze zondige
zielen gezuiverd worden, gaan onze ge-
voorname plaats in de kerk, de commu
niebank, waar de gerechtvaardigde chris
tenen gaan nederknielen, om hunne zui
vere zielen te verkwikken en te versterken
met een goddelijke spijze. Ongetwijfeld,
heilig is deze plaats en huiveringwekkend
pnaar tegelijkertijd toch zoo liefelijk ei\
aantrekkelijk voor God-minnende zielen.
De oorsprong van de communiebank
moet vooral gezocht worden in het zooge-
naamde „hekwerk" („cancelli"), waar
door vroeger het priesterkoor van het
overige gedeelte der kerk werd gescheiden
en waaraan ook de H. Communie aan de
geloovigen werd uitgereikt. Langzamer
hand werd het'laatste doel overheerschend
en om heit den communiceerenden christe
nen zoo geriefelijk mogelijk te maken
kwam er in de plaats van het hekwerk de
communiebank, welke tegelijk dienst deed
als afscheiding van priesterkoor en schip
der kerk.
Meerdere malen spreekt men ook van
„Tafel des Heeren" (ook in letterlijken
zin). Deze naam is zeer juist en schoon.
Immers, als wij Jezus in onze harten ont
vangen willen, gaan wij dan niet neerknie
len aan die Tafel van onzen Heer en God,
waar Jezus Christus de Gastheer en de
Goddelijke Spijze zelf is? Dit idee wordt
ook uitgedrukt door het witte kleed, dat
over de communietafel ligt uitgespreid en
daarover afhangt.
Langzamerhand werden aan de com
muniebank allerlei schoone en diepzinnige
voorstellingen aangebracht, om de geloo
vigen tot grooter godsvrucht en eerbied
op te wekken. De gewone symbolen, wel
ke wij aantreffen, zijn de druif, wijnstok
en druivenblad als zinnebeelden van het
heilig Lichaam. Ook treft men dikwijls
allerlei voorafbeeldende voorstellingen aan
uit het Oude Testament, zooals de Jood
sche toonbrooden in den tempel van Je
hova; de rots, waaruit Mozes op wonder
bare wijze het water sloeg voor de dorsten
de Joden in de woestijn; de verschillende
reine, bloedige offers; vooral wordt dik
wijls voorgesteld het onbloedige offer van
brood en wijn, hetwelk Melchisedech aan
God opdroeg, toen Abraham zegevierend
terugkeerde uit den strijd tegen zijn vijan
den; het paaschlam der Joden, dat zij
moesten nuttigen, toen zij op Gods bevel
Egypte moesten verlaten, om zich aldus
te behoeden voor de slagen van den doods
engel en gesterkt te worden op hun moei
lijke tocht naar het beloofde land; de won
derbare hemelregen van het manna; Jozué
en Kaleb, dragend den zwaren druiventros,
enz. Al deze voorafbeeldingen spreken te
duidelijk dan dat het noodig zou zijn daar
aan nog eenige verklaring toe te voegen.
Ook vinden wij dikwijls direct-Eucharisti-
sche voorstellingen uit het Nieuwe Testa
ment, zooals het Laatste Avondmaal; of
Christus, brekend het brood in het huis der
Emmaüsgangers; enz.
Moge ook deze korte verhandeling als
mede de onvolledige opsomming der sym
bolische versleringen van de communie
bank ons nog meer aansporen om steeds
Biel ggfiftfel devotie en liefde te gaan neer
knielen op die heilige plaats aan de Tafel
des Heeren, waar wij ons dagelijks aan het
Goddelijk Gastmaal, ons daar bereid, kun
nen verzadigenl
J. P. VERHAAR, Pr.
Een aalmoes voor den Paus.
Aan ,,St. Bavo", godsdienötig weekblad
voor het Bisdom Haarlem, ontteenen we
het volgende artikel, dat wij dringend ter
lezing en overweging aanbevelen.
„Een aalmoes voor den Paus!"
De koppeling dier woorden,
Trilt snijdend door bet hart!"
Zoo toekende Dr. Schaepman in 1870 de
eerste groote oproep voor den Sint Pie
terspenning, die den Paus de inkomsten
moest vergoeden, welke bij de overweldi
ging zijner Staten hem ontnomen waren.
Sinds die oproep uitging over de wereld
heeft de Heilige Vader zijn schatkist met
de aalmoezen zijner geuoovige kinderen
gevuld gezien: wamt het bleef ons snijden
door het hart, dat Hij aldus in de kosten
van zijn bestuur moest voorzien; wij ble
ven gevoelen, dat hij leefde in een nood
toestand, waarmede wij nooit of nimmer
vrede konden hebben; en het besef van
dien nood-toestand deed ruim 40 jaren
lang aalmoezen Vloeien; en als er in de
laatste jaren kLaagtoonen vernomen wer
den, dat de som dier aa'jmoezen vermin
derde, dan was dat wel een onmiddellijk
gevolg van het gewend-geraken aan den
wiet (te rechtvaardigen toestand des Heili
gen Vaders, dat. ons zijn nood over het
hoofd deed zien.
Als dit laatste bij ons het geval mocht
zijn, dan is deze oorlog, die op zoo menig
punt ons weer scherper de oogen doet
vestigen, wel in staat den nood van den
Opperherder der Kerk weer duidelijk te
doen zien: deze Immers is onder den
d.rang dieir dfroewe omstandigheden! 'z,<5ó
toegenomen, dat hij ons dwiilngt de hanid
tot onze lezers uit te strekken, en hen
met aandrang te vragen „een aalmoes
voor den Paus".
Niet uit onzen eigen naam spreken wij
aldus» lhAt_io rxoory» <vn. tr» rvndr juihit vnn
onzen Doorluchtigen Bisschop, dat wij
dezen oproep tot u richten.
De oorlog heeft nl. de inkomsten van
den H. Stoel zeer doen verminderen: onder
de landen, die met bijzondere en blijvende
mildheid het bestuur des Pausen door den
Sint-Pieterspenning ondersteunden, na
men Oostenrijk, Frankrijk, Duitschland
en Italië de eerste plaatsen in, en deze
landen zijn thans allen in een oorlog ge
wikkeld, die steeds meer van hun finan
cieel® krachten vergt, en dientengevolge
hun bijdrage aan den Sint-Pieterspenning
tot wedwiig of niets heeft teruggebracht.
Vandaar mist de Paus thans een zeer,
zeer groot deel van zijn inkomen. En
daartegenover zijn de uitgaven van den
Apostolisch en Stoel zeer gestegen, omdat
ook voor 's Pausen regeerirug deze wereld-
beroering tal van nieuwe behoeften schept.
Wij kunnen dien nood des Pausen boo
duidelijk lezen in de brieven, waarvan hij
vergezeld deed gaan de giften, die hij aan
de rampzalige Belgen en Polen, en aan de
slachtoffers der aardbeving in Italië
zond, en die naast de ontboezemingen
eener opperherderlijke bezorgdheid en de
troostwoorden eener vaderlijke liefde allen
eenzelfde klacht bevatten., welker zin wij
aldus mogen samenvatten: „ik zou zoo
gaarne meer willen geven. maar... ik kan
niet"
Bij dien nood des Pausen, in de laatste
weken nog zooveel verergerd door hot
deelnemen van Italië in den oorlog, het
welk ook de Pauselijke hospiitalon met clc
onmiddellijke zorg voor tal van gewon
den belast, mogen wij wiet werkeloos toe
zien.
Want wij, kinderen der Kerk, geLooven
ons allen verbonden in de gemeenschap
der heiligen, die ons doet deel hebben in
eikanders geestelijke goederen, maar....
óns dan ook den plicht oplegt de gemeen
schappelijke lasten te dragen. En daar
onder is zeker een der eerste het voorzien
in het onderhoud van onzen Algemeen en
Vader, wiens Oppergezag de band is, die
in onverbreekbare eenheid ons samen
bindt. Zoovele duizenden, die anders met
liefde en edelmoedigheid dien gemean-
schappelijken last modedroegen,, kunnen
nu wiet: dus moeten wij, die door Gods
barmbhartigheid in zooveel beter omstan
digheden verkeeren dan zij, hun last over
nemen, en naar de mate onzer krachten
onze bijdragen in den nood des Pausen
verveelvuM Lgen.
Vooral wij, durven we zeggen.
Wij verflangen zoo naar vrede. En wij
zijn er ajls Nederlander8 niet weinig
trotsch op, dat ons klein landje door zijn
eerlijke neutraliteit zich de gelegenheid
heeft open gehouden straks voor dit edele
doel iets, misschien zelfs veel te doem. Wij
hebben als kathoTAeken ons verheugd, dat
onze regeering tot dat doel samenwerking
heeft gezocht met onzen Geestelijken Op-
perherder, wiens imf.oed door Gods on
naspeurlijke Voorzienigheid. bij deze
beroering der tijden zoo ontzaggelijk ie
toegenomen» Maar dan ie het dubbel onze
plicht, om zooveel wij eenigszins kunnen
in den nood des Pausen te voorzient op
dat nooit of nimmer gebrek aan geld zijn
vredes-werk kunne verlammen of bemoei
lijken.
Om deze redenen vragen wij in naam
van onzen bisschop „een aalmoes voor
den Paus".
Twee gelegenheden, geachte lezeressen
en lezers, staan daarvoor open.
Op de eerste plaats kunt gij in 's Pausen
nood voorzien door meer,, en veel meer
dan tot dusver den Sint Pieterspenning te
gedenken. 1)
Doch omdat de nood des Pausen zoo
buitengewoon groot is, meenen wij het
bij deze enkele aansporing tot de gewone
giften niet te mogen laten, maar openen
wij daarbij irn ons weekblad nog een bij
zondere inschrijving voor den Paus.
Toen wij in het voorjaar u, een gift
vroegen voor een hulde aan de nagedach
tenis van den overleden Paus, hebt gij
onze verwachtingen wiet beschaamd,
wij vertrouwen dat gij deze verre zullen
overtreffen nu wij u vragen te helpen bij
den nood van den levenden Paus.
Wij vertrouwen dat al onze lezers niet
alleen naar him vermogen zullen bijdra
gen, maar dat ze ook anderen er toe wu&-
len brengen hun gaven te offeren.
Wij vertrouwen vooral op de hudp der
priesters onder onze lezers! O zij kunnen
zoo veel doen in hun parochiën, in hun
congregaties, hun scholen, hun patrona
ten, hun vereenigingen! Het is voor ben
zoo gemakkelijk daar gemeenschappelijke
bijdragen bijeen te brengen!
Wij verlro<uwen op onze katholieke ver
eenigingen, die het zich een plicht en een
eer rekenen de leiding de» Pausen te vol
gen en dus zeker niet zuólen achterblijven
om door hun bijdragen mede te helipen in
het lenigen van zijn nood.
Alli en, die vroegen, hebben wij in. het
afgeloopen jaar geholpen en helpen wij
nog. Onze eigen medeburgers hebben on
der allerlei opzicht onze milddadigheid
ondervonden: naar strijdenden en niet
strijdenden hebben wij vèr over de gren
zen onze giften gezonden; Belgen. en Polen
roemen onze vrijgevigheid. Zouden wij
dan niet minstens even mild zijn voor den
Plaatsbekleeder van Jezus Christus, in
Wi«n wii in de?" «tamm no»r rneor dan
anders ten volle ons ajier vader zien?
En daarom strekken wij met groot ver
trouwen onze hand uit en vragen U „een
aalmoes voor den Paus".
De Redactie van „Sint Bavo", „Huize
Bijdorp" te Voorschoten, is bereid aan
haar adres „aalmoezen voor den Paus"
te ontvangen, hetzij bij giften in een», het
zij bij geregelde wekelijksche of maande-
lijksche bijdragen.
Al'e giften zullen in „Sint Bavo" wor
den verantwoord.
1) Wij mogen hier nog wel #ens herin
neren aan den opzet van „de SlnbPto-
terspeiming". De bedoeling van dit lief
dewerk is, dat ieifèro communicant (dur
ieder, die zijn 1st® II. Communie gedaas,
heeft) één cent per maand bijdraagt. Vooi
dit doel vindt men in iedere kerk een of
ferblok, of worden er op geregelde tijdel.
oollecten gehouden.
Brengt ge werkelijk geregeld dat klein#
offer voor het onderhoud des Pausen? Zo#
ja. verdubbel het dan minstens in dc
eerstvolgende tijde-n. Zoo neen! begin dax
nu en verveelvoudig uw bijdrage!
TER OVERWEGING.
Ook het meest godsdienstige volk der
wereld, dat niet anders dan slechte bla
den zou lezen, zou in verloop van dertig
jaren een goddeloos volk geworden zijn.
Kard. Pie.
We est zuiver en nadert tot de H. Com
munie om zuiver te worden.
Zonder de H. Communie Is het niet mo
gelijk op achttien- of twintig-jarigen leef
tijd een rein leven te lelden.
Mgr. de Fégur.
KERKBERICHTEN.
AARLANDERVEEN.
Parochie van de H.H. Apostelen Petrua
en Paulu9.
Zondag: de H.H. Missen om 7.30 ©n 10 uur.
's Middags 2 uur Lof.
In do week d© II. Mis om 8 uur.
ALPHEN.
Parochie van den H. Bonlfaclus.
Zor.dag: H.H. Missen 7 uur, 8.30 uur; 10
uur Hoogmis; 1.30 Catechismus, 2.30
uur Veispe/rs met Rozenhoedje; 4.30 uur
Conferentie van het Juvenaat.
Maandag tot en met Donderdag geen H.
Ml» te 7 uur wel uitreiken der H. Com
munie. De H.H. Missen 7 uur (Kapel)
en 8.15 uur.
Vrijdag: de H.H. Missen 7 uur, 7 uur
(Kaped) en 8.15 uur.
Zaterdag: de H.H. Missen 7 uur, 7 uuï
(Kapel) en 8.15 uur.
BODEGRAVEN.
Parochie van den H. Wllllbrordua.
Zondag; 7, 9 en 10 uur H.H. Missen.
1.30 u. Catechismus; 4.30 u. Patronaat
7 uur Lolm