Tweede Blad.
De Oorlog.
5e JAARGANG.
No. 1714
Woensdag 2 Juni !9I5.
BUITENLAND.
De Kroonprins van Beieren
over den vrede.
Kroonprins Rupprecht van Beieren heeft
naar aanleiding van een officieus artikel
.n de „Norddeutsche Allgemeine Zeitung"
over „Te vroege vredesgeruchten" in zijn
hcof.ikwaitier aan oen corresponde it van
de ..Btij erisclie Staatszeitung" verklaard,
dat naar zijn meening van vrede eerst
dan gr spieken mag worden als de resul
taten van den oorlog van dien aard zijn,
dat Duitschland in staat is den vrede naar
zijn eigen behoeften en naar de eischen
van Duitschland's welvaart te dicteeren.
Nooit mag daarbij gewicht in de schaal
leggen een gevoel, dat men den oorlog
moede is of dat er nu genoeg offers ge
vraagd en gebracht zijn. Medelijden met
den tegenstander mag natuurlijk heele-
rnaal niet meespreken.
Ten aanzien van het doel van den oorlog
zei de Kroonprins o. a.: „Mocht het gebied'
van het rijk vergroot worden dan moet
het aan de voorzichtigheid der staatslie
den worden overgelaten het „aanpassings-
en het samensmeltings-proces" rnet wijs
heid te bevorderen. Daarvoor staan ver
schillende wegen open. In ieder geval
moet daarvoor worden gezorgd, dat voor
•de eischen, gesteld door den oorlog, een
schadeloosstelling verkregen worden die
ten volle voldoende is.
Van het Oostelijk óorlogs-
ferrein.
Om Przemy6i»
Volgens de „Korr. Norden" wordt uit
het Oorlogsperskwartier aan het „Berl.
Tageblatt" gemeld, dat door de nauwe
omsluiting van Przemysl, de artillerie der
Verbondenen, de oostelijke spoorbaan tus-
schen Mosciska en Przemysl onder vuur
blijft houden en met projectielen aan de
vestingwerken der Russen reeds aanmer
kelijke schade heeft toegebracht. Het aan
de linie DrobobytzSfcryjDolina met
aanzienlijke versterkingen aangevangen
Russisch offensief, werd door den tegen
stand van de Duitsch-Oostenrijksch-Hon-
gaarsche troepen tot staan' gebracht;, zij
brachten den aanvallers aanzienlijke ver
liezen toe. In dezen strijd legden de Rus
sen, ondanks de herhaalde nederlagen en
verliezen, een buitengewone aanvalswoede
aan den dag.
Van het Zuidelijk oorlogs
terrein.
De Koning van Itali6 naar Frankrijk?
Volgens de „Korr. Norden" wordt de
koning van Italië binnenkort te Calais
verwacht alwaar hij, zooals uit Parijs ge
meld wordt, een ontmoeting zal hebben
met den koning van Engeland en presi
dent Poincaré.
De Italiaansohe vloot.
De Italiaansche regeering heeft de vloot
versterkt door handelsschepen en hulp
kruisers te bewapenen. Een aantal passa
giersbooten, die aan de staatsspoorwegen
behoorden, alsmede zes stoombooten van
particulieren en twee en twintig sleepboo-
ten zijn vor oorlogsdiensten gerequireerd.
Spionnenvrees in Italië.
De „Korr. Norden" meldt;
De inhechtenisnemingen van Oostenrij
kei's en Duitschers, wegens verdenking
van spionnage, houden in heel Italië
voortdurend aan. Te Rome werd een
Oostenrijksch kindermeisje in het -theater
Quirino gearresteerd.
De „Secoio" vestigt er de aandacht op
dat monseigneur Gerlach, een Oosten
rijksch prelaat, in het Vaticaan is geble
ven en ongestoord berichten naar Zwit
serland stuurt. Ook pauselijke gardisten,
meest allen uit Zwitsers en Duitschers be
staande, loopen, in burgerkleeding, vrij
in Rome rond. Dit blad vraagt wat de re
geering daartegen denkt te doen.
- Italianen in Tunis.
De „Deutsche Tagesztg." beweert niet
meer of minder dan dat de grensverbete-
ring, welke de Entente Italië als loon voor
zijn interventie der Judaslohn, zegt de
„Köln. Ztg.", die er mededeeling van doet,
er boven heeft toegezegd in Libye (Tri
polis) en Tunis zou neerkomen op ongeveer
heel Tunis. Tot die fantastische bewering
komt het blad op grond van berichten wel
ke het uit Parijs ontvangt, volgens welke
de Italianen zich in Tunis zouden gedra
gen als heer en meester, bij het oproepen
en bijeenbrengen der dienstplichtige Ita
lianen, die in Tunis wonen.
Blijkbaar niets dan een sensatiebericht
van de „D. T." doch teekenend voor den
geest der berichten, welke men in den
eerstvolgenden tijd verwachten kan.
De actie tegen de Darda
nelles
Rapport van het gr-oote Turksclie hoofd
kwartier: De vijand deed gisteren een
aanval bij Ari Boernoe op onzen rechter
vleugel, doch werd met een verlies van
naar schatting honderd dooden terugge
slagen. In de dalen werden nog meer
lijken gezien.
De vijand wilde gisteravond een deel
van de door hem eergisteren verloren
loopgraven Jn het centrum heroveren
door een verraseenden aanval, maar werd
overal teruggeworpen, met verlies van
vele dooden, wapens en munitie.
Op het front bij Sudal Bahr wordt artil
lerie- en infanterievuur gewisseld.
Elders niets bijzonders.
Op den Balkan.
Bulgarije en Roemenië.
Uit Boekarest wordt aan de „Times"
geseind, dat de betrekkingen tusSchen
Roemenië en Bulgarije steeds beter wor
den. De correspondent meent, dat het er
veel van heeft dat die betere verstand
houding spoedig den vorm van een en
tente zal aannemen. Beide regeeringen
zouden, altijd volgens den „Times"-man,
het nut inzien van samenwerking met
het oog op de naderende crisis op den
Balkan en ter verdediging hunner ge
meenschappelijke bejangen. Het gaat
zelfs zoo ver, daarin de kern te zien eener
'herleefde Balkan-entente. Alle wederzij d-
sche achterdocht, sedert 1913, zou zijn
verdwenen en zelfs hebben plaats ge
maakt voor vertrouwen.
Wij zullen het maar afwachten.
Op Zee.
De Lu3itania.
De „Düsseldorfer General-Anzeiger"
meldt, dat, naar de ontvangen laatste
Amerikaanse he bladen, de chef van de
passagiersaf deeling der Cunard-lijn te
New-York, Hermann. Winter, toegeeft, dat
zich aan boord van de „Lusitania" be
vonden 1420 kisten patronen voor hand
wapens en 1250 leege hulzen van granaat
kartetsen, welke in Engeland gevuld
moesten worden. Bovendien bericht dr.
Braun, een scheikundige uit Pittsburg,
dat met de „Lusitania" zijn verscheept
250,000 pond van een cftloorpreparaat^ dat
in Frankrijk moest dienen voor de ver
vaardiging van gasbommen. Hieraan kan
ook worden toegeschreven, dat vele pas
sagiers klachten hebben geuit over een
verstikkenden rook, die aan de ontploffing
van de torpedo geweten werd.
De „Times" verneemt uit Toronto
dat het beslist onwaar is dat Canadeesche
soldaten zich aan boord van de „Lusita
nia" bevonden., eveneens is liet onwaar
dat er ooit troepen over Amerikaansche
havens zijn uitgezonden.
De „Gulfllight".
Naar „Reuter" uit Washington meldt
heeft de ambassadeur der Vereenigde Sta
ten te Londen formeel medegedeeld, dat
de „Gulfligiht" in den grond geboord
werd, doordat de commandant van den
onderzeeër geen acht heeft geslagen op.
de Amerikaansche vlag.
Uit Stad en Omgeving.
STEUNCOMITÉ.
VIII.
Het Steuncomité Lelden „Oorlogstoe
stand 1914" schrijft ons;
Sinds 23 Jan. 1.1. 1) vormen de liuurbons,
die in vorige stukken reeds een en ander
maal vermeld zijn, een belangrijk onder
deel der ondersteuning. Kort na de op
richting van het Comité is in zijn boezem
het verstrekken van huurbons een onder
werp van bespreking geweest. Dewijl de
toestand toen nog niet te overzien was, is
deze zaak blijven rusten. Alleefl werd bij
het bepalen van de bijdrage der gesteun-
den met de huur rekening gehouden, zoo-
dat een deel daarvan gerekend kan wor
den daarvoor te zijn gebruikt.
Naarmate de oorlogstoestand voortduur
de, kwam de behoefte aan huurvoorzie-
ning rneer naar voren. Het bleek bijv. dat
de rijks vergoeding voor vele militairen
niet voldoende was om de huur te betalen,
zoodat hun huiseigenaars zich vaak met
de helft of minder tevreden moesten stel
len. Anderen werden door hun huisheer
met uitzetten bedreigd, waartoe evenwel
de kantonrechters aanvankelijk hunne
medewerking niet verleenden. Het Comité
besloot daarom een onderzoek naar den
toestand in_te sfellen, en zocht daaj*toe
verband met den Verhuurdersbond van
Huiseigenaren voor Leiden en omstreken.
Overeengekomen werd. dat deze bond, die
ongeveer 500 leden telt, een enquête zou
uitschrijven, ten -einde te weten te komen,
in welke mate de oorlogstoestand op den
huur der huizen zijn invloed deed gelden:
Deze enquête gaf niet een volledig over
zicht, aangezien niet alle leden liet noodig
achtten hjjnne medewerking te verleenen,
maar leerde toch, dat de huurschuld in
de maanden Augustus en September,
wiaarover het onderzoek liep, groot er was
dan andere jaren. Omtrent de uitzettin
gen kon niets met zekerheid vastgesteld
worden, daar deze in de eerste maanden
der mobilisatie niet of nagenoeg niet uit
gevoerd werden.
Een duidelijk beeld van den toestand
voor wat de knappe werklieden betreft,
gaf het keurig uitgewerkte overzicht van
de Leidsche Rouwvereemging, dat over
324 woningen liep met een gemiddelde
weekhuur van f 1.90.
Als resultaat van de verschillende on
derzoekingen kon worden vastgesteld, dat
de bijzondere omstandigheden huurschuld
hadden veroorzaakt, maar dat deze voor
de gemeente Leiden niet onrustbarend
hoog was. Een klein gedeelte der huur
ders, toch al geen beste betalers, had zich
achter de omstandigheden verscholen om
de huur niet te voldoen, maar het groot
ste deel der arbeiders, dig door den oor-
logstostand waren getroffen, hadden hun
-best gedaan om geen huurschuld te ma
ken,, menigmaal, naar vermoed kon wor
den met beperking van andere behoeften.
Naar berekening was er een 3 der
huurschuld als gevolg van den oorlogs
toestand te beschouwen. Naarmate even
wel deze toestand langer duurde, kon
stijging van dit percentage verwacht wor
den, daar andere behoeften om vervul
ling begonnen te roepen. Er moest dus
op eenigerlei wijze in voorzien worden.
Het Kon. Nat. Steuncomité deelde toen
mede, dat het bij ondersteuning in de
huishuur bereid was de helft van dezen
ste-un te dragen.
Deze mededeeling gaf voor het Comité
den doorslag om tot ondersteuning door
middel van huurbons over te gaan. Het
bepaalde, overeenkomstig eene uitdruk
kelijke voorwaarde door het Kon. Nat.
Steuncomité gesteld, dat de huurbons wor
den gegeven boven den steun, door het
Leidsche comité verstrekt, en deze dus in
geen geval geheel mocht worden ingetrok
ken, terwijl het uitgesloten was, dat
iemand alleen door een huurbon gesteund
werd. Als regel werd aangenomen, dat
elke ondersteunde een huurbon zou krij
gen en dat slechts in bijzondere gevallen
daarvan zou kunnen worden afgeweken.
Natuurlijk werd er voor gewaakt, dat
demand zou komen boven de inkomsten
die hij vóór den oorlogstoestand had. Van
daar dat werd vastgesteld, dat alles te za-
men genomen, de steun niet hooger mocht
gaan dan tot 80 van het normale inko
men.
Den 23sten Januari werden de eerste
huurbons uitgereikt. Naar de verschillen
de huren waren de kaarten van verschil
lende kleur. Het bleek weldra dat de on
dersteunden de genomen maatregelen zeer
op prijs stelden, al waren zij ook ver
plicht de andere helft van de huur bij het
overreiken van de huurbon in geld te vol
doen.
De huiseigenaars, die de bons in onL
vangst namen moesten n.l, een verkla
ring onderteekenen, dat ze de geheele
liuur van die week ontvangen hadden.
Van den 23sten Januari tot den eersten
Mei zijn er 70653 huurbons uitgereikt tot
een gezamenlijk bedrag van ongeveer
f 16600, waarvan het Kon. Nat. Steun
comité de helft gedragen heeft. De gemid
delde waarde van de huurbon bedroeg
tot dien datum dus ongeveer f 1, wat, de
wijl dezen goed is voor de halve huur, op
een gemiddelde weekhuur van f 2 wijst,
Door elkaar geslagen werden er weke
lijks 710 bons uitgereikt. D,e hoogste ge
tallen kwamen in Februari voor, toen
zelfs in één week 831 bons~ werden afge
geven. In Maart is er een geleidelijke da
ling ingetreden, zoadat op 1 Mei nog 469
huurbons werden uitgereikt. Na dezen da
tum verminderde liet aantal nog door het
dalen van het getal der ondersteunden.
1) En niet sinds 30 Jan., als in een vo
rig stuk genoemd.
Onbestelbaar.
Brieven. Binnenland.
B. 188, zonder plaats van bestemming;
D. S. van Breukelen, Utrecht; Dalmeyer,
Amsterdam; C. van Dam, Rotterdam; Hühl,
Haarlem; Kinheim, Bergen; II. E. Kükler,
Leiden; J. Lander, Den Haag; Landweer
Bat., Bergen op Zoom; L. Lebens, Bergen
op Zoom; P. Oly, Den Haag; Secr. Vreemd.
Verkeer, Houthem; een zonder adres.
Brief lcaartenBinnenland.
Mej. C. Baan, Scheveningen; mej. Baren-
drecht, Rotterdam; W. Bounaas, Baarle-
Nassau; v. Egmond, Alphen; J. Groen,
Vlaardingen; rnad. Hermes, Den Haag; mej.
Jansons, Leiden; mej. C. v. Klinker, Den
Haag; Polycarpus, zonder pl. v. best.
Binnenland Briefkaarten.
J. de Pink, le Divisie Veldleger; J. Wag
ner, Tilburg; zes stuks zonder adres.
Buitenland Brieven.
J. P. R. Cler, Agon; W. M. Harris, Mon
tana; J. B. v. Kerkhove, Schaerbeeck; L.
Meuris, Heide Cahnpthout.
Buitenland Briefkaarten.
A. Zielmann, Curityba.
Nota Aan de afzenders wordt aanbevo-
len, liun adres op de stukken te vermelden,
opdat deze bij onbestelbaarheid aan hen
kunnen .worden teruggegeven.
Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
Stadstlmniorirerf. Telefoon no. 127.
Geopend van 912 uren des morgens
en van 25 uren des middags.
5 Klerken, 10 timmerlieden, 23 metselaars,
5 steenhouwers, 0 voeger, 9 opperlieden,
12 stucadoors, 0 schilder, 0 behangers, 0
meubelmakers, 0 stoffeerders, 1 stoker, O
smeden, 3 grofbankwerkers, 0 electricien, 0
blikslager, 11 typografen, 0 kleermaker, 1
bakker, 0 slagersknecht, 0 kollner, 1 huis
knecht, 2 koetsiers, 1 schipper, 16 grondwer
kers, 14 loopknechten, 3 loopjongen, 32
losse werklieden, 0 sigarenaorteerder, 0 wai-
moezier, 1 bankjongen, 0 straatmaker, 0 kis
tenmaker, 0 bakkersjongen, 2 bloemisten, 0
banketbakkersjongen, 000 textielarbeiders,
gedeeltelijk werkloos, 1 smidsjongen, 1 koper
slager, 1 uitvoerder.
Afd. Vrouwen (Volkshuis).
Geopend van 912 uur. Telefoon 1477.
1 Dienstbode, 14 werksters, G naaisters,
1 waschvronw, 0 strij tester, 2 huishoud
sters, 0 kookster, 0 fabrieksarbeidsters, 33
textielarbeidsters, 2 kinderjuffrouwen, 3 vrou
wen allerlei, 1 kantoorbediende, 0 winkeljuffr.
Ingezonden stukken.
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.)
Geachte Redactiet
Een fameus schrijver, die, van de Spoor-
idylle in uw blad van Zaterdag! j
Wat is er van deze opgeblazen zaak
waar?
Voor het personeel der stations wordt
door de zorgen der directie drinkwater aan
gevoerd in voor dat doel ingerichte wagens.
Na aftapping worden die wagens weer.
naar do plaats van herkomst teruggevoerd.
Maar aangezien liet hoofdspoor vrij moet
blijven worden ze op een zijspoor gebracht.
Na aankomst van den trein en nadat rei
zigers zijn in- en uitgestapt moet de trein
even over twee sporen manoeuvreeren, de
wa'orwagen aanhaken en kemt dan op de
hoofdlijn. Een en ander geschiedt met Puit-
signalen. Wat is er nu belangwekkend, -.fut
een reiziger, die zonder dat bijwerk Lcsust
te laat zou zijn, nu nog de gelegenheid
krijgt in te stappen.
Deze kleine uiteenzetting acht ik wensclie-
lijk opdat de chef vrij uitga voor 't geval
men bij het bestuur tijd zou hebben derge
lijk suliig gesnap te lezen en een alleszins
correct ambtenaar zou worden bezwaard.
Dankend voor de plaatsruimte.
BASTA.
Tot onzen spijt is ter zetterij onder het
stuk waarop boven gedoeld wordt een re
geltje weggevallen, waarin vermeld stond,
dat het als scherts bedoeld stukje was ont
leend aan de „Telegraaf", voor wier ver-
antwoording wij de waarheid ervan laten. 1
Intusschen danken we den inzender voor
de vermelding van de juiste toedracht van
het geval.
Rod.
Grootvader.
Besluiteloos staait hij aan de groote
poort de fliand aan den blanikigeschuurden
schelknop. Zou hij 't wagen den knop
over le (halen? Maar wat te zeggen, als
dadelijk een der Zusters de deur opent en
vraagt, wal, hem belieft? De opgehjven
hand zakt weer, mistroostig keert de oude
man terug op zijne schreden, gaat weer
de straat in om zoo verloren te gaan in
de bedrijvige menigte.
Voor wat om hem heen gebeurt heeft
hij evenwel oogen noch ooren. 't Laat hem
koud, maar niet dén minsten indruk op
hem.
Slechts ééne gedachte houdt hem bezig:
iets te vernemen" omtrent zijn „jongske".
dat daar .ziek ligt in dat groote gebouw; op
dit oogenblik misschien worstelend met
den dood.
En wederom trekken aan zijn geest voor
bij die bange oogenblikken, die dagen en
slapelooze nachten, sedert welke hij van
zijn lieveling moest scheiden.
Hij doorleeft weer die uren van twijfel
en vreeze; hoe hij, ongerust door het be
nauwd hoesten en moeizaam ademhalen
van zijn kleinkind, naar de dokter gaat.
Hij ziet weer die angstige vol-spanning-
zijnde gezichten der huisgenooten, als de
geneesheer binnenkomt; ziet aller blikken
angstig vragend gericht op 't strakke ge
laat van den medicus, als deze den kleinen
lijder onderzoekt; denkt weer aan die
benauwende stilte, die oogenblikken, wel
ke uren schijnen, om dan het verplette
rende vonnis te hooren: diphtheritis.
Wat hij gemeend en gevreesd had, doch
•niet uitgesproken was dan werkelijkheid.
Zijn „jongske",, zijn klein- en petekind,
zijn naamgenoot,aangedaan door die
verraderlijke ziekte, die in een korte span
ne tijds een gezin in rouw kan dompelen;
die ziekte, die plotseling schijnt geweken,
om dan met nieuwe heftigheid en-hevig
heid terug te keeren en haar slachtoffer
aan te grijpen vaak om 't niet meer los
te laten.
Daarna, het verlangen van den dokter,
om 't kind te behandelen in 't ziekenhuis,
als eenige hoop op behoud; de verslagen
heid bij allen, ouders en zusjes; het niet te
beschrijven afscheid, nadat de kleine zieke
zorgvuldig was gepakt in den wagen, die
hem naar 't ziekenhuis zou brengen.
En toen, die droeve, droeve gang daar
heen. O, als hij er nog aan denkt.
Doch wat was dat alles nog bij 't oogen
blik toen hij, ter plaatse aangekomen, den
armen kleine moest overgeven aan de
Zuster die daar, van de komst verwittigd,
gereed stond om hem in ontvangst te ne
men en naar de voor die ziekte speciaal
ingerichte kamer te brengen, misschien...
om hem niet meer levend terug te zien.
Nog klinkt het hom in de ooren, nog
Snijdt 't hem door het hart, als hij zich
met den vader van den kleinen lieveling
terugtrekkende, hoort roepen: Vader, Ova.
Hoe hij thuis gekomen is, hij weet het
niet meer. Wèl weet hij, dat des nachts
geen oog werd dicht gedaan.
Het huis was als uitgestorven, nu het
vroolijk gesnap van den kleine niet meer
weerklonk; de bange vraag: „wat zal er
van hem worden?" lag op ieders gelaat
Was het te verwonderen, dat vaak een
vurig gebed opsteeg tot Hem, Die over he
mel en aarde regeert, in Wiens hand le
ven en dood zijn. Van Hem moest de hulp,
d<3 redding komen,.
De tijdingen over het verloop der ziekte
brachten nu eens hoop, dan weer vrees.
Bezoekers werden niet bij den kleine toe
gelaten; een maatregel hij moge mis
schien wat hard lijken welke toch, èn
in 't belang van den zieke, èn voor 't ge
moed der ouders of huisgenooten, moest
geëerbiedigd worden.
En nu, 't was Zondagmorgen hij,
de grootvader van den kleine, kon het niet
langer uithouden. Hij moest en zou van de
Zuster zeiven iets vernemen omtrent den
toestand van zijn „jongske".
Ongemerkt, gedreven door een onweer
staaribare macht, was hij wederom in de
straat gekomen, waar het ziekenhuis
stond en bevond zich andermaal voor de
groote ingangspoort.
Zonderling toch. Weer overviel hem een
gevoel van angst, als hij den schelknop
in de hand zou nemen. Wat zouden de
Zusters wel zeggen, nu hij reeds zoo
vroeg kwam vragen? Zoudqn ze hem te
woord staan of hem verzoeken, later te
rug te komen?
Maar neen, hij had immers altijd ge
hoord, dat de Zusters de vriendelijkheid
zelve waren. Hadden ze hem laatst niet,
toen hij den kleine bracht, bemoedigend
toegesproken en getroost?
Doch het ziekenhuis is zoo groot, er zijn
zooveel patiënten en misschien hebben ze
't nu te druk. 't Was toch maar beter als
hij wachtte en op een anderen tijd terug
kwam.
Wederom draalt hij zich om en wil weg
gaan. Besluiteloos blijft hij staan.
Zou dan zijn gang naar de stad tever-
geeft moeten zijn? Zou hij dan teruggaan,
zonder iets omtrent zijn „jongske" te heb
ben vernomen?.
De liefde voor zijn kleinkind zegeviert.
Nogmaals tast hij naar den schelknop en
haalt dezen over. Het geluid der bel
klinkt tot hem door. Oogenblikken van
spanning. Hoe zal hij 't vragen? Daar
verschijnt de Zuster. Eén oogenblik van
aarzeling; het vriendelijk gelaat der diena
res van Jezus schenkt hem moed.
Eerst hortend, vervolgens duidelijker
deelt hij 't doel mee van z'n komst; vraagt
hij haar, iets te mogen vernemen omtrent
zijn kleinkind.
De vriendelijke uitnoodiging der Zuster
om binnen te komen, vervult hem met
blijde hoop en voldoening. En nu, eenmaal
de schuchterheid overwonnen, geeft de
liefde voor zijn jongske hem overvloed
van woorden.
De Zuster laat den goeden, ouden man
praten; zij raakt vol bewondering voor de
groote genegenheid die in liet hart van
den grijsaard schuilt. En nu zal ze gaan
voldoen aan zijn wensch en informeeren
hoe 't met den kleine zieke fs.
Nieuwe oogenblikken van spanning voor
den grootvader.
Daar komt de Zuster terug een glim
lach speelt om haar mond; ze brengt den
goeden grijsaard geruststellende berich
ten. Z'n „jongske" had een rustigen nacht
doorgebracht; hij sliep nu gerust; de dok
ters gaven hoop.
Een hartelijk „Goddank" ontweid aan
de lippen van den ouden man; tranen van
vreugde vullen zijn oogen.
Dan eensklaps omklemt hij de han
den der Zuster en, haar goedig aanziende
vraagt hij: Zuster, och, laat 'm me even
zien. Even maar, door de kier van de
deur. Ik sai me heel, heel stil houden; hij
slaapt immers toch en bemerkt er niets
van. Toe nu, Zuster, even maar.
Kon de Zuster aan zóón bede weerstand
bieden? Neen, eene afwijzing zou haar
eigen hart pijn doen. Zacht neemt ze hern
mede naar de ziekenzaal, opent voorzich
tig de deur en, gevolg gevende aan een
opwelling* van goedheid en genegenheid
voor den braven man, geleidt zo hern tut
aan 't bedje van grootvaders lieveling.
Dat was te veel geluk voor den goeden
grijsaard; tranen van geluk en ontroering
ontvallen aan zijn oogen, nu hij daar zijn
jongske, z'n klein- en petekind ziet liggen.
't Kost zelfs der Zuster moeite, zich
goed te houden.
Zacht laat de grijsaard zich weer weg
voeren om dan, als de deur achter hen
gesloten is, de Zuster te danken voor
hare goedheid en bereidwilligheid. En in
dien vloed van dankbetuigingen mengt hi)
de schildering der goede hoedanigheden
van zijn jongske; hoe hij steeds is, waar
„Ova" 4»; Hij schetst zijn licvelings le
vensloop vanaf diens geboorte; hoe hl)
't was, die steeds z'n jongske in slaap,
wiegde; dat 't op zijn schoot was, toen z'n
lieveling 't eerst „Ova" stamelde.
En in den handdruk van „Ova" aan de
Zuster, die hem vriendelijk lachend uitge
leide deed, lag opgesloten zooveel dank
baarheid en hartelijkheid, zooveel erkenta
lijkheid, als ze slechts zelden mocht on
dervinden.
Zij ging wocr aan haar werk van naas
tenliefde; de goede, oude man keerde te
rug tot de zijnen, verjongd, opgewekt,
peinzend over die goede Zuster en zijn
„jongske", dat weer aan 't beteren was.