en voorstel In verband met deliitkeeiing van
jiekengelcl.
Candidate» voor dc bestuursverkiezing kun
nen tot 28 Mei ingezonden worden aan het
adres van den len secretaris W. J. Lut. War
monderstraat la.
Maandag, 9—10 uur Brandstoffencommissie.
Donderdag, 9 uur Bestuursvergadering.
Zaterdag, 910 uur Spaar- en Voorschot
bank.
St. Jozefsgezellen-Vereeniging.
Zondag, is de zaal open van 121/22i/2 en
van 57 uur voor de leerlingen; van 8-10
uur verpl. bijeenkomst voor de Gezellen; ten
5 uur kegelclub Klein maar Dapper'', en ten
kwart voor 9 uur kcgelclub „Hout of Fout."
Maandag, Dinsdag en Dondex*dag is de zaal
beschikbaar voor de gezellen.
Dinsdag, vergadering van het bestuur
Vader Kofping, ten 83/.i uur.
Woensdag repetitie Gymnastiek.
Donderdag kegelclub Afd. Geh. Gezellen]
jAlle negen."
Zaterdag, Zitting Spaarkas en Bibliotheek
op de gewone uren.
Zita-Vereeniging.
Zondag, geopend vanaf 12 uur.
Balt' vier tot half 5 zangles. Van half vijf lot
half zes godsdienstondei richt voor alle meis
jes van 1218 jaar. Van half 6 tot half 7
Ontspanning. Spaarkas Bibliotheek Patro-
naatsmi i-jes.
's Avonds tot 10 uur gezellige bijeenkomst
in de lokalen der winkeljuff. en dienstboden.
Dinsdag, van 11 tot 12 uur voormiddag
en van 8 tot 9 uur 's avonds arbeidsbeurs.
Inlichtingen voor verschillende betrekkingen.
Van 8 tot 9V2 u verstelciusas voor de
Patronaatsmeisj es.
Woensdag-avond van 8 tot 10 uur gezellige
bijeenkomst voor dienstboden; van 8 tot half
10 uur cursus in het verstellen, voor meisjes
boven 15 jaar. Spaarkas en Bibliotheek van 8
—9 uur, (ook niet-leden kunnen worden toe
gelaten.)
Donderdag-avond van half 8 tot 9 uur
Herhalingsonderwijs Patronaatsmeisjes; de
zaal geopend voor de dienstboden; van half 8
tot half 10 kookles voor de Patronaatsmeisjes.
Vrijdag-avond van half 8 tot half 10 uur
gezellige bijeenkomst van meisjes Afdeeling
Vrouwenbond. Van 8 tot half 10 herha-
lings-onderwijs Patronaatsmeisjes.
Een angstig reiziger.
Wij reisden met een van die beirg-spoor
wegen, die in Oostenrijk zoo talrijk zijn.
Omae trein, die de Alpen zou doorkruisen,
stond al gereed en de conducteur wilde
juist fluiten, om het sedn tot vertrekken
te geven, toen een nog jeugdig persoon
een coupé met de grootste haast opende
en er in sprong. Op hetzelfde oogenbhk
zette de treem zich in beweging.
Er reden maai' vier of vijf herren in
dien c-oupé, burgerlieden uit We en en, die
met het. gezelschap van den nieuwen in
dringer niet eig in hun schik schenen te
zijn. Ze hadden op hun gemak plaats ge
nomen, hun jassen uitgetrokken en zaten
in hun hemdsmouwen gemoedelijk te pra
len en j'üist waren ze van plan, boterham
men met worst 'en fleschjes blèr te vóór-'
schijn te 'halen/, 0111 daarmede, onder het
spelen van .een partij kaart, den duur van
de reis te verkorten.
Voorlóopig' Wisten ze niets beter te doen,
dan het gezelschap van dezen vreemden
eend in de bijt maar geduldig te verdra
gen, maar het hoofcl van hèt gezelschap
zon op een plan, zicbzelven en zijn reis
makkere. te wreken en van uit zijn hoek
vestigde hij onheilspellende blikken op den
argeiLoozen reiziger, die in het minst niet
vermoedde, dat zijn tegenwoordigheid den
anderèn tot last was.
Als de kat een muis, jzoo fixeerde hij den
vreemdeling, die initussclien een reisgids
te voorschijn had gehaald en zich verdiepte
in de studiën van de verschuilende tarie
ven en de plaatsen, die men voorbij
6toom.de.
Het jonge mensch was naar Enige',sche
mode gekleed, had een glad geschoren
gelaat en droeg een sportpe-t. Hoe minder
hij zich om zijn reisgenooten bekommer
de, des te scherper werd hij door hen op
genomen, om de plaats te ontdekken van de
Achililesjhiel, waar hij kwetsbaar was.
Maar de nieuweling nam geen de min
ste notitie van hen. Nadat hij zijn reis
gids had uitgestudeerd, nam hij zijn Ba-
deker uit zijn reistasch, om de verschil
lende stations, die men voorbijstoom.de,
daarmede te vergelijken. Hij scheen veel
bewondering te gevoelen voor de schoone
natuurtafereel en, die zich voor zijn oogen
ontrolden, en deze omstandigheid bracht
den heer Reisenheig, het hoofd van ons
reisgezelschap, die van natuurschoon niet
het minste idéé had, op de gedachte, zijn
reisgenoot diens dwaze liefhebberij eens
voor* goed te vergallen.
Hij gaf zijn huurman links' een wenk
met den, voet, stiet zijn buurtman rechts
even met den elleboog aan, en stelde toeai,
als iemand die onder een. zware zorg ge
bukt gaat, de vo'gende vraag aan het jon
ge mensch.
„Wat zou u er van denken, mijnheer,
zou de spoorbrug het nog uithouden, tot
dat onze trein er over is?"
„Wat zeg je daar?" zpi een van het ge
zelschap verbaasd. Hij had de bedoeling
van zijn reisgenoot niet begrepen, en zou
het complot bijna verraden hebben, dcor
zijn ongekunsteld© verwondering.
De^ heer Reisenberg was niet weinig ge-
opgèra, dat zijn reisgenoot zoo dom v an
begrip was, maar toch had hij de voldoe
ning, dat het jonge mensch opmerkzaam-
was geworden want met zijn argusoogen,
die onophoudelijk op zijn slachtoffer ge
richt waren, zag hij dat de vreemdeling,
sis in nadenken verzonken, steeds op de
zelfde plaats van zijn boek staarde, als
iemand die wil Luisteren, zonder het te
laten mérken.
„Heb je dan nog niet gehoord," ver
vólgde Reisenberg, ,,dat er een veraak king
gekomen is in de fundamenten van den
8Poorbrug, of dat^r iets anders mee ge
beurd is.... ik hen geen geleerd ingenieur...
misschien gebruik ik niet de juiste woor
den, maar dat er iets niet In den haak is,
daarvan ben ik zeker."
Nu meenden allen te bespeuren, dat de
JóDge reiziger verbleekte. Hij nam even
beleefd zijn pet af zei:
„Als ik n goed begrepen hél), mijnheer
ie er gevaar bij onze reis."
De heer Reisenberg schudde veeJbeteeke-
mend met het hoofd en antwoordde:
„Ik hen altijd bang, ais ik op deze spoor
lijn mpet, reizen. Ik neem dan afscneid
van al mijn huisgeruooten, alsof ik hen
nooit meer terug zou zien, en na al het
geen mij den laatsten tijd verteld, is, ben
ik nog angstiger geworden, maar we zul
len maar denken, we zijn altijd in Gods
hand."
Een donkere schaduw trek oven- het
schoone, van wilskracht getuigende gelaat
van den jeugdigen vreemdeling. Hij legde
zijn boek op zijn knieën, en lustorde zon
der nog iet3 te zeggen.
„Hij schijnt er nog niet genoeg van te
hebben," dacht Reisenberg bij zich zelf.
„Wacht meer, beste jongen, ik zal maken,
dat je het van benauwdheid niet meer uit
kunt houden. Hij zag het jonge mensch
doordringend aan en vervolgde:
„O, wat zou ik willen geven, als ik mij
niiet had laten verleiden, voor dien dom-
men gymnastielkwedstrijd mijn leven op
het spel te zetten, door zulk een gevaar
lijke reis te ondernemen!"
„Gaan de heeren ook naar den wed
strijd?" zei het jonge mensch met belang
stelling. „Neemt u er persoonlijk aan
deel?"
„Een van onze vrienden behoort tot de
kampvechters", zed de heer Reisenberg.
„Wij met ons vieren komen maar alleen
als toeschouwers." voegde hij er beschei
den bij. „Alleen om onzen vriend plezier
te doen, hebben wij ons de opoffering ge
troost, dezen gevaarlijken tocht te onder
nemen,, want niet alleen de spoorbrug le
vert gevaar op, anaar overal op onzen weg
ie er reden tot ongerustheid. Gedurig spo
ren wij langs diepe afgronden, dan weer
bergop, dan bergaf. Maar onze vriend liet
ons beloven, te zullen ikomen, en wij be
zweken voor zijn aandrang."
De heer Reisenberg kon zich niet weer
houden, terwijl hij dit alles zeide, *zijn
vrienden even aan te kijken, en misschien
bemerkte hij wel, hoe een verdacht trekje
om aller mond speelde, en hoe de aan
voerder een blik. van verstandhouding met
hen wisselde maar het scheen, alsof zijn
geest door zóóveel schrikbeelden vervuld
was, dat hij daar niet op lette, want zijn
gelaat werd hoe langer hoe ernstiger.
„Moeten wij nog hoog er bergop?" zei het
jongmensch, met iets bevchds in zijn
stem. Men zou medelijden met hem gekre
gen hebben, als men bem aanzag. De angst
stond te lezen op liet geilaat van den slan
ken jongeling, die tot nu toe nog altijd be
daard was gebleven.
De heer Reisenberg glimlachte droef
geestig en antwoordde.:
„Ja wij komen nu dadelijk een bijzon
der gevaarlijke plek voorbij. Wij gaan dan
vlak langs een afgrond, buitengewoon
diep. Altijd slaat mij de angst om hét
hart, als wij'daar moeten pas se eren. Het
is onverantwoordelijk van de ingenieurs,
die deie spoorbaan hebben aangelegd, dat
zij geen veiliger plaats hebben gekozen
en de reizigers aan zulk een gevaar heb1
ben blootgesteld. O, zie maar niet naar
buiten, mijnheer", voegde hij er op smee
kenden toon bij, toén de drein al hooger
en hooger klom en de locomotief, bij het
naderen van een tunnel; een schril fluit
signaal liet hooren, „De trein gaat al lang
zamer," vervolgde hij' angstig. „Zou er
wat gébeurd zijn?"
De trein ging inderdaad langzamer-, zoo-'
als altijd, wanneer men den tunnel door
moest. Het was nu opeens duister gewor
den in den spoorwegcoupé, eh Reisen
berg, tevreden over het wejslagen van., zijn
pi anfluisterde zijn builrman- in 't oor:
„Wat zeg je er van? Hoor je hem klap
pertanden van angst?"
Eindelijk was men de tunnel uit, en het
eindpunt van de reis naderde;
De reizigers begonnen hun bagage al
bijeen te zoeken, en afscheid van elkaar
te nemen.
De vreemdeling groette beleefd, toen de
trein stilstond, en stapte uit-.
Reisenberg zag hem nog eenigen tijd na-
e!n zed toen tot zijn makkers:
„Het schijnt wel, dat hij ook den weg
inslaat naar onzen wedstrijd'. Wat zal hij
groote oogen opzetten, als hij onze vrien
den aan het werk ziet."
Niettegenstaande al hun opoffering in
diienst der vriendschap, ging ons gezel
schap niet regelrecht naar de plaats van
den gymnastiekwedtstrijd, -maar begaf zich
eerst naar de herberg „De blauwe druif".
Ook het jonge mensch scheen nog geen
lust te gevoelen het terrein van den wed
strijd in oogenschouw te nemen, waar
titans, op den vooravond van het groote
feest, de generale repetitie werd gehouden.
Een 'kwartier later namelijk, toen ze'hun
eerste glas al geledigd hadden, zagen ze
hem voorbijgaan, in gezelschap van een
heer, die er uitzag als een persoon van
gewicht. Beiden sloegen den weg in naar
de groote markt van het stadje, en ver
dwenen in de poort van een groot hotel.
Den volgenden dag brachten alle treinen
groote scharen van vreeondelingen aan,
die met belangstelling de overal aange
plakte programma's van den wedstrijd
lazen.
Vooral werd er veed gesproken over die
nummers, welke niet tot de gewone ver
richtingen van een gyimnastiekwedstrijd
behoorden, namelijk: voltigeeren, oefenin
gen op gespannen ijzerdraad, boksen, Ja-
pansche wedstrijden, tuchtoefeningen en
dergelijke zaken.
„Het lijkt meer op een circus, of specio-
Mteitenvoorstel'ing, dan op een gym-
nastiekwedstrijd," meende de heer Reisen
berg, nadat hij met opmerkzaamheid het
geheele programma met zijn reisgenooten
had bestudeerd. „De eerste nummers schij
nen mij van minder belang te zijn dat
hebben wij al zoo dikwijls gezien. Wij zijn
geen vakmenschen, en niemand kan van
ons verlangen, dat Wij twee uur achter
een naar gewone gymnastiekoefeningen
zitten te kijken. Wij ikomen niet, vóór no.
7 aan die orde is, en zullen ons eerst maar
eigens anders, zoo goed mogelijk zien te
amuseeren. Zullen wij dat maar afspre-
k*nT
De lezer aal wel hebben geraden, welke
plaate zij voor hun wachten uitkozen: Ze
gingen naai* „De blauwe druif' en daar
waren ze zóó op hun gemak, dat no. 7 van
het programma al lang tot het verleden
behoorde, vóórdat ze er om dachten wat
het doel van hun reils was. Ze spoedden
zich naar het feestterrein, en kwamen
juist binnen, toen het publiek met storm
achtige bijvals betuigingen een artitst toe
juichte, die zoo juist het podium had ver
laten. Allen drongen zóó naar voren, dat
het onmogelijk was, iets te zien. Er werd
druk over dit punt geredeneerd, en het
duurde wel een paar minuten, voordat
alles weer kalm was.
„Wat een bokser," riep men in bewonde
ring. „Wat een kracht als een Hercules!...
Het was alsof het hem niet de minst© in
spanning kostte zijn tegenstander te over
winnen.... Hij werkte volgens een goed
systeem, want met kracht alleen had hij
(het niet klaar gespeeld en hoe sierlijk wa
ren zijn bewegingen!.... Het is ook een
wereldberoemd artist, dat wisten ze wel
vooruit, anders hadden ze hem niet van
zóó v£r laten komen."
Nu zwegen allen, want opeens- richtten
aller blikken zich naar het podium. Op
een duizelingwekkende- hoogte was een
metaaldraad gespannen, en daarop wau
welde een jeugdig slank persoon met het
zelfde gemak, alsof hij zich op den vasten
grond bewoog.
„Zitten! Zitten!" riep men van alle kan
ten tot degenen die gingen staan, om de
zen halsbrekenden toer beter te kunnen
zien, maar het was tevergeefs. Niemand
(hoorde of zag iets anders dan den onver
schrokken 1 uchtkunstenaar, wiens leven
om zoo te zeggen aan een zijden draad
hing.
Met de grootste bevalligheid bewoog hij
zich met zijn balanceerstok, toen hij op
eens met het grootste gemak van een vo
gel omlaag zweefde, en met beide handen
een trapezium wist te grijpen, waaraan
hij met de lenigheid van een kat nog eenige
evolutiën maakte.
Eindelijk sprong hij. op den grond, en
verdween achter de coulissen.
Ons reisgezelschap was huiten zichzelven
van bewondering over zóóveel kunstvaar
digheid.
„Wie zou hem d&t nadoen!" zei de heer
Reisenberg tot zijn nog steeds als razen-
den in de handep, klappende vrienden.
"Het is alsof de kerel geen gewrichten in
zijn lijf heeft. Hij speelt roekeloos met zijn
leven! Men moest zulke halsbrekende toe
ren eigenlijk verbieden! Ik wilde wel eens
zien hole hij er yan nabij uitziet!"
De wensch van den, heer Reisenberg zot/
in vervulling gaan. t
Toen de eerste opwinding voorbij wa>
en de kunstenaar nog 'altijd groetend, en
bedankend op. het podfpm stond, drqngen
xnze vtienden naar voren, zoodat zij,-Ie
aandacht van den, a-rijst trokken, die.hen-
als een bekende ipgt het hpofd toeknikte,
terwijljeen lach- op zijn gelaat kwtui.,
Het was de .jeugdige reisgenoot van ,ons
'gezelschap, en $e.he^c-Reisenbergmoest
tot zjjn verlegenheid^wel. -bekennend'gt
hijzelf de gefopte wasV(en de slanke jonk
man zóow-el op hepi-eehvOyerwinning ,bad
.behaaljl las op zijn tegenstander van daar
even.
Een flink stationschef.
John Warner zat voor zijn toestel öp het
telegraafkantoor, een beetje bleek mis
schien, maar schijnbaar kalm, tertvijl geen
enkele trek op zijn gelaat' deed "vermoeden,
dat hij; ontroerd was door den gevaarlijken
toestand, waarin hij zich'op dat oogehblik
bevond.
Een vreemdeling, die een breedgeranden
hoed droeg, en gekleed, was in het costuuni
van een woudlooper, stond tegenover hem,
terwijl hij in zijn rechterhand een zesloop-
revolver hield, die op John Warner was
gericht.
Het volgende gesprek werd gevoerd:
„Hoe laat komt hier des nachts de ex-
prestrein voorbij?"
„Hij zou eigenlijk oyer, een half uur hier
moeten .zijn, maar de trein heeft meer dan
een uur vertraging.
„Een uur vertraging?"-
„Ja, maar buitendien stopt de trein hier
niet. Als u den exprestréin nog wilt halen,
moet u naar Bloomville gaan."
„Maar als u eens naai- Bloomville tele
grafeerde dat hij hier moet stoppen, zou
daaraan dan geen gevolg worden gegeven?"
„Neen, zeker niet."
„Heeft hij hier vroeger al niet reeds ge
stopt?"
„Ja, een of tweemaal."
„Hoe kan dat dan gebeuren?"
„Als de stationschef van de plaats van
afvaart daartoe he.t bevel geeft."
„Welke plaats is dat?"
„Center-City."
„Telegrammen van Center-City voor
Bloomville bestemd, moeten van dit kontoor
uit verder geseind worden, niet waar?"
„Natuurlijk."
„Dan zoudt u dus van hieruit een tele
gram naar Bloomville kunnen zenden zon
der dat men op het telegraafkantoor zou
behoeven te weten, dat het niet van Center-
City afkomstig is."
„Dat zou ik. kunnen doen, ja, maar dat
doe ik niet."
„U wilt het niet doen? Ook niet pis ik het
verlang? Nu, jongmensch, ik zal duidelijk
met u spreken. Als u niet telegrafeert, zoo
als ik u dicteer, dan zend ik u een paar
kogels door het hoofd. Wij hebben de rails
bij de kromming, die het spoor hier dicht
bij maakt, opengebroken, de trein zal dus
in elk geval tot stilstaan gebracht worden
en een ontsporing zal onherroepelijk vol
gen. Wij begeeren echter niet, dat er per
soonlijke ongelukken bij zullen plaats heb
ben. Wij verlangen slechts een pakket te be
machtigen, dat in een der spoorwagens zich
bevindt; wij wetgn, dat het in dezen trein
is. Misschien zijn wij genoodzaakt eenigen
van het treinpersoneel te dooden, en waar
schijnlijk wordt ook het pakket goed be
waakt, want het is van zeer groote waarde.
Als gij er niet voor zorgt om hier den trein
te doen stilhouden, dan kost bet misschien
50 personen het leven, terwijl gij zelf wordt
doodgeschoten. Indien gij het doet, zullen
de passagiers in de slaapwaggons niet eens
bemerken, dat er iets gaande is en wij ma
ken ons zonder veel bezwaar van het geld
meester. Begrepen?"
„Ja, maar laat mij een oogenblik naden
ken."
„Goed; maar laat het niet te lang duren,
ik heb geen tijd te verliezen."
„I9 het spoor reeds opgebroken, of zijt
gij eerst van plan zulks te doen, als ik den
trein hier niet laat stilhouden?"
„Het is reeds opgebroken."
„Dank u. Ik zal den trein hier doen op
houden."
„En luister nu eens goed toe, jong
mensch. U moet mij goed begrijpen. Mocht
gij soms een of andere dwaze streek willen
uithalen, dan wensch ik u vooruit te waar
schuwen, dat wij ons niet zullen laten van
gen en dat "gij toch in elk geval het leven
er bij zult inschieten. Niemand kan u te
hulp komen, want mijn vrienden hebben
het station omsingeld en laten niemand
door. Maar bovendien zijn hier 's nachts
niet veel wandelaars. Ik zeg u dit alles om
u goed te doen begrijpen, in welk een po
sitie gij u op 't oogenblik bevindt. Wij heb
ben allen snelle paarden en mocht er ook
een geheel regiment soldaten met den trein
meekomen, dan zou men ons toch niet in
de macht krijgen, maar vóór ik in den
zadel sprong, zoudt gij eenige kogels in uw
lichaam hebben."
„Ik begrijp het."
„Goed, maar nu onmiddellijk getelegra
feerd."
De telegrafist greep den seinsleutel van 't
toestel, maar bleef daarna enkele oogen-
bïikl en nadenken zonder te seinen.
„Kom vooruit", riep de vreemdeling, „te
legrafeer nu, ik laat mij niet voor den gek
honden!"
De telegrafist keerde zich driftig om, ter
wijl hij uitriep: „Houdt toch je mond, el
lendeling! Ik zal niet eerder beginnen vóór
ik daartoe gereed ben, vergeet dat niet. En
als u dat niet bevalt, schiet dan maar De-
ver, of telegrafeer zelf."
„Dat is mannentaal", riep de vreemde
ling vol bewondering uit. „Maar kom, maak
na voort, en als gij uw werk goed doet,
krijgt gij een deel van den buit. 't Is een
Leetje vermoeiend om zoo lang te staan, ik
zal dus maar een stoel nemen. Verder zal
ik u niet storen."
„Goed, doe maar alsof gij thuis waart,
sprak de telegrafist. Daarna begon hij
Bloomville aan te roepen. Klik-klik-klik,
klonk het voortdurend.
„Wat is dat", vroeg de vreemdeling, ,,'t
is immers aldoor hetzelfde klik-klik-klik-
klik."
„Ja", sprak de telegrafist, „dat is ook
zoo, ik roep Bloomville aan"; klik-klik-klik-
klik.v... 1
„2Öo( daar heeft men mij; gehoord- Val
mij nu, niet in de rede -Als ik gereed ben,
zal ik u zeggen;- wat ik getelegrafeerd heb,"
De misdadiger zag nieuwsgierig toe en
zonder! twijfel Wonschtd hij; in-dit oogen
blik, d?.t hij m 't telegrafeeren even ervaren
njpcht zijn;als' in 'het schieten.
„Ia Steven daar?" -vroeg de telegrafist.
.„Zeg hem'-dat Warner hem wenscht te
-spreken."
Daarna volgde een pauze, voor het appa
raat in het spoorwégstatión antwoordde.
Vervolgens seinde Warner het volgende:
„Het station is in de macht van een
schurk, die een revolver op mij gericht
houdt, terwijl' ik 'telegrafeer. Ik -veronder
stel dat het de bende van Zama -is, die het
station heeft omsingeld. Ze zijn van plan
den expres-trein te herooven. De schurk
hier in het kantoor dreigt mij dood te
schieten, als ik. den trein hier niet laat
aanhouden. Kan niet onmiddellijk een
extra-trein, de sheriff en een voldoend
Sterke politiemacht worden afgezonden, om
de bende gevangen te nemen?"
Het antwoord luidde: „Het zal geschie
den. Een trein met zes waggons staat ge
reed, waarmee de manschappen zullen ko
men."
„Neen, doe dat niet", telegrafeerde War
ner terug. „Laat een passagierstrein ver
trekken, waarvan de achterste wagen een
Pullmannwaggon is, opdat het den schijn
hebbe, dat het dc exprestrein is. En laat
hem op den tijd van den exprestrein arri
ve eren."
„Een goed idee", was het antwoord.
Maar wat zal er van u worden, men zal u
dooden."
„Kuht ge de telegraaflijn niet in contact
brengen met het electrisch licht der stad,
zoodat de volle stroom hier heen vloeit. Ik
zou er den schurk hier dan mee'in aanra
king brengen. Hij zal dan zeker nooit ge
waar worden, wat hem ter aarde heeft ge
worpen."
„Daartoe ontbreekt de tijd. Wij zouden
dan naar het centraal bureau voor de elec-
trische verlichting moeten gaan en de di
recteur verzoeken alle lichten in de stad uit
te doen, waarna we dan eerst de verbin
ding zouden kunnen tot stand brengen. Dit
zou te lang duren en misschien ook brand
kunnen veroorzaken. Ik zal u echter met
alle toestellen hier verbinden, waardoor een
stroom ontstaat, sterk genoeg om een lid
der bende van Zama tijdelijk onschadelijk
te maken of misschien te dooden. In elk
geval hebt ge dan tijd, om hem, voor hij
van dién schok hersteld is, de revolver te
ontnemen."
„Het schijnt, dat men veel telegrafeeren
moet om een trein hier te laten stilhouden",
sprak de misdadiger op eenigszins onrus-
tigen teon.
„Dat is in dit geval ook zoo. U weet, dat
de trein vertraging heeft, vandaar, dat
men'liever geen oponthoud meer wil heb
ben. Ik heb hun gezegd, dat er gewichtige
reden voor bestaat, en nu willen ze daar
omtrent bijzonderheden weten. Nu móet ik
even opstaan om de lijn naar Center-City
af te snijden. Want als ik dat niet doe,
zouden ze de reden van het aanhouden van
den trein aan dit station daarheen kunnen
telegrafeeren en dan zou alle kans 'zijn
verkeken."
„Ja, dat begrijp ik, ga uw gang dan
maar."
De telegrafist ging naar een kast en nam
daaruit een eind ijzerdraad, aan welks
uiteinde hij een schaar bevestigde, lerwiji
hij het andere einde met de lijn naar
Bloomville verbond.
Daarna ging hij weer voor het toestel zit
ten. „Klik-klik" klonk het in het telegraaf
toestel en op hetzelfde oogenblik vertoonde
zich een verblindend groenachtig licht.
De misdadiger sprong verschrikt op en
riep uit: „Voor den duivel, wat is dat?"
„Er woedt hier of daar in de buurt een
onweder, de bliksem is op de lijn geslagen."
„Als dat ons doel maar niet in den weg
staat."
„Wacht, ik zal de lijn uitsluiten, reik mij
maar even den schroevendraaier aan."
De schurk reikte hem den schroeven
draaier aan, maar steeds bleef de revolver
op den telegrafist gericht.'
Warner werkte een oogenblik met .<-u
schroevendraaier, waarop hij haastig tot
den vreemdeling zei: „Geef mij nu de
schaar
Maar', nauwelijks had deze het voorwerp
aangeraakt, of hij werd, terwijl hij een
vreeselijken gil uitstiet, tegen den grond
geslingerd.
Met een sprong was Warner bij hem,
ontrukte hem de revolver en maakte hem,
door hem stevig te binden, onschadelijk.
Een uur later werd de geheele bende in
hechtenis genomen en naar Bloomville
getransporteerd.
Rooster der Retraiten.
van het St. Clemenshuis.
te Noorwijkerhout.
22—25 Mei. Mannen en Jongelingen v. d.,
Ned. R. K. Volksbond (14
31 Mei—4 Juni. Gehuwde Dames van
den deftigen stand (f 10.
8—11 Juni. Jonge Dames uit den Mid
denstand (f 6.
1417 Juni. Meisjes (f 4.—)
21—24 Juni. Huismoeders (f 6.—)
28—29 Juni. Jongenspatronaten (f 4.—)
N. B. Men wordt verzocht zich voor dezd
Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees
telijkheid.
Retraitehuis „De Thabor",
Eendrachtsstraat te Rotterdam.
30 Mei—2 Juni: Meisjes van den gewo
nen stand uit steden. (Verg. f 4.) Door
een Pater Gapucijn.
710 Juni: Meisjes van den gewonen
stand uit dorpen. (Verg. f 4.) Door een
Gedachten over Reclame.
Onder dezen tritel schrijft de heer Er. W„
Schöt'telndreiër volgend voor vele kooplie
den behartigenswaardig artikel in het
„Weekblad voor de Grafische Vakken":
Een vraag die dezer dagen'vaalt wordt.'
opgeworpen en eenerzijds met „ja", ander
zijds met „neen" wordt beantwoord, luidt;
heeft het nut in. dezen tijd; d.w.z. gedu
rende de mobilisatie, te adverteeren?
Wij achten'liet in het algemeen wel die--
grijpelijk, 'dat 'iemand, Wiens inkomsten
door de tijdsomstandigheden belangrijk
zijn ingekrompen, ernstige-bezwaren maakt
hovencl'iep hog een bedrag Aon 'reclame,
uit te jgeryen. Men klaagt, inèn' hoort kla
gen o'vei* slapte in het'bedrijf' en men
komt, al klagende, tot de conclusie, dat
er weinig te doen is. Men troost zich met
de gedachte, dat öok andeéén niet veel te
doen hebben en geen reclame maken en
dat men dit laatste dus gelukkig ook niet
behoèft te doen. Het is >vel eigen aardig,
maar indien er veel koopers zijn, indien
de' kooplust en de koopkracht groot is, en
dus ook zonder reclame allicht een paar
kruimeltjes van den, disch afy allen, maakt
men gaarne de opfkosten van reel am e, om
maar boven de anderen uit te komen 1 Is er
echter weinig kooplust, dan zinkt meteen
de geheele activiteit van den koopman, als
eein zoutzak ineen. Iu plaats van nu ener
gie te ontwikkelen en althans te trachten
met opoffering van alle krachten, wat er
dan nog is, tot zich te trekken, legt men
zich, jammerende over de weinige vraag,
eenvoudig bij den toestand neer.
Men. denkt zich het „zaken doen" maar
al te vaak als de jonge man, die, zelf in
betrekking, mij een zeker bedrag ter 'een
kwam vragen om een zaakje over te ne
men. „Ja, ziet u," zeide hij mij, „dat kan
mijn vrouw er nog zoo mooi bij waarne
men." Op mijn vraag of er behoefte be
stond aan het artikel'dat hij dacht te ver-
koopen, antwoordde hij: „Och,'ziet u, al
wat er verkocht wordt, is meegenomen."
Deze, vergun me het woord, lamlendige
geest, heérscht bij vele mensehen. Men
wacht maar op zien komen- en acht zich
gelukkig, indien er eens iemand in het op
gezette fuikje is gêloopen. Wordt het niet
thuis gebracht, zoodat men ér liefst nog
niiet voor hdhoeft op te staan, dan heet het,
dat de za'ak niet gaat, dat andérên.... en
nu komt de leelijke verdenking..,, allerlei
trucs gebruiken en men zoekt verontschul
digingen voor eigen laksheid en onkunde.
BJooker heeft een© een goed woord ge
schreven op den omslag van de uitgave
van Nederland-Iximbok, een reclamezijde
door hem gepacht voor duizend gulden;
„Maak een goed artikel, bezorg het be
kendheid en ge zult slagen."
Juist, dat is het.
Geloof in uw eigen zaak, heb een emsti-
gen wil deze groot te maken en in een be
hoefte te doen voorzien en ge zult slagen.
De man, .die dat wil, zal ook nu reclame
maken. Juist nü, waar velen door mangel
aan kapitaal of mango! aan moed, zich
er van laten terughouden zich naar buiten,
uit te spreken.
Het terrein, dat zeer zeker door de tijds
omstandigheden is begrensd, ligt echter
voor de energieken open en zij zullen juist
nü hun naam bekend maken en vestigen,
om waarschijnlijk al dadelijk, maar in elk
geval zoodra maar even vraag, begint te
ontstaan, de eersten te zijn, die voor leve
ring in aanmerking komen en dus de room
scheppen, terwijl voor de anderen de kar
nemelk blijft.
En de mannen van het „zien komen"-
ay&teem, zullen van dit zurige vocht, ho
pen we, wel gezond blijven, maar toch
het welgedane mioaen, dat, volgens dok
toren, zooveel weeu-etandsvei*mogen geeft