en voorstel In verband met deliitkeeiing van jiekengelcl. Candidate» voor dc bestuursverkiezing kun nen tot 28 Mei ingezonden worden aan het adres van den len secretaris W. J. Lut. War monderstraat la. Maandag, 9—10 uur Brandstoffencommissie. Donderdag, 9 uur Bestuursvergadering. Zaterdag, 910 uur Spaar- en Voorschot bank. St. Jozefsgezellen-Vereeniging. Zondag, is de zaal open van 121/22i/2 en van 57 uur voor de leerlingen; van 8-10 uur verpl. bijeenkomst voor de Gezellen; ten 5 uur kegelclub Klein maar Dapper'', en ten kwart voor 9 uur kcgelclub „Hout of Fout." Maandag, Dinsdag en Dondex*dag is de zaal beschikbaar voor de gezellen. Dinsdag, vergadering van het bestuur Vader Kofping, ten 83/.i uur. Woensdag repetitie Gymnastiek. Donderdag kegelclub Afd. Geh. Gezellen] jAlle negen." Zaterdag, Zitting Spaarkas en Bibliotheek op de gewone uren. Zita-Vereeniging. Zondag, geopend vanaf 12 uur. Balt' vier tot half 5 zangles. Van half vijf lot half zes godsdienstondei richt voor alle meis jes van 1218 jaar. Van half 6 tot half 7 Ontspanning. Spaarkas Bibliotheek Patro- naatsmi i-jes. 's Avonds tot 10 uur gezellige bijeenkomst in de lokalen der winkeljuff. en dienstboden. Dinsdag, van 11 tot 12 uur voormiddag en van 8 tot 9 uur 's avonds arbeidsbeurs. Inlichtingen voor verschillende betrekkingen. Van 8 tot 9V2 u verstelciusas voor de Patronaatsmeisj es. Woensdag-avond van 8 tot 10 uur gezellige bijeenkomst voor dienstboden; van 8 tot half 10 uur cursus in het verstellen, voor meisjes boven 15 jaar. Spaarkas en Bibliotheek van 8 —9 uur, (ook niet-leden kunnen worden toe gelaten.) Donderdag-avond van half 8 tot 9 uur Herhalingsonderwijs Patronaatsmeisjes; de zaal geopend voor de dienstboden; van half 8 tot half 10 kookles voor de Patronaatsmeisjes. Vrijdag-avond van half 8 tot half 10 uur gezellige bijeenkomst van meisjes Afdeeling Vrouwenbond. Van 8 tot half 10 herha- lings-onderwijs Patronaatsmeisjes. Een angstig reiziger. Wij reisden met een van die beirg-spoor wegen, die in Oostenrijk zoo talrijk zijn. Omae trein, die de Alpen zou doorkruisen, stond al gereed en de conducteur wilde juist fluiten, om het sedn tot vertrekken te geven, toen een nog jeugdig persoon een coupé met de grootste haast opende en er in sprong. Op hetzelfde oogenbhk zette de treem zich in beweging. Er reden maai' vier of vijf herren in dien c-oupé, burgerlieden uit We en en, die met het. gezelschap van den nieuwen in dringer niet eig in hun schik schenen te zijn. Ze hadden op hun gemak plaats ge nomen, hun jassen uitgetrokken en zaten in hun hemdsmouwen gemoedelijk te pra len en j'üist waren ze van plan, boterham men met worst 'en fleschjes blèr te vóór-' schijn te 'halen/, 0111 daarmede, onder het spelen van .een partij kaart, den duur van de reis te verkorten. Voorlóopig' Wisten ze niets beter te doen, dan het gezelschap van dezen vreemden eend in de bijt maar geduldig te verdra gen, maar het hoofcl van hèt gezelschap zon op een plan, zicbzelven en zijn reis makkere. te wreken en van uit zijn hoek vestigde hij onheilspellende blikken op den argeiLoozen reiziger, die in het minst niet vermoedde, dat zijn tegenwoordigheid den anderèn tot last was. Als de kat een muis, jzoo fixeerde hij den vreemdeling, die initussclien een reisgids te voorschijn had gehaald en zich verdiepte in de studiën van de verschuilende tarie ven en de plaatsen, die men voorbij 6toom.de. Het jonge mensch was naar Enige',sche mode gekleed, had een glad geschoren gelaat en droeg een sportpe-t. Hoe minder hij zich om zijn reisgenooten bekommer de, des te scherper werd hij door hen op genomen, om de plaats te ontdekken van de Achililesjhiel, waar hij kwetsbaar was. Maar de nieuweling nam geen de min ste notitie van hen. Nadat hij zijn reis gids had uitgestudeerd, nam hij zijn Ba- deker uit zijn reistasch, om de verschil lende stations, die men voorbijstoom.de, daarmede te vergelijken. Hij scheen veel bewondering te gevoelen voor de schoone natuurtafereel en, die zich voor zijn oogen ontrolden, en deze omstandigheid bracht den heer Reisenheig, het hoofd van ons reisgezelschap, die van natuurschoon niet het minste idéé had, op de gedachte, zijn reisgenoot diens dwaze liefhebberij eens voor* goed te vergallen. Hij gaf zijn huurman links' een wenk met den, voet, stiet zijn buurtman rechts even met den elleboog aan, en stelde toeai, als iemand die onder een. zware zorg ge bukt gaat, de vo'gende vraag aan het jon ge mensch. „Wat zou u er van denken, mijnheer, zou de spoorbrug het nog uithouden, tot dat onze trein er over is?" „Wat zeg je daar?" zpi een van het ge zelschap verbaasd. Hij had de bedoeling van zijn reisgenoot niet begrepen, en zou het complot bijna verraden hebben, dcor zijn ongekunsteld© verwondering. De^ heer Reisenberg was niet weinig ge- opgèra, dat zijn reisgenoot zoo dom v an begrip was, maar toch had hij de voldoe ning, dat het jonge mensch opmerkzaam- was geworden want met zijn argusoogen, die onophoudelijk op zijn slachtoffer ge richt waren, zag hij dat de vreemdeling, sis in nadenken verzonken, steeds op de zelfde plaats van zijn boek staarde, als iemand die wil Luisteren, zonder het te laten mérken. „Heb je dan nog niet gehoord," ver vólgde Reisenberg, ,,dat er een veraak king gekomen is in de fundamenten van den 8Poorbrug, of dat^r iets anders mee ge beurd is.... ik hen geen geleerd ingenieur... misschien gebruik ik niet de juiste woor den, maar dat er iets niet In den haak is, daarvan ben ik zeker." Nu meenden allen te bespeuren, dat de JóDge reiziger verbleekte. Hij nam even beleefd zijn pet af zei: „Als ik n goed begrepen hél), mijnheer ie er gevaar bij onze reis." De heer Reisenberg schudde veeJbeteeke- mend met het hoofd en antwoordde: „Ik hen altijd bang, ais ik op deze spoor lijn mpet, reizen. Ik neem dan afscneid van al mijn huisgeruooten, alsof ik hen nooit meer terug zou zien, en na al het geen mij den laatsten tijd verteld, is, ben ik nog angstiger geworden, maar we zul len maar denken, we zijn altijd in Gods hand." Een donkere schaduw trek oven- het schoone, van wilskracht getuigende gelaat van den jeugdigen vreemdeling. Hij legde zijn boek op zijn knieën, en lustorde zon der nog iet3 te zeggen. „Hij schijnt er nog niet genoeg van te hebben," dacht Reisenberg bij zich zelf. „Wacht meer, beste jongen, ik zal maken, dat je het van benauwdheid niet meer uit kunt houden. Hij zag het jonge mensch doordringend aan en vervolgde: „O, wat zou ik willen geven, als ik mij niiet had laten verleiden, voor dien dom- men gymnastielkwedstrijd mijn leven op het spel te zetten, door zulk een gevaar lijke reis te ondernemen!" „Gaan de heeren ook naar den wed strijd?" zei het jonge mensch met belang stelling. „Neemt u er persoonlijk aan deel?" „Een van onze vrienden behoort tot de kampvechters", zed de heer Reisenberg. „Wij met ons vieren komen maar alleen als toeschouwers." voegde hij er beschei den bij. „Alleen om onzen vriend plezier te doen, hebben wij ons de opoffering ge troost, dezen gevaarlijken tocht te onder nemen,, want niet alleen de spoorbrug le vert gevaar op, anaar overal op onzen weg ie er reden tot ongerustheid. Gedurig spo ren wij langs diepe afgronden, dan weer bergop, dan bergaf. Maar onze vriend liet ons beloven, te zullen ikomen, en wij be zweken voor zijn aandrang." De heer Reisenberg kon zich niet weer houden, terwijl hij dit alles zeide, *zijn vrienden even aan te kijken, en misschien bemerkte hij wel, hoe een verdacht trekje om aller mond speelde, en hoe de aan voerder een blik. van verstandhouding met hen wisselde maar het scheen, alsof zijn geest door zóóveel schrikbeelden vervuld was, dat hij daar niet op lette, want zijn gelaat werd hoe langer hoe ernstiger. „Moeten wij nog hoog er bergop?" zei het jongmensch, met iets bevchds in zijn stem. Men zou medelijden met hem gekre gen hebben, als men bem aanzag. De angst stond te lezen op liet geilaat van den slan ken jongeling, die tot nu toe nog altijd be daard was gebleven. De heer Reisenberg glimlachte droef geestig en antwoordde.: „Ja wij komen nu dadelijk een bijzon der gevaarlijke plek voorbij. Wij gaan dan vlak langs een afgrond, buitengewoon diep. Altijd slaat mij de angst om hét hart, als wij'daar moeten pas se eren. Het is onverantwoordelijk van de ingenieurs, die deie spoorbaan hebben aangelegd, dat zij geen veiliger plaats hebben gekozen en de reizigers aan zulk een gevaar heb1 ben blootgesteld. O, zie maar niet naar buiten, mijnheer", voegde hij er op smee kenden toon bij, toén de drein al hooger en hooger klom en de locomotief, bij het naderen van een tunnel; een schril fluit signaal liet hooren, „De trein gaat al lang zamer," vervolgde hij' angstig. „Zou er wat gébeurd zijn?" De trein ging inderdaad langzamer-, zoo-' als altijd, wanneer men den tunnel door moest. Het was nu opeens duister gewor den in den spoorwegcoupé, eh Reisen berg, tevreden over het wejslagen van., zijn pi anfluisterde zijn builrman- in 't oor: „Wat zeg je er van? Hoor je hem klap pertanden van angst?" Eindelijk was men de tunnel uit, en het eindpunt van de reis naderde; De reizigers begonnen hun bagage al bijeen te zoeken, en afscheid van elkaar te nemen. De vreemdeling groette beleefd, toen de trein stilstond, en stapte uit-. Reisenberg zag hem nog eenigen tijd na- e!n zed toen tot zijn makkers: „Het schijnt wel, dat hij ook den weg inslaat naar onzen wedstrijd'. Wat zal hij groote oogen opzetten, als hij onze vrien den aan het werk ziet." Niettegenstaande al hun opoffering in diienst der vriendschap, ging ons gezel schap niet regelrecht naar de plaats van den gymnastiekwedtstrijd, -maar begaf zich eerst naar de herberg „De blauwe druif". Ook het jonge mensch scheen nog geen lust te gevoelen het terrein van den wed strijd in oogenschouw te nemen, waar titans, op den vooravond van het groote feest, de generale repetitie werd gehouden. Een 'kwartier later namelijk, toen ze'hun eerste glas al geledigd hadden, zagen ze hem voorbijgaan, in gezelschap van een heer, die er uitzag als een persoon van gewicht. Beiden sloegen den weg in naar de groote markt van het stadje, en ver dwenen in de poort van een groot hotel. Den volgenden dag brachten alle treinen groote scharen van vreeondelingen aan, die met belangstelling de overal aange plakte programma's van den wedstrijd lazen. Vooral werd er veed gesproken over die nummers, welke niet tot de gewone ver richtingen van een gyimnastiekwedstrijd behoorden, namelijk: voltigeeren, oefenin gen op gespannen ijzerdraad, boksen, Ja- pansche wedstrijden, tuchtoefeningen en dergelijke zaken. „Het lijkt meer op een circus, of specio- Mteitenvoorstel'ing, dan op een gym- nastiekwedstrijd," meende de heer Reisen berg, nadat hij met opmerkzaamheid het geheele programma met zijn reisgenooten had bestudeerd. „De eerste nummers schij nen mij van minder belang te zijn dat hebben wij al zoo dikwijls gezien. Wij zijn geen vakmenschen, en niemand kan van ons verlangen, dat Wij twee uur achter een naar gewone gymnastiekoefeningen zitten te kijken. Wij ikomen niet, vóór no. 7 aan die orde is, en zullen ons eerst maar eigens anders, zoo goed mogelijk zien te amuseeren. Zullen wij dat maar afspre- k*nT De lezer aal wel hebben geraden, welke plaate zij voor hun wachten uitkozen: Ze gingen naai* „De blauwe druif' en daar waren ze zóó op hun gemak, dat no. 7 van het programma al lang tot het verleden behoorde, vóórdat ze er om dachten wat het doel van hun reils was. Ze spoedden zich naar het feestterrein, en kwamen juist binnen, toen het publiek met storm achtige bijvals betuigingen een artitst toe juichte, die zoo juist het podium had ver laten. Allen drongen zóó naar voren, dat het onmogelijk was, iets te zien. Er werd druk over dit punt geredeneerd, en het duurde wel een paar minuten, voordat alles weer kalm was. „Wat een bokser," riep men in bewonde ring. „Wat een kracht als een Hercules!... Het was alsof het hem niet de minst© in spanning kostte zijn tegenstander te over winnen.... Hij werkte volgens een goed systeem, want met kracht alleen had hij (het niet klaar gespeeld en hoe sierlijk wa ren zijn bewegingen!.... Het is ook een wereldberoemd artist, dat wisten ze wel vooruit, anders hadden ze hem niet van zóó v£r laten komen." Nu zwegen allen, want opeens- richtten aller blikken zich naar het podium. Op een duizelingwekkende- hoogte was een metaaldraad gespannen, en daarop wau welde een jeugdig slank persoon met het zelfde gemak, alsof hij zich op den vasten grond bewoog. „Zitten! Zitten!" riep men van alle kan ten tot degenen die gingen staan, om de zen halsbrekenden toer beter te kunnen zien, maar het was tevergeefs. Niemand (hoorde of zag iets anders dan den onver schrokken 1 uchtkunstenaar, wiens leven om zoo te zeggen aan een zijden draad hing. Met de grootste bevalligheid bewoog hij zich met zijn balanceerstok, toen hij op eens met het grootste gemak van een vo gel omlaag zweefde, en met beide handen een trapezium wist te grijpen, waaraan hij met de lenigheid van een kat nog eenige evolutiën maakte. Eindelijk sprong hij. op den grond, en verdween achter de coulissen. Ons reisgezelschap was huiten zichzelven van bewondering over zóóveel kunstvaar digheid. „Wie zou hem d&t nadoen!" zei de heer Reisenberg tot zijn nog steeds als razen- den in de handep, klappende vrienden. "Het is alsof de kerel geen gewrichten in zijn lijf heeft. Hij speelt roekeloos met zijn leven! Men moest zulke halsbrekende toe ren eigenlijk verbieden! Ik wilde wel eens zien hole hij er yan nabij uitziet!" De wensch van den, heer Reisenberg zot/ in vervulling gaan. t Toen de eerste opwinding voorbij wa> en de kunstenaar nog 'altijd groetend, en bedankend op. het podfpm stond, drqngen xnze vtienden naar voren, zoodat zij,-Ie aandacht van den, a-rijst trokken, die.hen- als een bekende ipgt het hpofd toeknikte, terwijljeen lach- op zijn gelaat kwtui., Het was de .jeugdige reisgenoot van ,ons 'gezelschap, en $e.he^c-Reisenbergmoest tot zjjn verlegenheid^wel. -bekennend'gt hijzelf de gefopte wasV(en de slanke jonk man zóow-el op hepi-eehvOyerwinning ,bad .behaaljl las op zijn tegenstander van daar even. Een flink stationschef. John Warner zat voor zijn toestel öp het telegraafkantoor, een beetje bleek mis schien, maar schijnbaar kalm, tertvijl geen enkele trek op zijn gelaat' deed "vermoeden, dat hij; ontroerd was door den gevaarlijken toestand, waarin hij zich'op dat oogehblik bevond. Een vreemdeling, die een breedgeranden hoed droeg, en gekleed, was in het costuuni van een woudlooper, stond tegenover hem, terwijl hij in zijn rechterhand een zesloop- revolver hield, die op John Warner was gericht. Het volgende gesprek werd gevoerd: „Hoe laat komt hier des nachts de ex- prestrein voorbij?" „Hij zou eigenlijk oyer, een half uur hier moeten .zijn, maar de trein heeft meer dan een uur vertraging. „Een uur vertraging?"- „Ja, maar buitendien stopt de trein hier niet. Als u den exprestréin nog wilt halen, moet u naar Bloomville gaan." „Maar als u eens naai- Bloomville tele grafeerde dat hij hier moet stoppen, zou daaraan dan geen gevolg worden gegeven?" „Neen, zeker niet." „Heeft hij hier vroeger al niet reeds ge stopt?" „Ja, een of tweemaal." „Hoe kan dat dan gebeuren?" „Als de stationschef van de plaats van afvaart daartoe he.t bevel geeft." „Welke plaats is dat?" „Center-City." „Telegrammen van Center-City voor Bloomville bestemd, moeten van dit kontoor uit verder geseind worden, niet waar?" „Natuurlijk." „Dan zoudt u dus van hieruit een tele gram naar Bloomville kunnen zenden zon der dat men op het telegraafkantoor zou behoeven te weten, dat het niet van Center- City afkomstig is." „Dat zou ik. kunnen doen, ja, maar dat doe ik niet." „U wilt het niet doen? Ook niet pis ik het verlang? Nu, jongmensch, ik zal duidelijk met u spreken. Als u niet telegrafeert, zoo als ik u dicteer, dan zend ik u een paar kogels door het hoofd. Wij hebben de rails bij de kromming, die het spoor hier dicht bij maakt, opengebroken, de trein zal dus in elk geval tot stilstaan gebracht worden en een ontsporing zal onherroepelijk vol gen. Wij begeeren echter niet, dat er per soonlijke ongelukken bij zullen plaats heb ben. Wij verlangen slechts een pakket te be machtigen, dat in een der spoorwagens zich bevindt; wij wetgn, dat het in dezen trein is. Misschien zijn wij genoodzaakt eenigen van het treinpersoneel te dooden, en waar schijnlijk wordt ook het pakket goed be waakt, want het is van zeer groote waarde. Als gij er niet voor zorgt om hier den trein te doen stilhouden, dan kost bet misschien 50 personen het leven, terwijl gij zelf wordt doodgeschoten. Indien gij het doet, zullen de passagiers in de slaapwaggons niet eens bemerken, dat er iets gaande is en wij ma ken ons zonder veel bezwaar van het geld meester. Begrepen?" „Ja, maar laat mij een oogenblik naden ken." „Goed; maar laat het niet te lang duren, ik heb geen tijd te verliezen." „I9 het spoor reeds opgebroken, of zijt gij eerst van plan zulks te doen, als ik den trein hier niet laat stilhouden?" „Het is reeds opgebroken." „Dank u. Ik zal den trein hier doen op houden." „En luister nu eens goed toe, jong mensch. U moet mij goed begrijpen. Mocht gij soms een of andere dwaze streek willen uithalen, dan wensch ik u vooruit te waar schuwen, dat wij ons niet zullen laten van gen en dat "gij toch in elk geval het leven er bij zult inschieten. Niemand kan u te hulp komen, want mijn vrienden hebben het station omsingeld en laten niemand door. Maar bovendien zijn hier 's nachts niet veel wandelaars. Ik zeg u dit alles om u goed te doen begrijpen, in welk een po sitie gij u op 't oogenblik bevindt. Wij heb ben allen snelle paarden en mocht er ook een geheel regiment soldaten met den trein meekomen, dan zou men ons toch niet in de macht krijgen, maar vóór ik in den zadel sprong, zoudt gij eenige kogels in uw lichaam hebben." „Ik begrijp het." „Goed, maar nu onmiddellijk getelegra feerd." De telegrafist greep den seinsleutel van 't toestel, maar bleef daarna enkele oogen- bïikl en nadenken zonder te seinen. „Kom vooruit", riep de vreemdeling, „te legrafeer nu, ik laat mij niet voor den gek honden!" De telegrafist keerde zich driftig om, ter wijl hij uitriep: „Houdt toch je mond, el lendeling! Ik zal niet eerder beginnen vóór ik daartoe gereed ben, vergeet dat niet. En als u dat niet bevalt, schiet dan maar De- ver, of telegrafeer zelf." „Dat is mannentaal", riep de vreemde ling vol bewondering uit. „Maar kom, maak na voort, en als gij uw werk goed doet, krijgt gij een deel van den buit. 't Is een Leetje vermoeiend om zoo lang te staan, ik zal dus maar een stoel nemen. Verder zal ik u niet storen." „Goed, doe maar alsof gij thuis waart, sprak de telegrafist. Daarna begon hij Bloomville aan te roepen. Klik-klik-klik, klonk het voortdurend. „Wat is dat", vroeg de vreemdeling, ,,'t is immers aldoor hetzelfde klik-klik-klik- klik." „Ja", sprak de telegrafist, „dat is ook zoo, ik roep Bloomville aan"; klik-klik-klik- klik.v... 1 „2Öo( daar heeft men mij; gehoord- Val mij nu, niet in de rede -Als ik gereed ben, zal ik u zeggen;- wat ik getelegrafeerd heb," De misdadiger zag nieuwsgierig toe en zonder! twijfel Wonschtd hij; in-dit oogen blik, d?.t hij m 't telegrafeeren even ervaren njpcht zijn;als' in 'het schieten. „Ia Steven daar?" -vroeg de telegrafist. .„Zeg hem'-dat Warner hem wenscht te -spreken." Daarna volgde een pauze, voor het appa raat in het spoorwégstatión antwoordde. Vervolgens seinde Warner het volgende: „Het station is in de macht van een schurk, die een revolver op mij gericht houdt, terwijl' ik 'telegrafeer. Ik -veronder stel dat het de bende van Zama -is, die het station heeft omsingeld. Ze zijn van plan den expres-trein te herooven. De schurk hier in het kantoor dreigt mij dood te schieten, als ik. den trein hier niet laat aanhouden. Kan niet onmiddellijk een extra-trein, de sheriff en een voldoend Sterke politiemacht worden afgezonden, om de bende gevangen te nemen?" Het antwoord luidde: „Het zal geschie den. Een trein met zes waggons staat ge reed, waarmee de manschappen zullen ko men." „Neen, doe dat niet", telegrafeerde War ner terug. „Laat een passagierstrein ver trekken, waarvan de achterste wagen een Pullmannwaggon is, opdat het den schijn hebbe, dat het dc exprestrein is. En laat hem op den tijd van den exprestrein arri ve eren." „Een goed idee", was het antwoord. Maar wat zal er van u worden, men zal u dooden." „Kuht ge de telegraaflijn niet in contact brengen met het electrisch licht der stad, zoodat de volle stroom hier heen vloeit. Ik zou er den schurk hier dan mee'in aanra king brengen. Hij zal dan zeker nooit ge waar worden, wat hem ter aarde heeft ge worpen." „Daartoe ontbreekt de tijd. Wij zouden dan naar het centraal bureau voor de elec- trische verlichting moeten gaan en de di recteur verzoeken alle lichten in de stad uit te doen, waarna we dan eerst de verbin ding zouden kunnen tot stand brengen. Dit zou te lang duren en misschien ook brand kunnen veroorzaken. Ik zal u echter met alle toestellen hier verbinden, waardoor een stroom ontstaat, sterk genoeg om een lid der bende van Zama tijdelijk onschadelijk te maken of misschien te dooden. In elk geval hebt ge dan tijd, om hem, voor hij van dién schok hersteld is, de revolver te ontnemen." „Het schijnt, dat men veel telegrafeeren moet om een trein hier te laten stilhouden", sprak de misdadiger op eenigszins onrus- tigen teon. „Dat is in dit geval ook zoo. U weet, dat de trein vertraging heeft, vandaar, dat men'liever geen oponthoud meer wil heb ben. Ik heb hun gezegd, dat er gewichtige reden voor bestaat, en nu willen ze daar omtrent bijzonderheden weten. Nu móet ik even opstaan om de lijn naar Center-City af te snijden. Want als ik dat niet doe, zouden ze de reden van het aanhouden van den trein aan dit station daarheen kunnen telegrafeeren en dan zou alle kans 'zijn verkeken." „Ja, dat begrijp ik, ga uw gang dan maar." De telegrafist ging naar een kast en nam daaruit een eind ijzerdraad, aan welks uiteinde hij een schaar bevestigde, lerwiji hij het andere einde met de lijn naar Bloomville verbond. Daarna ging hij weer voor het toestel zit ten. „Klik-klik" klonk het in het telegraaf toestel en op hetzelfde oogenblik vertoonde zich een verblindend groenachtig licht. De misdadiger sprong verschrikt op en riep uit: „Voor den duivel, wat is dat?" „Er woedt hier of daar in de buurt een onweder, de bliksem is op de lijn geslagen." „Als dat ons doel maar niet in den weg staat." „Wacht, ik zal de lijn uitsluiten, reik mij maar even den schroevendraaier aan." De schurk reikte hem den schroeven draaier aan, maar steeds bleef de revolver op den telegrafist gericht.' Warner werkte een oogenblik met .<-u schroevendraaier, waarop hij haastig tot den vreemdeling zei: „Geef mij nu de schaar Maar', nauwelijks had deze het voorwerp aangeraakt, of hij werd, terwijl hij een vreeselijken gil uitstiet, tegen den grond geslingerd. Met een sprong was Warner bij hem, ontrukte hem de revolver en maakte hem, door hem stevig te binden, onschadelijk. Een uur later werd de geheele bende in hechtenis genomen en naar Bloomville getransporteerd. Rooster der Retraiten. van het St. Clemenshuis. te Noorwijkerhout. 22—25 Mei. Mannen en Jongelingen v. d., Ned. R. K. Volksbond (14 31 Mei—4 Juni. Gehuwde Dames van den deftigen stand (f 10. 8—11 Juni. Jonge Dames uit den Mid denstand (f 6. 1417 Juni. Meisjes (f 4.—) 21—24 Juni. Huismoeders (f 6.—) 28—29 Juni. Jongenspatronaten (f 4.—) N. B. Men wordt verzocht zich voor dezd Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees telijkheid. Retraitehuis „De Thabor", Eendrachtsstraat te Rotterdam. 30 Mei—2 Juni: Meisjes van den gewo nen stand uit steden. (Verg. f 4.) Door een Pater Gapucijn. 710 Juni: Meisjes van den gewonen stand uit dorpen. (Verg. f 4.) Door een Gedachten over Reclame. Onder dezen tritel schrijft de heer Er. W„ Schöt'telndreiër volgend voor vele kooplie den behartigenswaardig artikel in het „Weekblad voor de Grafische Vakken": Een vraag die dezer dagen'vaalt wordt.' opgeworpen en eenerzijds met „ja", ander zijds met „neen" wordt beantwoord, luidt; heeft het nut in. dezen tijd; d.w.z. gedu rende de mobilisatie, te adverteeren? Wij achten'liet in het algemeen wel die-- grijpelijk, 'dat 'iemand, Wiens inkomsten door de tijdsomstandigheden belangrijk zijn ingekrompen, ernstige-bezwaren maakt hovencl'iep hog een bedrag Aon 'reclame, uit te jgeryen. Men klaagt, inèn' hoort kla gen o'vei* slapte in het'bedrijf' en men komt, al klagende, tot de conclusie, dat er weinig te doen is. Men troost zich met de gedachte, dat öok andeéén niet veel te doen hebben en geen reclame maken en dat men dit laatste dus gelukkig ook niet behoèft te doen. Het is >vel eigen aardig, maar indien er veel koopers zijn, indien de' kooplust en de koopkracht groot is, en dus ook zonder reclame allicht een paar kruimeltjes van den, disch afy allen, maakt men gaarne de opfkosten van reel am e, om maar boven de anderen uit te komen 1 Is er echter weinig kooplust, dan zinkt meteen de geheele activiteit van den koopman, als eein zoutzak ineen. Iu plaats van nu ener gie te ontwikkelen en althans te trachten met opoffering van alle krachten, wat er dan nog is, tot zich te trekken, legt men zich, jammerende over de weinige vraag, eenvoudig bij den toestand neer. Men. denkt zich het „zaken doen" maar al te vaak als de jonge man, die, zelf in betrekking, mij een zeker bedrag ter 'een kwam vragen om een zaakje over te ne men. „Ja, ziet u," zeide hij mij, „dat kan mijn vrouw er nog zoo mooi bij waarne men." Op mijn vraag of er behoefte be stond aan het artikel'dat hij dacht te ver- koopen, antwoordde hij: „Och,'ziet u, al wat er verkocht wordt, is meegenomen." Deze, vergun me het woord, lamlendige geest, heérscht bij vele mensehen. Men wacht maar op zien komen- en acht zich gelukkig, indien er eens iemand in het op gezette fuikje is gêloopen. Wordt het niet thuis gebracht, zoodat men ér liefst nog niiet voor hdhoeft op te staan, dan heet het, dat de za'ak niet gaat, dat andérên.... en nu komt de leelijke verdenking..,, allerlei trucs gebruiken en men zoekt verontschul digingen voor eigen laksheid en onkunde. BJooker heeft een© een goed woord ge schreven op den omslag van de uitgave van Nederland-Iximbok, een reclamezijde door hem gepacht voor duizend gulden; „Maak een goed artikel, bezorg het be kendheid en ge zult slagen." Juist, dat is het. Geloof in uw eigen zaak, heb een emsti- gen wil deze groot te maken en in een be hoefte te doen voorzien en ge zult slagen. De man, .die dat wil, zal ook nu reclame maken. Juist nü, waar velen door mangel aan kapitaal of mango! aan moed, zich er van laten terughouden zich naar buiten, uit te spreken. Het terrein, dat zeer zeker door de tijds omstandigheden is begrensd, ligt echter voor de energieken open en zij zullen juist nü hun naam bekend maken en vestigen, om waarschijnlijk al dadelijk, maar in elk geval zoodra maar even vraag, begint te ontstaan, de eersten te zijn, die voor leve ring in aanmerking komen en dus de room scheppen, terwijl voor de anderen de kar nemelk blijft. En de mannen van het „zien komen"- ay&teem, zullen van dit zurige vocht, ho pen we, wel gezond blijven, maar toch het welgedane mioaen, dat, volgens dok toren, zooveel weeu-etandsvei*mogen geeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 3