IvbK 3)c Scicbelve (Sou/zont j~-'.~ -/^SSui!8ECS5HQi>U^OWt^u^ii!ilypi^uZ5Bn^^öl^SZ^^liB^'@)r I/feL. m m WJT'-W- D ra ra Derde Blad. Wat onze tegenstanders beweren. R!6it78t(^/3tGS*K>imr/3 rarararararararaE: K!(W/3|SS«w«Wiro^ iaüii Kü' B23 BÜH Bik Bii'. Bk VAN raS ra ai23 !ku2 K21 ra .ra tra tra BSiSS ^THi^fiFrA'itaxa^ËlW^ra Zaterdag 3 April 1915. PASCHEN. Les uit den I. Brief van den H. Paulus aan de Corinthiërs V. 7. Broeders! verwijdert den ouden zuur- deesem, opdat gij een nieuw deeg moogt wezen, gelijk .gij ook ongedeesemd zijl Wamt ons PaascMam, Christus, is ge slacht. Laat ons dan ie est vieren, niet met den .ouden.' zuurdeesem, noch met den zuurdeesem van hoosheid en ondeugd, maar met ongedeesemde brood en van op rechtheid en waaiheid. Evangelie uit den H. Marcus. XVi. 1. In dien tijd kochten Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jacobus en Salo me, welriekende kruiden, om Jiezus te gaan balsemen. En zeer vroeg, op den eer dien dag der week, kwamen zij bij het graf, teen de zon opgegaan was. Zij nu zeiden tcfc elkander: wie zaïl «ons den steen van den ingang des grafs afwen telen? En opziende, zagen zij den steen afgewenteld; deze nu was zeer groot. En in het graf gaande, zagen zij eenen jon geling ter rechterzijde zitten, (gekleed in een lang wit gewaad; en zij ontstelden. Doch hij sprak tot haai*: wees niet ver schrikt; gij zoekt Jezus van Nazareth, die gekruist is; Hii is verrezen; Hij is niet hier; ziet de plaats, waar men Hem ne- derlegde! Gaat, zegt aan zijne Discipelen en aan Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea: daar zult gij Hem zien, gelijk Ilij u gezegd heeft. Verklaring van het Epistel. Een grondig kenner van het mensche- lijk hart blijkt de JH. Paulus, dat hij 'met zulk een duidelijk beeld clen verwoestenden invloed der zonde teekent. „Weet gij niet"' zoo schreef hij aan de Corinthiërs, ,,dat een weinig zuurdeesem het geheele deeg bederft?" Het was, wijl er te Corinthe een openbare zondaar leefde, dien de Apostel uit de gemeenschap der Kerk had gesloten; want in zijn brandenden zielenijver was hij bevreesd, dat het kwade voorbeeld aan stekelijk zoude werken. Na aldus die bepaalde zonde te hebben berispt en gestraft, gaat de H. Paulus er toe over om een korten, algemeenen levens regel op te stellen, die ons op het huidig hoogfeest wordt voorgelezen. Het Christelijk Paaschfeest was* denke lijk nabij, waarvan het Paschen der Joden een voorafbeelding was. Nu was het een streng voorschrift der Wet, dat men ter waardige viering van dat feest, zorgvuldig allen ouden deesem uit zijn huis moest verwijderen. Wie tot op het zevende uur van den Paaschdag nog gedeesemd brood had bewaard, moest op bevel van den rechter worden gegeeseld. Hoe schoon kon dit worden toegepast op de waardige vie ring van ons Paschen! Broeders, .zoo vermaant de Apostel nu zijne lezers evenzeer als ons, doet weg den ouden zuurdeesem der zonde; gij zijt im mers ongedeesemd, d. w. z. door Christus in het H. Doopsel van alle zonde ger einigd. Want wij moeten een Paschen vieren, dat niet slechts enkele dagen, maar heel ons leven voortduurt. Ons Paaschlam. is reeds geslacht. Het is Jezus Christus, die zich zei ven eens ten offer heeft gebracht op den berg van Calvarië: Zijn offerbloed heeft oneindige waarde en Zijne slachtoffering behoeft dus niet telken ja re te worden herhaald. Onderzoekt derhalve u zeiven nauwkeurig en zoo de zonde haren intrek mocht hebben genomen in uw hart, ver wijder zo daaruit en laat haar nim mer daarin terugkeeren. Tot een nauwkeurig onderzoek des gewetens spoort ons de Apostel aan, waar bij wij onze booze neigingen lee- ren kermen, die getoomd en beteugeld moe ien worden. Tot een nieuwen oprechten levenswandel wekt hij ons op; dat is liet ongedeesemd brood, waarmede wij -feest moeten vieren. Dan zal ons Paschen een naardig, een zalig Paschen zijn, dat nim mer ophoudt, doch zal worden voortgezet 'n den hemel in het .zalig aanschouwen Jan het Lam, dat voor ons is geslachtof ferd. II. N. P. J. BERKHOUT, heimuiden. Kapelaan. Verklaring van het Evangelie. ra'VeVaT|ge'"'ie van Pasch,e,n verhaalt c.ns e blijde boodschap van Jezus' verrijze- s, door een Engel des hemels geopen baard aan drie vrome vrouwen, de boet- aaiyüge zondares Maria Magdalena, J5,a var» Jacobus, ai.I. de vrouw v-an I it! k,1S Iv kaphas pin moeder van vvnT S <'en 3 ergeren (den minderen) on u<la* Thaddeüs, on Salome, n.l. de 1 >U|W van Zehedeüs en de moeder van *aa \US ('en ouderen (den meerderen) en oannes. Deze vrouwen waren er bij ■tegenwoordig geweest, toen Jezus' lichaam door Jozef van Arimathea en Ni- codemus van het kruis was afgenomen en, na volgens het godsdienstig gebruik der Joden gebalsemd te zijn, dn eon aan Jozef van Aiimatthea toebehoorend, ge heel nieuw graf was begraven. Misschien was deze balseming, doar de haast waar mede zij moest geschieden met het oeg op dein naderenden Sabbath, niet ver richt in den geibruikelijken vorm. Van daar dat deze vrome vrouwen het plan zullen hebben gevormd, om zoodra moge lijk opnieuw deze eer aan Jezus' lichaam te bewijzen. Zoodra dan ook de morgen schemering van den eersten dag dei- week was aangebroken, gtngen zij met de voor hun liefdedienst benoodigde spe cerijen naar 'het graf van Jezus. De rijke en aanzienlijke Joden bezatten graven op hunne eigendommen, waar voor zij benutten de natuurlijke rotsho len, of die zij in de rotsen lieten uithou wen. Een poort met een grooten steen af gesloten gaf toegang tot hot graf. Eerst kwam men in een portaal, hetwelk tce- gang verschafte tot een grafkelder \an ongeveer 2 Meter in het vierkant, waar in men door een lage poort binnen ging. Tegenover deze poort bevond zich een r.'eenen tafel, uitgehold in den vorm van een drinkbak, waarin het lijk werd neer gelegd. Ann den buitenkant van cicn grafkelder werd een steen geplaatst, wel- k'e den voim bad van een molensteen, en die de toegang tot het graf geheel afsloot. Zoo was ook het graf van Jozef van Ari- inathe.a ingericht, waarin het lichaam van Jezus was neergelegd. Deze hizonder- h.eden meenden wij hier te moeten aan geven tot goed begrip van het verdere ge deelte van het evangelie-verhaal. In hun bezorgdheid voor het balsemen van Jezus' lichaam, alsmede in bun droefheid over Zijn dood hadden de v ro me vrouwen er zeker niet aan gedacht, dat de> toegang tot het graf was afgesloten door een groote steen,'die te zwaar was voor hun zwakke krachten, om ze te ver wijderen.; En blijkbaar wisten zij ook niet, dat Pilaius den steen had laten verzege len; want dan zouden zij elkander niet zoo bezorgd hebben gevraagd i" „Wie zal ons den steen wegwëntelen van clen in gang van het graf?" Doch toen de vrouwen bij liet. graf kwa men, zagen zij tot hun groote verbazing, dat de steen reeds verwijderd was van de opening. En benieuwd om te weten, wat daarvan de reden mag zijn, gaan zij het graf binnen. Maar plots blijven zij ver- schrikt staan; rechts in de grafkelder zien zij op de grafplaats zitten een hemelsche verschijning, een Engel in aanzien gelijk aan een jongeling, gekleed in blinkend wit gewaad. Doch aanstonds spreekt, deze hun bemoedigend toe en verkondigt hen met. van hemelsche vreugde trillende stem de blijde mare, dat Jezus niet meer is in de macht des doods, dat Hij niet meer rust in het sombere graf, maar dat Hij in heer lijkheid is verrezen. En de Engel geeft aan de vrouwen de opdracht om aan de leer lingen van Jezus en vooral aan Petrus, als hoofd der apostelen en der geheele Kerk, te zeggen, dat zij moesten gaan naar Galilea, want daar zouden zij hun verre zen Meester zien, zooals Hij hij het laatste avondmaal had gezegd: „Nadat Ik zal ver rezen zijn zal Ik u vóórgaan naar Galilea." Marc, XIV 28. Die landstreek zal Jezus bij voorkeur hebben uitgekozen, omdat daar de meeste apostelen waren geboren, omdat Hij daar bij voorkeur gepredikt en de meeste wonderen verricht had. Ook wij verheugen ons met de apostelen en leerlingen van Jezus en met de vrome vrouwen ieder jaar op dezen dag, „dien de Heer heeft gemaakt", over de verheerlijkte opstanding van onzen goddelijken Zalig maker. Die onomstootelijke waarheid, ver kondigd door oen Engel des hemels, over tuigend bevestigd door Jezus' verschijnin gen aan Zijn apostelen en leerlingen, is de hechte grondslag van ons geloof en van onze zekere verwachting, dat wij, na met Christus te hebben geleden en gestreden, na met Hem begraven te zijn, ook met Hem naar ziel en lichaam verrijzen zullen tot een leven van onsterfelijke heerlijkheid. CIIR. S. DESSING, Zoeterwoude. Kapelaan. Liturgische beschouwingen. HET TABERNAKEL. II. In ons vorig artikeltje hebben wij een ■en ander medegedeeld ove-r den oorsprong en de geschiedenis van het tabernakel. Wij hebben gezien, hoe langzamerhand die tegenwoordige vorm, namelijk een vierkant kastje midden op het altaar, ont staan is. Nu nog iets over de in- en uit wendige .versiering van hiet tabernakel. Van binnen moet het tabernakel ver sierd warden met witte zijde of «een andere kostbare (liefst wit-kleurige) ©tof, bij voorbeeld damast, zilverlaken of 'goud brokaat. He.t moet helder zijn en vrij van de geringste stofdeeltjes. Op den bodem Ligt een gewijde linnen doek, „corporale" .geheeten, waarop het H. Sacrament ge plaatst wordt. Hoofdvereischte is dus zoo gToot mogelijke reinheid en zuiverheid, verzinnebeeld door de reine, witte kleur, omdat het tabernakel' de woontente is van den volmaakt-reinen Koning der Maagden. De buitenzijde van het tabernakel was eertijds omhuld door een soort gordijn, „conopeum" geheeten. Dikwijls kwam de kleur van het conopeum overeen met de kleur van den dag, terwijl bij zwarte godsdienstoefeningen de paarse kleur was voorgeschreven. Een overblijfsel van het conopeum is ongetwijfeld nog het gor dijn, dat men soms aan de voorzijde van het tabernakel vindt aangebracht.. Deze omsluiting van het tabernakel is een tref fende verzinnebeelding, dat hier de rust plaats is van onzen „verhorgen" God. Deze tabemakel-omkleeding is tevens te beschouwen als een zinnebeeld van hooge ve.reering, waandoor de mensch zich zei ven onwaardig bekent, om van aanschijn tot aanschijn naar zijn God te mogen opzien. Deze zinnebeeldige beteekenissen komen in een nog veel schooner licht te staan, als wij ons herinneren, wa.t wij neerschreven over het zoogenaamde cibo- riurn of de overhuiving van het geheele altaar, door een baldakijn, waaraan kost bare gordijnen afhingen en geheel het altaar geheimzinnig omhulden. Jammer genoeg wordt deze altaar- en tabernakel- cmhuiving bijna nergens meer aange troffen. In het tabernakel mag volstrekt niets anders bewaard worden dan het Aller heiligste, dus niet de H. Olie voor de zie ken noch reliquieën van cle Heiligen. Het moet altijd goed gesloten rijn, en volgens de voorschriften in onze kerkprovincie moet liet zelfs van een brandkast zijn voorzien, om zooveel mogelijik het H. Sa crament te beveiligen, terwijl de sleutel bewaard moet worden door den pastoor of door een anderen priester. Vóór het tabernakel in de kerk brandt dag en nacht een godslamp als een tee- ken van Jezus' tegenwoordigheid. Is het H. Sacrament niet. aanwezig, dan moet het licht, van de godslamp worden uitgedoofd. In tlit ge vit 1 wórdt ook de tabernakeldeur opengezet, om de rreloovig- n aanstonds te doen opmerken, dat het tabernakel ledig is. Wij hebben dit in deze week kunnen zien op Witten Donderdag en Goeden Vrij dag. J. P. VERHAAR, Pr. Bovennatuurlijke Openbaring is onmogelijk! Wanneer bewezen is, vooreerst, dat op alle menschen een natuurlijke verplich ting rust God te dienen, en vervolgens, dat slechts één godsdienst de ware zijn kan, dan volgt noodzakelijk dat alle menschen dien éénen waren godsdienst moeten zoeken en volgen. Immers, wie verplicht is tot een of ander doel, is ook verplicht tot die noodzakelijke middelen, zonder welke het doel niet kan bereikt worden. Bovendien, veronderstellen wij eens, dat God zelf een bepaalden gods dienst heeft geopenbaard, dan zal toch/ deze stellig de eenig ware zijn en dan zullen ook allen verplicht zijn dezen aan to nemen. Wanneer nu de volgelingen van een of andere godsdienst althans met eenige schijn van waarheid volhouden, dat hun godsdienst door God geopenbaard is, dan zou men hun kunnen vragen: Bewijs, dat uw godsdienst inderdaad een door God ge openbaarde godsdienst is. Doch nu zijn er velen, die van to voren eiken weg voor deze bewijsvoering trachten af te snijden door te beweren, dat een B o v e n n a- tuurlijke Openbaring onmo gelijk is. God kan, zoo zeggen zij, ons niets openbaren buiten de natuurlijke or de, en verondersteld, dat God het zou kunnen, wie, of wat geeft mij dan de zeker heid, dat God het inderdaad gedaan heeft; immers, wij hooren of zien God niet., hoe weet ik dan dat God en wat Hij tot ons gesproken heeft. Degene, die beweert, dat God onmogelijk den mensch iets kan openbaren door woor den, teekens of op welke manier ook, moet de reden van die onmogelijkheid of tegenstrijdigheid zoeken óf wel hij God ófwel bij den mensch. Welnu: is het soms van den kant van God iets tegen strijdigs, dat Hij een bepaalde Godsver- eering zou voorschrijven? Volstrekt niet.. Immers, God zelf weet het beste hoe Hij wil en moet gediend worden, en zou Hij, die den menschen de spraak heeft geschonken, ook niet in staat zijn om den mensch iets te openbaren en wel zoo, dat de mensch zekerheid heeft, dat hij door God onder richt wordt? Nu kunnen wij. voorzeker, met ons gezond verstand de allernoodzake lijkste waarheden bv. dat er één God is, die het goede loont en het kwade straft, alsmede onze natuurlijke verplichtingen achterhalen, doch dit neemt niet weg, dat een bovennatuurlijke Openbaring die waarheden en verplichtingen beter, volle diger en spoediger doet kennen; waaruit volgt. dat. God ook reden had om openha ringen te geven. Zoo ziet ge, dat de Open baring het natuurlijk licht der rede niet uitdooft of verzwakt, maar veeleer verhel dert en versterkt. Ook van den kant der menschen is er niets tegenstrijdigs in gelegen, als God hen iets zou mededeelen. Uit eigen ondervinding toch weten wij, dat wij veel meer geleerd hebben op gezag van een ander b.v. ouders en onderwijzers, dan door eigen vinding. En zou het dan in strijd zijn met onze waardigheid als mensch, of zou het voor ons beschamend zijn, zoo wij ons door den Alwetenden God zelf lieten oiiderrichten? Volstrekt niet. Van den kant van God en ook van den kant der menschen dus is bovennatuur lijke Openbaring mogelijk. Doch hoe kun nen we met zekerheid weten, dat God en wat Hij geopenbaard heeft. De ondervinding van een ieder toont al lerduidelijkst aan, dat God niet tot ieder een onmiddellijk „gesproken" heeft. Zulk een onmiddellijk Openbaring schijnt menigeen misschien meer gewenscht, doch God was voorzeker niet verplicht zoo Hij Openbaringen wilde geven tot dezen vorm zijn toevlucht te nemen. God kon het ook op een andere wijze doen, door n. 1. aan enkele personen Openbarin gen te geven, die de verplichting kregen het geopenbaarde in naam van God en met Diens gezag aan anderen mede te deelen. Aan God het recht of de macht daartoe ontzeggen, zou wel wat te onredelijk zijn. Doch iets anders is, dat degenen, die zich als gezanten van God uitgeven en bovennatuurlijke Openbaringen doen, ter dege moeten b e w ij z e n dat God door hen spreekt. Dit is niet meer dan billijk. Op gelijke wijze moet aan het hof een bui- tentenlandsche gezant eerst zijn geloofs brieven toonen, wil hij als zoodanig erkend worden. Staat het bewijs nu dnomstootelijk vast dat zij Godsgezanten zijn, dat dus God door hen spreekt, dan hebben de andere menschen er ook volle zekerheid van, dat God en wat Hij gesproken heeft. L. J. M. JANSSEN SCHMIDT, Pr. Rooster der Retraiten. van het St. Clemenshuis. te Noorwijkerhout. 3G April. St. Josepsgezellen-Vereeni- ging (f4.—) 8—11 April Jongelingen H. B. S. en Gymn. Iloogere klassen (f 4.Retraite van de Eervv. Zusters. 2629 April. Meisjes uit steden (f4. 36 Mei. Jonge Dames uit den Midden stand. (f 6. 8—11 Mei. Mannen, H. Familie, hoofd zakelijk uit Leiden (f 4. 13—16 Mei „Kruisverbonders (f 4. 2225 Mei. Mannen en Jongelingen v. d. Ned. R. K. Volksbond (f4—). 31 Mei4 Juni. Gehuwde Dames van den deftigen stand (f 10. 811 Juni. Jonge Dames uit den Mid denstand (f 6. 1417 Juni. Meisjes (f4. 21—21 Juni. Huismoeders (f 6. 26—29 Juni. Jongenspatronaten (f4. N. B. Men wordt verzocht zich voor deze Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees telijkheid. Oude gebruiken bij het Paaschfeest. Evenals bij het Kerstfeest zijn ook bij het Paaschfeest nog vele gebruiken in zwang, die van vele eeuwen her dateeren. Bij het nagaan echter van den oorsprong en de beteekenis van eenige der voornaam ste dier gebruiken, is het noodig ze in twee soorten le onderscheiden: die welke een christelijke bedoeling hebben, en die, wel ke verband houden nog met de vroegere natuurfeesten, met andere woorden dus gebruiken, die slaan op de Opstanding van Christus, de geestelijke opstanding en die welke betrekking lif.I ben op dc opstanding der natuur. Deze laatsten stammen uit den tijd der Heidenen en zijn in den loop der tijden in verschillende volkeren overgegaan en door sommigen nog heden ten dage be waard gebleven, hoewel dc Ileidensche be doelingen ervan door de beschaving zijn verdwenen en hunne beteekenis thans ook in verband 'kan gebracht worden met het Christelijk Paaschfeest. Zelfs in den naam van Paaschfeest is in sommige landen nog iets Heidensch overgebleven. Terwijl wij het feest der Opstanding noemen Paschen en de Fran- schen Paquez, is in Duitschland dit Chris telijke feest bekend als Ostern, in Enge land als Easter aldus in vroeger eeuwen genoemd naar de licht- en lente-godin Ostara of Easter. Thans is er echter nie mand meer, die bij het hooren van den naam Ostern .of Easter aan die afgodin zal denken, doch ieder weet, dat daarmede het christelijke Paaschfeest is bedoeld. Met den Paasch-Zondag is in de Katho lieke streken het einde gekomen van den langen vastentijd. Het feest der verrijzenis is aangebroken, de opstanding van Christus levert grond voor groote blijdschap, die zich uit in al lerlei wijzen. Wij zullen hier niet spreken óver den christelijken groet, dien de menschen elkander den Paaschmorgen brengen, noch over de heerlijke Kerkelijke ceremoniën en lofzangen, doch zooals wij hierboven reeds zeiden, slechts behandelen eenige oude gewoonten, die aan de dagen van Paschen zijn verbonden gebleven. Op de eerste plaats moeten wij dan noo- men de Paascheieren. Welke is de beteekenis van het ei. Het ei is het symbool van het graf en de op standing; het ei breekt en er ontstaat een nieuw leven. Anderen willen in het ei zien eeno betuiging van vreugde daarover, dat men zich weer aan het genot van vleesch kan overgeven, dat men gedurende den vastentijd moest nalaten. Het gebruik der Paascheieren is zeer oud en stamt uit den tijd, toen de groote Vasten vóór Paschen veel strenger gehouden werd dan tegen woordig en na Aschwoensdag eieren zoo wel als vleesch voor de geloovigen tot de verboden spijzen behoorden. Dit gebruik gaf aanleiding tot verschil lende huiselijke en openbare feesten. Hier onder behoorde o. a. de e.ierprocessie. In de 13de eeuw kwamen te Parijs de studenten en de jongelieden uit de ver schillende stadsdeelen op Paaschmorgen op de openbare pleinen tezamen en bega ven .zich in langen optocht onder trompet geschal en paukenslag naar de hoofdker ken, waar zij een deel der „Laudes", lof gezangen zongen. Dan keerden zij op straat terug en organiseerden een vrooliik zoeken naar Paascheieren. Reeds toen kleurde men deze rood en blauw of geheel bont. Dit gebruik bestaat nog in enkele ge meenten rondom Parijs. En ook in ons land gaan in verschillende kleinere plaat sen langs de huizen de kinderen en vragen goedgunstige huismoeders een eitje ten geschenke. Bewoners van Zwolle en Deventer zullen u ook nog kunnen verhalen van de „Paaschweide", waarheen, hun kleine kleuters uit „eiertikken" gaan. Zij stoo- ten gekleurde eieren tegen elkander, en het Pauschèïf dat al de anderen overleeft en het langst ongekneusd blijft, maakt zijn eigenaar tot bezitter van al de ge schonden eitjes. Voor do kinderen is in Duitschland de eigenlijke vreugdedag, de dag der vroolijk- heid, tot uitgelatenheid toe, de Paasch- maandag, een dag van spelen op de Paaschwei, evenals in ons land nog in sommige plaatsen eieren zoeken, eieren pikken en eierenwedstrijden. Dan is het feest en dartelheid, die zich o. a in Zuid-Duitschland daarin open baart, dat de jongelingen de meisjes of de meisjes de jongens met versierde zweepen door het doip jagen. In de rustpoozen wordt er gegeten en gedronken en de hier en daar gebruikelijke paaschbrooden her inneren aan het bijzondere gebak, dat met Paschen genuttigd werd. In Griekenland, in Italië, in Spanje en Provence voert de jeugd eierendansen uit. Het schenken van Paascheieren was ook aan het Fransche hof gebruikelijk. Op Paaschdag worden er manden vol vergulde en beschilderde eieren door den koning te Versailles aan zijn hofhouding uitgereikt. Het was Lodewijk XIV, een zeer vrij gevig vorst, die voor het eerst de eieren liet openmaken om er geschenken in te verbergen. Ook Lodewijk XV en Marie Antoinette begiftigden hun omgeving koninklijk, en om de waarde der geschenken te verhoo- gen, riepen zij de hulp van bekende kun stenaars in. In Frankrijk is het op heden nog gebrui kelijk, dat de dorpskinderen van huis lot huis gaan en dan onder het zingen van een of anderen volkszang eieren verzamelen. Dat is een feestdag, waarop zij zich reeds gcruirnen tijd te voren verheugen. In Rusland licerscht het geven van Paascheieren als mode. Vooral aan het hof wordt daarbij vcol luxe aan den dag gelegd cn de eieren zijn zeer kostbaar. Een tweede overoud gebruik is dat van het ontsteken van Paaschvuroit. dat men ook op verschillende plaatsen van ons land, bijv. in de provincie Fries land kent. Ook voor dit gebruik moeten we terug gaan tot de Germanen, die dit vuurfeest op hun beurt waarschijnlijk weer hadden overgenomen van de Perzen. In Duitschland noemt men die viirefa nog steeds de Ostaravuren. De gewoonte bestaat daar een beeld van Juda9 in den vorm van een stroopop er in te verbran den. Nieuwe kleeren op het Paaschfoe9t. Ieder weet, dat 't een oud gebruik is, om op Paschen nieuwe kleeren aan tc hebben. „Paaschpronk" cn „op z'n Paaschbcst" zijn de woorden die burgerrecht hebben. En 't Engclschc rijmpje zegt: „At Easter let your clothes be new, Or else be sure you will it rue." De oorsprong hiervan Is niet rnoc\ op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 9