Tweede Blad. 60 JAARGANG. No 1666 9e QwdbobzOou/im Ingezonden mededeellng 1 gulden per regel. i-rrtl De Gruyter's hoogfijne Melange a 60, 50, 45 en 40 cL of Plantenboter a 50 en 45 ct per pond, voldoet aan de allerstrengste eischen van zuiverheid en kan iedere vergelijking met de beste Natuurboter schitte rend doorstaan. Bovendien de helft goedkooper! Alleen ver* krijgbaar in de bekende-winkels van P. de Gruyter Zoon. Lot op den reclamecoupon In onze volgende annonce! {!ir--g^5 Zaterdag 3 April 1915. De zielzorg bij ons gemobi liseerde leger. Zielverzorgers bij het leger zijn bij de tegenwoordige mobilisatie niet voor het eerst waargenomen. Voor zoover de Roorasch-Katholieken betreft, dateert het al van lang vervlogen tijden, dat medetrek- kende aalmoezeniers ook bij onze troepen, in de godsdienstige behoeften voorzagen. De naam aalmoezenier is afkomstig uit den ouden tijd, toen da priesters die dienst de den op kasteelen en in huizen van voor name lieden, ook belast waren met het uitdeelen der aalmoezen aan de armen, vanwaar de woorden aumöne-aumonier: aalmoes aalmoezenier. Reeds in de vroegste tijden werden de Christen Legers der Franken begeleid door talrijke geestelijken. Ook Karei de Groote had in zijn leger priesters-aalmoezeniers, en de Kroniek van Reims verhaalt, dat Roland, de beroemde paladijn van Karei de Groote, die op zijn terugtocht uit Spanje in het dal van Roncevalles door de Sara- ceuen verslagen werd, vlak voor den strijd gebiecht en de H. Communie ontvangen had. Een bijzonder soort van zielzorg bracht het begin van de 12e eeuw. Het was toen de tijd, waarin de steden het recht verkre gen voor zich zelf troepen in dienst te ne men. Een gevolg daarvan was, dat de bis schoppen en priesters niet alleen hun pa rochianen onder de bescherming van hunne kerkelijke banieren en bescherm heiligen ter beschikking stelden van den vorst om hem te helpen tegen den over- moedigen adel en het steeds machtiger wordende rooverwezen, maar hun ook op het slagveld de noodzakelijke geestelijke hulp verleenden. Steeds was er dan ook een priester bii den troep, wanneer deze te velde trok, en dit niet alleen wanneer een groot leger korps tegen den vijand uitrukte, maar ook in de kleine oorlogen, welke de steden in de Middeleeuwen tegen elkander voerden: „als de Schutters ter heervaart gingen". Zoo trok b.v. bij de expedities, welke de 9tad Nijmegen tusschen 1420 en 1429 tegen Amersfoort, Kleef enz. afzond, telkens een priester mede. En zoo lezen wij o. m. ook dat frater Andries Scotteler in 1434 mee trok om de H. Mis te lezen, toen men negen weken voor Buren lag, en voor zijn dien sten bij die gelegenheid eene belooning ont ving. Toch was er van een geregelde militaire" zielzorg in die dagen nog geen sprake. Eerst toen de staande legers omstreeks de 16e eeuw werden opgericht, werd het aal- moezenierswezen meer geordend en tref fen wij, b.v. in den Bourgondisch-Oosten- rijkschen tijd, in ons land militaire gees telijken aan, die bij de verschillende leger afdelingen geplaatst 'waren. Bij den opstand in Spanje in 1568, wer den echter bij het Noord-Nederlandsche leger geen R. K. aalmoezeniers toegelaten* Eerst na bet einde van den 80-jarigen oorlog, in 1648, ontmoeten wij in de legers van de Republiek der Vereenige Nederlan den nu en dan weer R. K. aalmoezeniers. In het begin der 18e eeuw schijnen de R. K. priesters weer het leger te hebben gevolgd. Toch kan men in de 18e eeuw nog niet spreken van een geregelde zielzorg- voor de R. K. soldaten in ons leger. Eerst na de vereeniging van België met Nederland werd in het nieuwe Koninkrijk der Neder landen het aalmoezenierswezen eenigs- zins geregeld. Zoo werd de geestelijke ju risdictie van de R. K. militairen in het nieuwe Koninkrijk, ingevolge de Pause lijke bullen van 16 Jan. 1818 en 21 Dec. 1824, telkens voor een tijdvak van zeven jaren, bij exemptie opgedragen aan eenen aalmoezenier-generaal die bij het leger aalmoezeniers aanstelde en, in overleg met den ordinarius in die garnizoens plaatsen, waar geen aalmoezeniers ge vestigd waren, de geestelijke verzorging der militairen aan de plaatselijke dienst doende geestelijken toevertrouwde. Sedert 21 December 1831 kwam de geestelijke rechtsmacht over de R. K. mi litairen echter weer aan den ordinarius en werd cle zielzorg der militairen aan de parochie-geestelijken opgedragen. Aangaande eene aanstelling van zielver zorgers bij ons gemobiliseerde leger in 1870, staat in de daarop betrekking heb bende stukken niets vermeld. Thans gekomen zijnde tot den tijd der tegenwoordige mobilisatie, kan al dadelijk gezegd worden, dat de in het instituut der zielverzorging bij het leger betoonde be langstelling thans veel grooter is, dan in 1870. Nadat de Kanselier der Souverëine Orde van Malta zich namens den Aarts bisschop van Utrecht tot Z.E. den minister van Oorlog gewend had met het verzoek om bij de divisiën van het veldleger aal moezeniers aan te stellen, vroeg de heer v. d. Biesen in de Eerste Kamerzitting van 3 Augustus 1914 om de jongelieden onder de wapenen in de gelegenheid te stellen hun godsdienstplichten waar te nemen. Direct werd door de Regeering geantwoord, dat, voor zoover de belangen van den krijgsdienst zulks zouden toelaten, de M. van O. zeer stellig alles zoude doen wat in zijn vermogen was om aan het geuite verlangen gevolg te geven. Den 28en Augustus verscheen een Kon. Besluit waarbij voor elke divisie een R. K. geestelijke tot aalmoezenier werd be noemd. Dez£ aalmoezeniers zijn gelijk gesteld met den rang van majoor (hoofdofficier); «ij dragen als onderscheidingsteeken een uniformpet en voorts een in goud gebor duurde streep met zilveren ster aan weers zijde van den kraag der jas. Thans overgaande lot een bespreking van de bezighedenen de dienstverboudin- gen .van de zielverzorgers, zij medegedeeld, dat zij zijn ingedeeld bij Sectie lila van' den Staf der Divisie, n.l. het bureau van den Geneeskundigen Dienst, waarvan de Divisie-arts het hoofd is. De aalmoezeniers zijn alleen voor hunne speciaal-religieuse bemoeiingen ondergeschikt aan hunne kerkelijke overheid, doch overigens heb ben zij voor hun niet .zuiver godsdienstig werk den Divisie-arts als hun onmiddel- lijken chef te beschouwen. Op het bureau van dien arts, werden zij in den eersten tijd ingewijd in legerverhoudingen en le gertoestanden, benevens in militaire vor men; met hem bespraken zij de plannen om op de geschikste wijze het beoogde doel te bereiken, benevens die voor de daartoe noodige reizen; dezen hielden zij voortdu rend op de hoogte van hun adres enz. Ten gevolge van dit alles was de Divisie-arts steeds geheel op de hoogte van het werk der aalmoezeniers en van de daarmede bereikte resultaten. Dat de aalmoezeniers bij het leger niet stil zitten en er voortdurend op uit zijn alle mogelijke gelegenheden aan te grijpen om den godsdienst onder de militairen le vendig te houden, moge blijken uit de Roomsch-Katholieke vereenigingen welke door hunne zorgen in tal van plaatsen tij delijk zijn opgericht. Was hier of daar geen geschikte zaal te vinden en was het toch wenschelijk een militaire vereeniging op tr richten, zooals te Putte, Hooeerheide. Borsteldonk en Nispen, dan wist de aal moezenier bij belangstellende lieden het geld bijeen te brengen om voor het doel geschikte houten keeten te laten bouwen. De aalmoezeniers regelen in kleine plaatsen met groote troepenafdeelingen waar de plaatselijke geestelijkheid niet voldoende hulp kan verleenen de voor ziening in die hulp. Vooral bij de troepen aan de grenzen zijn de aalmoezeniers werkzaam, om, behalve Zondags, de mili tairen nu en dan eene avondgodsdienst oefening in de week te doen bijwonen; zelfs werd reeds een tridium (driedaag- sche oefening) door een pater gegeven; een „mobilisatie-kerkboekje" werd door een aalmoezenier samengesteld en aan de militairen verstrekt, omdat de gewone kerkboeken te groot zijn om bij de beperk te beschikbare ruimte in de kleeding altijd me<le te nemen. In het Zuiden van ons land is zelfs door den aalmoezenier een vereeniging „Credo Pugno" opgericht. Tegen eene contributie van 5 cent ontvan gen de leden brochures van goeden dege- lijken inhoud. Deze vereeniging, welke te vens dient om het godsdienstig leven der leden hoog te houden er» bij de overige R. K. soldaten zoo noodig dat godsdienstig leven op te wekken en to behouden, heeft zich al dadelijk in groote belangstelling en een daaraan geëvenredigde bloei mogen verheugen. Ergens in het buitenland wordt door een aalmoezenier veel nut ondervonden van eene „Kapel-auto" met behulp waar van hij, zooals men begrijpen zal, in kor ten tijd bij verschillende onderdeelen ach tereenvolgens de H. Mis kan lezen. Naar wij vernemen zullen ook hier pogingen worden aangewend om door ingezamelde bijdragen der geloovigen een kapel- auto ter beschikking te stellen. Het is een bepaalde eisch, dat de ziel verzorgers, zooal niet bedreven in het paardrijden, dan toch volkomen vertrouwd zij met het gebruik van het rijwiel. Thans»rest nog, en daarmede besluiten wij dit artikel, de beantwoording van de vraag of het instituut der zielverzorgers bij deze mobilisatie nut heeft opgeleverd in verband met de vele er aan gewijde zorgen en de toch altijd eraan verbonden zijnde hooge kosten. Voor wat de aalmoezeniers betreft kun nen wij al dadelijk constateeren, dat het voor een groot deel aan hunne godsdien stige leiding te wijten is, dat de gods vrucht onder de R. K. militairen te roemen is. Een godsdienstig leven stemt de betrok kenen geruster, maakt hen moediger en verhoogt daardoor tevens ontegenzeggelijk hun weerstandsvermogen bij het beleven van moeilijke oogenblikken, bij het verdu ren van ongemakken, bij het denken aan de thuis achtergeblevenen en bij het al of niet willekeurig aanhooren van ontevre denheid. Zoo wordt dan met zorg al het moge lijke gedaan om ook in de meest moeilijke omstandigheden de katholieke militair niet aan zich zelf over te laten, hetgeen dankbaar moet worden erkend. De Sociaal-democratie getoetst door den oorlog. Ook nu weer gaan, zooals telken jare, de sociaal-democraten de Paaschdagen ontwijden door hun congres, dat ook nu weer en in nog sterkere mate dan an dere jaren de hartstochten van de „broeders" zal doen uitvlammen in gloei- enden haat, dat ook nu weer en nü vooral een krijschende aantijging zal zijn niet tegen het „kapitalisme", maar tegen do vooze opgezwollenheid der so ciaal-democratische theoriën zelf, tegen de holle luidruchtigheid der roode propagan- da-ph razen. Om daarvan getuigen te zijn, behoeven wij echter niet de verslagen van dat con gres af te wachten. Het wreede wereld gebeuren, de Europeesche oorlog, heeft klaarder, dan het onderling gekrakeel op roode congressen dit vermag te doen, de sociaal-democratie ontdaan van den blin kenden opsmuk, waarmede een ijverig gevoerde propaganda het had weten te omhangen. Voor ieder, die uit de feiten, uit de onloochenbare feiten, een logisch- noodzakelijke conclusie weet te trekken, staat nu de sociaal-democratie in povere machteloosheid, zonder dat ze zich ook nou maar aan één van hare beginselen kan" vastklampen. Dit te hebben aangetoond met een be slistheid, maar tevens met een voorzich tigheid, die het stempel van een gedegen wetenschap dragen, is het verdienstelijk werk van rar. T. J. Versvhuur. Bij de firma J. W. van Leeuwen (K. I* I! I- x'r 1700 Fercken) Hoogewoerd 89 te Leiden is ver schenen (en verkrijgbaar voor den lutte- len prijs van f 0.25) „De sociaal-democratie getoetst door den oorlog" door mr. T. Verschuur. Het boekje omvat een in de „Maasbode" gepubliceerde artikelen-reeks. Doch ook zij, die deze artikelen hebben gelezen, .zullen ze hier beter op hunne juiste waar de weten te schatten, beter hunne onder- lingen samenhang kunnen overzien. Wij juichen de verschijning dezer uit gave ten zeerste toe, omdat *zij hoogst welkom materiaal bevat voor allen, die de bodemlooze propaganda van het socialis me willen bestrijden, die de verderfelijke dwaasheid der schetterende roode leuzen willen aantoonen. Zoo heeft mr. Ver schuur, door op echt-wetenschappelijke wijze de sociaal-democratie aan den oor log te toetsen, indirect een ook voor de groote massa verdienstelijk werk gedaan. Wij zeggen indirect, want het boekje is alleen geschikt voor de meer ontwikkel den, voor de leiders, 't Schijnt ons toe, dat de schrijver ook niet de bedoeling heeft gehad het tot een populair werkje te ma ken. Toch bejammeren wij dit-, daar o. i. de wetenschappelijke terminologie en de veel gedachten samenpersende zinsbouw had kunnen vermeden worden zonder aan de wetenschappelijkheid en gedachten- rijkdom schade te berokkenen. Maar wij bevelen de lezing van deze studie den meer ontwikkelden ook on der de arbeidersklasse krachtig aan., Ilun kijk op de sociaal-democratie, op „het jammerlijkst gemodder" dat deze partij vooral nu, na het uitbreken van den oor log, te aanschouwen geeft, zal worden verhelderd, zij zullen sterk gewapend staan tegenover hen, die toch nog, on danks alles, de sociaal-democratie (lurven verdedigen, zij zullen honderdmaal beter dan uit de meest uitgebreide couranten verslagen over het Paaschcongres der S. D. A. P. de eigenlijke beteeken is van het op dat congres behandelde begrijpen. Zonder schroom durven wij ten slotte als onze aneenmg uiten, dat dit op-en-top actueele werkje, getuigend van veel jour nalistieke belezenheid, om zijn fundamen- teele wetenschappelijkheid- ook na den oorlog zijn waarde blijft behouden. FEUILLETON. HEREENIGD. Sir, riep hij den man op vrij- bonus- ten toon toe, vergeert; nieit dat gij met een meisje te doen hebt! Behandel het kind met den eerbied versdhu-ldigd aan het vrouwelijk geslacht! De politieagent, diie de opgewonden heid van den bejaarden man niet t oed begreep, haalde de schouders op en nam de jeujgid'iige gevangene- eenvoudig bij de ternd om haar voor den politierechter te brengen. De vreemdeling, blijkbagr *er- stoord en onthutst tegelijkertijd, volgde beiden op den voet. De politierechter, luisterde met" verba- Jp? naar het verslag v.an den agent, o&n deze geëindigd had, begon hij zijn vertioor. Hoe heet ge, meisje? Kapatio-l-a, -mijnheer! antwoordde de jonge aangehoudene. De vreemde, die niemand anders was 1 majoor James Warfield, kromp van ontzetting ineen, alsof hem een adder ge- fffli D Tevergeefs had hij reeds da- K &ng half New-York afgezocht, om dit d te vinden, waarvan de oude Nancy j***! hem had verhaald! Ten slotte had hülnmoed .°P?eK0von en besloten de aan v, P°Htie in te roepen, daar hem net vinden van dit kind alles gele- En met döt besluit hierheen ge- hoorde hij den naam, die onder Seeö twee wezens tegelijk ""oen dragen. Zou een onberekenbare gril van het toeval hem helpen met zoo weinig moeite zijn doel te bereiken en hem het meisje, hetwelk hij zocht met alle hem ten dienste staande middelen, zoo onverwacht cioem vinden? De politierechter ging met zijn verhoor voort: Kapitola en hoe nog meer? Verder heb ik geen naam, mijnheer. Waar is uw vader? Ik heb nooit een vader gehad' En uwe moeder? Ik heb nooit van een moeder ge hoord, mijnheer! Waar hebt ge tot dusverre gewoond? Overal, waar ik een onderkomen kon vinden! James Warfield sflaakte een diepen zucht. En waarvan leefdet ge? Van het verkoopen van bladen, \an wegwijzen, pakjesdrager, sneeuwoprui men en dergelijke dingen meer, waartoe mijn handen in staat waren. Weet ge dan niets van uw ouders? vroeg de politierechter, haar op vriende lijken toon toesprekende. Neen, antwoordde het meisje. Maar ik weet wel, dat een oude vrouw, Nancy Grewel geheeten, vijftien jaar geleden mij naar een huis in Rag AHey gebracht heeft! James Warfield moest zich zelf geweld aandoen om de spreekster verder rustig te blijven aanhooren. Granny, zooals ik de vrouw noemde, verdiende den kost met wasschen en had een kamer bij behoeftige mensehen, de Simmons. De goede yrouw was altijd voor mij als een moeder. Ik heb nooit kou of honger geleden zoolang ik bij haar was, maar op zekeren dag verliet zij mij, zon der dat ik ooit we ca- i-ets van haar hoorde! Zij schepte een oogenblak adem en ging toen voort: Ik weet niet hoc ik de bitterheid moet beschrijven van al de dagen, die nu vol gen. De Simmons waren menschen, die zelf nauwelijks te eten hadden. Door ziek ten waren zij nog meer achteruitgegaan en zoo wilden zij hebben, dat ik voor hen zou gaan bedelen! Maar ik weet niet,wat ik liever gedaan had. Doch n-u had ik ook geen thuis meer en zwierf, zonder dak en zander middelen, door die stad. Het toe val wilde, dat ik een onbewoond, oud bouwvallig huis ontdekte waar ik 's nachts een onderkomen kon vin/den. Dat scheen mij als het ware een wenk van den he mel. Granny had mij een heel klein wed- nigje geld en wat kleeren -achtergelaten. Het eerste was spoedig uitgegeven, de laatste moest ik toen bij een uitdrager verkoopen. Ten slotte was de laatste cent verteerd en ik kreeg honger. „En honger doet zoo'n pijnl Ik liet geen uur ongebruikt om van huis tot huis werk te zoeken, maar ik kon het nergens vin den. Ik hoorde overal hetzelfde: Ja, als ge maar 'n jongen waart! En, de nood waarin ik verkeerde, werd steeds grooter. Op zekeren dag kreeg ik plotseling een gedachte. Ik nam me voor mij zeken al» jongen te verkleeden en zoo mijn brood te verdienen! Ik stond er pigenlijk zelf verwonderd over, dat ik niet eer op die gedachte gekomen was. Zoo hard aJs ik loopen kon ging ik naar de uitdragerij, waar ik mijn vroegere kleeren had ver kocht, en verzocht den uitdrager mij voor mijn meisjcskleeren jongenskieeren te geven. Missohi'cn dacht de man op het eerste oogenblik, dat ik leden had om de politie te onbloopen, maar hij ging ten slotte toch naar de kamer zijner dochter, gaf mij jongonskilieeren en Liet mij daar bin nen gaan om van kostuum tie verwisse len. ALs meisje ging ik het vertrek bin nen, als jongen gekleed verliet ik be,t. Van. dien dag af kwam er een einde aan mijn eQlendie. De uitdrager had mij een weinig geld gegeven, daarvoor kocht ik dagbladen en verkocht ze weer. Ik droeg pakjes, ik wees den menschen den weg, ik klopte kleeren uit en deed alle-irlei din gen, waarmee een eerlijke jongen zijn brood kan, verdienen-. „Zoo was ik dag in dag uit druk bezig en had daarbij vergeten mijn haar te la ten. knippen. En toen ik nü van morgen aan boord was van een naar Europa \er- t pekken de stoomboot en daar dagbladen verkocht, rukte de wind mij de muts van mijn hoofd en verried mijn lang haar mij aan een politieagent, zoodat ik in zijn handen viell Dat lange haar was het 'm ndet, edel achtbare, zed de de pohbi&a gernt, die bet meisje opgebracht had. Ik had bemerkt, dat zij sprekend geleek op eem kind, dat ik vroeger geaiien h&d in gezelschap van do oude Nancy Grewel in Rag Alley, en daarom volgde ik haar spoor. De politierechter wendde zioh tot de bijzittende raadsheeren. Wat zuilen we met haar doen? vroeg hij op gedempten toon. Haar laten opnemen, in het gesticht voor hulpbohoevendo meisjes envrou wen! luidde bet even zacht gogeven aut woord. Wat zeiggon de hcaren? vroeg Ttunes Warfield, wiens gehoor niet zoo goed was, aan iemand, die naast hein stond. Zij beraactaiagon, wol or met het meisje gedaan moot worden, antwoordd» die andero. Als onder den invloed van een plotse ling genomen, besluit stond James War- fiold op en stapte naar de groene tafel van den politierechter. Edelachtbare! zcido hij. Als een man van eer zich bereid verklaart, voor dez« arme oudorioozc en hulpbehoevende wee# een vaderlijke beschermer le wallen zijn, zoudt ge hem dan. de zorg over haar kun nen overlaten? Zeker, mijnheer! antwoordde de rechter mot oen gelaatsuitdrukking,waar uit duidelijk viel op te maken, hoe aan genaam het hem was de moeilijkheid al dus opgelost te zien. Met onbeschrijfelijke verbazing keeft het meisje in jongensklcoren don spreker aan. Zij begreep hem ternauwernood. Nu dan verklaar ik, James Warfield, van Hurrioone Ilall in Virginia, dat ik voor dit moisje eem, vaderlijk beschermer wil zijn en dat ik haar aanneem als rr.ijn pleegkind Kapaiofla Biack. Indien hij om trent mijn persoon nadere inlichtingen wenscht, mijn 'neeren zal do eigenaar van Astor-House u die gaarne geven. Niet noodig, majoor Warfield. tVU golooven u gaarne en wij vertrouwen dft meisje gorust toe aan uw beschermlaag. (Wordt vorvoJg&J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 3