i, Margaretha Smitv. Leeuwen; Cor
nell* Tunker. Ove rieden: Hendrika '.4e4)cl-
Kipper sluis.
ZOETERWOUDE.
parochie van den H. Joannes Onthoofding.
Zondag: 1ste Paaschdag. 7.30 en 8.30 uur
du Stille Missen. 10 uur de plechtige
Hoogmis. 1.30 uur p'iechtige Vespers,
feestpredikatie en Lof voor de wereld
vrede. Collecte onder Vespers voor de
armen dezer parochie. Biechthooren na
je Vesper tot 4 uur en van 67 uur.
Maandag: 2de Paaschdag. Dag van. bij
zondere devotie: om 7.30 urn- de St.ille
Mis; 10 uur de Hoogmis; 's namiddags
om 2 uur Vesper en Rozefcrans voor c'en
nood van Kerk en Paus. Biechthooren
na de Vesper zoolang er acluteneenvol
gens biechtelingen zu-15 en zijn.
Dinsdag.: 3de Paaschdag: om 6.45 uur uit
reiking der H. Communie; 7 uur H.
Mis in het Liefdegesticht. 8.15 H. Mis
in de kerk. 9.30 uur Catechismus vóór
en na de H. Missen gelegenheid om te
biechten.
Woensdag: de H.H. Missen om 7 en 8.15
uur. Biechithnoren der kinderen na de
2de H. Missen om 11 uur de jongens.
Donderdag: Be 1ste H. Mis om zeven i ur;
8.15 uur Eerste H. Communie der kleine
en ook genera'ie Communie der Cate-
öhisTnuekanderen die hun eerste plech
tige Communie nog niet gedaan heb
ben. 2 uur-Lof.
Vrijdag: de H.H. Mislsen om 7 en 8.15 u.
Catechismus 8 en 9.30 uur.
Zaterdag: De H.H. Missen om 7 en 8.15
uur. Catechismus om 8 uur. Biecht
hooren van 3—5 en 6—7 uren.
Van heden af tot aan den Vasten van
1916 is het gebruik van vleeseh op alle
Zaterdagen des jaars geoorloofd, be
halve op Quatertemper-Zaterdagen en
.Vigiliedagen, die Vastendagen zijn.
ZOETERWOUDE—LEIDERDORP.
Parochie van de H. Maria Onb.
Ontvangenis.
Zondag: kwart voor 7 uur uitreiking der
H. Communie. De H. Missen om half
8 en 10 uur. Geem Catechismus. Van
1—3 uur biechthooren. 3 uur Vespers
en half 7 Lof.
Maandag: zooads op Zondag. 2.15 uur
Catechismus.
Dinsdag: de le H. Mis om 7 u. ter oere
van St. Antonius. De 2e om half 9. Ze
ven uur Rozenhoedje en Lof ter
eere van St. Anttonius.
Woensdag: le H. Mis om 7 u.; de 2e H.
Mis om half 9.
Donderdag: le H. Mrs om 7 u.; de 2e H.
Mis om half 9, waaronder de eerste H.
Communie der kleine kinderen.
Vrijdag: le H. Mis om 7 u.; de 2e H. Mis
om half 9; 7 uur Lof ter eere van 't
Goddelijk Hart en Rozenhoedje.
Zaterdag: le H. Mis om 7 u.; de 2e H.
Mis om half 9. Van 48 uur Biecht
hooren.
AGENDA'S.
Ned. R. K. Volksbond.
Afd. Leiden en Omstreken.
Dinsdag, 910 uur BrandstofFencommissie.
Donderdag, 9 uur Bestuursvergadering.
Zaterdag, 89 uur Bibliotheek; 910 uur
Bpaar- en Voorschotbank.
St. Jozef3gezellen-Vereeniging.
Zondng, Hoogfeest van Paschen, is de zaal
open van 12Vz2l/o en van 57 uur voor
de leerlingenvan 8-10 uur verpl. bijeenkomst
voor de Gezellen, ten 83/4 kegelclub ,.Hout
of Fout".
Maandag, 2d en Paaschdag is de zaal open
als op Zondag.
Dinsdag en Donderdag, is de zaal beschik
baar voor de Gezellen.
Woensdag, ten half 9 vergadering van het
Hoofdbestuur.
Donderdag, Kegelclub afd. geh. gezellen,
,Allc negen".
Zaterdag, zitting spaarkas en bibliotheek
de gewone uren.
Zita-Vereeniging.
Zondag, geopend vanaf 12 uur;
's Avonds tot 10 uur gezellige bijeenkomst
in »le lokalen der winkeljufl'. en dienstboden.
Van half 6 tot half 7 uur Zangles.
Maandag, De zaal geopend als op Zondag.
Dinsdag, van 11 tot 12 uur voormiddags
en van 89 uur's avonds arbeidsbeurs. In
lichtingen voor verschillende betrekkingen;
Woensdag-avond van 810 uur, gezellige
bijeenkomst voor dienstboden; Spaarkas en
Bibliotheek van 89 uur, (ook niet-ledcn
kunnen worden toegelaten).
Donderdag. De zaal geopend voor Dienst
boden.
Vrijdag Van 7]/20l/2 u. Gezellige bijeen
komst van meisjes, Afd. Vrouwenbond.
Het Paaschei der twee Dauphijnen.
-Ik nam het boek en onderzocht het
nieuwsgierig. Het was een Télémaque, een
weinig versleten, het was met verscheidene
gravuren versierd en dsoeg de koninklijke
wapens. Hoe dit zeldzaam en wonderlijk
boek, dat de vreugde van een bibliotheek
zou hebben uitgemaakt, zich bevond" in de
handen van een eenvoudigen boer, die
zeker niet in staat was, de waarde er van
°P prijs te stellen?
Op het eerste blad las ik, niet zonder
ontroering, dit antwoord op mijn vraag:
>,Aan Lodewijk Simon, als dankbetui
ging voor zijn Paaschei.
Mei 1789. Lodewijk Dauphijn."
En daaronder stond met potlood nauwe
lijks leesbaar dezelfde zin geschreven:
.,Aan Lodewijk Simon, als dankbetui
ging voor zijn Paaschei.
Mei 1794. Lodewijk Dauphijn."
De namen der twee zonen van Lodewijk
XVI aldus verbonden aan dien vreesel ijken
naam van Simon! Zou de oude pachter een
bloedverwant zijn van den ongelukkigen
wdewijk XVII?
>.Dat is een ges^.iiedenis uit den tijd, dat
'k een kleine jongen was, mijnheer", zei
de goede man eenvoudig. „Luister:
Het was Paschen, een weinig vóór de
°Penmg der Staten-Generaal Ik speelde
foor dp deur der hoeve, waar mijn goede
moeder een korlje met mooie roode, gele
cn blauwe eieren had gebracht, die de be
wondering der jongens uitmaakten, toen
ik het hoofd opheffend, voor mij een mooie
dame tag, die naast een wagentje liep,
waarin een kind van mijn jaren rustte,
bleek en teeder en met gebogen rug. Een
groote lakei in gouden livrei duwde het
wagentje.
„Zoudt gij mij een kopje melk kunnen
geven?" vroeg de voorname dame aan mijn
moeder.
„Zeker, mevrouw de koningin. Mug,
Luisot, stoelen en voetbanken."
Ik staarde de koningin van Frankrijk,
die er zoo eenvoudig uitzag en wier droe
vige blik op dat arme koninklijke kind
rustte, met open mond aan. Zonder gevolg
had zij Versailles verlaten, om ongestoord
alleen te zijn met haar kind, en in de
hoop, dat de frissche buitenlucht hem
goed zou doen.
Het kleine koningskind lachte mij toe en
vroeg mij: „Hoe heet gij?"
„Louis."
„Net als ik en mijn kleine broeder de
Dauphijn,... neen, de hertog van Norman-
dië," hernam hij snel, toen hij zag, dat de
koningin haar zakdoek aan de oogen
bracht.
Hij bladerde in een boek. „Kunt gij ie-
zen?"
„Een beetje," antwoordde ik.
'„Nu lees dit dan eens."
Vlijtig 6pelde ik. Téléma que.
„Goed", .zei hij glimlachend. Daarna
ziende, dat ik de plaatjes in het boek be
wonderde, begon hij ze mij uit te leggen
en sprak mij van Grieken, van den oorlog
van Troje!
Moeder bracht weldra de gevraagde
melk, maar de Dauphijn dronk niet De
arme koningin was ontroostbaar en dacht
na, wat zij haar kind wel zou geven.
„Kijk", zei hij eensklaps, op de kori met
Paascheieren wijzend, „geef mij er een,
dat heb ik liever."
Moeder wilde aanstonds de mooiste uit-
zoeken.
Neen. ik zal hem de mijne geven, om
dat hij ook Lodewijk heet evenals ik.
Ge moet weten, dat op mijn ei een mooie
groote L. stond. De Dauphijn klapte in de
handen en mij zijn magere handen toe
stekend, zei hij: „Het is wel aardig van
u, dat gij mij uw ei geeft, ik zal het met
V*En hij vergat mij inderdaad met Een
maand later kwam dezelfde groote lakei
die toen zijn wagentje voortduwde, maai
thans in rouw-livrei, mij dat boek brengen
van zijn jonge meester..."
.Goed, dat is de verklaring van de/.c
regels, vader, maar die daar?" En ik wees
hein die van den tweeden Dauphijn
Helaas, daaraan is een nog treuriger
herinnering aan verbonden" zei vader
Simon, „want de kleine zieke is gestor
ven omringd door zijn dierbaren, maar
de andere, in een vunzige gevangenis, ge
scheiden van zijn moeder, zijn zuster,
overgeleverd aan dien vreeselijken Simon
wiens naam ik de schande heb te dragen,
die tweede Dauphijn was een echte mai-
Mijn moeder was een vurige konings
gezinde en had in haar linnenlade dit
boek van den eersten Dauplnjn bewaaid
en des avonds, als de knechts naar bed
waren en wij beiden voordegroote
schouw zaten, moest ik haar de bU<le"
voorlezen, waarin de moordenarijen be
schreven stonden der slachtoffers van het
schrikbewind; en het lijden van den ar
men, kleinen vorst, opgesloten m den
Temple, dien de Vendeeers sedert den
dood zijns vaders Lodewijk XI II, en de
Jacabijnen Lodewijk Capet noemden. W»
waren verontwaardigd bij het lezen der
wreedheden, die het arme koningskind
had te lijden.
En te weten, dat zijn beul een man is,
die den naam uws vaders draagt! nep
mijn moeder. „Wee hem, indien hij ooit
^"inderdaad, die vreeselijke schoenmaker
was onze neei en zelfs... inijn peter
Deze hoedanigheid deed mij besluiten
het avontuur te wagen, dat ik u ga ver-
^Op een morgen ik had den ganschen
nacht mijn plan overwogen, stond 11e
vroeg op. zonder dat mijn moeder het
hoorde. Ik sloop naar de oude kast en
haalde er Télémaque uit, welk boek lk
onder mijn jas verborg. Ik wilde heen
gaan, de klompen in de hand, toen ik op
de tafel voor mijn bord een mooi blauw
Paaschei bemerkte met mijn beginletter in
geel. Het was waar, het was Pasclien!
lk stak het ei in den zak en ging.
was middag toen ik binnen Panpwas en
mii voor de Temple bevond. Ik vond ge
lukkig aanstonds burger Simon. „Goeden
dag, peter," zei ik, hem bij de hand ne-
me Wat wilt ge, knaap?" bromde hij.
'„Hoe, kent gij mij niet meer.
Kiik de kleine Lodewijk Simon.
"ja cn Ut ga daar niet trotsch op... de
kameraden steken met mij den draak cn
behandelen mij als een aristocraat, om
dat ik heet evenals de tiran.
„Zii hebben gelijk".
Wel mogelijk, maar liet is toch niet
mijn schuld, maar wel die van mijn pc-
tel' die mij dien naam gegeven heelt,
'welnu, verander den naam.
"Daar heb ik ook wel aan gedacht,
maar moeder heeft me gezegd: Raadpleeg
eerst burger Simon als Petcr e" v™aR
hem, dat hij een nieuwen naam kiest
voor zijn petekind."
„Dat is verstandig.'
Mijn kleine fabel was goed gevonden en
Simon, gevleid door dit vertrouwen, noo-
digde mij bij hem te eten. Na liet eten zet
hip Ik heb over je verzoek nagedacht,
jongen, het toont, dat gij een goed burger
zijt° daarom zal ik den naam van den ge-
haten tiran veranderen in dien van Bru
tus een man, die zijn kinderen gedood
heeft uit haat tegen het koningschap.
Ik dankte hem heel vriendelijk, en
plotseling zei hij tot mij een bos sleutels
nemend: „Kom, volg mi], Brutus en gil
zult aan je makkers kunnen vertellen, hoe
je peter den zoon van den tiran behan
delt."
Eindelijk was ik, waar ik wilde wezenl
Simon opende een deur en ik zag een
kleinen jongen in lompen, de handen ge
vouwen en in gebed verdiept. Dit wekte
de woede van den schoenmaker op, hij
nam een kruik, met water gevuld, en
slingerde die den armen kleine naar het
hoofd.
„Daar Capet, dat is voor je schijnhei
ligheid!"
Hoewel het bloed uit zijn voorhoofd'
stroomde, slaakte het kind geen enkele
klacht. Ik had moeite, mij zelf te bedwin
gen.
„Kijk", zei de onmenschelijke beul, mij
bij den aim nemend, „ziet ge dien jon
gen daar? Capet, het is een echte sans
culotte, hij haat de tirannen en heeft zijn
naam Lodewijk voor dien van Brutus ge
ruild. Wilt gij ook Brutus heeten?"
De kleine prins antwoordde niet en weer
regende het slagen op zijn teer lichaam. Ik
was tot in het diepst mijner ziel bewogen
en wilde tusschenbeide komen, toen eens
klaps de stem der burgeres Simon beneden
aan de trap gehoord werd: „Vlug, Simon,
men vraagt je vanwege do Commune!"
Dat woord Commune deed den vermetel-
sten man beven. Niet meer aan mij den
kend, snelde mijn peetoom heen, in zijn
haast mij met den gevangene opsluitend.
Ik wierp mij vol vreugde voor de voeten
van den Dauphijn. „Monseigneur, ik ben
geen sans-culotte,", zei ik hem, terwijl ik
zijn kleine koude handen kuste, „ik heb
dit middel te baat genomen, om tot u te
kunnen komen. Het bewijs, dat ik waar
heid spreek, is dit boek, dat uw broeder
mij eens geschonken heeft en dat ik u
schenk... en ook een Paaschei. Ik heb ge
dacht, dat dit u genoegen zou doen, even
als hem, uw broeder, dien ik vroeger ge
zien heb met de koningin."
Bij den naam van zijn moeder rolden
tranen over de wangen van den wees.
Hij nam het boek, bladerde er in en ik
zag, dat hij las, wat zijn broeder er in
geschreven had. Daarna glimlachte hij.
„Bewaar het ook ter herinnering aan
mij", zei hij mij met zachte stem, „ik zal
uw Paaschei bewaren... Paschen!" voegde
hij er nadenkend bij, dat is mijn verjaar
dag, ik ben op Paschen geboren... ik ben
zeven jaar."
„Monseigneur, wat kan ik voor u doen?"
vroeg ik.
„Niets dank u, bid alleen den goeden
God, dat ik spoedig bij mijn vader en
moeder moge zijn."
Hij hield nog steeds het boek in de hand.
„Hebt gij een potlood?" vroeg hij me eens
klaps.
Ik haalde er een uit mijn zak.
Daarna schreef hij met moeite eenige
woorden.
„Dank u," zei hij nog.
Toen hij op mijn gelaat tranen zag, na
derde hij-mij en omhelsde mij.
Eenige oogenblikken later trad Simon
weer binnen. ,Hij heeft je toch niet opge
geten, die wolf?" zei hij.
Neen maar ge hadt mij in beter ge
zelschap kunnen laten, peetoom", anik
woordde ik.
Toen ik des avonds bij mijn beangstig
de moeder terugkeerde, en haar mijn we
dervaren had verteld, zei ze: „Gij hebt een
daad verricht Lodewijk, die u geluk zal
aanbrengen."
En dit is geschied, mijnheer; indien God
mij gezegend heeft ben ik dit verschuldigd
aan de voorspraak van die twee konink
lijke martelaars, wier lijden ik één
oogenblik heb verzacht.
De list van den Pastoor.
Een Paasclivertelling.
Uit het Fransch.
„Kom! mijnheer pastoor, een man als u,
ontwikkeld, geleerd, en alles daarbij, u
zoudt niet weten hoe men een stop uit het
bomgat van een vat haalt!"
„Ik beken het eerlijk, meester Cornu,
ik weet het niet".
„Maar dat kan toch niet? Het is toch
heclemaal niet geleerd. Kijk, ik neem een
klopper, geen hamer, want die slaat te
hart, en dan kunnen de duigen barsten
of splijten. Wel degelijk... iedereen weet
dat... Dus, ik neem den klopper en ik
sla rondom den stop, zoowat drie of vier
duim er af... flinke slagen... hoor maar,
klop, klop, klop... Nu ziet u hoo de stop al
een beetje naar boven komt nu sla ik
een beetje dichter rond het bomgat, maar
niet zoo hard, pan! pan! pan!... Kijk, de
stop komt al weer een beetje meer omhoog;
't is een waar pleizier... als hij voor de
helft er uit is, geef ik nog één flinken, kor
ten slag paf!... en nu kan u hem ge
makkelijk wegnemen als een vergeet-mij-
nietjo in het plantsoen."
„Ik twijfel er hard aan of u ook zoo ge
lukkig is bij het vat, dat ik thuis heb ge
kregen."
„Precies als bij de andere."
„Sta je er voor in?"
„Wel warempel."
„Welnu dan, tot vanavond... om 8 uur...
maar zeg er niets van aan uw buren en
aan de overige wijnbouwers van den om
trek."
„Begrepen! Goeden avond mijnheer pas
toor."
„Goeden avond, meester Cornu."
Toen de roode daken van la Jachère, een
lief dorpje midden in de wijnteelt, nog
voor het laatst een straaltje in de avond
zon ontvingen, trok meester Cornu zijn
Zondagsche pak aan, zette een fonkelnieu-
wen deukhoed op, nam den houten klop
per onder den arm en begaf zich naar de
huisdeur.
„Waar ga je naar toe?" vroeg hem zijn
vrouw, die aan zulke toiletten niet gewoon
was.
„Daar naar toe", antwoordde Cornu, die
er niet van hield zijn dierbare wederhelft
altijd rekenschap van zijne daden al te
leggen.
„En... blijf je lang weg?"
„Dat hangt er van af."
„En als ze vragen waar je ergens bent?'
„Zeg dan maar, dat je d'r niks van
.wèet."
Daarop sloot onze vriend de deur achter
zich dieht en bromde nog tusschen zijn
tanden:
„De drommel moge die vrouwen halen!
Ze willen alles weten en niks betalen!'
Terwijl Cornu de voornaamste en eenige
straat van la Jachère opliep, dacht hij er
een beetje over na, wat er toch aan het
handje was, want eigenlijk gezegd ver
trouwde hij dat dingetje maar half.
Want al is iemand een der grootste wijn
gaardeniers van het land en al beschijnt
de trouwe zon een half dozijn morgens,
waarop geen halve cent schuld ligt en
al is hij lid van den Raad en van het land-
bouw-syndicaat daarenboven sergeant
majoor van de dienstdoende schutterij.,
enz. enz. toch is het altijd iets vreemds
als je onverwachts bij mijnheer pastoor
moet komen. Want tegenover zijn herder
had hij wel een paar dikke strepen op zijn
geweten.
Niet alsof hij den godsdienst vijandig
was!... o, hemel neen, dat niet... hij had
in den Raad zelfs gestemd voor de her
stelling van het priesterkoor en toen een
doordrijver het kruis uit de school wilde
verbannen, had hij wezenlijk krachtig, tot
boos wordens toe, geprotesteerd... Maar,
jongens, jongens, daar hield zijn gods
dienstigheid ook schoontjes mee op er
toen de pastoor eerbiedwaardig man,
zeker, hem had aangeraden, z'n Paschen
te houden, had hij vierkant gezegd -
Neen!
Wat had die pastoor ook een rare ge
daclite gehad.Hij... Cornu!... z'n Pa
schen houden? Maar wat zouden z'n buren
wel zeggen?... die slimme schurk van een
Chariot, die lederen dag een blad uit Pa
rijs leest... en die oude Trognaduc?... (ook
lid van den raad...) en Martin? en Chau-
vière? zijn trouwe gezel aan de pandoer-
tafel?
Neen en zou hij alléén onder de oogen
van de geheele gemeente naar de kerk
gaan... biechten... en Paschen houden...
Maar, drommels, dan werd hij gebrand
merkt als vroom!! fijn!! clericaalü O, als
de mode anders was zooals voorheen, toen
iedereen van zelf katholiek leefde, en nie
mand er aan dacht anders te doen... ja...
dan... en zelfs heel gaarne... hij wilde zelfs
dat het weer zoo was als in den goeden
ouden tijd, in den tijd zijner kindsche ja
ren en van zijn eerste H. Communie.
Maar nu!
Maar kom, hij heeft alleen maar den
stop uit het bomgat te halen en dan zal
mijnheer pastoor alles wel door de vingers
zien.
Aldus bij zichzelven filosofeerende komt
onze vriend op het plein voor de kerk aan.
De steenen massa van den vierkanten to
ren baadde zich in het liefelijk maanlicht
en de sterretjes schenen ondeugend te
lachen met de diepzinnige overwegingen
van vader Cornu.
Niemand ziet hem? Niemand? Neen! Ge
lukkig! Wat zou iemand ook moeten den
ken!... Cornu bij mijnheer Pastoor!...
Cornu!!
De deur van het hek voor de pastorie is
open; in la Jachère denkt de pastoor niet
aan sloten en grendels. Cornu is weldra
dicht bij het woonhuis. Tusschen de reten
van de gesloten luiken komt hier en daar
een straaltje lamplicht doorgesmokkeld
hij zou haast zeggen, dat er al meer gas
ten bij den pastoor aanwezig waren.
„Kom, kom," zegt de wijnbrouwer,
„mijnheer pastoor is veel te bang om an
deren jaloersch te maken hij zal er nie
mand iets van hebben gezegd." Hij
klopt aan.
,Ah, kijk, daar is ie eindelijk! Maar
kom dun binnen, Cornu! Kon je nog
langer wegblijven, hardlooper?"
Wat 'n drukte, wat een uitroepen, wat
een leven: precies eene zitting van dc
Fransche Kamer.
„Welnu? meester Cornu, had u wel ge
dacht hier al uwe medeburgers aan te
treffen?"
„Wat dat betreft, mijnheer pastoor, ik
had het niet gedacht."
En ja, daar zaten ze allen bij elkaar,
al de kiesgerechtigden van la Jachère, 68
goed geteld. Niemand ontbreekt... zelifs
niet die leepe Chariot... noch Martin...
noch die oude Trognaduc... allen, ja allen
zijn daar present. Maar weet ge, wat den
verwonderden meester Cornu nog meer
in de war brengt? Het zijn die 68 houten
kloppers, die hij daar ziet; overal liggen
er: op den schoorsteenmantel, onder de
stoelen, tegen den muur, op de kast, op
de knieën, ja, op den lessenaar en zelfs
op den bidstoel van mijnheer pastoor. Er
waren grooto bij en kleine, lange en korte,
ronde, spitse cn vierkante, van eikenhout
en notenhout, witte, zwarte, een ware uit
stalling, als gold het een publieke ver-
kooping!
„Beste vrienden", zoo begon de pastoor
op z'n' goedhartigen toon, maar toch met
een heel ondeugend lachje op de lippen,
„nu gij eenmaal hier te zamen zijt, mag
ik u wel zeggen, waarom ik u hier heb
ontborlen."
„Dan is het ook niet voor een stop!"
mompelde vader Cornu.
„Wacht even! Sedert de drie jaren, dat
ik hier ben, heb ik u allen leeren kennen...
en beminnen; allen zijt gij uitmuntende
werklieden en zorgvolle huisvaders. En
meermalen heb ik mij zei ven afgevraagd:
Waarom zijn die wijngaardeniers van la
Jachère zulke goede burgers en toch zulke
slechte Christenen?"
„Toen ben ik u allen gaan bezoeken,
niemand uitgezonderd... Bot gevangen!
Waarom? Zijt gij soms goddeloozen?
Volstrekt niet. Allen hebt gij mij met aan
doening gesproken over uwe eerste H.
Communie, en over den eerbiedwaardigen
grijsaard, die u tot die plechtigheid heeft
voorbereid... Maar nu?... Van waar komt
nu die onoverwinnelijke lauwheid, die ver-
waarloozing uwer heiligste plichten?
Men behoeft geen toovenoar te wezen om
bet te raden..."
Hier wachtte dc pastoor van la Jachère
een oogenblik om de aandacht le verdub
belen, daarna sloeg hij een veelbeteektmden
blik op ieder der 68 aanwezigen en ver
volgde onder diepe stilte:
„Het is, omdat gij allen bang zijt voor
elkander... Zegt mij of het niet waar is!
Daarom kreeg ik de gedachte u allen hier
te vergaderen en u te zeggen, wat gij zei
ven in stilte zegt en wat gij op den bodem
van uw hart zelfs vurig wenscht... Laten
wij maar beginnen met den oudste..."
„Kom, vader Trognaduc, wilt gij uw
Paschen houden?"
„Drommels!" riep de oude en krabdei
zich achter het oor, „als de anderen het
ook doen."
„Goed! en u Chariot?"
„Ik", zei de leepe vos „ik doe nooit an
ders dan de anderen."
Zoo spraken Martin, de Fursy en nog 63
anderen, zoo sprak ook vader Cornu.
Allen antwoordden op dezelfde wijze en
staande de vergadering werd er besloten,
dat 68 huisvaders van la Jachère dit jaar
de oude zeden en gewoonten, zoo jammer
lijk onderbroken, zouden hernieuwen.
Toen de „raadsvergadering" was afge-
loopen, vroeg meester Cornu:
„En nu, mijnheer pastoor, laat mij nu
uw vat zien."
„Dat is goed", riepen de anderen,
„waar is mijn klopper?"
„Vrienden", antwoordde de pastoor, „nu
is mijn vat. geheel in orde. Dat vat is
mijne parochie... er is een heerlijk wijntje
in, maar ik kon er niets uit krijgen ten
gevolge van een akeligen stop, dien ik er
onmogelijk af kon lichten... Weet gij nu
wat het was?"
„Neen", riepen 68 stemmen.
„Het menschelijk opzicht, vrienden, het
menschelijk opzicht!"
„Jongens, dat is een famcuse stop", zei
vader Cornu, terwijl hij zijn klopper onder
den arm nam en met de anderen weer huis
waarts keerde.
Paasch-Communie van Eerherstel.
(Ingezonden.)
Geachte Redactie,
Verleden jaar in den Paaschtijd hebben
zich velen, dank zij de bemoeiingen van
geestelijken en ijverige leeken, laten in
schrijven in het godvruchtig Genootschap
der Paaschcommunie van Eerherstel.
Mag ik in uw veelgelezen blad den leden
van dat Genootschap er even aan herin
neren, dat, krachtens hunne inschrijving,
ook in dezen Paaschtijd wederom min
stens één H. Communie van eerherstel van
hen verwacht wordt?
Moge voor degenen, die dit heerlijk Ge
nootschap nog niet kennen, hier een
korte uiteenzetting volgen:
Dool. Het Allerh. Hart van Jezus eer
herstel bieden voor de zwarte ondank
baarheid van zoovele onverschillige katho
lieken, die hun Paschen niet houden.
Lidmaatschap. De leden van dit
Genootschap nemen op zich zonder zich
nochtans op zonde te verplichten ieder
jaar gedurende den Paaschtijd, buiten hun.
eigen Paaschcommunie, minstens ééne H.,
Communie van Eerherstel te doen, met het
inzicht, hierdoor de plaats te vervangen
aan het Eucharistisch Feestmaal van een
dier ongelukkige Katholieken, die hun
Paaschplicht niet vervullen.
Voordeden. Een volle aflaat, ook
toepasselijk op de zielen des Vagevuurs,
wordt toegestaan aan de leden voor ééne
II. Communie van Eerherstel in den
Paaschtijd gedaan, mits zij eene kerk be
zoeken en daar bidden volgens de inzichten
van Zijne Heiligheid den Paus.
Voor de eerherstellende Communie kan
men zijne intentie bijv. aldus uitdrukken:
Gebed. Allerbeminnelijkst Hart van
Jezus, laat toe, dat ik heden tot het heilig
Gastmaal nadere, om er de plaats te ver
vangen, van een rampzaligen broeder, die
Uwe liefde en weldaden vergeet. Moge dez©
H. Communie U de glorie geven, die hij U
weigert voor het verzuim van zijn Paasch
plicht, en U bewegen, met een blik van me
delijden en ontferming op hein neer te zien.
Amen.
De inschrijving in bovengenoemd Genoot
schap is geheel kosteloos. Briefjes met de
korte uiteenzetting en het gebedje zijn gra
tis verkrijgbaar aan onderstaand adres.
Kloosters kunnen zich collectief laten in
schrijven, en daartoe is het voldoende, den
naam van het klooster en der plaats op te
geven. Krachtens een dusdanige inschrij
ving zijn de tegenwoordige en toekomstige
leden der Communiteit lid van het Genoot
schap.
Leeken gelieven hun naam ter inschrij
ving te zenden aan den daartoe door den
hoofdzetel van het Genootschap gemachtig
den.
Pater JOACHIM,
Damianus-Stichting,
aGrave.
Rooster der Retraiten.
Retraitehuis „De Thabor",
Eendrachtsstraat te Rotterdam.
7_10 April: Leden der Mariavereeniging
andere Jonge Dames. (Verg. f6.) Door
een Pater Capucijm.
1215 April: Huismoeders van den ge
wonen stand. (Verg. f4.) Door een Pater
Dominicaan.
19—22 April: Huismoeders middenstand.
(Veirg. f 6.) Door een. Pater Redemptorist.
2629 April: Meisjes middenst. uit dor
pen (Verg. f 6.) Door een Pater Augustijn.
36 Meti: Meisjes van den gewonen
stand. (Verg. f 4.) Door een Pater Fran
ciscaan.
1720 Mei: Dames deftigen stand. (Verg.
f 10.) Door een Pater Jezuiei.
24—27 Mei: Dames middenstand. (Verg.
f6.) Door een Pater Dominicaan.
30 Mei2 Juni: Meisjes van den gewo
nen stand uit steden. (Verg. f4.) Door
een Pater Capucijn.
710 Juni: Med6jes van den gewonen
stand uit dorpen (Verg. f 4.) Door een
Pater Redemptorist.