i, Margaretha Smitv. Leeuwen; Cor nell* Tunker. Ove rieden: Hendrika '.4e4)cl- Kipper sluis. ZOETERWOUDE. parochie van den H. Joannes Onthoofding. Zondag: 1ste Paaschdag. 7.30 en 8.30 uur du Stille Missen. 10 uur de plechtige Hoogmis. 1.30 uur p'iechtige Vespers, feestpredikatie en Lof voor de wereld vrede. Collecte onder Vespers voor de armen dezer parochie. Biechthooren na je Vesper tot 4 uur en van 67 uur. Maandag: 2de Paaschdag. Dag van. bij zondere devotie: om 7.30 urn- de St.ille Mis; 10 uur de Hoogmis; 's namiddags om 2 uur Vesper en Rozefcrans voor c'en nood van Kerk en Paus. Biechthooren na de Vesper zoolang er acluteneenvol gens biechtelingen zu-15 en zijn. Dinsdag.: 3de Paaschdag: om 6.45 uur uit reiking der H. Communie; 7 uur H. Mis in het Liefdegesticht. 8.15 H. Mis in de kerk. 9.30 uur Catechismus vóór en na de H. Missen gelegenheid om te biechten. Woensdag: de H.H. Missen om 7 en 8.15 uur. Biechithnoren der kinderen na de 2de H. Missen om 11 uur de jongens. Donderdag: Be 1ste H. Mis om zeven i ur; 8.15 uur Eerste H. Communie der kleine en ook genera'ie Communie der Cate- öhisTnuekanderen die hun eerste plech tige Communie nog niet gedaan heb ben. 2 uur-Lof. Vrijdag: de H.H. Mislsen om 7 en 8.15 u. Catechismus 8 en 9.30 uur. Zaterdag: De H.H. Missen om 7 en 8.15 uur. Catechismus om 8 uur. Biecht hooren van 3—5 en 6—7 uren. Van heden af tot aan den Vasten van 1916 is het gebruik van vleeseh op alle Zaterdagen des jaars geoorloofd, be halve op Quatertemper-Zaterdagen en .Vigiliedagen, die Vastendagen zijn. ZOETERWOUDE—LEIDERDORP. Parochie van de H. Maria Onb. Ontvangenis. Zondag: kwart voor 7 uur uitreiking der H. Communie. De H. Missen om half 8 en 10 uur. Geem Catechismus. Van 1—3 uur biechthooren. 3 uur Vespers en half 7 Lof. Maandag: zooads op Zondag. 2.15 uur Catechismus. Dinsdag: de le H. Mis om 7 u. ter oere van St. Antonius. De 2e om half 9. Ze ven uur Rozenhoedje en Lof ter eere van St. Anttonius. Woensdag: le H. Mis om 7 u.; de 2e H. Mis om half 9. Donderdag: le H. Mrs om 7 u.; de 2e H. Mis om half 9, waaronder de eerste H. Communie der kleine kinderen. Vrijdag: le H. Mis om 7 u.; de 2e H. Mis om half 9; 7 uur Lof ter eere van 't Goddelijk Hart en Rozenhoedje. Zaterdag: le H. Mis om 7 u.; de 2e H. Mis om half 9. Van 48 uur Biecht hooren. AGENDA'S. Ned. R. K. Volksbond. Afd. Leiden en Omstreken. Dinsdag, 910 uur BrandstofFencommissie. Donderdag, 9 uur Bestuursvergadering. Zaterdag, 89 uur Bibliotheek; 910 uur Bpaar- en Voorschotbank. St. Jozef3gezellen-Vereeniging. Zondng, Hoogfeest van Paschen, is de zaal open van 12Vz2l/o en van 57 uur voor de leerlingenvan 8-10 uur verpl. bijeenkomst voor de Gezellen, ten 83/4 kegelclub ,.Hout of Fout". Maandag, 2d en Paaschdag is de zaal open als op Zondag. Dinsdag en Donderdag, is de zaal beschik baar voor de Gezellen. Woensdag, ten half 9 vergadering van het Hoofdbestuur. Donderdag, Kegelclub afd. geh. gezellen, ,Allc negen". Zaterdag, zitting spaarkas en bibliotheek de gewone uren. Zita-Vereeniging. Zondag, geopend vanaf 12 uur; 's Avonds tot 10 uur gezellige bijeenkomst in »le lokalen der winkeljufl'. en dienstboden. Van half 6 tot half 7 uur Zangles. Maandag, De zaal geopend als op Zondag. Dinsdag, van 11 tot 12 uur voormiddags en van 89 uur's avonds arbeidsbeurs. In lichtingen voor verschillende betrekkingen; Woensdag-avond van 810 uur, gezellige bijeenkomst voor dienstboden; Spaarkas en Bibliotheek van 89 uur, (ook niet-ledcn kunnen worden toegelaten). Donderdag. De zaal geopend voor Dienst boden. Vrijdag Van 7]/20l/2 u. Gezellige bijeen komst van meisjes, Afd. Vrouwenbond. Het Paaschei der twee Dauphijnen. -Ik nam het boek en onderzocht het nieuwsgierig. Het was een Télémaque, een weinig versleten, het was met verscheidene gravuren versierd en dsoeg de koninklijke wapens. Hoe dit zeldzaam en wonderlijk boek, dat de vreugde van een bibliotheek zou hebben uitgemaakt, zich bevond" in de handen van een eenvoudigen boer, die zeker niet in staat was, de waarde er van °P prijs te stellen? Op het eerste blad las ik, niet zonder ontroering, dit antwoord op mijn vraag: >,Aan Lodewijk Simon, als dankbetui ging voor zijn Paaschei. Mei 1789. Lodewijk Dauphijn." En daaronder stond met potlood nauwe lijks leesbaar dezelfde zin geschreven: .,Aan Lodewijk Simon, als dankbetui ging voor zijn Paaschei. Mei 1794. Lodewijk Dauphijn." De namen der twee zonen van Lodewijk XVI aldus verbonden aan dien vreesel ijken naam van Simon! Zou de oude pachter een bloedverwant zijn van den ongelukkigen wdewijk XVII? >.Dat is een ges^.iiedenis uit den tijd, dat 'k een kleine jongen was, mijnheer", zei de goede man eenvoudig. „Luister: Het was Paschen, een weinig vóór de °Penmg der Staten-Generaal Ik speelde foor dp deur der hoeve, waar mijn goede moeder een korlje met mooie roode, gele cn blauwe eieren had gebracht, die de be wondering der jongens uitmaakten, toen ik het hoofd opheffend, voor mij een mooie dame tag, die naast een wagentje liep, waarin een kind van mijn jaren rustte, bleek en teeder en met gebogen rug. Een groote lakei in gouden livrei duwde het wagentje. „Zoudt gij mij een kopje melk kunnen geven?" vroeg de voorname dame aan mijn moeder. „Zeker, mevrouw de koningin. Mug, Luisot, stoelen en voetbanken." Ik staarde de koningin van Frankrijk, die er zoo eenvoudig uitzag en wier droe vige blik op dat arme koninklijke kind rustte, met open mond aan. Zonder gevolg had zij Versailles verlaten, om ongestoord alleen te zijn met haar kind, en in de hoop, dat de frissche buitenlucht hem goed zou doen. Het kleine koningskind lachte mij toe en vroeg mij: „Hoe heet gij?" „Louis." „Net als ik en mijn kleine broeder de Dauphijn,... neen, de hertog van Norman- dië," hernam hij snel, toen hij zag, dat de koningin haar zakdoek aan de oogen bracht. Hij bladerde in een boek. „Kunt gij ie- zen?" „Een beetje," antwoordde ik. '„Nu lees dit dan eens." Vlijtig 6pelde ik. Téléma que. „Goed", .zei hij glimlachend. Daarna ziende, dat ik de plaatjes in het boek be wonderde, begon hij ze mij uit te leggen en sprak mij van Grieken, van den oorlog van Troje! Moeder bracht weldra de gevraagde melk, maar de Dauphijn dronk niet De arme koningin was ontroostbaar en dacht na, wat zij haar kind wel zou geven. „Kijk", zei hij eensklaps, op de kori met Paascheieren wijzend, „geef mij er een, dat heb ik liever." Moeder wilde aanstonds de mooiste uit- zoeken. Neen. ik zal hem de mijne geven, om dat hij ook Lodewijk heet evenals ik. Ge moet weten, dat op mijn ei een mooie groote L. stond. De Dauphijn klapte in de handen en mij zijn magere handen toe stekend, zei hij: „Het is wel aardig van u, dat gij mij uw ei geeft, ik zal het met V*En hij vergat mij inderdaad met Een maand later kwam dezelfde groote lakei die toen zijn wagentje voortduwde, maai thans in rouw-livrei, mij dat boek brengen van zijn jonge meester..." .Goed, dat is de verklaring van de/.c regels, vader, maar die daar?" En ik wees hein die van den tweeden Dauphijn Helaas, daaraan is een nog treuriger herinnering aan verbonden" zei vader Simon, „want de kleine zieke is gestor ven omringd door zijn dierbaren, maar de andere, in een vunzige gevangenis, ge scheiden van zijn moeder, zijn zuster, overgeleverd aan dien vreeselijken Simon wiens naam ik de schande heb te dragen, die tweede Dauphijn was een echte mai- Mijn moeder was een vurige konings gezinde en had in haar linnenlade dit boek van den eersten Dauplnjn bewaaid en des avonds, als de knechts naar bed waren en wij beiden voordegroote schouw zaten, moest ik haar de bU<le" voorlezen, waarin de moordenarijen be schreven stonden der slachtoffers van het schrikbewind; en het lijden van den ar men, kleinen vorst, opgesloten m den Temple, dien de Vendeeers sedert den dood zijns vaders Lodewijk XI II, en de Jacabijnen Lodewijk Capet noemden. W» waren verontwaardigd bij het lezen der wreedheden, die het arme koningskind had te lijden. En te weten, dat zijn beul een man is, die den naam uws vaders draagt! nep mijn moeder. „Wee hem, indien hij ooit ^"inderdaad, die vreeselijke schoenmaker was onze neei en zelfs... inijn peter Deze hoedanigheid deed mij besluiten het avontuur te wagen, dat ik u ga ver- ^Op een morgen ik had den ganschen nacht mijn plan overwogen, stond 11e vroeg op. zonder dat mijn moeder het hoorde. Ik sloop naar de oude kast en haalde er Télémaque uit, welk boek lk onder mijn jas verborg. Ik wilde heen gaan, de klompen in de hand, toen ik op de tafel voor mijn bord een mooi blauw Paaschei bemerkte met mijn beginletter in geel. Het was waar, het was Pasclien! lk stak het ei in den zak en ging. was middag toen ik binnen Panpwas en mii voor de Temple bevond. Ik vond ge lukkig aanstonds burger Simon. „Goeden dag, peter," zei ik, hem bij de hand ne- me Wat wilt ge, knaap?" bromde hij. '„Hoe, kent gij mij niet meer. Kiik de kleine Lodewijk Simon. "ja cn Ut ga daar niet trotsch op... de kameraden steken met mij den draak cn behandelen mij als een aristocraat, om dat ik heet evenals de tiran. „Zii hebben gelijk". Wel mogelijk, maar liet is toch niet mijn schuld, maar wel die van mijn pc- tel' die mij dien naam gegeven heelt, 'welnu, verander den naam. "Daar heb ik ook wel aan gedacht, maar moeder heeft me gezegd: Raadpleeg eerst burger Simon als Petcr e" v™aR hem, dat hij een nieuwen naam kiest voor zijn petekind." „Dat is verstandig.' Mijn kleine fabel was goed gevonden en Simon, gevleid door dit vertrouwen, noo- digde mij bij hem te eten. Na liet eten zet hip Ik heb over je verzoek nagedacht, jongen, het toont, dat gij een goed burger zijt° daarom zal ik den naam van den ge- haten tiran veranderen in dien van Bru tus een man, die zijn kinderen gedood heeft uit haat tegen het koningschap. Ik dankte hem heel vriendelijk, en plotseling zei hij tot mij een bos sleutels nemend: „Kom, volg mi], Brutus en gil zult aan je makkers kunnen vertellen, hoe je peter den zoon van den tiran behan delt." Eindelijk was ik, waar ik wilde wezenl Simon opende een deur en ik zag een kleinen jongen in lompen, de handen ge vouwen en in gebed verdiept. Dit wekte de woede van den schoenmaker op, hij nam een kruik, met water gevuld, en slingerde die den armen kleine naar het hoofd. „Daar Capet, dat is voor je schijnhei ligheid!" Hoewel het bloed uit zijn voorhoofd' stroomde, slaakte het kind geen enkele klacht. Ik had moeite, mij zelf te bedwin gen. „Kijk", zei de onmenschelijke beul, mij bij den aim nemend, „ziet ge dien jon gen daar? Capet, het is een echte sans culotte, hij haat de tirannen en heeft zijn naam Lodewijk voor dien van Brutus ge ruild. Wilt gij ook Brutus heeten?" De kleine prins antwoordde niet en weer regende het slagen op zijn teer lichaam. Ik was tot in het diepst mijner ziel bewogen en wilde tusschenbeide komen, toen eens klaps de stem der burgeres Simon beneden aan de trap gehoord werd: „Vlug, Simon, men vraagt je vanwege do Commune!" Dat woord Commune deed den vermetel- sten man beven. Niet meer aan mij den kend, snelde mijn peetoom heen, in zijn haast mij met den gevangene opsluitend. Ik wierp mij vol vreugde voor de voeten van den Dauphijn. „Monseigneur, ik ben geen sans-culotte,", zei ik hem, terwijl ik zijn kleine koude handen kuste, „ik heb dit middel te baat genomen, om tot u te kunnen komen. Het bewijs, dat ik waar heid spreek, is dit boek, dat uw broeder mij eens geschonken heeft en dat ik u schenk... en ook een Paaschei. Ik heb ge dacht, dat dit u genoegen zou doen, even als hem, uw broeder, dien ik vroeger ge zien heb met de koningin." Bij den naam van zijn moeder rolden tranen over de wangen van den wees. Hij nam het boek, bladerde er in en ik zag, dat hij las, wat zijn broeder er in geschreven had. Daarna glimlachte hij. „Bewaar het ook ter herinnering aan mij", zei hij mij met zachte stem, „ik zal uw Paaschei bewaren... Paschen!" voegde hij er nadenkend bij, dat is mijn verjaar dag, ik ben op Paschen geboren... ik ben zeven jaar." „Monseigneur, wat kan ik voor u doen?" vroeg ik. „Niets dank u, bid alleen den goeden God, dat ik spoedig bij mijn vader en moeder moge zijn." Hij hield nog steeds het boek in de hand. „Hebt gij een potlood?" vroeg hij me eens klaps. Ik haalde er een uit mijn zak. Daarna schreef hij met moeite eenige woorden. „Dank u," zei hij nog. Toen hij op mijn gelaat tranen zag, na derde hij-mij en omhelsde mij. Eenige oogenblikken later trad Simon weer binnen. ,Hij heeft je toch niet opge geten, die wolf?" zei hij. Neen maar ge hadt mij in beter ge zelschap kunnen laten, peetoom", anik woordde ik. Toen ik des avonds bij mijn beangstig de moeder terugkeerde, en haar mijn we dervaren had verteld, zei ze: „Gij hebt een daad verricht Lodewijk, die u geluk zal aanbrengen." En dit is geschied, mijnheer; indien God mij gezegend heeft ben ik dit verschuldigd aan de voorspraak van die twee konink lijke martelaars, wier lijden ik één oogenblik heb verzacht. De list van den Pastoor. Een Paasclivertelling. Uit het Fransch. „Kom! mijnheer pastoor, een man als u, ontwikkeld, geleerd, en alles daarbij, u zoudt niet weten hoe men een stop uit het bomgat van een vat haalt!" „Ik beken het eerlijk, meester Cornu, ik weet het niet". „Maar dat kan toch niet? Het is toch heclemaal niet geleerd. Kijk, ik neem een klopper, geen hamer, want die slaat te hart, en dan kunnen de duigen barsten of splijten. Wel degelijk... iedereen weet dat... Dus, ik neem den klopper en ik sla rondom den stop, zoowat drie of vier duim er af... flinke slagen... hoor maar, klop, klop, klop... Nu ziet u hoo de stop al een beetje naar boven komt nu sla ik een beetje dichter rond het bomgat, maar niet zoo hard, pan! pan! pan!... Kijk, de stop komt al weer een beetje meer omhoog; 't is een waar pleizier... als hij voor de helft er uit is, geef ik nog één flinken, kor ten slag paf!... en nu kan u hem ge makkelijk wegnemen als een vergeet-mij- nietjo in het plantsoen." „Ik twijfel er hard aan of u ook zoo ge lukkig is bij het vat, dat ik thuis heb ge kregen." „Precies als bij de andere." „Sta je er voor in?" „Wel warempel." „Welnu dan, tot vanavond... om 8 uur... maar zeg er niets van aan uw buren en aan de overige wijnbouwers van den om trek." „Begrepen! Goeden avond mijnheer pas toor." „Goeden avond, meester Cornu." Toen de roode daken van la Jachère, een lief dorpje midden in de wijnteelt, nog voor het laatst een straaltje in de avond zon ontvingen, trok meester Cornu zijn Zondagsche pak aan, zette een fonkelnieu- wen deukhoed op, nam den houten klop per onder den arm en begaf zich naar de huisdeur. „Waar ga je naar toe?" vroeg hem zijn vrouw, die aan zulke toiletten niet gewoon was. „Daar naar toe", antwoordde Cornu, die er niet van hield zijn dierbare wederhelft altijd rekenschap van zijne daden al te leggen. „En... blijf je lang weg?" „Dat hangt er van af." „En als ze vragen waar je ergens bent?' „Zeg dan maar, dat je d'r niks van .wèet." Daarop sloot onze vriend de deur achter zich dieht en bromde nog tusschen zijn tanden: „De drommel moge die vrouwen halen! Ze willen alles weten en niks betalen!' Terwijl Cornu de voornaamste en eenige straat van la Jachère opliep, dacht hij er een beetje over na, wat er toch aan het handje was, want eigenlijk gezegd ver trouwde hij dat dingetje maar half. Want al is iemand een der grootste wijn gaardeniers van het land en al beschijnt de trouwe zon een half dozijn morgens, waarop geen halve cent schuld ligt en al is hij lid van den Raad en van het land- bouw-syndicaat daarenboven sergeant majoor van de dienstdoende schutterij., enz. enz. toch is het altijd iets vreemds als je onverwachts bij mijnheer pastoor moet komen. Want tegenover zijn herder had hij wel een paar dikke strepen op zijn geweten. Niet alsof hij den godsdienst vijandig was!... o, hemel neen, dat niet... hij had in den Raad zelfs gestemd voor de her stelling van het priesterkoor en toen een doordrijver het kruis uit de school wilde verbannen, had hij wezenlijk krachtig, tot boos wordens toe, geprotesteerd... Maar, jongens, jongens, daar hield zijn gods dienstigheid ook schoontjes mee op er toen de pastoor eerbiedwaardig man, zeker, hem had aangeraden, z'n Paschen te houden, had hij vierkant gezegd - Neen! Wat had die pastoor ook een rare ge daclite gehad.Hij... Cornu!... z'n Pa schen houden? Maar wat zouden z'n buren wel zeggen?... die slimme schurk van een Chariot, die lederen dag een blad uit Pa rijs leest... en die oude Trognaduc?... (ook lid van den raad...) en Martin? en Chau- vière? zijn trouwe gezel aan de pandoer- tafel? Neen en zou hij alléén onder de oogen van de geheele gemeente naar de kerk gaan... biechten... en Paschen houden... Maar, drommels, dan werd hij gebrand merkt als vroom!! fijn!! clericaalü O, als de mode anders was zooals voorheen, toen iedereen van zelf katholiek leefde, en nie mand er aan dacht anders te doen... ja... dan... en zelfs heel gaarne... hij wilde zelfs dat het weer zoo was als in den goeden ouden tijd, in den tijd zijner kindsche ja ren en van zijn eerste H. Communie. Maar nu! Maar kom, hij heeft alleen maar den stop uit het bomgat te halen en dan zal mijnheer pastoor alles wel door de vingers zien. Aldus bij zichzelven filosofeerende komt onze vriend op het plein voor de kerk aan. De steenen massa van den vierkanten to ren baadde zich in het liefelijk maanlicht en de sterretjes schenen ondeugend te lachen met de diepzinnige overwegingen van vader Cornu. Niemand ziet hem? Niemand? Neen! Ge lukkig! Wat zou iemand ook moeten den ken!... Cornu bij mijnheer Pastoor!... Cornu!! De deur van het hek voor de pastorie is open; in la Jachère denkt de pastoor niet aan sloten en grendels. Cornu is weldra dicht bij het woonhuis. Tusschen de reten van de gesloten luiken komt hier en daar een straaltje lamplicht doorgesmokkeld hij zou haast zeggen, dat er al meer gas ten bij den pastoor aanwezig waren. „Kom, kom," zegt de wijnbrouwer, „mijnheer pastoor is veel te bang om an deren jaloersch te maken hij zal er nie mand iets van hebben gezegd." Hij klopt aan. ,Ah, kijk, daar is ie eindelijk! Maar kom dun binnen, Cornu! Kon je nog langer wegblijven, hardlooper?" Wat 'n drukte, wat een uitroepen, wat een leven: precies eene zitting van dc Fransche Kamer. „Welnu? meester Cornu, had u wel ge dacht hier al uwe medeburgers aan te treffen?" „Wat dat betreft, mijnheer pastoor, ik had het niet gedacht." En ja, daar zaten ze allen bij elkaar, al de kiesgerechtigden van la Jachère, 68 goed geteld. Niemand ontbreekt... zelifs niet die leepe Chariot... noch Martin... noch die oude Trognaduc... allen, ja allen zijn daar present. Maar weet ge, wat den verwonderden meester Cornu nog meer in de war brengt? Het zijn die 68 houten kloppers, die hij daar ziet; overal liggen er: op den schoorsteenmantel, onder de stoelen, tegen den muur, op de kast, op de knieën, ja, op den lessenaar en zelfs op den bidstoel van mijnheer pastoor. Er waren grooto bij en kleine, lange en korte, ronde, spitse cn vierkante, van eikenhout en notenhout, witte, zwarte, een ware uit stalling, als gold het een publieke ver- kooping! „Beste vrienden", zoo begon de pastoor op z'n' goedhartigen toon, maar toch met een heel ondeugend lachje op de lippen, „nu gij eenmaal hier te zamen zijt, mag ik u wel zeggen, waarom ik u hier heb ontborlen." „Dan is het ook niet voor een stop!" mompelde vader Cornu. „Wacht even! Sedert de drie jaren, dat ik hier ben, heb ik u allen leeren kennen... en beminnen; allen zijt gij uitmuntende werklieden en zorgvolle huisvaders. En meermalen heb ik mij zei ven afgevraagd: Waarom zijn die wijngaardeniers van la Jachère zulke goede burgers en toch zulke slechte Christenen?" „Toen ben ik u allen gaan bezoeken, niemand uitgezonderd... Bot gevangen! Waarom? Zijt gij soms goddeloozen? Volstrekt niet. Allen hebt gij mij met aan doening gesproken over uwe eerste H. Communie, en over den eerbiedwaardigen grijsaard, die u tot die plechtigheid heeft voorbereid... Maar nu?... Van waar komt nu die onoverwinnelijke lauwheid, die ver- waarloozing uwer heiligste plichten? Men behoeft geen toovenoar te wezen om bet te raden..." Hier wachtte dc pastoor van la Jachère een oogenblik om de aandacht le verdub belen, daarna sloeg hij een veelbeteektmden blik op ieder der 68 aanwezigen en ver volgde onder diepe stilte: „Het is, omdat gij allen bang zijt voor elkander... Zegt mij of het niet waar is! Daarom kreeg ik de gedachte u allen hier te vergaderen en u te zeggen, wat gij zei ven in stilte zegt en wat gij op den bodem van uw hart zelfs vurig wenscht... Laten wij maar beginnen met den oudste..." „Kom, vader Trognaduc, wilt gij uw Paschen houden?" „Drommels!" riep de oude en krabdei zich achter het oor, „als de anderen het ook doen." „Goed! en u Chariot?" „Ik", zei de leepe vos „ik doe nooit an ders dan de anderen." Zoo spraken Martin, de Fursy en nog 63 anderen, zoo sprak ook vader Cornu. Allen antwoordden op dezelfde wijze en staande de vergadering werd er besloten, dat 68 huisvaders van la Jachère dit jaar de oude zeden en gewoonten, zoo jammer lijk onderbroken, zouden hernieuwen. Toen de „raadsvergadering" was afge- loopen, vroeg meester Cornu: „En nu, mijnheer pastoor, laat mij nu uw vat zien." „Dat is goed", riepen de anderen, „waar is mijn klopper?" „Vrienden", antwoordde de pastoor, „nu is mijn vat. geheel in orde. Dat vat is mijne parochie... er is een heerlijk wijntje in, maar ik kon er niets uit krijgen ten gevolge van een akeligen stop, dien ik er onmogelijk af kon lichten... Weet gij nu wat het was?" „Neen", riepen 68 stemmen. „Het menschelijk opzicht, vrienden, het menschelijk opzicht!" „Jongens, dat is een famcuse stop", zei vader Cornu, terwijl hij zijn klopper onder den arm nam en met de anderen weer huis waarts keerde. Paasch-Communie van Eerherstel. (Ingezonden.) Geachte Redactie, Verleden jaar in den Paaschtijd hebben zich velen, dank zij de bemoeiingen van geestelijken en ijverige leeken, laten in schrijven in het godvruchtig Genootschap der Paaschcommunie van Eerherstel. Mag ik in uw veelgelezen blad den leden van dat Genootschap er even aan herin neren, dat, krachtens hunne inschrijving, ook in dezen Paaschtijd wederom min stens één H. Communie van eerherstel van hen verwacht wordt? Moge voor degenen, die dit heerlijk Ge nootschap nog niet kennen, hier een korte uiteenzetting volgen: Dool. Het Allerh. Hart van Jezus eer herstel bieden voor de zwarte ondank baarheid van zoovele onverschillige katho lieken, die hun Paschen niet houden. Lidmaatschap. De leden van dit Genootschap nemen op zich zonder zich nochtans op zonde te verplichten ieder jaar gedurende den Paaschtijd, buiten hun. eigen Paaschcommunie, minstens ééne H., Communie van Eerherstel te doen, met het inzicht, hierdoor de plaats te vervangen aan het Eucharistisch Feestmaal van een dier ongelukkige Katholieken, die hun Paaschplicht niet vervullen. Voordeden. Een volle aflaat, ook toepasselijk op de zielen des Vagevuurs, wordt toegestaan aan de leden voor ééne II. Communie van Eerherstel in den Paaschtijd gedaan, mits zij eene kerk be zoeken en daar bidden volgens de inzichten van Zijne Heiligheid den Paus. Voor de eerherstellende Communie kan men zijne intentie bijv. aldus uitdrukken: Gebed. Allerbeminnelijkst Hart van Jezus, laat toe, dat ik heden tot het heilig Gastmaal nadere, om er de plaats te ver vangen, van een rampzaligen broeder, die Uwe liefde en weldaden vergeet. Moge dez© H. Communie U de glorie geven, die hij U weigert voor het verzuim van zijn Paasch plicht, en U bewegen, met een blik van me delijden en ontferming op hein neer te zien. Amen. De inschrijving in bovengenoemd Genoot schap is geheel kosteloos. Briefjes met de korte uiteenzetting en het gebedje zijn gra tis verkrijgbaar aan onderstaand adres. Kloosters kunnen zich collectief laten in schrijven, en daartoe is het voldoende, den naam van het klooster en der plaats op te geven. Krachtens een dusdanige inschrij ving zijn de tegenwoordige en toekomstige leden der Communiteit lid van het Genoot schap. Leeken gelieven hun naam ter inschrij ving te zenden aan den daartoe door den hoofdzetel van het Genootschap gemachtig den. Pater JOACHIM, Damianus-Stichting, aGrave. Rooster der Retraiten. Retraitehuis „De Thabor", Eendrachtsstraat te Rotterdam. 7_10 April: Leden der Mariavereeniging andere Jonge Dames. (Verg. f6.) Door een Pater Capucijm. 1215 April: Huismoeders van den ge wonen stand. (Verg. f4.) Door een Pater Dominicaan. 19—22 April: Huismoeders middenstand. (Veirg. f 6.) Door een. Pater Redemptorist. 2629 April: Meisjes middenst. uit dor pen (Verg. f 6.) Door een Pater Augustijn. 36 Meti: Meisjes van den gewonen stand. (Verg. f 4.) Door een Pater Fran ciscaan. 1720 Mei: Dames deftigen stand. (Verg. f 10.) Door een Pater Jezuiei. 24—27 Mei: Dames middenstand. (Verg. f6.) Door een Pater Dominicaan. 30 Mei2 Juni: Meisjes van den gewo nen stand uit steden. (Verg. f4.) Door een Pater Capucijn. 710 Juni: Med6jes van den gewonen stand uit dorpen (Verg. f 4.) Door een Pater Redemptorist.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 11