15
BUITENLAND.
De Oorlog.
JAARGANG. No. 162S
^e&zid^eli&Goti/fca/nt
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. - Postbus 6.
dit blad verschijnt elken dag, uitgezonderd zon- en feestdagen
DeABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
enten II cent per week, f 1.45 per kwartaaL Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2V8 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
MAANDAG
FEBRUARI.
I9I5.
ugustinusJosephusCaUier,
lor de genade Gods en de gunst van den
Apostolischen Stoel
Bisschop van Haarlem,
lisprelaat van Z. H. den Paus, Assistent-
Bisschop bij den Pauselijken trcon,
I de Geestelijkheid en de geloovigen van
i Bisdom Zaligheid in den Heer.
toleden Zondag hebben wij, B. G. met
de Katholieken van geheel Europa ge
len, om den vrede te verkrijgen voor
zoo vreeseijk geteisterd werelddeel.
1 zijn wij in ons land tctdusverre ge
ard gebleven voor de gruwelijke ver-
estiingen en slachtingen, welke de oor
vooral een oorlog als deze met zijn
lioenen-egers en met zijn volmaakte
jgsuitrusting, noodzaikelijk medebrengt,
ar toch heeft ook ons land reeds zwaar
onder den druk van den oorlog
eden, om vurig naar het herstel van
vrede te verlangen. Doch al ware dit
het geval, de christelijke liefde zou
i van ons vorderen, dat wij, met innig
delijden voor onzen naaste vervuld,
veel wij kunnen, althans door- ons ge-
medewerken om een einde te maken
de rampen, waardoor de oorlogvoe-
de landen en volken worden getroffen,
og andere plichten echter legt ons
wreede oorlog op, en wel vooreerst
plicht van dankbaarheid. Immers wij
inen den goeden God niet genoeg r!an-
dat wij bij een zoo algemeenen krijg
dusverre gespaard bleven ten minste
r de gruwelijkste gevolgen Van den
log en in zoo ruime mate de zegenin-
des vredes bleven genieten. En die
ht van dankbaarheid dringt te meer,
dat wij niet lioht met een gerust gewe-
een bevredigend antwoord kunnen
en op de vraag, of wij dan zooveel be-
dan andere volkeren de voorschriften
iijsteiftngen van cnristeTïjke wijsheid
ten onderhouden, welkèr verwaarloo-
onze H. Vader de Paus in zijn eerste
pcliek heeft aangewezen als de voor-
imste oorzaak van deze wereldberoe-
Deze encycliek is misschien destijds
r ons al te vluchtiag gelezen, maar in
»r geval zal een korte herinnering aan
ernstige woorden des Pausen zeer r.ut-
zijn om bovengenoemde vraag te kun-
beantwoorden en dat.rdoor den plicht
dankbaarheid aan te dringen,
looit misschien zoo beklaagde zich
:e H. Vader werd over broedersohap
Ier de menschen, zooveel als tegen-
lig gesproken en geroemd,
in werkelijkheid is er, in strijd met
voorschriften van het Evangelie, nooit
nder broederlijk dan thans onder de
inschen gehandeld. Niet alleen
h wordt het eene volk van het andere
er door naijver dan door zijne grenzen
Scheiden, maar zelfs in hetzelfde rijk,
anen dezelfde stad woedt een bittere
ijd onder de burgers, en in liet verkeer
tschen bijzondere personen heerscht de
[enliefde als de hoogste wet.
tweede oorzaak der algemeene ver
wring zoo vervolgt de H. Vader ie
dat het gezag bij het volk niet meer
ilig is: een ongeregelde zucht naar vrij-
id, gepaard met een hardnekkig vast-
uden aan eigen meening en eigen wil.
is langzamerhand overal doorgedrongen,
tot zelfs in het huisgezin en in het heilig
dom, en daarmede verdween de eerbied
voor de wetten, daarmede ontstond de
zucht om lichtvaardig te hekelen al wat
bevolen wordt en om allerlei wegen te
zoeken, waarlangs men zich aan de tucht
kan ontrekken.
Bij het wegvallen van dien dubbelen
band waardoor de maatschappij als één
lichaam wordt saamgehouden, den band
nl. van onderlinge liefde en onderwerping
aan het gezag, is het niet te verwonderen
dat een zoo bittere klassenstrijd ontstond;
als waardoor de tegenwoordige maat
schappij herhaaldelijk wordt geschokt.
En ten slotte wijst Z. H. de Paus op
een nog dieperen wortel van de bestaande
wanorde met het woord van den Apostel
Paulus: ,,de wortel van alle kwaad is de
begeerlijkheid;" want goed beschouwd ko
men alle kwalen, waaraan de maatschap
pij tegenwoordig lijdt, uit de begeerlijk
heid voort; en juist in de latere tijden
wordt op verderfelijke en godsdienstlooze
scholen reeds aan de kinderen, en dan
verder door ongeloovage en zedenbeder
vende schriften en op allerlei andere wij
zen aan de menschen geleerd, hun geluk
te zoeken in rijkdom, eer en zingenot, en
te vergeten dat zij voor een hooger, een
eeuwig geluk zijn geschapen, wat volgens
de leer van Christus niet te duur gekocht
kan worden, zelfs niet door armoede, door
smart en door verguizing.
Zietdaar B. G. in het kort saamgevat
wat door den Paus in zijn encycliek werd
aangewezen als de oorzaken van twist en
tweedracht in de maatschappij, en van
de oorlotgen onder de volkeren. En als wij
nu ons zeiven afvragen of ook onder ons
diezelfde overtredingen van de christelij
ke leeringen en voorschriften niet in ver
ontrustende mate voorkomen, wie zal dan
met de hand op het hart durven zeggen,
dat wij zóóveel minder schuldig staan, en
rta± wil iitVin.iri -
verdiend van die vreeselijke straiien ver
schoond te blijven? Gij herinnert u toch
wel B. G. hoe wij zeiven jaar op jaar ln
onze vastenbrieven en telkens weer bij al
lerlei gelegenheden er op moesten wijzen,
dat ook onder ons het christelijk leven
verflauwde en bij velen reeds geheel ver
loren is gegaan. Wij gevoelden ons ge
dwongen te waarschuwen tegen dien on-
christelijken, wereldschen geest, die onze
oogen en harten te veel richtend op aard-
sclie goederen en vermaken, ons al te ge
makkelijk deed heenstappen over de god
delijke en kerkelijke wetten aangaande
het vieren en heiligen der zon- en feest-'
dagen. Wij moesten wijzen op die on
christelijke zucht naar genietingen, waar
door de evangelische geest van verster
ving op zoo onrustwekkende wijze onder
ons vermindert en dreigt geheel te ver
dwijnen. Wij moesten herhaaldelijk op
treden tegen die wereldsgezindheid of dat
slaafsche nadoen van hetgeen de wereld
ons vóórdoet, waardoor ook onder ens,
door een onbetamelijke kleedij, al te veel
vrouwen eene ergenis worden der oogen en
helaas! in al te veel kinderen van jongs
af aan het gevoel van schaamte en zedig
heid wordt gedood. Hoe dikwijls reeds
moesten wij de lichtzinnigheid veroordee-
len van zooveel ouders, die al te weinig
bedacht op een katholieke opvoeding hun
ner kinderen, somtijds onder de nietigste
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, Iedere regel meer 5 cent.
voorwendsels, gevaarlijke of voor een ka^
iholiek kind altijd gebrekkige scholen ver
kiezen boven de Katholieke, welke door
zoo zware offers van ware geloovigen
worden geslicht en onderhouden om het
opgroeiend geslacht voor de kerk en. voor
den hemel te bewaren. Ontelbaar zijn
onze waarschuwingen tegen de verderfe
lijke lectuur van boeken en dagbladen,
waardoor het geloof ondermijnd en de
goede zeden bedorven worden, of waar
door voor 't minst onder onze hoogere
standen de katholieke beginselen van han
del en werkverschaffing worden verduis
terd en onder onze mindere standen de
geest der verderfelijkste dwalingen onge
merkt binnensluipt. Telkens en telkens
weer, en helaas! nog altijd te vergeefs,
vermaanden wij tegen die nooit te ver
ontschuldigen geringschatting van. ons
heilig, Katholiek geloof, waardoor de band
des huwelijks aan de zegening der Kerk
wordt onttrokken met het rampzalig ge
volg dat die gemengde huwelijken in zoo
veel echtgenooten en in tallooze kinderen
het echte geloofsleven doen kwijnen, Ja
zelfs het is allertreurigst het te moeten
zeggen, maar het is niets dan de onver
bloemde waarheid tot geiheelen geloofs
afval voeren.
We behoeven dit onderzoek van ons zei
ven niet verder wort te zetten, want
waarlijk wanneer wij ons dit alles herin
neren, dan verliezen wij alle recht om te
roemen, dan moeten wij den profeet Jero-
mrias nazeggen, wat hij zich gedwongen
zag te erkennen in den naam zijns volks
„misericordiae Domini, quia non sumus
consumpii" het is alleen aan 's Heeren
barmhartigheid te danken, dat in zoo al
gemeen verderf, als de wereld ons thans
te aanschouwen geeft, ook wij tot dus
verre nog niet zijn medegesleept; en dan
kunnen wij daarvoor Gods barmhartigheid
niet genoeg danken.
Maar dan volgt ook aanstonds voor ons
-da dure verplichting cxm met die ^g^d
breken,'of wij zouden wel eens gedwongen
kunnen worden tot den smartelijken kreet
van dienzelfden godsgezant: ,,cum clama-
vero et rogavero, exclusit oraüonem me-
am"; als ik God aanroep en Hem bidt, ver
werpt Hij mijn gebed.
En nu weten wij wel B. G. dat van den
anderen kant bij velen onder ons vooral
in den laatsten tijd een heerlijke ople
ving van den goeden Katholieken geest
valt waar te nemen, dat om slechts op
een paar teekenen van die opleving te
wijzen de HH. Communiën jaarlijks
met honderdduizenden toenemen, en dat
de Katholieke vereenigiingen zij het ook
al te lanzaam voortdurend vooruitgaan
in. getal en in bloei; dit troost en verheugt
ons, jazelfs heit is onze vaste overtuiging,
dat de goede God, ook om wille van zoo
veel rechtvaardigen onder ons, bij zooveel
ongerechtigheid ons barmhartigheid heeft
bewezen; maar het staat evenzeer vast, dat
ook onder de zoo zwaar door den oorlog
getroffen volken talloos vele rechtvaardi
gen leven, en toch in Gods gerechte weeg
schaal schijnt hunne rechtvaardigheid niet
te hebben opgewogen tegen het al te groote
en openbare bederf, of en dit willen wij
nog liever aannemen ook de straf van
dien wreeden oorlog is barmhartigheid
van God, Die door het reinigende lijden
de zondaren bekeeren wilde, terwijl Hij
de rechtvaardigen wel op andere wijze
voor hun lijden beloonen zal. Doch hoe dit
zij, wij weten niet, of en hoe lang nog on
der ons liet goed zal opwegen tegen het
kwaad, noch of de barmhartigheid Gods
ook voor ons het bittere lijden niet noodig
zal achten om tot Hem terug te voeren de
velen, die Hem en Zijne geboden al te zeer
vergaten, wij weten niet, of ook onder ons
niet dergelijke rampen te wachten staan,
zoo wij niet spoedig tot een algemeene
opleving van den goeden christelijken
geest worden gebracht door de aanschou
wing van het lijden, dat anderen getrof
fen heeft.
Het zou ons echter leed doen, als dit de
vrucht was alleen van vrees voor Gods
straffen; die vrees moge de aanleiding zijn
om eens een ernstig onderzoek in te stel
len over ons eigen leven, zij mag niet zijn
de voorname reden voor den terugkeer
tot God. Moge ook al de vrees ons ge
stemd hebben tot nadenken, de liefde
moet ons bewegen tot handelen, de liefde
tot God, Die alleen ons opperste goed en
in Zich zeiven alle liefde waardig is. Eerst
dan worden wij ware christenen wanneer
wij God als onzen Vader beminnen en
onze liefde bewijzen door naar Zijn woord
te luisteren en het te onderhouden. Deze
werkdadige liefde nu brenge ons allen tot
boete over de zonden en tekortkomingen
van het verledene en tot grooteren ijver
in den dienst van God voor de toekomst;
ons allen, want eenieder, ook de vurigste
chidsten. kan nog meer doen dan hij tot
nu toe deed, naar de vermaning van de
H. Schrift: „die rechtvaardig is, worde
nog meer gerechtvaardigd, en die heilig
is, worde nog meer geheiligd;" en ook de
heiligste mensch kan naar het voorbeeld
van alle heiligen de boetvaardigheid paren
aan de onschuld des levens en door wer
ken van boete aan God eerherstel geven
ook voor de zonden van anderen. Geen
betere tijd om daarmede eens goed te be
door de II. Kerk verplicht worden tot
grootere zelfversterving. Daarom: brengt
in den aanstaanden vastentijd waardige
vruchten van boete voort. Wie zondigde
door zich te veel te veroorloven, onthoude
zich nu eens ook van hetgeen geoorloofd
is; onthouden wij ons niet slechts van die
vermaken, die óf in zich zondig zijn óf zoo
gemakkelijk gevaar van zonde meebrengen,
en die wij dus ten allen tijde vermijden
moeten, maar ook van die vermakelijk
heden, die ofschoon in zich onschuldig
toch bezwaarlijk te vereenigen zijn met
den geest van boetvaardigheid en verster
ving; bannen wij uit ons huis niet alleen
alle verderfelijke en lichtzinnige lectuur,
maar nemen wij nu ook eens stichtelijke
boeken ter hand als de H. Evangelieën,
overwegingen over het lijden des Heeren
en verhandelingen over de geloofsleer,
waarvan de kennis ons misschien al te
zeer ontbreekt; laat ons de zonden en te
kortkomingen, begaan uit ongeregelde be
geerten naar stoffelijke goederen, uitboe
ten door buitengewone aalmoezen, waar
voor overigens deze tijd van druk voor
zoovelen onder onze eigen landgenooten
en onder de hierheen gevluchte vreemde
lingen zoo ruime gelegenheid geeft; scho
ten wij wel eens te kort in het heiligen
van zon- en feestdagen, laten wij dan
meer bidden in deze dagen en zooveel in
ons vermogen is de kerk bezoeken ook op
dagen en voor godsdienstoefeningen, die
niet tot de verplichte behooren: bidden wij
veel voor ons zeiven en. voor anderen,
vooral ook voor degenen, wier geloof in
gevaar is door de onkatholieke opvoeding,
die zij van hunne ouders ontvangen of die
zij aan hunne kinderen geven, en gaat
dan voort met veel te bidden voor het her
stel van den vrede.
Een bijzonder hartelijk gebed vragen
wij u voor onzen H. Vader den Paus, op
dat God zijn pogingen tot herstel van den
vrede en tot verbetering der ondeugden,
die de oorzaak zijn van alle tweedracht,
moge zegenen en vruchtbaar maken; voor
H. M. onze geliefde Koningin, die thans
zoo gedrukt gaat onder de zorg, om haar
volk voor den oorlog en allen nood te be
houden, voor heel haar Koninklijk Huis
en voor al uwe geestelijke en wereldlijke
overheden; en moge God dan al uwe ge
beden goedgunstig verhooren.
En zal dit ons herdelijk schrijven op
den Zondag Quinquagesima in alle tot ons
Bisdom behoorende kerken, alsmede in de
kapellen waarover een Rector is aange
steld, op de gebruikelijke wijze worden
voorgelezen.
Gegeven te Haarlem,
den 6den Februari 1915.
AUGUSTINUS JOSEPHUS,
Bisschop van Haarlem.
Op last van Z. D. Hoogwaardigheid,
II. A. TH. VAN DAM, Secretaris.
Italië moet bij de Duitsche regeering
een. sia'L Jiebbeo oarlaaji- ngar aanleidina
tenrijkers zetten hun overwinningen in
de Boekowina voort. In Roemenië
werkt men druk in het arsenaal. Da
Grieksche gezaot te Konstantinopel is
van daar vertrokken.
De Duitsche verklaring.
Het keizerlijk Duitsch gezantschap tr
's-Gravenhage deelt mede
Nadat sinds het uitbreken van den oor
log de Duitsche handelsvloot van de we
reldzee was verdwenen, heeft Engeland
den handel der onzijdigen met Duitschland
trachten te verhinderen. Engeland heeft
met dit doel de Noordzee zonder vooraf
gaande waarschuwing verklaard tot oor
logsgebied en als in gevaar gebracht door
Duitsche mijnen, ofschoon Duitsche mijnen
niet in volle zee, maar uitsluitend aan de
Engelsche oostkust waren gelegd. Het heeft
bovendien den weg noordelijk om Schot
land verboden, en voor het Kanaal zoo
mede in de open Noordzee mijnvelden ge
legd.
Engeland heeft voorts de op de Londen-
sche zeerechtconferentie vastgestelde lijst
van contrabande sterk uitgebreid cn den
doorvoerhandel van onzijdige landen naar
Duitschland door bemoeilijking van de on
zijdige scheepvaart zooveel mogelijk trach-
FEUILLETON.
DE DUIKER.
.De grijsaard zelf was te vermoeid om
reis te ondernomen, en daarenboven
leef hij liever, om zijn werklieden tot
last aan te sporen, want het slechte jaar-
tijde naderde.
.Ditmaal stelde Diego aan Robert voor,
te vergezellen. Men moest de voorbij-
>mst van de diligence in het dorp Cogolin
jachten. Dit dorp lag op een tiental
ijlen van de woning verwijderd, en de
ree schoonbroeders legu.en den weg te
iet af. 9
Den volgenden ochtend waren zij te
arseille.
Robert bracht den dag bTJ" den bandier
•or, die de zaken geheel in orde bracht,
in schoonvader was nu ruimschoots
Ulionnair.
.Hij gebruikte met Diego bij hem het
Jddagmaal, en den volgenden dag waren
tegen tien uur weder in Cogolin.
.Daar moesten zij hun reis staken, em
it zij geen rijtuig konden vinden, dat hen
mr de woning bracht. Zij zouden an-
!rs ©idden in den nacht aangekomen
P en zij vonden hot veel verstandiger
l avondmaal te gebruiken en des mor-
vroeg op weg te gaan.
•dn de eenige herborg van het dorp gaf
«n hun twee kamers, die beiden op een
"Kon uitkwamen.
••^an die warande leidde een trap recht-
*^9 naar de straat.
..Het was reeds over twaalven, toen zij
hun avondeten gebruikt hadden, en zij
legden zich aanstonds ter ruste.
„Diego zeide, dat hij verging van den
slaap, en ook Robert had geen zin nog
langer wakker te blijven.
„Hij sliep echter niet aanstonds-in en
keerde zich meermalen om alvorens de
oogen te sluiten.
„De vermoeienis had waarschijnlijk
zijn zenuwgestel geprikkeld, want het
minste geluid maakte hem aanstonds
wakker.
..Nu eens meende hij de deur van Die
go's kamer te hoor én openen, dan weer
scheen het hem, dat men behoedzaam op
die waranda wandelde.
„Eindelijk sliep hij, èn het was reeds
volop dag, toen hij ontwaakte en Diego
tegen den muur, welke hen scheidde,
hoorde slaan.
„Diego noemde hem een luiaard en riep
hem toe, dat hij wakker moest worden.
„Robert zag, dat het over zevenen was,
en hij haastte zich, zich te kleeden.
„In Diego's kamer komend, vond hij
dezen bezig zijn toilet te voltooien.
„Het rijtuig was reeds den vorigen dag
besteld, en na een kort ontbijt begaven
de twee schoonbroeders zich op weg. Het
was een van die schoone herfstdagen, zoo-
aJs in Provence voorkomen, even warm ais
de zomerdagen te Londen.
„Robert sprak weinig, want hij was ge
heel overgegeven aan de vreugde hen
weder te zien, die hij beminde. Diego, die
zeker ook wel zulke gevoelens koesterde,
sprak geen woord.
..Het was omstreek*
roode dak der woning zichtbaar werd tus-
schen de boomen.
..Weldra meende Robert voor den in
gang van het huis een talrijken en zenuw'
achtigen troep menschen te bespeuren.
„Hij herkende de blauwe kielen der
werklieden van Disney; ook zag hij wa
penen en uniformen schitteren.
„Hierover zeer verwonderd want op
dit uur toch moesten de duikers aan het
werk zijn maakte hij Diego opmerk
zaam. die zeide niets te zien.
..Robert liet het paard harder loopen,
en weldra was het rijtuig bij de woning.
„Nu konden de reizigers de menigte niet
-meer zien; maar men had hen bemerkt,
want John Slough, de onderbaas, liep
hun tegemoet.
„Hijgend riep Robert hem toe:
„Wat is er, John? In 's hemelsnaam,
wat is er geschied?"
„Maar de man was te zenuwachtig en
te vermoeid van het loopen, en toen hij
genaderd was, bracht hij slechts met
moeite uit
„Stap uit, mijnheer Robert, stap uit.
Het is immer nog te vroeg, wanneer u
het ongeluk verneemt."
„Een ongelukl" riep Robert uit.
„Later bekende hij het. Het eerst had
hij gevreesd voor Ellen. Hij had haar
naam op de lippen maar durfde hem niet
uitspreken; zijn onzekerheid duurde niet
lang.
„Onze meester, onze goede meester is
dood", hernam Slough
„Wie... mijn vader?"
„Robert sprong uit het rijtuig en liep
als waanzinnig naar huis.
„Hij liep zoo snol, lat de arme John
hem niet kon bijhouden, en hij dacht niet
eens aan Diego, die, zeker door ontstel
tenis, nog in het rijtuig was blijven zitten.
„Voor het huis stond een talrijke groep
werklieden en boeren uit den omtrek, die
zich terugtrokken, toen Robert kwam, cm
hem den weg vrij te laten.
„Twee gendarmes, die de trap bewaak
ten. kenden hem blijkbaar, want zij hiel
den hem niet tegen.
„Robert ijlde naar boven, duwde de
deur van de kamer open en viel op de
knieën, toen hij het lichaam van Disney
op den grond zag uitgestrekt.
„De oude man lag uitgestrekt op zijn
bed en scheen te slapen.
„Een gapende wonde was zichtbaar aan
zijn ontbloote borst, maar zijn gelaat had
dezelfde kalme en zacht uitdrukking be
waard.
„Hij was bepaald verrast dooi* den dcod.
„Twee mannen in het zwart gekleed,
de dokter en de vrederechter van het kan
ton. schreven aan een. tafel.
„Zij stonden op, om te trachten Robert
te bedwingen, maar konden niet verhin
deren, dat hij zich op het lichaam zijns
vaders wierp.
„Doch de ongelukkige jonge maai ver
loor het bewustzijn.
„Toen hij weder de oogen opende, was
hij in zijn kamer, en Ellen lag op de
kmieën bij hem te weenen.
„Robert wierp zich inhaar armen en
drukte haar langen tijd aan het hart, als
wilde hij haar verdedigen tegen den dood,
die zijn intrede in hun huis gedaan had.
,.7.ij mengden him tranen en werden
getroff-w van het
ongeluk, aLs twee kinderen verrast door
het on weder.
John Slough bracht stoornis in dil
tooneel.
.De vrederechter wilde den zoon \an
d-en verslagene spreken, en Robert volgde
den ouden man, die ook bitter weende.
„De vrederechter wachtte Robert in het
salon.
„Het was een goede man, die af en toe
een bezoek had gebracht aan de duikers
woning en door allen bemind werd.
„Hij drukte Robert geroerd de hand. In
zijn houding was oprechte droefheid te
lezen maar ook een zekere ongerustheid,
waarvan de jonge man zich eerst geen
rekenschap kon geven.
„Mijnheer Robert", zoo sprak hij, „ik
vervul op het oogenblik een dubbel pijn
lijken plicht. Ik beminde en achtte uw
pleegvader, en ik neem levendig deel in
den slag, die u treft; maar ik ben ook
vrederechter en derhalve verplicht de da
ders van de vreeselijke misdaad op te spo
ren. Vergeef mij dus, wanneer ik u in uw
smart stoor, door u eemige noodzakelijke
vragen te stellen. Had de heer Disney
vijanden?"
„Voor zoover ik weeit, mijnheer, geen
enkelen. Hoe zou hij er gehad hebben in
dit land, waar hij vreemdeling was en
niets dan goed heeft verricht?"
„Ik weet, dat de heer Disney alom be
mind was. maar kunt ge onder al de
Engelsche werklieden, die met u hierheen
zijn gekomen, er niet een denken, die
haat heeft opgevat tegen uw vader?"
(Wordt vervolgd.)