daar werd niet alles verloren, daar wer
den geen zaken opgeheven!
De arbeidersklasse zal na tijden van
druk, de zegenrijke gevolgen van op
nieuw begonnen harwlel en nijverheid al
zeer spoedig ondervinden. Ook de ge
goede middenstand. Doch van den. klei
ne, die alles moest opofferen, is zulks,
zonder krachtige hulp van standgenoot
en regeering, niet mogelijk.
Hem te helpen, die tengevolge van
trouwe dienstvervulling jegens landge
noot en "vaderland, zou genoodzaakt zijn
af te dalen op den maalschappelijken lad
der, mag derhalve plicht genoemd wor
den.
„Geadresseerde is in militairen dienst;
de zaak js opgeheven"!
Mogen deze eenvoudige woordea eens
•tot ernstig nadenken stemmen omtrent
de wijze, waarop dergelijke kleine onge
lukkige middenstanders in komenden vre
destijd gesteund kunnen worden, om zich
dn hunne maatschappelijke positie te kun
nen handhaven.
Roomsche Jeugdorganisatie.
(Ingezonden.)
Wij leven in een tijd van verrassingen.
Wat den eenen dag niet mogelijk scheen,
is den volgenden reeds geschied. Den
eenen dag duizenden jonge levens, bezield
met een ontembare wil en een niet te
overwinnen moed, den volgenden dag lig
gen die duizenden weggemaaid door den
alles vernielenden en doodenden oorlog.
Ziedaar een beeld, hetwelk heden ten
dage maar al te dikwijls .werkelijkheid
wordt
ft I
Het bovenstaande heeft in gewone om
standigheden niets met ons onderwerp
uitstaande, maar thans, nu de oorlogs
brand zoovele landen heeft aangestoken,
wordt dit anders. Want wear duizenden
vallen in de kracht des levens, mannen
Worden weggerukt midden uit den strijd
onzer dagen, daar zoude het verenigings
leven een critieken tijd tegemoet gaan,
ware het niet dat door de vroegtijdige vor
ming der Roomsche jeugd ook daarin
was voorzien. Onze buitenlandsche ge-
loofsgenooifen mogen trotsch zijn op hun
jeugdorganisatie, die hen zal behoeden
voor gebrek aan nieuwe versche krachten.
„Wie de jeugd heeft, bezit de toekomst"
is het spreekword. En dit is niet te veel
beweerd. Immers de hedendaagsché jeugd
omvat de mannen der toekomst. Hoe de
jeugd wordt opgevoed, is dus een kwestie
van zeer" belangrijke beteekenis, en riet
het minst voor ons Roomsch-Katholiek ge-
organiseerden. De Roomsche jeugd in het
algemeen, en die van den arbeidenden
stand in het bijzonder, is aan zeer veel ge-
Varen blootgesteld. In de groote fdbriekfen
en Werkplaatsen wordt het H. Geloof da
gelijks aangevalten en verdacht gemaakt
door medearbeiders, terwijl menigeen niet
in staat is om zich te verdedigen en zijn
belagers van zich af te slaan. Onzen
Roomschen jongens moet meer ontwik
keling worden bijgebracht, zoowel op eco-
nomisch-politiek als apologetisch terrein.
Zij moeten worden opgekweekt tot flinke,
degelijke Roomsche mannen, tot mannen,
op wie wij in de toekomst staat kunnen
maken. Dit te verkrijgen en te bereiken
voor de Roomsche jeugd van Leiden is ons
aller wensch.
O 9
De Roomsche jeugd van Leiden is niet
voldoende georganiseerd. Wanneer de
jongens uit de arbeidende klasse de school
verlaten hebben, gaan zij naar werk
plaats en fabriek en staan, dag in dag uit,
onbeschermd, overgeleverd aan de heden-
daagscho moderne opvattingen van Kerk
en Godsdienst. Ieder, die een weinig be
kend is, met de tóestanden op de ver
schillende fabrieken en werkplaatsen, en
heeft gehoord de taal die daar dagelijks
gesproken wordt, zal met mij moeten er
kennen, dat daar een gevaar, een groot
gevaar schuilt voor onze Roomsche jonge
mannen en jonge meisjes. Katholieken
van Leiden, dat is een zeer ernstige zaak.
Vergeet toch niet, welk een groot belang
wij hebben bij een goede, geschoolde op
leiding van onze jonge arbeiders(sters).
Daar rnoet een organisatie, een vereeni-
ging komen, die de Roomsche jeugd, zoo-
dra zij de schoolbanken verlaten heeft,
omvatten kan, n.l. een Patronaat. Wij
hebben hier in Leiden wel reeds een be
gin van jeugdorganisatie. Er bestaat een
adspirant-afdeeling van den Ned. R.-K.
Graf. Bond, verschillende andere vakver-
eenigingen hebben adspiramt-leden, de
Ned. R.-K. Volksbond beschikt over een
aantal jeugdige krachten, de St. Jozefge-
zellenvereeniging heeft een groot aantal
leerlingen van 1418 jaar, de Aloysius-
Congregatie bestaat geheel uit personen
van dien leeftijd en de Zita-vereeniging
omvat een groot aantal arbeidsters, die in
de termen vallen voor aansluiting, kortom
.wij zijn al een aardig eind op weg.
Doch daar heersoht nog geen eenheid
van werken, geen eenheid van doel. Daar
moet nauwere aaneensluiting komen, want
het arbeidsveld is zoo uitgestrekt. Doch
zie, het Bureau voor de R.-K. Vakorgani
satie en de Centrale Patronaatscommissie
zijn zoo goed als tot overeenstemming ge
komen. Wanneer op de a.s. jaarvergade
ring van dit Bureau, welke gehouden
.Wordt op 22 Februari a.s., deze regeling
wordt goedgekeurd, dan kunnen voor heel
Nederland de wijze van werken, de mid
delen om het gTOote doel te bereiken wor
den aangegeven. Dan kan ook in Leiien
worden aangevangen met bet brengen van
Éénheid in het grootsche patronaatswerk.
Wanneer wij dan met onze organisatie
zullen aanvangen, zullen er veel moeilijk
heden verrijzen. Daar bestaat in Neder
land als nationale organisatie, en in Lei
den als plaatselijke afdeoling, een socialis
tische jeugdorganisatie genaamd „de
Zaaier". Daar deze organisatie ook bij de
Katholieken nog al eens aangeprezen
wordt, dezer dagen heb ik het zelf onder
vonden, acht ik bet noodzakelijk om een
woord van waarschuwing te richten tot
de ouders van onze Roomsche jongens en
meisjes. Laatstgenoemde worden om den
tuin geleid met het oude sprookje „gods
dienst is privaatzaak", of „de godsdienst
heeft met je vak niets uit te staan."
Dergelijke onzin wordt hun op de mouw
gespeld en het vogeltje in casu een pas
van de schoolbanken gekomen Roomsche
jongen is gevangen en voor vetrclere
opleiding tot volbloed sociaal-democraat
wordt wel zorg gedragen. Zoo zijn er ve
len verloren gegaan. En wanneer er met
vroegtijdig wordt ingegrepen, zullen er
nog wel meer dezen weg opgaan. Komt,
Katholieken, dat mag niet langer. De
Roomsche jeugd moet, evenals de Room
sche mannen en vrouwen, Roomsch ver-
eenigd zijn, niet alleen in sociale, doch
ook in vereenigingen van nut en ver
maak, zooals gymnastiek enz.
Welnu, ook daarin is voorzien. De Ned.
R.-K. Valkshond en de St. Jozefgezellen-
vereeniging hebben beide een gymnastiek-
afdeeling, zoodat een Katholiek naar geen
neutrale organisatie behoeft te loopen.
Zoo is het met gymnastiek, zoo is het
met al het overige. Wanneer wij willen
hebben goede geschoold© krachten, wan
neer wij willen, dat de opengevallen plaat
sen in ons leger worden aangevuld met
wat men noemen kan, goed kader,
dan moeten onze Roomsche jongens en
meisjes na de schooljaren geen oogenblik
worden losgelaten. Want juist deze jaren
zijn voor ben de gevaarlijkste. Welnu,
waar thans vaststaat dat binnenkort ook
in deze zal worden voorzien voor onze
oude Sleutelstad, gaan wij met nieuwen
moed aan den arbeid.
Laten wij hopen dat de R. K. Vakkern,
het middenpunt van onze Roomsche eco
nomische organisatie, ook dezen arbeid
tot een goed resultaat zal weten te bren
gen. De toekomst van Roomsch Leiden
staat er ten nauwste mede in verband.
Katholieken, dankt aan het bekende
spreekwoord: Wie d© jeugd heeft
bezit de toekomst.
J. A. DE ZWART Jr.
Land en Tuinbouw.
Onze levensmiddelen.
Een lezer schrijft aan de „N. Crt."
Hoe lang ook de oorlog moge duren, of
hoe kort, en welken loop de zaken mogen
nemen, zeker is, dat er op den duur voor
geheel Europa en ook voor ons land een
tijd zal komen, die de voorziening met
noodzakelijke levensmiddelen zeer moeilijk
maken zal.
Nu is er weinig mogelijkheid meer om
graan te zaaien; dat had vóór den winter
moeten geschieden,
Maar er jsan nog zeer veel worden ge
daan aan den verbouw van aardappelen en
vooral van peulvruchten.
Een voordeel is daarbij, dat de oogst
van aardappelen reeds betrekkelijk vroeg
kan plaats hebben; terwijl boonen reqds
een zeer goed voedsel vormen, wanneer ze
nog niet rijp zijn, doch als slaboonen kun
nen worden genuttigd. Deze kunnen ook
zeer go'ed worden gekweekt in de kassen en
bakken, welke gewoonlijk voor komkom
mers e. d. worden gebezigd.
Zou het nu niet dringend aanbeveling
verdienen, dat onze kweekers de teelt van
fijne gewassen zooveel mogelijk lieten lig
gen, om liever zoo groot mogelijke hoe
veelheden voedsel te produceeren.
Bijna alle soorten bruine en witte boo
nen zijn daarvoor geschikt. Ook tuinboo-
nen dienen niet te worden vergeten e<n
deze hebben het voordeel dat ze niet be
vriezen, zoodat ze nu reeds in den vollen
grond kunnen worden gelegd.
Een groot gedeelte van de landerijen
voor bollenkweek zouden aldus pro
ductief kunnen worden gemaakt en ook
ware het wellicht niet onmogelijk een deel
van de hooger gelegen weilanden nog om
te spitten of te ploegen en voor het ver
bouwen van aardappelen," erwten of kool
te bestemmen.
Zulke pas gespitte weidegrond behoeft
bovendien het eerste jaar slechts zeer wei
nig meststoffen te ontvangen, wat alweer
een profijt kan worden genoemd.
Er behoeft niet aan getwijfeld te worden
of al deze teelt zal de moeite en kosten loo-
nen.
De aandacht dergenen, die kunnen mede
werken aan het voortbrengen van voedings
stoffen, zij daarom ten dringendste op dit
belang gevestigd.
Het mond- en klauwzeer.
Het mond- en klauwzeer bedreigt weer
ernstig onzen veestapel en het was daarom
goed gezien van verschillende vereenigin
gen en banden op landbouwgebied te waar
schuwen voor het besmettingsgevaar.
Allen zullen het er wel over eens zijn
dat het mond- en klauwzeer voor het vee
een ware plaag is. Het berokkent daarbij
den boer enorme schade, en wel zeer kort
zichtig en onverstandig zijn zij, die niet
willen medewerken om de gevreesde ziekte
te keeren.
Het mond- en klauwzeer is een ziekte,
welke zich kenmerkt doordat zich in den
bek, aan de tong, tusschen de klauwen en
dikwijls ook aan de uier, blaren ontwikke
len, die in den regel sterk speekselen,
kreupelheid en pijnlijkheid bij het melken
tengevolge hebben.
De besmettelijkheid van het mond- en
klauwzeer is zeer groot. De smetstof hecht
zich zeer licht vast aan allerlei voorwer
pen; zij wordt echter door inwerking van
het daglicht en tegelijkertijd door droogte
spoedig gedood.
Hoewel men reeds langen tijd en voort
durend gezocht heeft naar andere midde
len ter bestrijding der ziekte, is het tot
dusverre nog niet gelukt, deze te vinden
en moet men zich nog steeds bepalen tot
politiemaatregelen, verbod van vervoer,
afsluiting van besmette erven, enz.
Met onmiskenbare zekerheid heeft de er
varing geleerd, dat gebrekkige maatrege
len geen andere uitwerking hebben, dan
dat zij den gang der ziekte vertragen, en
de oorzaak zijn, dat een land langer besmet
blijft.
Verloop en nadeelert der ziekte.
Ofschoon het mond- en klauwzeer in de
groote meerderheid der gevallen goedaar
dig verloopt en de aangetaste dieren na
weinige dagen herstellen, is het toch een
feit, dat nagenoeg alle dieren tijdelijk aan
gewicht en melkrijkheid afnemen.
Bij vele dieren duurt het geruimen tijd,
voordat de oorspronkelijke melkrijkheid te
rugkeert, terwijl niet weinig runderen
voortdurend minder melk blijven geven.
Meermalen ontstaan onherstelbare uier-
gebreken, waardoor uitstekende koeien voor
de melkproductie ongeschikt worden.
Vele dieren sterven door keel-, uier- en
longontsteking.
In den zomer van 1892 stierven in Beieren
ruim 3000 runderen. In het jaar 1901 trad
het mond-,en klauwzeer in Spanje zoo boos
aardig op, dat in Barcelona 5070 procent
van het jongvee stierf.
Voorts zij er nog op gewezen, dat men
onder het zoogenaamde „boosaardig mond
en klauwzeer", ziektegevallen verstaat, die
zonder dat eerstgenoemde verschijnselen
optreden, spoedig doodelijk verlonpen. In
deze gevallen worden de aangetaste dieren,
die dikwijls schijnbaar wat beter zijn en
weer beginnen te eten, plotseling zwaar
ziek en sterven spoedig.
De oorzaak van dit boosaardig verloop
is nog niet met afdoende zekerheid bekend,
maar het is waarschijnlijk, dat de smet
stof van het mond- en klauwzeer, in deze
gevallen, het slijmvlies van maag en
darmen aantast en dat uit de daardoor
ontstane zweren, giftige stoffen in het
bloed der dieren doordringen.
De Smetstof.
De kiemen der ziekte kunnen buiten het
lichaam van het dier, in ons land op den
duur niet leven.
De smetstof is onzichtbaar.
Het is nog niet gelukt, door middel van
een microscoop, in den inhoud der blaren,
waarin de smetstof in groote hoeveelheid
aanwezig is, een bacterie of een ander
micro-organismé op te sporen, dat voor de
oorzaak der ziekte kon Worden gehouden.
Om een dier te besmetten is slechts wei
nig smetstof noodig. Wanneer men een
vijfduizendste gedeelte van één gram van
den inhoud eener blaar spuit in het bloed
van een gezond rund, dan kan de ziekte
zich bij het dier openbaren. Na de inspui
ting ontstaat kport.s en na 13 dagen ver
schijnen blaren in den mond, aan deoi
uier en 1—2 dagen latei* ook aan de klau
wen.
De wijze van verspreiding der ziekte.
Het speeksel ën de'inhotid der blaren
besmetten hét voedsel, de voederbakken,
het drinkwater, het strooj den bodem der
stallen, de wèg'éii, de hhnden en de klee
deren van het stalpersoneel.
Stalgereedschappen, zakken, en personen
als vleeschhouwers, handelaren en vooral
leden van gezinnen, waarvan het vee aan
de ziekte lijdende is, werken de versprei
ding in de hand.
Bestrijding der ziekte.
Het is gebleken dat men door snelle en
krachtige toepassing der maatregelen veel
kan bereiken.
Vooral wanneer de ziekte uitbreekt in
eene volkomen onbesmette streek, dan kan
het mond- en klauwzeer met succes bestre
den worden en vooral dan, is het van
groote beteekenis, de afvalproducten der
zuivelfabrieken, die voor voeder bestemd
zijn te pasteuriseeren.
Het is ook hoog noodig, dat het stalper
soneel nimmer het erf verlaat in dezelfde
kleeren, die~ in den stal gebruikt worden
en dat steeds aan de buitendeur voor elk
lid van het gezin een paar goed ontsmette
klompen gereed staan, om bij het verlaten
van het besmette erf aan te trekken.
Geen der huisgenooten behoort het erf
te verlaten of de handen moeten vooraf
ontsmet zijn met een 2 procents creoline-
oplossing. De hoeven der paarden en de
wielen van karren en wagens, die het erf
verlaten, behooren als maatregel van
voorzorg, vooraf met een 3 pCt. creoline-
oplossing ontsmet te worden.
Honden, katten en kippen mogen het erf
niet verlaten. De ontsmettingsmiddelen,
zoo schrijft Dr. Poels, worden op 's Rijks
kosten aangeschaft.
Het is eene dwaling, te meenen dat tegen
het mond- en klauvreeer geene maatregelen
kunnen worden genomen.
Als de aangifte steeds geschiedde bij het
optreden der eerste verschijnselen, dan zou
spoedig blijken dat het mond- en klauw
zeer zeer goed voor bestrijding vatba'ar is.
Wanneer in sommige gevallen, de wegen
worden opgespoord, waarlangs de ziekte
zich verspreidde, dan blijkt maar al te
dikwijls dat men verzuimde tijdig van een
verdacht geval aangifte te doen.
Mogen dan onze landbouwers beseffen,
dat het hun plicht is van elk geval onver
wijld aangifte te doen en vervolgens trouw
op te volgen wat hun voorgeschreven wordt.
Gemengde berichten.
Een werklooze. Men schrijft uit Wes
tervoort: Het gebeurde met een Arrihemsch
werkman. Die werd uitgenoodigd op een
der fabrieken alhier te komen steensortee-
ren. Dat is lang ieders werk niet, maar
hem was het wel vertrouwd; hij had het
meer gedaan, tot genoegen van baas en
heer. Hij kwam en informeerde naar loon
en arbeidstijd. Dat gaf een weekloon van
goed acht gulden. De dagen zijn kort in
Februari. En hij rekende verder: acht is
zes en twee. De man had n.l. zes gulden
per week ondersteuning van het Arn-
hemsch Steuncomité. Voor twee gulden
per week te werken dat leek hem te kras.
De man keerte onverrichter zake naar
Arnhem terug. Het .was hem niet gelukt
om .werk te yinden.
De Nederlandeche „Dlcke Bertha" der
zestiende eeuw. Men schrijft uit 's-Her-
togenboech aan de „Msbd."
De stad 's-Hertogejihosch is een kanon
rijk, dat sinds eeuwen op de binnenplaats
van het stadhuis ligt en vroeger een even
groote faam als de tegenwoordige „dicke
Bertha" genoten heeft.
Zoowel in Nederland als daarbuiten is
htet zeer vaak genoemd in de groot© wer
ken over de artillerie, en in het jaar 1897
heeft de kapitein hij het regiment grena
diers en jagers W. R. H. Wakker een af
zonderlijke studie aan de „Sthuerghewalt"
zoo heet het kanon gewijd.
Het smeedijzeren gevaarte draagt het
opschrift
Sthuerghewalt beds ich
tschertoghen busoh behud iclf.
Od het bovenvlak ervan is tevens het
jaar der voltooiing 1511 vermeid en tweo
schilden bewaren den naam van den ma
ker Jan "Fyck van Zeghen, burger van
Keulen.
De volksverbeelding gaf aan het stuk
nog een ander opschrift
Als ik geladen ben met een vollen horen,
Schiet ik te Bommel over den toren,
En ben ik geladen vol en zat
Dan schiet ik te Bommel over de stad.
De naam „Stoer geweid" was de offi
cieede, de buigerij noemde het kanon lie
ver de „booze Griet". Deze laatste naam
was algemeen in zwang, om kanonnen
aan te duiden. Mecbelen had een Griet,
Gent een „dolle" en Diest een „holle
Griet"," zegt kapitein Wakker.
Bij het beleg van het slot Hageetein in
het land van Arkel, door Graaf Willem
VI werd een „groote Griet" gebruikt en
in de bewapening van Lingen kwam in
1551 een „schurftige Griet" voor. Voor
Mvlow aan de Havel werd in 1391 een
„luie Griet" (faule Grete) aangetroffen,
een naam. vermoedelijk gegeven, omdat
met dit plompe en onhandelbare kanon
slechts eenige malen per dag kon worden
gevuurd.
Een antiek behang. Men schrijft uit
Bameveld aan het >(N. v. d. D."
Eenige jaren geleden kocht de gemeende
alhier een oud pand, waarop thans de
eiermarkt gebouwd is. Bij het afbreken
van het oude huis vond men in een der
kamers een met Bijbelsche taferee len be
schilderd behang, dat voor eenige eeuwen,
blijkbaar door een groot kunstenaar, ver
vaardigd was. En hoewel het schilderstuk
in zeer verwaarloosden toestand verkeer
de. werd toch besloten het doek naar een
oudheidkundig museum over te brengen.
Thans echter is h©t doe-k aan een antiquair
verkocht voor f 150.
Melkooriog. Men meldt uit Velsen:
Omtrent den melkoorlog te Veiseroord
kan worden gemeld, dat de vrouwen in
een Donderdagavond druk bezochte verga
dering aldaar, hebben besloten vol te hou
den geen melk der melkslijters te koopen en
indien vóór 15 Febr. a.s. de melkprijs niiet
is verlaagd, pogingen in het werk te stel
len. om andere melkslijters hier gevestigd
te krijgen. Dit besluit zal ter kennis van
de melkslijters worden gebracht.
Beleediging. De fabrieksarbeider N.,
vele jaren te Oldenzaal woónachtig, doch
thans werkzaam té Gronau, is wegens be
leediging van den Duitschen Keizer gear-
'resteerd en"naar Ahaus overgebracht. Zijn
vrouw is over de grenzen gezet.
Ylak tegen den wind in zeilen. In de
Zeeuw. Crt. schrijft de heer De Ruiter, voor
zitter van de Federatie van schippers vereen.
„Friesland" over deze nieuwe uitvinding:
Het apparaat zeilde beslist rechtlijnig vlak
tegen den wind in; hoe harder het waaide,
hoe sneller de beweging was, en bovendien
met kracht, zoodat bij storm de werking niet
anders dan snel en krachtig kan zijn. Wan
neer de richtingen van wind en „schip niet
meer vlak tegen elkaar in zijn, kan het even
goed, zoodat men zoodoende met alle winden
kan zeilen.
Heeft men vlak in den wind, dan is dit
er niet minder orn, want door de beweging
rechtlijnig tegen elkaar in, wordt de anders
tegendruk, die nu meehelpt, grooter. Het zeil
van het apparaat kan beslist ten allen tijde,
zoo vol mogelijk staan. Ik beken eerlijk, dat
het grond-ideé, wat de eenvoud er van aan
gaat, alsmede de genoemde werking, ver mijn
verwachting overtroffen, zoodat het tot dus
ver onmogelijke in de zeilkunst, [door deze
toepassing, totaal is opgeheven, en daaróm
niet te zoggen is, welke gevolgen deze vinding
nog kan hebben, aangezien men zich de wind
kracht altijd ten nutte kan maken. Voor de
zeevaart, visscherij en in 't bijzonder voor de
sport, kan deze uitvinding zeer zeker ook van
hooge waarde zijn. Bij tegenwind zouden bijv.
stoomschepen, enz. er ook nog gebruik van
kunnen maken. Dat het apparaat, aan de
door den heer Vlieger, secr. van „Schuttevaer",
gestelde eischen, wat betreft strijken, pas-
seeren van bruggen, bochten, enz. kan vol
doen is mij nu duidelijk gebleken.
Kopergebrek? Te Delft is bij verschil
lende ingezetenen de koperen belknop ge
stolen.
Of dit in verband staat met gebrek aan
dit metaal is nog niet uitgemaakt.
f 25,000 op de loop. Ten nadeel© van
de N. V. „Société du Louvre" te Parijs,
zijn uiit haar depot bij „La Soriété Beige
du Crédit industriel" te Bx*ussél ont
vreemd, verduisterd of verloren eeni,ge
schatkistbiljetten 1914 in acht coupures,
elke coupure groot f 25,000 en genummerd
165 tot 172. rentende 4*/2 pCt. en aflosbaar
prima Maart 1915.
De hoofdcommissaris van politie te
's-Gravenhage verzoekt opsporing van de
bilieiten en bericht en indien van misdrijf
blijkt inbeslagneming van de biljetten en
voorgeleiding van de daders.
Smokkelen. 'Aan de grens in het na
burige Beek is Dinsdagavond zekere J- T.
uit Wijier, op heeterdaad betrapt bij een
poging om een paard over de grens naar
Duitsehland te brengen. Hij nam de vlucht
doch de militaire wacht schoot hem in een
der handen waarop T. zich liet arresteeren.
Het paard werd in beslag genomen.
De militaire grenswacht te Dinxperlo
heeft bij zekere S., welke wegens poging
tot uitvoer van leder was aangehouden, 14
bussen petroleum in beslag genomen. Bij
zijn huis werden eenige vreemdelingen
aangehouden op wie, daar zij geen gehoor
gaven aan het geroep van de wacht, we,
geschoten; zij werden echter niet geraak
Overreden. Op de Prins Hendrik^
is een ongeveer 18-jarige jongen rnct zj;
rijwiel door een automobiel van de „Taxi
Maatschappij overreden. De jongen, d,
ernstig aan het hoofd was gewond en vei
moedelijk een been heeft gebroken, is pf
brancard naar zijn woning vervoerd.
Een dappere vrouw. De dochter va
de familie K., to Weert, die met een thar:
in het Belgische leger strijdenden Brusj»
laar getrouwd is, vertelde aan een der co>
respondenten
Nadat de Duitschers Brussel i.adden b
zet. werd het mij te benauwd in die stat
waar ik geen bericht over mijn man on!
ving. Ik ging naar Nederland, om te tract
ten daar iets over hem te vernemen. H»
bleek mij al spoedig, dat hij niet onder
geïnterneerden was, waarom ik beslot
naar Engeland te gaan. De zeereis wa
wel niet aangenaam en de Engelsche tas
ben ik niet machtig, maar gelukkig onl
moeite ik te Londen een verpleegzustci
van het Roode Kruis, die Fransch vet
stond. Ze hielp me voort en door onze tij
sporincen kwamen we tot de overtuig^
dat mijn man zich niet in Engeland kt
vond.
Ik stak dus het Kanaal over naar hou
loene. Daar wist iemand mij de plaats t
noemen, waar de generale staf zich 1*
vond. Ik ging er heen en men zei mij daar
dat mijn man nog leefde en zelfs niet g<
wond was. Zoodra hij werd afgelost, moet
ik hem bezoeken.
Drie uren later had ik hem dan eandt
lijk gevonden, al was het bedekt met vui
en modder. Dat waren onvergetelijk»
oogenblikken, waarover ik niet veel behod
te vertellen.
Mijn man was tot onderofficier bevor
derd. wat ik niet zou bemerkt hebben, als
hij zijn strepen niet had schoongeveegd ei
-gekrabt van de modder.
Vier. weken lang benik daar geweest,
vlak achter het front. In een kelder mocht
ik voor de compagnie vanTnijn man koken
Op den duur werd het er echter te want
door de hevige kanonnades van diet
Duttsch. Ik wou niet heengaan, maar mijc
man wilde het. Van eenige Belgische jon-
gens kreeg 11c geld, zoodat ik, met het be
wijs van mijn man, een aardig sommetje
bij mekaar kreeg.
Daarmede heb ik den terugtocht aan
vaard over Engeland. Nu ga ik naar den
consul om een pas naar Brussel. Daar zal
ik kleeren en ondergoed halen, zooveel ik
dragen kan en dan ga ik weer gauw naar
mijn man terug." „Telegr."
Looddiefstal. Een bewoner van de
Laan van Meerdervoort te 's-Gravenhage
werd Maandag j.l. door buien er opmerk
zaam op gemaakt dat al het lood van het
dak van zijn museum was gestolen. T«
voren was dit ook reeds eenige malen ge
beurd, waarvan dé politie in kennis werd
gesteld. De dader werd échter niet ont
dekt. Het aanbrengen van een hekwerk
hielp evenmin als aansluiting hij den
nachtveiliirheidsdienst.
De bestolene liet deze week de aan het
dak aangerichte schade herstellen, een
cru-aestié van enkele' honderden guldens.
Dinsdag werd met deze werkzaamheden
een aanvang gemaakt en Woensdag bleek
het nieuw geplaatste lood wederom te
zijn gestolen.
RECHTZAKEN.
Het behulpzaam zjjn bjj de ontvluchting
van geïnterneerden.
Voor de rechtbank te Groningen heeft giste
ren terecht gestaan W. P. K., kantoorbedien
de, geboren te Zaandam en wonende (e
Hoogkerk, ter zake dat hij in het begin van
Januari opzettelijk de onzijdigheid van Neder
land in gevaar heeft gebracht, door twee
Engelsche officieren, de heeren Lokwood en
Hanworth, die te Groningen geïnterneerd
waren, behulpzaam was geweest bij hun out-
vluchting, door hen in den nacht van 8 op
9 Januari te vervoeren in een auto van Gro
ningen naar Utrecht, onderweg orders gevende
en geld betalende.
Als getuigé werd gehoord H. Prins, opzich
ter te Hoogkerk, die verklaarde, dat hij met
beklaagde overeengekomen was, een auto te
huren bij Dresselhuis te Winschoten; met dit
voertuig moest Dresselhuis 's nachts voorko
men voor een huis in de Herman Gollenius-
straat te Groningen, waar beklaagde en de
beide Engelsche heeren instapten. Beklaagde
betaalde het veergeld over de IJsel. Bij Utrecht
raakte de auto defect; er werd een andere
besteld, waarmee beklaagde en de Engelsche
officieren verder gingen. Dresselhuis en zijn
monteur gingen toen naar Groningen terug.
De monteur, die een poosje binnen in de
auto gezeten had, verklaarde, dat de officieren
Duitsch spraken, zoodat hij den indruk had
gekregen, dat het Duitschers waren.
Getuige van Groencveld, chauffeur te Utrecht,
heeft op order van zijn patroon de heeren
van Utrecht naar Rotterdam gereden.
Gedurende het verhoor van den luitenant
kolonel der marine P. J. van Troyen, vroeger
commandant van het interneeringsdepót te
Groningen, werden de deuren gesloten, op
verzoek van den ambtenaar van het O. 51-,
mr. Steenlack.
Het O. M. heeft tegen beklaagde 8 maanden
gevangenisstraf geëischt, met aftrek van de
voorloopige hechtenis.
De verdediger mr. E. D. H. Schutter, con
cludeerde na een uitvoerig pleidooi tot vrij
spraak, subsidiair ontslag van rechtsvervolging
en vroeg onmiddellijke invrijheidssfelling van
bekl., welke de rechtbank heeft geweigerd.
Uitspraak 18 dezer.
Kantongerecht te Haarlemmermeer.
Voor de openbare zitting stonden een 80-
tal zaken op de rol; slechts enkele personen
waren verschenen. Het eerste werd behan
deld een verzetzaak die ook op de vorige
zitting reeds uitgesteld was op verzoek van
of namens den bekl. M. K. te Nieuwer-
Amstel. Deze was bekeurd te Oud e-W*
t e r i n g op 7 Juli 1914 omdat hij met zijn
motorboot in de Wetering te hard zou heb
ben gevaren over een traject bij name ge'
noemd, terwijl beklaagde verklaarde di!
traject maar voor een gedeelte te hebben
gevaren, doordat hij met zijn boot in 8®"
noemd water van uit de Kromme Drecht
was gekojnen en niet zooals de verbalisant
voorgaf van uit de ringvaart. Beklaagd»