Tweede Blad.
6e JAARGANG.
Mo. 1622
3)e
Zaterdag 13 Februari 1915.
Uit de Pers.
Onze Missie bij de H. Stoel.
In de Memorie van Antwoord der Re
vering op !»-t V. der En" - - K nrnr nV«r
Hoofdstuk III leest men, met betrekking
Itutae nuaüoLio V au net liei&ttói uiizel Aliof^ö
bij het Vaticaan:
I ue beweegredenen, aangevoerd ten be-
tooge van de wenschelijkheid van bet her
stellen van de missie bij den Paus, spe
ciaal ter behartiging van den vrede, komen
hem niet overtuigend voor.
De vaste zendingen van Beieren en de
verder in het verslag genoemde landen be
staan reeds sedert geruimen tijd; van een
voortgaan in verband met het verkrijgen
van den vrede kan daarbij geen sprake
lip.
Wat Groot-Brittannië en Ierland betreft
js het hem niet onbekend, dat door dit rijk
een diplomatieke post bij het Vaticaan is
opgericht. Voor zoover zijn inlichtingen
strekken vertoeft er op dit oogenblik te
Rome een Britsch diplomaat belast met een
speciale zending bij den Paus. De motie
ven, die de Britsche regeering als oorlog
voerende partij in deze mogelijk hebben
kunnen leiden, geiden niet voor Nederland
als neutrale mogendheid.
Veeleer zoude de Minister van oordeel
zijn, dat het brengen eener verandering op
dit oogenblik, in de buitenlandsche verte
genwoordiging van Nederland, aanleiding
zou kunnen geven tot gevolgtrekkingen,
die niet overeenstemden met de bedoeling
der Regeering.
Het ,,Ctr. teekent hierbij aan:
Aanmoedigend is dit niet.
Wel is waar, wordt het herstel niet
voorwaardelijk afgewezen en zegt de Mi
nister, dat het brengen van een verande
ring op dit oogenblik in de buitenlandsche
vertegenwoordiging tot gevolgtrekkingen
aanleiding zou kunnen geven, welke niet
in overeenstemming zijn met de bedoeling
der Regeering.
Maar lo. is het voor niemand duidelijk,
dat het herstel der Missie bij den H. Stoel
gevolgtrekkingen &ou kunnen uitlokken,
welke nadeelig zouden zijn voor onze re
geering en voor ons land.
En vervolgens mist men noode in het bo-
venstaande een woord van erkenning voor
de beteekenis van een regelmatige ver
standhouding met den H. Stoel, waarop
andere regeeringen metterdaad hebben ge
toond hoogen prijs te stellen, én onder de
huidige omstandigheden én reeds vroeger.
Waar „hij" over ongerust is.
Wij lezen in de „Maasbode"
Toujours lui! Niet dr. Kuyper, maar dr.
BronsATdlcT.
Als zeventigjarige emeritus geworden,
schijnt hem niéts minder goed te smaken
dan de rust.
De officieel „rustende" kan geen rust
vinden, hij blijft onmatig over den toe-
nemendem invloed van de Roomsch-Ka-
tholieke Kerk.
Die Roomscbe Kerk groeit ook in Ne
derland. Dr. Bronsveld en zijn levens
lange campagne ten spijt, en zijn eigen
kerk. de Ned. Hervormde, verschrompelt
en verkruimelt mefer en meer.
Als een Senator in jaren, blijft hij, als
eens Cato den Romeinen aan het dage-
lijksch „Carthago delenda" herinnerde,
zijn Nederlandsch ge azen volk het gevaar
der Roomsche Kerk voorhouden.
Het blijft altijd weer het oude lied op
nieuwe wijs.
„Jaargangen van „Stemmen voor Waar
heid en Vrede" heeft hij er al mee vol
geschreven, 't is alles ijdel gebleken, maar
de oude vertraagt niet.
Het niéuwe nummer is weer daar en
de emeritus, die zich nu geheel aan zijn
„Stemmen" kan. wijdeïr, toont zich doo-
delijk ongerust
De „Stem" van Februari tremoleert van
ongerustheid, ongerustheid over de hon
derden Belgen .vluchtelingen, die in ons
land hun verblijf rekken, dié zelfs allures
aannemen om voorgoed alhier hun ten
ten oo te slaan.
Hollandsche patioons ruilen hun Hol-
landsche personeel in tegen Belgen, die
voor lager loon willen werken.
Het getal van eigen werklooze landge-
nooten neemt toe, en 't wordt hier een
verdrietige boel.
Over dit alles maakt de oude Dr. Brons
veld zich ongerust, maar het ergste, waar
over „hij" zich ongerust maakt, in die
mate. dat het bloed hem voor zijn hoogen
leeftijd gevaarlijk-onstuimig door de ade
ren jaagt, is dat „onder ons het aantal
lieden aangroeit, wier zieleheil is toever
trouwd aan een... pastoor."
Ziedaar weer een echt Bronsveldiaantje,
in toon, kleur, tint en toets de meestér
hand te herkennen, als op een echte Rem
brandt. een Ostade, een Frans Hals.
Daarin vergist men zich nooit, zoo kan
'>t alleen „hij", dat is alleen het geluid
van den ouden Utrechtschen predikant.
Een stradivarius van zuiver anti-p apis-
tischen klank.
Zich altijd geflijk, zich altijd getrouw.
Toch gaat onze deernis uit voor dezen
oude, wien wettelijk de rust is toegekend,
maar die geen rust kan vinden.
Een „otium cum dignitate" is hem niet
beschoren.
En 't ïs~zielig dezen oude, die levens-
ervaren en wijs moest zijn, in zijn hooge
grijsheid nog onmachtig te zien bassen te
gen de niet te loochenen grootheid eener
Kerk. als een verschrikt hondje dat den
hoogen sterrenhemel aanblaft.
De Duitsche regeeringsverklaring van
4 Februari.
'Staatsraad prof. mr. A. Struycken wijdt
in de „Tijd" een beschouwing aan de be
kende verklaring.
Hij besluit aldus
„Zooals de Duitsche verklaring daar ligt,
wekt zij ernstige bezorgdheid, maar men
overdrijve hare beteekenis niet. Zij zal wel
met zorg zijn opgesteld, zoodat men zich
heeft te houden aan hetgeen er staat, en ze
niet zóó mag lezen, zooals somtijds ge
schiedt, alsof men eene ruwe jacht met
„Zeppelins" en onderzeeërs op alle koop
vaardijschepen, vijandelijk of neutraal, zou
hebben te wachten. Duidelijk blijkt er uit,
dat men als regel wèl voor de veiligheid
van bemanning en passagiers zal zorg dra
gen, immers „niet steeds zal het mogelijk
zijn de hen dreigende gevaren af te wen
den". Ook zal men geenszins in het wilde
alle neutrale schepen gaan vernielen; alleen
wordt gewaarschuwd voor het gevaar, dat
deze loopen, „dat de op vijandelijke schépen
berekende aanvallen ook hen treffen"..
Met dat al blijft de bedreiging ernstig
genoeg. De oorlog geraakt steeds meer
„jenzeits von Gut uhd Böse". Repressail-
les het gebied der onbeperkte mogelijk
heden en het belang der oorlogvoeren-
renden, niet het recht, beslissen over
de krijgsverrichtingen. Van Engelsche
zijde zal men weder tegen-maatregelen
hebben te wachten, en zoo komt men van
kwaad tot erger. De neutralen komen
steedsmeer tusschen tweevuren. Hun
wordt thans zelfs in de officieele toelich
ting der Duitsche verklaring verweten,
dat zij niet krachtig genoeg zouden zijn
opgekomen tegen de overtredingen van
het volkenrecht, die, naar Duitsche mee
ning ,door Engeland zijn begaan, ja zelfs
Engeland in zijn streven, Duitschiand te
isoleeren, door 'hunne uitvoerverboden
INGEZONDEN MEDEDEELING 1 GULDEN PER REGEL.
zouden hebben gesteund. De Staten, die
zich er van bewust zijn, dat zij steeds
stipt de neutraliteit hebben in acht geno
men, zullen dit verwijt niet hebben te
aanvaarden, maar dan ook het recht heb
ben te verlangen, dat Duitschiand hen
niet in strijd met het recht van zijn
repressaillemaatregelon tegen Engeland,
het slachtoffer laat worden."
De herkomst der 255 millioen.
Het „Huisgezin" schrijft:
Op de oorlogsleening van 275 millioen is
reeds 255 millioen gestort.
Van die 255 millioen is nog geen volle
45 millioen beleend.
Uit deze cijfers blijkt, dat van de be
voegdheid tot storting in termijnen en van
die tot beleening betrekkelijk weinig ge
bruik is gemaakt.
Zóó bezien, is de leening schitterend ge-
Het geld was er voor disponibel.
Juister het is disponibel gemaakt.
En nu zou het niet alleen interessant,
maar ook van belang zijn te weten, op
welke wijze.
Niet voldoende is, dat minister Treub
met een dankbaar gebaar de millioenen
opstrijkt; zaak is, dat een onderzoek wor
de ingesteld naar de hei-komst van het
geld.
Voor de kennis van den economischen
toestand van ons land belangrijke gege
vens zullen den minister kunnen worden
verstrekt.
Reeds zou eenige aanwijzing te vinden
zijn in de cijfers der bedragen aan de
Rijkspostspaarbank, de particuliere spaar-
banken en de credietbanken onttrokken.
Deze gegevens waren met nog andere
aan te vullen.
Zegt in dit verband ook het feit iets, dat
aan houders van 4 perccnts pandbrieven
van hypotheekbanken is aangeboden, die
zonder kosten voor 4.® percents pandbrie
ven in te wisselen?
Minister Treub verzamelde al het be
schikbare materiaal en publiceere dit, op
dat van de oorlogsleening met zoo hoogen
rentevoet niet alleen de succeskant maar
ook de schaduwzijde algemeen gekend
worde.
Geadresseerde is in militairen dienst;
de zaak is opgeheven.
Wij lezen in „De Haarlemsche Hanze":
Een treurig opschrift.
En 't is niet de eerste maal, dat we,
voorzien van een dergelijke postadmini-
stratieve mededeeling, exemplaren terug
ontvangen van one Bondsorgaan, die on
bestelbaar zijn.
„Geadresseerde is in militairen dienst,
de zaak is opgeheven!"
Heel eenvoudig!
En toch, voor middenstanders in het
bijzonder, is het te voelen, dat achter die
eenvoudige mededeeling een zee van
ellende schuilt.
„De zaak is opgeheven!"
Dat wil zeggen de broodwinning is weg
voor hen. die zoodra zijn diensten voor
het vaderland niet meer noodig zijn, terug
gaat keeren in het burgerlijk leven.
„De zaak is opgeheven!"
Het beteekent, dat een positie, hoogst
waarschijnlijk met veel moeite en ijver
veroverd, met spaarzaamheid en volhar
ding gewonnen, en slechts te behouden
ten koste van onnoemelijk veel opoffe
ringen en persoonlijke toewijding, nu is
verloren gegaan; dat de vrucht van ar
beid van jaren wellicht is verwoest, en
de nijvere middenstander, zoo hij ten
minste thans niet alle energie heeft ver
speeld, opnieuw kan gaan opbouwen wat
in eenige maanden is vernield.
't Is niet de eerste maal, dat we der
gelijke mededeellngen op de omslagen'
van ons orgaan ontdekken.
Er zijn derhalve meerdere midden
standers, die wellicht het ergste van al
len de schadelijke gevolgen van den oor
log die om ons land heen woedt, onder
vinden.
Natuurlijk behooren dezulken niet tot
den kapitaalkrachtigen middenstand.
En juist dit brengt ons er toe nogmaals
en met nadruk te verklaren, dat in
hoofdzaak de kleine middenstand het
slachtoffer zal blijken te zijn van den te-
gCnwoordigen toestand.
De arbeiders zeer zeker gevoelen die
gevolgen ook ter dego.
Doch bij het terugkeeren der betere tij
den, gaan zij tenminste op slag zich her
stellen van geleden verliezen.
De kleine middenstander heeft echter
zijn positie verspeeld: „de zaak is op
geheven"!
De kleine middenstander heeft zeer
waarschijnlijk zijn klein kapitaaltje er
bij verloren.
En nog mag hij gelukkig zijn, indien
hii straks voldoende energie uit zich
zelf. en crediet bij anderen overtioudt, om
te trachten den strijd van vele jaren op
nieuw te beginnen met kans op succes.
Intusschen, wat geeft alle energie in-
-dien dezulken niet kunnen rekenen, en
met het volste recht, op hulp van stand
en vakgenooten.
„Met het volste recht," herhalen we.
Want „geadresseerde in in militairen
dienst"!
Hij, de kleine middenstander, verloor
in den dienst des vaderlands, verspeelde,
toen hij ter bescherming van land en
landgenooten was uitgetrokken, en moest
klaar staan mede ter eventueele verde
diging van de eigendommen van duizen
den middenstanders, die in hunne on
dernemingen mochten blijven arbeiden;
de kleine middenstander verloor èn kapi
taal èn positie, „de zaak werd opgehe
ven"!
Hij heeft derhalve recht op ons aller
dank, op aller hulp, en op aller onbaat
zuchtige medewerking zoodra de tijden
komen, dat de herstelde wereldvrede,
welke wij allen reikhalzend tegemoet
zien, hem noopt tot krachtigen strijd op
nieuw om zijn verloren bestaansvoor
waarden te gaan herwinnen.
Dit alles toe te geven, met dit alled
volmondig instemmen mag den midden
stand niet genoeg zijn.
En zeer zeker niet den georganiseerden
R.-K. middenstand, en nog minder daar
waar het in toekomende tijden zal gel
den mede-Hanzeleden, die eertijds in on
ze gelederen daadwerkelijk aandeel in
aw.e actie voor middenstandsbelangen
namen.
Hen komt het toe, dat de Hanzebond
zich ter gelegener tijd met hunne aange
legenheden krachtig steunend inlaat, dat
diens instellingen meer dan andere hen
hulü bieden.
„Geadresseerde IS in militairen dienst."
Dus buiten zijn schuld raakte hij zijn
broodwinning kwijt, „en werd de zaak
opgeheven"l
Dus ook het vaderland heeft jegens
hen een schuld te delgen.
En zij die de zaken des vaderlands
besturen, zouden minstens genomen on
billijk handelen, indien ook hunnentwege
niet alle mogelijke faciliteiten en daad
werkelijke hulp werd geboden aan hen,
die hun klein kapitaal, en hun brood
winning ten offer hadden gebracht voor
het welzijn van het Vaderland.
De overweging, dat in heel den lande
en in alle standen de gevolgen der mo
bilisatie zijn gevoeld geworden, mag hier
niet als slecht gekozen verontschuldiging
dienst doen.
De hoogere stand zal zich na de crisis
spoedig kunnen herstellen; in elk geval
FEUILLETON.
DE DUIKER.
„Het was nog slechts een vage gedachte.
Misschien ook was het een waarschuwing
van God, zooals Hij ze ons langs geheim
zinnige wegen geeft.
„Maar toch eindigde deze eerste dag in
vreugde.
„De oude Tom was er zeer trotsch op,
voor zijn kinderen een schat ontdekt te
hebben.
„Hij lachtte, hij zong, hij spotte met de
levensverzekeringsmaatschappij, die ge
meend had een ouden zeeman beet te ne-
men en zich nu bedrogen zag.
„Maar indien de goede uitslag der on
derneming verzekerd was, de uitvoering er
van was niettemin pijnlijk en moeielijk.
„Immers het vastkoppelen en ophalen
der kisten bracht nog talrijke moeilijkhe
den mede.
„Iedere kist zou een landen arbeidstijd
vorderen, en er waren er tien.
„Het was dus een groot werk, en men
mocht geen tijd verliezen, want een wind
stoot kon de ligging van het schip verande
ren en alle luchtkasteelen doen instorten.
„Men begon den volgenden dag het werk
met zulk een vuur en zulk een wilskracht,
dat de taak er zeer door vergemakkelijkt-
Werd.
Binnen veertien dagen was een der
C^r^d en wer<* ongeschonden
-In zijn doorzicht bed Disney aanstonds
aan een middel van vervoer gedacht, want
men kon er niet aan denken in een slecht
gesloten en slecht bewaakt huis een schat
van zulk een waarde te bergen.
„Hij had dus een groot zeilschip geno
men, dat vastgeankerd was op eeniigen af
stand van de plaats der werkzaamheden.
„Robert en Disiiey brachten den kostba
ren schat naar Marseille, waar zij het
goud inwisselden voor gangbare munt.
„Men besloot met de overige kisten op
gelijke wijze te handelen.
„Het werk vorderde met onveranderlijk
geluk, want gedurende bijna drie maan
den bleef de zee kalm, en niets kwam het
werk storen.
„Bijna alle veertien dagen reisde Disney
nu eens met Robert uuu weer met Diego
naar Marseille, en telkens kwam hij inet
een nieuwe som van tien duizend ponden
sterling terug.
„God had de duikers beschermd, en de
oude Disney dankte Hem eiken avond met
zijn kinderen, terwijl de ernstige stem van
Ellen voorbad.
„Hij, die veertig jaren had gearbeid,
om goed door de weredd te komen, ont
moette nu eensklaps een ontzaglijken
schat, welken hij aan zijn kinderen kon
nalaten.
„Welk een schoone plannen vormde
men in de prachtige zomeravonden, ter
wijl de familie vereenigd was in den tuin
na een heeten dag.
„Het zilveren licht der maan schitterde
boven de boomen, de nachtegaal zong zijn
heerlijk lied, en de jong*© echtgenooten be
treurden het somwijlen, dot dit schoone
land hun geboorteland niet was.
„Ieder had zijn droom.
„Ellen en Robert dachten er aan, naar
hun vroegere woonplaats terug te keeren
en bii Whitsstable een lief huis te bouwen
om er het leven te leiden der rijke Engel
sche landheeren.
„Disney van zijn kant zou *wel een nieu
we groot® onderneming willen aangaan.
Hij durfde het echter niet zeggen.
„Diego betuigde geheele andere ver
langens.
„Hij sprak ervan, zich te Londen of te
Parijs te vestigen en er op ruimen voet te
gaan leven.
„De familie was rijk, en volgens hem
moest rijkdom den arbeid bannen, ten-
minst® men moest geen geregeld beroep
uitoefenen met het doel, dien rijkdom nog
te vermeerderen.
„Ellen en Robert hoorden hem met een
zekeren angst aan; maar zij stelden zich
gerust, meenend, dat hun vader alleen
meester was van het geld, en de oude dui
ker toonde zich wednig geneigd de groot®
steden te bewonen.
„Zoolang hij zou leven, waren zij ze
ker. dat Whitsstable hun woonplaats zou
ziin. en dat hun zuster hen niet zou ver
laten.
„De arme Mary drukt® geen enkel ver
langen uit.
„Zij vereerde haar echtgenoot, en het
scheen, dat zij teruggekeerd was tot de
eerste jaren harer jeugd. In plaats dat
haar geest zich ontwikkelde, ging die eiken
dag achteruit, en zij vergat .zelfs hetgeen
zij geweten had.
„Ellen bekende eens aan Robert, terwijl
zij bloosde, dat haar zuster niet in staat
was te antwoorden op een brief. Zij Lon
bijna niet meer schrijven.
„Diego scheen zich om die gesteltenis
niet te bekommeren en toen Robert het
eens waagde hem er over te spreken,
zeide hij, dat de vrouwen licht wijs genoeg
zijn.
„Diego was overigens in zijn- doen en
spieken heel wat veranderd.
„De arme werktuigkundige, zonder fa
milie, zonder geld, zag voor zich een schit
terende toekomst, en zijn taal was reeds
geheel die van een parvenu.
„Zijn gedrag echter, was hetzelfde ge
bleven, ten minste schijnbaar.
„Hij legde immer dezelfde liefde voor
zijn vrouw aan den dag, dezelfde vriend
schap voor Robert en dezelfde genegenheid
voor Disney. De fortuin had nog slechts
zijn manieren veranderd.
„Tegen de eerste dagen van den herfst,
waren alLe kisten opgehaald. Op de „Sud-
ledje" was nog een rijk® fading katoen,
welk© wel wat van het zeewater geleden
had maar toch nog een aardige verdienste
kon opbrengen.
„Disney meende, dat men niet moest
rusten, voordat do zee den laatsten schat
had teruggegeven.
„Dit besluit was Robert zeer aangenaam,
daar hij nu nog ©enigen tijd in dat schoo
ne land zou kunnen toeven.
„Ellen had zich bemind gemaakt bij alle
boeren en hun kinderen, zij werd Immer
de goede Engelsche dame genoemd, en de
armen van dri® mijlen in den omtrek ken
den haar.
„Het werk had vele nieuwsgierigen aan
getrokken, tot wie de faam der onderne
ming was doorgedrongen. De familie Dis
ney had zelfs in de bescheiden woning de
overheden, zooals den maire enz., moeten
ontvangen, en Ellen had zich bij die gele
genheid uitstekend van haar taak gekwe
ten.
„Niettegenstaande zij Engelschen en
schattenzoekers waren, waren de kinderen
van Disney het voorwerp der algemeen®
welwillendheid. Zij hadden er ook niets
op tegen, hun verblijf in die schoone
streek te rekken.
„Diego alleen verklaarde zich tegen het
plan.
„Voor zijn schoonvader durfde hij niet
met een openlijk verzet voor dein dag te
komen; maar hij vroeg verlof geen deel
meer te nemen aan het werk, en daar zijn
medehulp nimmer van veel nut was ge
weest, gaf Disney hem verlof, te doen zoo
als hii wilde.
„Hij maakte eerst een paar reizen naar
Marseille, daarna bracht hij zijn dagen
ver van huis door, nu eens in de bosachen,
dan in de velden, die het huis omringden,
maar immer alleen. Hij keerde eerst des
avonds terug en was dan Immer uitgeput
van vermoeienis, alsof hij zich had over
gegeven aan een vreeselijke inspanning.
„Hij ging niet op jacht, hij reed niet
paard. Wat zou hij dan toch uitvoeren?
„Niemand scheen er zich om te bekom
meren tenzij Robert, die zich ongerust
maakte over Diego's zonderling gedrag.
Op zekeren dag, in het midden van No
vember. verzocht Dianey Robert naar
Marseille te gaan om de zaken met den
bankier te veneffenen.
(Wordt vervolgd.)