5
Uit de Leidsche
Vroedschap.
BUITENLAND.
De Oorlog.
DE DUIKER.
03 JAARGANG.
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZO iDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 perkwartaal; bjjonze
«genten II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2Vs cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
No. 1617
e £&idóoh<i Coulant
VRIJDAG
FEBRUARI.
1915.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regel$ f0.75, elke regel meer 15 cont
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratie
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere rogel meer 5 cent
De tcekenschool der afd. Leiden van den
Tied. R- K. Volksbond zal het dit jaar nog
,eten doen met de jaarlijksche toelage
van gemeentewege van f 750. De raad toch
verwierp het verzoek van den heer v. Tol
om 1000 gulden subsidie te geven met 205
stemmen, nadat B. en W. betoogd hadden
dat, waar de Bond door eigen verzuim op
geen hoogere subsidie van het rijk kon re
kenen, ook de gemeente op het verzoek niet
kon gaan. Wij willen gsförne erkennen,
dat geen der tegenstemmers de verhoogde
subsidie niet wilde toestaan. Het verzoek
werd verworpen om formeele bezwaren.
Het voornaamste bezwaar was, dat wan
neer de gemeente de verhoogde subsidie
toestond, deze verhooging later door Bijk
•n Provincie niet als verhooging zou wo
den erkend. Ofschoon wij dit bezwaar er-
cenncn, zouden wij het geen bezwaar ge
zonden hebben, als de gemeente het er
naar op gewaagd had. De teekenschool
toch voorziet in een behoefte, het wordt al-
;emeen erkend. Uitbreiding van onderwijs
irengt groote uitgaven mede, maar hoe
tan de dubbeltjes te komen. De Volksbond
tan zich tenminste met de gedachte troos
ten, dat het slechts een uitstel is en het vol-
;end jaar de verhoogde subsidie zal wor-
len toegestaan.
Vrij lang werd gediscusieerd over
et voorstel van B. en W. om-
Ie wedde van den adjunct- directeur der
>ted. Fabr. van Gas en Electriciteit op
4000 te stellen.
Dat hot voorstel verzet uit zou lokken
as te begrijpen. De heer Pera heeft wel
het best de gedachte van velen wesrge-
;e>ven, waar hij betoogde, dat, nu drie-
wart der burgerij de inkomsten ziet
[«minderen, de ambtenaar ook wel eens
irekenmg mag houden (met de buiten
gewone tijden. Deze kwestie beheerscht-
e het debat. Het betoog van den heer
iijtsma zou aan waarde gewonnen heb
ben, indien hij zich bepaald had tot de
drukkende tijden, welke de burgerij
ioormaakt. Dat de elektriciteitsfabriek
;eld kost en dat de gasprijs verhoogd is,
s niet de schuld van den adjunct-direc-
De geimeente kan toch moeilijk de
alarissen van haar ambtenaren regelen,
laar gelang de bedrijven goed of slecht
>aan.
Het was voor B. en W. niet gemakke-
ijk het voorstel te verdedigen. Zekér het
s fijn gevonden om te zeggen, dat het
lier niet zoozeer een salarisrverhooging
betreft, maar meer een nadere salaris-
icpaling, dat de raad de limieten vast-
itelt en ook de verhoogingen regelt, en
indien deze periodiieik waren, de ccm-
nissarissen dan de zaak konden rege-
en, dat men een goeden ambtenaar het
salaris moet geven wat hem toekomt.
Haar kan op een andere wijze niet het
zelfde gezegd werden van die honderden,
lie in hoogere óf lagere betrekking wer
ken in zaken van grooten en. kleinen
imvang. In vele zaken zijn de periodie
ke verhoogingen niet doorgegaan. Men
s nog zelfs verder gegaan en is tot
pet. op de salarissen gaan korten en
ook bij menschen, die onmisbaar waren
en hun plicht en meer dan hun plicht
deden. De burgerij die haar inkomsten
verminderd ziet, zij, wier salaris of loon
bekort is geworden, moeten toch met
hun belastingpenningen het volle sala
ris en loon van gemeenteambtenaren en
gemeentewerklieden opbrengen. Maar die
menschen moeten toch wel korrelig wor
den, wanneer zij zouden vernemen dat
zij in de tegenwoordige omstandigheden
nog wat extra er bij moeten betalen, om
dat de jaarwedde van dezen of genen
ambtenaar met f 500 verhoogd is. Wij
voor ons hadden niets liever gezien, dan
dat ook met de periodieke verhoogingen
gewacht was tot normale tijden waren in
getreden.
Mr. v. d. Eist heeft na een bondige rede
zijn ontwerp-verordening regelende het
geneeskundig en hygiënisch toezicht op
de openbare en bijzondere scholen en den
werkkring van den schoolarts ingetrok
ken.
De principieele kwestie buiten beschou
wing latend, kunnen wij in vele opzichten
met dat betoog medegaan. Vooral wat de
financieele zijde betreft het struikelblok
voor het grootste gedeelte van den raad
staan de tegenwoordige schoolartsen
niet zoo ver van den heer v. d. Eist. Wij
gelooven als men het fijn gaat uitzoeken,
dat de bedragen dicht bij elkander komen.
Genoeg. Er komt nog wel eens een tijd,
dat wij deze zaak wederom onder de
oogen moeten zien. Wij sluiten ons van
harte aan bij de hulde door den voorzit
ter- en den raad aan Mr. v. d. Eist ge
bracht voor het werk in deze door hem
verricht.
De voorzitter hield de gebruikelijke
rondvraag voordat de raad in geheime
zitting ging, hetgeen voor de persmen-
sohen beteekent, dat zij heen kunnen gaan
en niet meer terug behoeiven te komen.
Maar.... toch is de vergadering her
opend, er is gediscusieerd, er zijn twee
besluiten genomen. Over het eerste besluit
zullen onze lezers zich verbazen.
Na een korte gedachtenwisseling wij
kimnen de discussie niet geven omdat wij
als boven aangegeven niet tegenwoordig
waren werd met 138 stemmen besloten
aan den ingenieur van gemeentewerken
een personeele toelage van f 400 toe te
kennen boven diens salaris thans f 2400
bedragend.
De vraag mag gesteld worden, waarom
kwam dit punt niet op de agenda ^or,
waarom heeft de voorzitter er geen woord
van gerept.
Hoe de houding van de voorstemmers
te verklaren, daar toch het geheele debat
over de verhooging van de wedde van den
adjunct-directeur van de Sted. Fabr. van
Gas en Electriciteit beheerscht werd door
de buitengewone tijden en om die reden
de verhooging niet werd toegestaan.
Wij kunnen de houding van het Dag.
Bestuur in deze niet verklaren. Wij staan
verwonderd over die voorstemmers onder
de raadsleden, die tegen de verhooging
van de jaarwedde van den adjunct-direc
teur gestemd hebben..
Dultschland kondigt tegenmaatregelen
aan in de Engelsche wateren. Een aan
staande actie in die wateren is te ver
wachten. Artilleriegevechten in de
streek van Nieuwpoort. De gevechten
in de Karpathen duren voort.
Duitschland bedreigt de
Engelsche wateren.
De ,,Reichsanzeiger" bevat in het officieele
gedeelte de volgende mededeeling, onder
teekend door den Chef van den marine-staf
Pohl
,,De wateren om Groot-Britannië en Ier
land, met inbegrip van het geheele Engel
sche Kanaal, worden hierbij tot oorlogs
gebied verklaard. Van 18 Fabruari af zal
ieder in dit oorlogsgebied aangetroffen
vijandelijk koopvaardijschip worden ver
nield, zonder dat het steeds mogelijk zal
zijn daarbij voor de bemanning en passa
giers dreigende gevaren af te wenden.
Ook neutrale schepen loopen in dit oor
logsgebied gevaar, daar, wegens de door
de Britsche regeering op 31 Januari bevo
len misbruiken der neutrale vlag en de
wisselvalligheden van den zee-oorlog niet
steeds kan worden vermeden, dat de op'
vijandelijke schepen berekende aanvallen
ook neutrale schepen treffen.
„De scheepvaart noordelijk om de Shett-
landseilanden, in het oostelijk deel der
Noordzee en in een strook van minstens 30
zeemijlen breed langs de Nederlandsche
kust is niet gevaarlijk."
Deze kennisgeving van de Duitsche re
geering wordt in o«n memorie van toelich
ting door den „Reichsahzeiger" nader ver
klaard.
Duitschland verwijt Engeland vele maat
regelen genomen te hebben nopens de ver
hindering van den neutralen handel ter
zee met Duitschland, welke in strijd zijn
met het volkenrecht. Duitschland ziet zich
daardoor genoodzaakt tegenmaatregelen te
nemen.
De nota zegt, dat Engeland alle voor
Duitschland bestemde artikelen, die tot de
relatiove contrabande behooren, zonder
acht te slaan op de havens, waarin zij
moeten worden gelost en zonder te letten
op het onderscheid tusschen vijandige of
vreedzame toepassing ervan in beslag
neemt. Zij waagt het zelfs de Parijsche Zee
rechtdeclaratie te schenden, daar haar zee
strijdmacht van onzijdige schepen Duitsch
eigendom, dat geen contrabande was, heb
ben weggenomen.
Verder gaande dan haar eigen besluiten
in verband met de Londensche Zeerecht-
declaratie liet zij verder door haar zee
macht tal van weerbare Duitschers van
onzijdige schepen voeren en tot krijgsge
vangenen maken.
Ten slotte heeft zij de geheele Noordzee
tot oorlogsterrein verklaard en de onzijdige
scheepvaart den doortocht door de open zee
tusschen Schotland en Noorwegen zoo al
niet onmogelijk, toch uiterst moeilijk en ge
vaarlijk gemaakt, zoodat zij tot zekeren
graad in strijd met alle volkenrecht een
blokkade invoert van onzijdige kusten en
onzijdige havens.
Al deze maatregelen hebben blijkbaar
ten doel door een verlamming van den
wettigen onzijdigen handel niet alleen de
oorlogvoering maar ook den economisohen
toestand van Duitschland te treffen en
ten slotte door uithongering het geheele
Duitsche volk aan de vernietiging prijs
te geven.
De onzijdige mogendheden hebben zich
over het algemeen geschikt naar de maat
regelen der Britsche regeering. In het
bijzonder hebben zij niet gedaan gekre
gen dat de van haar schepen,4 in strijd'
met het volkenrecht weggevoerde Duit
sche personen en goederen door de Brit
sche regeering werden teruggegeven.
Zelfs volgden zij in zekere mate de met
de vrijheid ter zee niet vereenigbare En
gelsche maatregelen door, blijkbaar onder
de pressie van Engeland, den voor vreed
zame doeleinden bestemden doorvoer naar
Duitschland ook van haar zijde door uit
voer- en doorvoerverbodsbepalingen te
verhinderen.
Vergeefs maakte de Duitsche regeering
de onzijdige mogendheden er op opmerk
zaam, dat zij zich de vraag moesten stel
len, of zij nog langer kon vasthouden aan
de tot nu toe door haar streng in acht ge
nomen bepalingen der Londensche Decla
ratie, wanneer de regeering van Grcot-
Britannië, den door haar ingeslagen weg
zou voortzetten en de onzijdige mogend
heden al deze onzijdigheidsschendingen
ten nadeele van Duitschland langer zou
den dulden.
GrootrBritannië beroept zich voor maat
regelen in strijd met het volkenrecht, op
de levensbelangen van het Britsche rijk,
die op het spel staan en de onzijdige mo
gendheden schijnen zich met theoretische
protesten tevreden te stellen, dus feitelijk
de levensbelangen der oorlogvoerenden
als voldoende verontschuldiging voor iede
re wijze van oorlogvoeren te erkennen.
Op deze levensbelangen moet nu ook
Duitschland voor zich een beroep doen.
Het ziet zich daarom tot zijn leedwezen
tot militaire maatregelen tegen Engeland
gedwongen, die een vergelding bedoelen
van het Engelsche optreden.
Naar aanleiding van de tegenmaatre
gelen, die Duitschland nemen wil en die
van af 18 Februari als boven aangegeven
zullen worden toegepast, eindigt de me
morie, dat verwacht mag worden, dat de
onzijdige mogendheden de levensbelangen
van Duitschland niet minder dan die van
Engeland zullen achten en zullen mede
werken dat haar onderdanen en hun
eigendom verre blijven van het oorlogs
terrein.
Dit mag te eerder worden verwacht, om
dat de onzijdige mogendheden ook moeten
wenschen, dat aan den tegenwoordigen
vernielenden oorlog zoo spoedig mogelijk
een einde komt.
Omtrent de waarschuwing van den
„Reichsanzeiger" aan de onzijdige scheep
vaart voor nadering der Fransche Nooid-
en Westkust, schrijft het in Scandinavi
sche reederskringen meest geziene blad
„Norges Handels og Sjoefartstidende",
volgens de „Korr. Norden":
Deze mededeeling moet op dezelfde uij-
ze worden opgevat als de Britsche ken
nisgeving, dat de Noordzee als oorlogs
gebied moet worden beschouwd. Het is
noch een verbod, noch een bedreiging,
maar een welwillende en correcte waar
schuwing waarvoor de onzijdigen slechts
dankbaar kunnen zijn.
Van het Westelijk Oorlogs
terrein.
Uit Franschen bron wordt gemeld, dat
ten Noorden van de Leie een buitengewoon
hevig artilleriegevecht gevoerd is- in dq
omgeving van Nieuwpoort.
De artillerie der bondgenooten bracht
een Duitschen aanval nabij Notre Dame
de la Lorette tot staan en maakte ook een
einde aan een beschieting op den weg van
Atrecht naar Béthune.
In het geheele Aisnedal had oen artille
riegevecht plaats waarbij de bondgenooten
voordeelen behaalden.
Van het overige front wordt slechts een
onbeteekenende actie gemeld.
Van het Oostelijk Oorlogs
terrein.
Het Oostenrijksche legerbestuur maakte
gisteren officieel l>ekend, dat in Polen en
West-Galicië gisteren niets bijzonders is
gebeurd. De gevechten in de Karpathen
duren voort met onverminderde hevigheid.,
Aan het Westelijk front werden de Rus
sische aanvallen afgeslagen.
In het centrum van het woudgebied
drongen de Oostenrijksche colonnes voor
waarts en het gelukte haar ook gisteren
opnieuw terrein te winnen en eenige hon
derden gevangenen te maken.
Naar aan de „Vóss. Ztg." uit het Oosten
rijksche perskwartier wordt bericht zoo
meldt de Korr. Norden leidt de Duitsch-
OostenriikPch-IIcngaarschc npi nbroeder-
schap steeds meer tot een innige vermen
ging van beide legers aan het oostelijk
front.
Aanvankelijk streden de Duitschers al
leen in Polen en in West-Galicië met de
Oostenrijkers in gemeenschappelijke troe-
pen-afdeelingen. Thans hebben ook in de
Karpathen de Duitsche troepen met goed
gevolg het offensief genomen.
De bestorming van een gewichtige hoogte
in het bergwoud, welke zij Woensdag met
groote bravoure en doodsverachting uit
voerden, was een schitterende heldendaad.
De Russen liadden deze hoogte met ver
schansingen zoo versterkt en verdedigden
haar met sterke strijdkrachten zoo krachtig
en hardnekkig dat zij voor onneembaar
werd gehouden.
Toch streden de Duitschers met zoo groo
ten heldenmoed in dit voor hen vreemde en
vooral in dit jaargetijde bijzonder moeilijke
terrein, dat de Russen de hoogten moesten
prijsgeven en in snelle vlucht terugtrokken*
Uit het Oostenrijksch-IIongaarsche pers-
kwartier wordt gemeld:
Aan het Nidafront duurt het artillerie-
gevecht voort. Het wordt van beide zijden
ondersteund door mfanterieaanva-llen.
Tarnof is tengevolge van de beschieting
met de zwaarste mortieren door dc Rus
sen opgegeven.
Het zwaartepunt van de tegenwoordige
gevechten ligt in het Doeklngobied, waar
sterke Russische strijdkrachten een druk
oefenen op de Doeklapas en de naburige
passen. Het doel hiervan is blijkbaar de
vorderingen van de Duitschers en Oosten-
FEUILLETON.
H)
De rechter had zich gehaast te onderzoe
ken, of hetgeen Loiseau gezegd had, waar
heid bevatte. De tuin van Montmartre was
nauwkeurig onderzocht, en het stuk van
kiel van Servon was werkelijk gevon
den. Het hing aan den boom, waairin de
Servon ongelukkig genoeg geklommen was
den nacht der misdaad. Een omstan
digheid hielp bovendien den weg vinden,
kelken hij gevolgd had.
Het had namelijk gevroren na dien
formachtigen nacht, zoodat de indrukken
a den grond had geworden waren. Het
«erd waarschijnlijk, dat de graaf niet ver-
gegaan was dan tot den boom.
seds andere inlichtingen hadden twijfel
wrwekt bij den rechter. Bijvoorbeeld wat
ïetreft de vermomming van den graaf;
was bewezen. Kortom, het bleek, dat
nj in alle opzichten de waarheid had ge
broken.
De portierster van de rue de la Micho-
bij wie de graaf eens om inlichtin-
gevraagd had aangaande I^oiseau,
«■vestigde eveneens zijn woorden.
Nu kon de rechter niet meer aarzelen,
a hij sprak dus de onschuld uit van den
[raaf.
Toen de graaf weder bij den rechter bin-
^ntrad, maar ditmaal vrij, liet de ont-
®®gst, welke hij genoot, hem geen twijfel
®trent de verandering, welke bij den
'enter had plaats gehad.
De graaf werd met volmaakte beleefd
heid ontvangen, dankte den rechter van
instructie in uitstekende woorden, en
meende nog eens zijn geschiedenis, welke
hii reeds eenmaal verhaald had, te moeten
vertellen.
Maar de magistraat belette dit en zeide
glimlachend, dat zijn verhaal geenszins
strookte met de woorden van den misda
diger van Montmartre.
Servon, die niets wist van de gevangen
neming van Loiseau, legde een groote ver
rassing aan den dag.
„De schuldige is zich zeiven komen aan
geven", sprak de rechter „en zonder in
bizonderheden te treden van een onder
zoek, dat geheim moet blijven, kan ;k u
toch zeggen, dat ge geheel buiten de zaak
staat, en dat de zaak er anders uitziet,
dan zij werkelijk is."
„Zou ik soms opnieuw voor de justitie
moeten verschijnen?" vroeg de Servon
tamelijk ongerust.
„Ik hoop van neen", antwoordde de
rechter. „Uw aanhouding is geschied ten
gevolge van een vergeeflijke vergissing;
maar u hebt niets met de zaak te maken,
welke, naar ik vrees, vermaard zal wor
den. Deze geschiedenis zult u in uw leven
niet vergeten."
Blijkbaar sprak de rechter deze woorden
om den graaf aan te manen in het vervolg
voorzichtiger te zijn.
Servon eindigde het gesprek met den
magistraat zijn plan beleend te 'maken de
65,000 francs aan een liefdewerk te beste
den. Maar zijn naam moest geheim blij
ven.
Toen hij afscheid nam, sprak de rechter
met een zekere ironie:
„Wanneer de zaak voor de rechtbank
komt, zal ik u toegangsbewijzen geven.
Die hebt u wel verdiend."
De graaf kwam opgewekt thuis.
Eindelijk gevoelde hij dan weder, 3at hij
vrij was. Nu kon hij weer genieten van
het gelukkig bestaan, dat God hem ge
schonken had, en waarin zijn verwenschte
nieuwsgierigheid zulk een stoornis ge
bracht had.
Het idée-fixe, dat hein gedurende drie
maanden vervolgd had, had een einde ge
nomen, en de gelukkige Servon ademde
vrijop de vrije lucht.
Maar een zaak hinderde hem toch nog.
Wat zou er met den armen Loiseau ge
schieden?
De graaf had een goed hart, en hij kon
maar niet vergeten, dat in een van die
cellen, welke hem maar al te zeer bekend
waren, een ongelukkige zuchtte, die zijn
vrijheid en misschien zijn leven had prijs
gegeven om hem te bevrijden.
De Servon vermoedde niet, dat de on
begrijpelijke Loiseau de onzichtbare was,
die hem sinds drie maanden beschermde,
en hij verlangde vurig zijn schuld van
dankbaarheid te betalen aan dien edel-
moedigen onbekende.
Ook stelde hij levendig belang in de ge
heimzinnige rechtzaak.
Hij wachtte dus den dag der terechtzit
ting af.
Drie maanden waren verloopen sedert
de droevige gebeurtenissen van de maand
Januari.
De justitie ging met alle omzichtigheid
te werk. Vandaar dat de zaak zoo lang
duurde.
Na het eerste verhoor, dat hij in de zie
kenzaal ondergaan had, was de gewonde
door een hevige koorts aangetast.
Gedurende veertien dageri twijfelde de
geneesheer aan zijn behoud, en de onge
lukkige Loiseau scheen het geheim van
Montmartre in het graf te zullen mee
dragen.
Het sberke gestel van den zieke behaalde
de overwinning, maar zijn herstel duurde
lang, en de rechter meende uit menschlie-
vendheid den man, die nauwelijks aan den
dood ontsnapt was, te veelvuldige ver
hoeren te moeten sparen.
Maar de tijd ging voorbij, en met een
zekeren weerzin zag de rechter, die toch
zijn plicht moest doen, den tijd naderen,
waarop een man, dien hij zoo al niet voor
onschuldig dan toch voor zeer te veront
schuldigen aanzag, naast twee schurken
zou moeten plaats nemen op de bank der
beschuldigden.
Na zijn lange ziekte was Loiseau in de
ziekenzaal gebleven, en de genegenheid,
welke hij inboezemde, had het geheele ge
vangenispersoneel, van do zuster af, öie
hem verzorgde tot de gevangenbewaarders
toe, gewonnen.
De aalmoezenier van de gevangenis had
hem dikwijls bezocht, en hiervoor was
Loiseau dankbaar.
De priester, die toen deze moeilijke taak
vervulde, was nog niet lang geleden uit
vreemde missies terug gekomen, omdat hij
te zwak was.
Hij heette abbé Guérin, en hij was in den
priesterlijken staat'getreden, toen hij reeds
tamelijk op jaren was.
Men zeide zelfs, dat hij voor den dienst
van God een schitterend ambt had verla
ten. dat hem veel winst gaf. Hij zou na-
ipelijk advocaat geweest zijn. Het was een
genegenheid inboezemende figuur, en hij
had reeds verscheidene zielen tot God be
keerd.
Overtuigen en troosten, dat was zijn
roeping op deze aarde, en hij vervulde
haar met al de teederheid van zijn hart
en met alle hulpmiddelen van zijn verba
zend verstand. Er werd veel goeds van
hem verteld.
Hij had wel tienmaal den marteldood
getrotseerd om aan de heidensohe melaat-
schen het Evangelie te verkondigen. Maar
sedert hij dien werkkring had moeten ver
laten, besteedde hij zijn geld tot verlich
ting van het lot dergenen, die door de
ellende en de ondeugd in de gevangenis
waren gekomen. Tot hem nam men altijd
zijn toevlucht, wanneer ellende gelenigd,
droefheid gestild of wanhoop verdreven
moest worden. De goedheid, welke op zijn
gelaat te lezen stond, trof de verstoktsto
schurken.
Do directeur zeide, dat hij het goed kon
bemerken, dat abbé Guérin in de gevan
genis arbeidde.
Groot en slank, oenigszins gebogen door
de vermoeienis der lange reizen, had de
aalmoezenier de beschaafdheid en de def
tige manieren van zijn vroeger leiven be
houden.
Zijn vermagerd en bleek gelaat en zijn
groote verstandige oogen hadden oen on
beschrijfelijke uitdrukking van goedheid
en droefgeestigheid.
(Wordt vervolgd.}