Tweede Blad.
BONENLAND.
68 JAARGANG.
No. 1606
Zaterdag 23 Januari 1915.
Uit de Pers.
Talma-Renie.
In het „Centrum" schrijft X.
Gelijk men weet, traden op 3 December
1913 eenige artikelen der Invaliditeitswet
in werking, met gevolg, dat aan eene be
paalde categorie van zeventig jarigen, zon
der premiebetaling, een rente werd toege
kend van f104.per jaar. Kon ten vori-
oen jare niet juist overzien worden tot
.welke financieele gevolgen zulks leiden
zou, thans is dit vrijwel mogelijk gewor
den, en op de Staatsbegrooting voor dit
jaar werd dan ook een bedrag van elf
millioen gulden uitgetrokken tot betaling
van genoemde renten.
't Is goed, zulks nu en dan eens in ber
innering te brengen.
Wij zijn den laatsten tijd gewoon ge
worden met milLioenen om te gaan, maar
steeds wordt dan daarbij gedacht aan de
millioonen, noodig tot dekking der oor
logslasten. 't Is daarom goed eens er aan
te herinneren, dat op de Begrooting dit
"jaar oplc elf millioen werden gebracht
voor de uitkeeringen aan zeven,tigjarigen.
Meer dan honderdduizend personen ent
tangen in 1915 eene rente van f 104.per
jaar.
Het is de moeite waard te overwegen
welke gevolgen zulks heeft, niet alleen voor
die persenen zelf, maar ook voor hen, die
tot dusverre geroepen waren vaak hen te
onderhouden.
Gelijk men weet, komen die elf millioen
uitsluitend ten goede aan de arbeiders
klasse, en wèl aan die arbeiders, die in de
Invaliditeitsverzekering zouden vallen,
indien de wet reeds in haar geheel was
ingevoerd.
Nu wordt op heden door alle klassen der
samenleving van hoog tot laag geleden
onder de buitengewone tijdsomstandighe
den. Veel wordt er geklaagd, 't Is daarom
wel eens goed anderzijds te wijzen op het
merkwaardig samenvallen dat juist nu in
dezen tijd een bedrag van elf millioen per
jaar onder de arbeiders wordt gebracht.
En wat het zeggen wil, elf millioen! zal
men gemakkelijk inzien, wanneer men zich
herinnert, welk eene beweging er pnt-
i stond, toen de mogelijkheid geopend werd
de Staatsbegrooting te belasten wegens be
taling der oorlogskosten met 26,5 millioen
gedurende 15 jaar, na welken tijd de be-
grootingspost voor ouderdomsrenten nog
allerminst zal verdwenen zijn.
Wat elf millioen beteekent zal men ook
gemakkelijk inzien, wanneer men zich o.a.
herinnert, dat al de bijdragen aan het Bij
zonder Lager Onderwijs op heden nog
niet bedroegen negen millioen, dat al
de posten voor de uitvoering der dure
Kinderwet,ten met inbegrip van alle sub
sidién, toch niet meer bedroegen dan ruim
twee en een half millioen. -
Wij mcenen derhalve, dat het niet zon
der nut is, dezo belangrijke zaak nu en
'dan eens naar voren te halen, opdat ze
niet aan de aandacht van het groote pu
bliek ga ontsnappen, dat schier alleen
voor oorlogsnieuws belangstelling toont.
Ten slotte nog deze opmerking.
Zoo gemakkelijk komt men er toe tc
Vastenavonden.
(door A. v. d. Aar)
•t Is stil in het vertrekje, reeds gerui-
men tijd, en pijnzend zitten ze daar voor 't
breede raam, ieder voor zich uitziend...
Twee oudjes, man en vrouw; de een tu
rend in de grauwe donkerte daarbuiten....
de ander in 't reeds geheel duistere ge
deelte van 't eenvoudig woonvertrek....
Monotoon tiktakt in den hoek naast een
bedstede de oude klok.... Overigens diepe,
diepe stilte slechts afgebroken door nu en
dan een kuch een zware ademhaling of een
heftigen trek van den man aan de groote
tabakspijp... kringelend verdwijnen de
rookwolkjes in 't half duister....
Buiten heeft de sneeuw haar kleed ge
spreid over 't ruime erf en hier en daar de
takken der hoornen met 'n wit tipje be-
plekt.... Do lucht is betrokken en er hangt
een grauwe nevel.... De sneeuwvacht, eerst
helder wit, begint reeds 'n modderige mas
sa te worden.
'n Eentonige, treurige avond...
Zoo duurt do stilte ruimen'tijd, tot dat
op eens daar buiten met 'n harden slag de
ketting van den waakhond opvliegt en het
beest geweldig blaft.... Boven.... op den
weg gaan drie paren zingende voorbij, ge
armd en met vluggen pas. In de hand
dragen de mannen een handkoffertje.
De beide oudjes zijn opgeschrikt en kij
ken naar de in de verte verdwijnende pa
ren, wier vroolijk liedje nog joelend
klinkt door de avondstilte.
,,'t Zijn bopaald de „vastelavendgasten"
van Gijs Kempera," zegt 't vrouwtje.
,.Dat is al deksels vlug, oue! De eerste
dag van do „vastelavend."
„Ja, Gijs is er altijd nog al vlug bij, ik
weet 't van Neol Winters, de meid, die
zei het gisteren tegen mij, dat de boer een
fiksche partij zou geven op „koppeltjes
maandag".
„Nou, ik gun 't ze van harte. Een boog
kan niet altijd gespannen staan, *n mensch
heeft op z'n tijd een verzetje noodig. Jon-
8®n, jongen! Ik heb er in m'n tijd ook eoo
vergeten, aan wien men iets te danken
heeft.
Zoo zoude het ook kunnen gaan in deze
zaak.
Wij herinneren ons toch, hoe een jaar
geleden een onzer vooraanstaande recht-
sche politici ons verhaalde, dat een ont
wikkeld man in de residentie, die geacht
moest worden goed van de zaken op de
hoogte te zijn, hem de opmerking maakte:
ik begrijp toch heusch niet, dat de Rech
terzijde niet zoo slim is geweest die uit-
Jieering van f 2.per week te verleenen
aan zeventigjarige arbeiders, maar dat
zulks nu weer aanstonds aan de Linksche
ltegeering komen moet!!!!
Waar zooveel verwarring en misverstand
bestaat, is het zeker van belang naar een
middel uit te zien, waardoor de herinne
ring wordt levendig gehouden, dat bedoel
de rente wordt uitgekeerd krachtens de
Invaliditeitswet van den Minister Talma,
die op -7 Maart 1913 door de Tweede Kamer
werd aangenomen, en waar de rechter
zijde vóór, de geheele linkerzijde tegen
stemde.
Dat middel nu wordt waarschijnlijk
onbewust aan de hand gedaan in de
Sociale Kroniek van deze maand, waar
cenige cijfers omtrent die renten worden
gegeven onder het opschrift: Talma-
renten.
Dat is eene goede qualificatie.
Het woord is korter dan ouderdoms
rente, het is juister en het houdt bij allen
de herinnering levendig aan den man,
aan wien die renten te danken zijn.
Beijveren wo ons daarom het woord
„Talma-rente" bij ons volk te doen ingang
vinden
Uitvoer van vleesch.
In het „Vaderland" wijst de heer W. J.
E. H. M. de Jong er op, dat een algeheel
en spoedig verbod van uitvoer van vleesch
in eiken vorm zeer noodig is. Uitvoer van
spek is verboden, doch de bussen erwten
soep, voorzien van de noodige ingrediën
ten, van het varken afkomstig, gaan in
groote hoeveelheden de grenzen over. De
ontduikers van uitvoerverboden zijn nu
eenmaal zeer ingenieus, en daarom juist
klemt het te meer, dat de regeering paal
en perk stelt aan een winzucht, die voor
ons dezelfde nadeeJen brengt, die het uit
voerverbod van levend vee tracht te onder
vangen.
„Het Vaderland" van 20 Januari maakt
in het eerste avondblad melding van een
hoofdartikel va,n de „Times" over de stij
ging van den 1 avr>nanajaaoion in
Engeland. Het blad prijst Engeland geluk
kig, dat het er met een prijsstijging van
19 pet. in de groote steden en 17 pet. in de
kleine afkomt Gewezen wordt op Dene
marken, waar de prijsstijging van liet wit
te brood te Kopenhagen 20 pet. bedraagt.
In Berlijn, zoo vermeldt de „Times", wa
ren in November de voedingsprijzen reeds
20.4 pet boven Junipeil. In het „Times"-
artikcl wordt van ons land geen molding
gemaakt Toch is de prijsstijging ten on
zent zeker niet minder dan in Denemar
ken. Neem b.v. Den Haag. In mijn eigen
gezin bracht een bakker in Juli een witte
brood van 15 cent en een bruinbrood van
18 ct. Thans betalen we daarvoor 42 ct.
Dat is een prijsverhooging van niet min
der dan 9/33 x 100 pet. 27% pet.! Voor
meerdere artikelen is een dergelijke prijs
verhooging aan te wijzen. Wanneer men
de arbeidersbudgetten nagaat, die de so
ciaal-democratische studieclub voor een
paar jaar publiceerde, dan blijkt het le-
van gehouden. Afijn, je weet 't zelf ook nop^
wel, hoe we feesten kónden, toen al de jon
gens nog thuis waren. Niet dan?"
„Ja, zegt dat wel Janus. Dikwijls tot
groote last voor mij, want... 't was vroeger
veel erger dan tegenwoordig, hoor! Weet je
nog hoe we 't zal dertig jaar geleden
zijn op zooti avond als nu onverwachts
vijftien man op ons dak kregen? Als je ze1
dat nu vertelde, dan zouden ze je niet eens
gelooven. Maar zóó waren de tijden toen,
veel gemoedelijker en ook gastvrijer en
hartelijker dan thans."
„Dat is wel zoo, maar alles heeft z'n
grenzen", sprak de oude Janus. „Weet we1
dat toen van onze goedheid wel wat mis
bruik gemaakt werd."
„Nou ja, maar toch hebben we reclit
pret gehad en ons er naar omstandigheden
vrijwel in geschikt. Weet je nog, hoe die
Geerte van Meuje Mietje, Kees van Aaltje-
buur ingezeept had met die turfkluit, toen
ze die stille „pantemiemme" deden, zoo
noemde ze dat immers. En hoe heette dat
stuk ook al weer?... O, ja... „Mot je ge-
schore worren"? En dan die emmer als
scheerpot en 'n aschvarken als scheer
kwast... „Nee", en oud vrouwtje gierde
uit „Nee! hi, hi, hi! Als ik daarom denk,
hi, hi, hil hi, hi, hi!" En ze veegde tra:
nen uit 'r oogen van 't lachen.
„Ja, ja, dat was ook wel eens van de dol
ste dingen. Toen behoefde je nog niet met
een colbertje van de laatste snit, 'n meys
boordje en 'n paar dito manchetten te ko
men, zooals tegenwoordig de heertjes",
beschouwde Janus.
„Ken je begrijpen, mensch. Daar dachten
ze ook toen niet over om nieuw modisch te
zijn. Nee, hoor." sprak ze verachtelijk lip-
krullend, „daar hadden ze geen tijd voor.
Als ze nu, verleden week zei Janus Koster 't
nog, de winkelier, als ze nu in den winkel
komen is er den heeren geen dasje naar
den zin... toen deden ze van hun aanne
men tot hun trouwen met ééh soliede boef-
fant....
„Ja, alle tijden hebben hun langzame ont
wikkelingsgangen, dat is nu eenmaal zoo,
en ik zal de laatste zijn, die er den men-
vensonderhoud met minstens 20 pet. te
zijn gestegen. De regeering zal door haar
maatregelen wel niet elke prijsstijging
kunnen voorkomen. De hoogfêre scheeps-
vrachten en de hoogere inkoopsprijzen
moeten leiden tot verhooging van den be-
taalprijs. Te meer js het daarom zaak,
daar waar de regeering door haren invloed
de prijsstijging kan tegengaan, van dien
invloed gebruik te maken. Dat geldt in de
eerste plaats het versche vleesch. Het stop
zetten van den uitvoer is het eenige mid
del om een 'nog grooter_ prijsstijging te
voorkomen, dan wij thans reeds te betalen
hebben.
Drijvende Mijnen.
De Kapitein ter Zee W. C. J. Smit, chef
van den Marinestaf schrijft ons het vol
gende:
Dagelijks komen in de couranten berich
ten voor over het zien van drijvende mij
nen en over het vinden en onschadelijk
maken van op onze kusten aangespoelde
mijnen, dikwijls vergezeld van beschou
wingen over het gevaar dat deze aandrij
vende mijnen voor de scheepvaart en voor
de kustbewoners opleveren.
Ook het ongeluk, dat Ln den namiddag
van 19 dezer op de Westerschelde aan de
motorsloep van Hr. Ms. mijnenlegger
Triton overkwam en dat aan 5 opvaren
den het leven kostte, heeft weer opnieuw
de algemeene aandacht op het mijnenge
vaar gevestigd.
Een en ander is wel geschikt om schrik
en ontsteltenis in den lande te versprei
den en de meening ingang te doen vinden
dat de schepen aan de grootste gevaren
zijn blootgesteld.
Onder die omstandigheden acht ik het
nuttig er op te wijzen, dat de gevaren, die
den zeeman bedreigen, in vele berichten
veel ernstiger worden voorgesteld dan zij
in werkelijkheid zijn en ik geloof een goed
werk te doen met te trachten dit nog eens
kortelijk uiteen te zetten.
Er wordt steeds gesproken van „drij
vende mijnen". Men dient hier wel te on
derscheiden twee soorten van drijvende
mijnen
lo. De mijnen, die, vanaf het oogenblik
dat zij door den gebruiker te water ge
worpen worden, aan de oppervlakte der
zee drijven; dit zijn de niet veran
kerde mijnen. Zij worden alleen ge
bruikt tiidena het zeegevecht, b.v. door een
vluchtend schip, aav nok -bcgvur~creTu:iu
achtervolgende vijanden wil beveiligen.
Deze mijnen mogen, volgens het in 1907
gesloten mijnentractaat, dat o. a. door
Enge!and,__Duitschland, Frankrijk en ook
door Nederland werd bekrachtigd, alleen
dan gebezigd worden, wanneer zij zooda
nig zijn vervaardigd, dat zij binnen een
uur nadat zij zijn uitgeworpen, onschade
lijk worden.
Met deze soort mijnen, zoo ze al bij som
mige gelegenheden in dezen oorlog ge
bruikt zijn waaromtrent twijfel geoor
loofd is hebben wij uit den aard der
zaak op onze kust niet te maken.
2o. De mijnen, die hij het te water wer
pen verankerd worden, doch tengevolge
van stormweer of andere oorzaken door
het breken van den ankerkabel van hunne
ankers losraken, tengevolge van hun drijf-
vermogen aan de oppervlakte komen, en
daardoor drijvende mijnen worden. Deze
verankerde m ij n e n, die door de
schen lastig om val, als 't huisje een beet
je bij 't schuurtje blijft, maar dat weet ik
deksels goed, en dat zegt ook iedereen, dat
ze vroeger gepaster èn beter èn reiner pret
konden maken, dat over 't algemeen thans.
Ze zijn tegenwoordig zoo donders hoog
moedig en apen in vele dingen de stadslui
zoo na, dat 't eind er van weg is. En eer
dat er wat sterke drank ifi is, hoor je
sommigen geen'geestige zet doen; niet dat
die drank ze geestig doet zijfi, maar dan
meenen ze pas geestig te worden."
En onder de laatste woorden was de
oude toornig opgestaan en porde eens ge
ducht in de kachel die een roodachtigen
schijn in de kamer wierp. Dan zette hij
zich weer neer.
Moeder keek plagend naar liaar man....
Dan zei ze leuk-ernstig:
„Jan, dan herinner ik me uit mijn jongen
tijd een voorvalletje, waar zich velen om
vermaakt hebben. Dat was van 'n piepjong
boerenzoontje gekleed in 't nieuw piloosch
broekje en mouwvest....
,,IIou op", dreigde de oude, nu opeens in
ccn lach schietend.
„Neen, laat me eens even voortbabbelen.
„Dat jongmensch had voorgedragen, ern
stig en komisch, allebei. En toen had hij
ook stormenderhand vele meisjeshoofden op
hol gebracht op die reuzenpartij. Plechtig
verzekerde hij, dat hij ook „zwarte kunst"
verstond en vele geloofden hem overal toe
in staat, als was hij een duizendkunstenaar.
Hoogernstig kwam hij toen op een meisje
toe, dat wei eenigszins bedremmeld was,
omdat zij het juist zijn moest. In de eene
hand hield hij een houten nap met water»
de andere was vrij. En met 'n gelegen-
heidsgezicht zeide hij onder 't ademloos
luisteren der menigte: „Doe mij eenige
malen na, wat ik doe en ik zal u in den
spiegel laten zien een verre bloedverwante
in onze Oost, een suikertante van wie gty
erven zult." Griezelig voldeed zij aan z'n
verzoek. Hij doopte een vinger in 't wa
ter en raakte met twee vingers haar voor
hoofd en neus en mond. Zij deed dit even
eens bij hem.
Ecu oorverdoovend schateren van de gas-
oorlogvoerenden in grooten getale in de
Noordzee zijn gelegd, mogen volgens de
bepalingen van hetzelfde mijneuu-actaat
niet worden gebruikt, wanneer zij r.iet
ongevaarlijk worden zoodra zij los raken
van hunne ankers.
Alle mijnen die op onze kust zijn aan
gespoeld, zoowel de Engeléche, de Fran-
sche als de Duitsche, bleken hij onderzoek
zonder onderscheid voorzien te zijn van de
mechanische inrichtingen, welke door het
mijnentractaat worden gevorderd. Bij het
breken van den ankerkahcl en bij het op
drijven naar de oppervlakte treedt die in
richting automatisch in werking, waar
door het ontstekingstoêstel buiten werking
wordt gesteld (gedesactiveerd).
De in zee of in onze zeegaten aangetrof
fen drijvende mijnen zijn dus niet gevaar
lijk voor de scheepvaart, tenzij om de een
of andere reden het desactiveer-mechanis-
me niet of gebrekkig heeft gewerkt, wat
natuurlijk altijd mogelijk is. Het feit dat
alle op onze kusten aangedreven mijnen
met uitzondering van zeer enkele
door den golfslag op het strand of op de
steenen zijn geworpen zonder te ontplof
fen is het beste bewijs, dat zij ongevaarlijk
waren. Wel te verstaan in dien zin dat als
zij door een schip waren aangevaren zij
niet ontploft zouden zijn; wanneer zij een
klap met een blad van de schroef krijgen,
is het natuurlijk zeer wel mogelijk dat zij
wel afgaan.
Tot nu toe is het bij 4 mijnen voorge
komen dat zij bij het aan land spoelen
ontploften. Bij één daarvan is geconsta
teerd geworden, dat de mijn eerst explo
deerde nadat zij geruimen tijd door den
golfslag op de steenglooiing van "den dijk
heen en weer was geslagen. Wanneer deze
mijn door een schip was aangevaren, zou
zij dus hoogstwaarschijnlijk niet zijn ont
ploft en ook van de 3 anderen staat dat om
verschillende redenen, waarover ik hier
niet zal uitweiden, volstrekt niet vast.
Dit alles neemt niet weg dat een mijn
geen kinderspeelgoed is. Het met een groo
te lading springstof gevulde voorwerp
zal altijd met de noodjgc omzichtigheid
behandeld moeten worden en voor ondes-
kundigen is het niet raadzaam zich aan
die behandeling te wagen.
De schepen en torpedobooten van de
Marine en de door haar in gebruik geno
men vaartuigen hebben order om drijven
de mijnen, die zij ontmoeten, door geschut-
of geweervuur in den grond te schieten.
De aan den wal aangespoelde mijnen
worden dadelijk onder bewaking goatoid
en dan zoo spoedig mogelijk door perso
neel vun tre-xee- en landmacht opgeruimd.
Hierbij werden op den 16en November een
9-tal personen, waaronder ook eenige bur
gers, het slachtoffer van hun plicht.
Het ongeluk met de sloep van de Triton
had plaats bij het verrichten van onver
mijdelijke werkzaamheden aan onze eigen
mi.jnversperringen; het werd niet ver
oorzaakt door drijvende mijnen.
Wij beleven thans moeilijke tijden, en
het is de plicht van elk Nederlander om de
werkelijke gevaren flink onder de oogen
te zien en zich daar zoo goed mogelijk
door heen te slaan, maar aan den anderen
kant ook alles te vermijden wat kan strek
ken om de menschen angstig te maken.
Het scheepvaartbedrijf moet voort; de
booten van de verschillende stoomvaart
maatschappijen moeten blijven varen om
den handel staande te kunnen houden.
Laten wij onze flinke en onverschrokken
zeelieden het leven niet moeilijker maken
dan het al is, door overdreven voorstellin-
ten deed haar in de spiegel zien eu
„Je zag zoo zwart als root oudje", viel
hij haar in de rede. „Ik zal 't je wel ver
der vertellen."
En hij schoof op van z'n stoel en liep
naar vrouwke toe en vatte haar oude
hand. Trouwhartig en liefdevol lachend
zag hij haar ondeugend oud-rimpel ge
zicht aan en zei
„Toen deed je gauw je best ora je ge
zicht weer schoon te krijgen. Het zwart
onder en op zij aan de nap gesmeerd had
z'n best gedaan. Maar je werd halverwege
gestoord door een boodschap die je ter
stond moest gaan doen voor je moeder."
En toen.... toen moest ik wat gaan halen
in do schuur... En toen we, na ver
loop van twee, drie minuten weer binnen
kwamen, zaten ze allemaal malkander aan
te stooten"....
„Toen hadden wo allebei 'n zwarte bak
kes; wat zijn we toen geplaagd"....
„Maar ik had 't er erg graag voor over,
want al was je snoetje wat zwart ge
smeerd, 't was mij oven lief....
„Geen wonder dat ze plaagden, zeg! We
hadden ons ook leelijk verraden"....
„Ja, ja! Dat was 'n mooie, prettige tijd,
'n vastenavondpartij vol vroolijkhcid. Je
kwam bij elkaar en je begon mot pandoe
ren, oud pandoeren, niet al die nieuwe
„duvelderij" er bij. En koffie, èn chocolade
melk, èn koekjes, èn knappende beschui
ten, èn geestige kwinkslagen brachten de
vroolijkste afwisseling, zoodat 't in den
regel „melkestijd" was eer je er uit schèe.
En we konden er bij hebben, die éénig
konden voordroegen."
„Die heb je tegenwoordig niet zoo veel
meer, Janus."
Oude Janus ging weer naar z'n plaats.
„Voordragen?.... Tegenwoordig?.... Ha!
„Niet dait nu vroeger alle voordrachten
zoo uitmuntten. Verre van dat. Maar i k
hield er vroeger reeds van om altijd voor
den dag te komen met 'n mooie voordracht.
Je weet 't nog wel. Eerst altijd een ernstig
stukje, zooals b.v. „De zieke jongeling"
van Jan van Beers, en als ik er dan zoo
een paar geda<an had, dan kende ik óók
gen van de gevaren die hen bedreigen.
Ik doe daartoe een beroep op de pers.,
Laten d^ corresponöeruen geen alarmee-
rende berichten zenden waarvan zij de
juistheid niet kunnen coutroleeren of be
schouwingen ten beste geven, die, hoewel
met de beoie bedoelingen opgesteld, door
onvoldoende kern-is van zaken aanleiding
geven tot verkeerde gevolgtrekkingen.
Men varst-a mij vooral niet verkeerd*
Mijn bedoeling is volstrekt niet om wer
kelijk bestaande gevaren te verzwijgen of
te verdonkeremanen; ik wil alleen een
steentje bijdragen om misverstand en over
dreven ongerustheid te voorkomen.
SPORT.
Voetbal.
Morgen worden de volgende wedstrijd
den in het Westen gespeeld:
Den Haag: H. V. V.—II. F. C.
Dordrecht: D. F. C.Hercules.,
Utrecht: U. V. V.—H. B. S.
Haarlem: Haarlem—Quick.
Rotterdam: SpartaV. O. C.
Den Haag: H. B. S. II—Sportman.
In het Oosten:
Apeldoorn: Robur et VelocitasBe Quick
Nijmegen: QuickTubantia.
Leldsche Voetbalbond.
Ajax II—L. F. C. (1.30 u.), te Leiden.
O. N. I.Beresteyn (1.30 u.), te Voor
schoten.
LeidenD. L. V. (2.30 u.), te Leiden.
Ajax IIIBeresteyn II (10.30 u te Voor
schoten.
D. L. V. II—L. V. V. II (2.30 u.), te
Leiden.
O. G.—O. N. I. II, te Noordwijkerhout.
Norvicus IIDe Sportman III, te Noord-
wijk»
Voetballen op Zondag.
Aan de Voetbalvereenigingen te Aarlan-
derveen is een schrijven gericht, waarin
mededeeling wordt gedaan, dat het
voortaan verboden is te voetballen op Zon
dag zonder vergunning van B. en W.
Naar de „Tel." uit goede bron ver
neemt, ligt het niet in het voornemen van
den burgemeester van Bussum, het hou
den van voetbalwedstrijden op Zondag te
verbieden.
Zooató men zich herinnert, werd op
voorstel van P. en W. dier gemeente een
adres van „Patrimonium", waarin o.m.,
verzocht wao~hc^ hovul-n
strijden op Zondag te verbieden, door don
Raad voor kennisgeving aangenomen. De
Raad ging accoord met do opvatting van
B. en W., dat de burgemeester, als hoofd
der politie belast was met de handhaving
der Zondagsrust, en dus aan den burge
meester de beslissing was, liet houden van
voetbalwedstrijden op Zondag toe te staan
of te verbieden.
KORFBAL.
In klasse Zuid wordon morgen de volgende
wedstrijden gespeeld.
lstc klas.
Rotterdam: O.S.C.R.IH.S.V.I.
3de klas:
Leiden: Vitesse II (L.)A.L. O. II.
Dordrecht: O.K.K. ISpartaan I.
4do klas.
Den Ilaag: ResidentieR.S.G.V.L.
Rotterdam Rozenburg 13—M.a.a.s.
nog lustige liedekens en voordrachten. Ik
verwonder me nu wel eens over de tegen
stelling die dikwijls nog heerscht in de
tegenwoordige kringen en onder-onsjes.
Men gaat aan den eenen kant veel meer
naar cursussen en vergaderingen om ken
nis op te doen, (dat had men in onzen tijd
nog niet), en daartegenover kan men op
'n familiefeest of vastenavondpartijtje (voor
zoover ze nog in gebruik zijn, want voor
sommigen is 't ook al reeds als voor vele
stadsmenschen allen dag feest), op zoo'n
partijtje dan kan men niets voor den dag
brengen dan 'n schuine mop van Speen
hof of wel 'n zoutelooze aardigheid van
Dumas. En liederen... ja... 'n eindeloos
geblcr van „Manussie, hè jij jc hoedje op"-
en dergelijke.
Waarlijk, 't zou geheel geen overdaad
zijn, als hier de „Vereeniging voor den
R. K. Volkszang" eens werd opgericht. Als
ik niet zou oud was, deed ik het nog. En
vooral als de tijden ernstig zijn, dan kan
een lied zoo goed doen en kunst, ware
kunst, het hart van den mer.sch, dat drijgt
to zinken, schoren en opvoeren naar hoo-
ger idealen."
't Was of de oude man terwijl hij sprak
wederom begeesterd werd door 't vuur der.
jeugd.
Dan werd 't stil in 't vertrek...»
Moeder stak dc hanglamp aan en vader
Janus ging de blinden sluiten, maar toen
hij wederom 't vertrek betrad, zeide hij:
„Zoo otid als ik ben kan ik toch nog wut
doen en dat is: „Ik zal onzen kleinzoon
Albert eens aanspreken, die is nog al bij,
de hand. En dan kon je nooit woten of
er fn die verschillende verkeerde toestan
den niet gauw op ons dorp verandering,
kon komen, door 't oprichten van de zoo
hoog noodige katholieke vereenigingen,
waarvan ik in mijn courant zoo veel lees»
't Is meer dan tijd. Maar, als een jonge
man de hand niet uit zichzelf aan de ploeg
slaat, moet de oude 't wel doen, al kan ik
ook niet meer doen dan aansporen.
Zoo gaf de oude geestige Janus van Der-
kestein 'n voor vele jongeren beschamend
voorbeeld.