22 De Oorlog. 6e JAARGANG. No. 1605 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 perkwartaal; bjjonzo agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent VRIJDAG JANUARI. 1915. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke rogel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedore regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneol, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (goen Handels-Advertentiën) van 1--5 regels 25 cent, iedere regel moer 5 cent. Uitkeeringen aan land weermannen. 115 landweermannen, thans N. Holl. Waterlinie, hebben aan de Tweede Kamer een adres gezonden, waarin zij zeggen: „Ondergeteekenden verklaren hierbij uit drukkelijk, dat hunne gezinnen, wegens te lage uitkeering welke van het Rijk genoten wordt, gebrek lijden." Dat is kort en krachtig. Maar 't is ook een klacht, die niet ge rechtvaardigd mag wezen. Dat 't in de eerste dagen der mobilisatie met de betalingen soms spaak liep, wien zal men zulks wijten. Zoo'n wijdvertakte beweging als 't op de been brengen, voeden, kleeden en salariseeren van een paar hon derdduizend man kan niet op eens zoo re gelmatig loopen als een uurwerk. Vandaar dat in den beginne de een er beter van werd, terwijl een ander het tegen deel moest getuigen, hoewel ze beiden voor dezelfde diensten waren opgecomman deerd. We vertrouwden dat dergelijke misstan den al mogen dan de maatschappelijke omstandigheden der betrokkenen daarbij de hand in het spel hebben gehad thans zooveel doenlijk waren opgeheven, maar nu komt daar bovenstaande klacht. Daar m a*g geen reden voor wezen. Nu men al langer_dan een half jaar gezins hoofden uit hun kring heeft gehaald en nog niet bij benadering valt te zeggen, wan neer zij weer aan de hunnen en aan hun werkkring kunnen worden teruggegeven dient ten minste de zorg voor de huiselijke omstandigheden verre te blijven van forten en wachtposten, garnizoenen en grenzen. Hoe zal men om van menschlievende overwegingen nog te zwijgen anders de noodige opgewektheid kunnen verwachten bij de dienstverrichtingen, welke uiteraard vaak heel weinig vroolijks hebben? 't Gaat bovendien niet aan maar steeds opofferin gen te blijven vergen zonder daar vooral ook wijl immers die opofferingen geenszins algemeen drukken billijke vergoedingen tegenover te stellen. We keurden laatst af, dat deze of gene door de mobilisatie er beter aan toe werd. maar nog meer moet uitgesloten wezen dat men er minder van wordt, dat huisgezin nen gebrek lijden. Hoe langer de oorlogstoestand duurt, hoe meer dit laatste te vreezen zou vallen, in dien niet terecht mocht verwacht worden dat de autoriteiten van dien langen duur ook gebruik zullen maken om van de ge- mobiliseerden eri hun gezinnen ten minste geen financieele opofferingen te vergen. Of een landweerman misschien ook werkloos zou wezen indien hij nu thuis was, doet niets ter zake. De gelegenheid om werk te zoeken wordt hem momenteel ontnomen en dit mag zijn gezin niet drukken. We vertrouwen daarom, dat de klacht ernstig zal worden onderzocht en spoedig, opdat er eventueel alle grond aan ontno men wordt. BUITENLAND. Nieuwe bijzonderheden omtrent de vrijheidsberooving van Kardinaal Nler- cier. De Duitsche minister van Oorlog Von Falkenhayn is afgetreden en opge volgd door generaal-majoor Wild von Hohenborn. De officieuze, van hooger- hand geïnspireerde Nordd. Allg. Ztg. vestigt er de aandacht op, dat het ge- wenscht zou zijn, dat de regeering der Vereenigde Staten door een uitvoer verbod van wapenen een einde zou maken aan eenzijdige begunstiging der bond- genooten. Gebed van Z. H. den Paus voor den vrede. Gelijk men Weet, heeft Z. H. Paus Bene- dictus XV bijzondere gebeden voor het ver krijgen van den vrede voorgeschreven, wel ke op bepaalde dagen moeten verricht wor den, en den wensch kenbaar gemaakt, dat in alle katholieke kathedralen en kerken van Europa den 7en Februari a.s. bijzon dere godsdienstoefeningen zullen gehouden worden. Het voorgeschreven gebed voor den vrede luidt als volgt „Ontsteld over de verschrikkingen van den krijg, die volken en landen ten onder gang brengt, nemen wij, o Jesus; onze toe vlucht tot Uw liefdevol Hart, God van goedertierenheid, wij smeeken U aan deze vreeselijke ramp een einde te maken. Tot U, Vredevorst, zenden wij ons gebed op voor den vrede, dien wij .zoozeer verlangen. Stort uit Uw Goddelijk Hart liefde en barm hartigheid over de menschen uit. Op aarde hebt Gij de teederste gevoelens van mede lijden voor db menschelijke ellende ge toond. Moge in deze, voor ons zoo droevig- weerzinwekkende en zoo pijnlijke ure, en deze zoo verschrikkelijke slachting, Uw hart geroerd worden door medelijden met de moeders, die sidderen voor hun kinde ren, met de gezinnen, die hun leden mis sen, en met het ongeluk van Europa. Schenk aan de regeeringen en volken goe de raadgevingen; delg de verdeeldheid uit. die de volken uiteenscheurt en geef, dat de menschen elkander den kus des vredes schenken. Gelijk Gij aan de bede van den apostel Petrus: „Red ons, Heer, wij ver gaan!" gehoor gaaft door de woeste zee te stillen, zoo verhoor heden onze gebeden en herstel den vrede en de rust in de wereld. En Gij, Heilige Maagd, help ons, als altijd, bescherm en red ons." Kardinaal Mercier. De corresp. Iv(emper) van de „Tijd" schrijft Opnieuw heb ik mij naar het aartsbis schoppelijk paleis te Mechelen begeven ter nadere vaststelling van enkele gebeurtenis sen, die bij de tegen Z.Emin. kardinaal Mercier gevoerde actie in debat zijn ge bracht. Ik ben thans gemachtigd te verkla ren Een te Mechelen algemeen bekend feit is, dat op Zaterdag 2 Januari, des morgens te zes uur, drie officieren het aartsbisschop pelijk paleis binnentraden, terwijl drie sol daten aan de deur werden geposteerd, om de wacht te houden. Aan Z.Em. werd ge last, dat hij dien dag het paleis niet mocht verlaten. Den volgenden dag, Zondag, werd aan Z.Em. verboden, naar Antwerpen te gaan. Om te controleeren, of dit bevel ook strikt volgens den wil van den militairen gouver neur-generaal was opgevolgd, zijn des avonds laat nog twee Duitsche officieren zich aan het aartsbisschoppelijk paleis ko men vergewissen, of Z:Em. in het paleis aanwezig was. In den nacht van 1 op 2 Januari, een paar uur na middernacht, is de drukker van het herderlijk schrijven, tevens waar nemend burgemeester van Mechelen, ge vangen genomen en vier dagen op de Kom- mandantur in hechtenis bleef, waarna hij veroordeeld werd tot 500 Mark boete of 50 dagen hechtenis. Aftreden van den Duitschen minister van Oorlog. De „Nordd. Allg. Ztg." meldt, dat de minister van Oorlog en chef van den gene- ralen staf, Von Falkenhayn, onder bevor dering tot generaal van de infanterie, op zijn verzoek van zijn ambt van minister van Oorlog is ontheven. Generaal-majoor Wild von Hohenborn is onder bevordering tot luitenant-gene raal tot minister van Oorlog benoemd. De nieuwe Duitsche minister van Oorlog Wild von Hohenborn, was tot kort geleden departementschef van het Duitsche mini sterie van Oorlog. Den 17en dezer werd hij benoemd tot generaal-kwartiermeester, als opvolger van von Voigt Rhetz. Bij het uit breken van den oorlog was hij chef van den generalen staf van het 13e legerkorps en later bij de 3e brigade garde-infanterie. De Keizcr~cichtta-.tnf Vao.-C*.U kenhayn de volgende kabinetsorder: De gegrondheid der redenen, welke gij mij hebt gegeven voor uw vervanging aan het ministerie van Oorlog, kan ik niet ontken nen. Daarom onthef ik u op uw verzoek van het ambt van staatssecretaris en mi nister van Oorlog. Mijn hartelijke waardeering van uw ep dezen belangrijken post bewezen voortref felijke diensten, wil ik hierdoor toonen, dat ik, terwijl ik u handhaaf als chef van den generalen staf, U hier tot generaal der infanterie bevorder. Von Hohenborn blijft in het groote hoofd kwartier. De leiding van het legerbestuur in het bezette grondgebied neemt verder luitenant-generaal Von Wandel waar. Toen aan Von Hohenborn de waarne ming van de aangelegenheden van den ge- generalen staf werd opgedragen inplaats van aan den zieken generaal-oberst Von Moltke waren er nog belangrijke quarcties te behandelen van organisatorischen en technischen aard. De regeling van de wisseling van den minister van Oorlog was "daarom toen nog niet aan de orde. Thans moest deze aange legenheid worden geregeld, vandaar de scheiding van beide ambten. Duitschland en de Ver. Staten. De „Nordd. Allg. Ztg." meldt: Gelijk over Londen bekend wordt, wekte in de zitting van de commissie voor Buitenland- 6che Zaken in het Amerikaansche Huis van Afgevaardigden, de voorzitter Flood, die zich beriep op een nota der Duitsche regeering, den indruk, als had Duitsch land zich neergelegd bij Amerikaansche leveringen van oorlogscontrabande aan zijn vijanden. Dit is een groot misverstand. De door Flood aangehaalde nota zegt slechts, dat volgens de bestaande begin selen van het volkenrecht, Duitschland zich tegen oorlogslevering van particu lieren in neutrale staten aan zijn vijan den niet kan verzetten op juridische gron den zoodat, gelijk in het slot der nota wordt gezegd, de regeering der Ver. Star ten bevoegd is zulke leveranties te dulden. Het spreekt echter van zelf, dat de re geering der Ver. Staten volgens de begin selen van het volkenrecht eveneens be voegd is den geheelen handel in contra bande met alle oorlogvoerende Staten door de uitvaardiging van een uitvoerverbod van wapenen te doen eindigen, vooral omdat de internationale ongeoorloofde handel in wapenen met Engeland en Frankrijk een omvang heeft aangenomen, die wel is waar niet de neutraliteit der Amerikaansche regeering maar wed die van het Amerikaansche volk in twijfel doet trekken. Zulk een maatregel ligt te meer voor de hand, omdat Engeland niet eens den inter nationaal veroorloofden handel van Ame rika met Duitschland toelaat, veeleer zelfs de voor het Duitsche economische leven bestemde goederen ongenadig in beslag neemt, zoodat de geheele handel van Ame rika met de oorlogvoerenden op een een zijdige begunstiging van Duitschlands vij- uitloopt. Verder en dit weegt voor Duitschland het zwaarste wordt de voorziening van zijn vijanden met Amerikaansche wape nen, een van do krachtigste oorzaken der verlenging van den oorlog. Zij is daarom in strijd met de herhaalde verzekeringen der regeering van de Ver. Staten, dat zij een spoedig herstel van den vrede wenscht en daartoe wil medewerken. Van het oorlogsterrein. De berichten over hetgeen er langs de verschillende fronten geschied zijn weer hervallen in hun aarts-vervelende een tonigheid. Van het Westelijk oorlogsterrein worden van beide zijde artillerie gevechten mede gedeeld en het bemachtigen van een circa 100 meter loopgraven. Op het Oostelijk oorlogsterrein is, zoo luiden de officieele berichten de toestand onveranderd. Verschillende Oorlogs berichten. Luxemburg. Aan dc Vossische Ztg. wordt uit Luxemburg gemeld, dat de Luxemburgsche posterijen van het Duitsche rijk tot dusver meer dan 100,000 mk. scha deloosstelling hebben ontvangen voor het stop zetten. De abonnees van de telefoon zullen minder behoeven to betalen dan anders. België op de tentoonstelling te San Fran* cieco. De Fransche regeering heeft aan België een flinke ruimte aangeboden in het Fransche paviljoen op de wereldtentoon stelling in San Francisco. België heeft die aanbieding aangenomen, en zal schilde rijen en kant ten toon stellen. Engelsch schip in den grond geboord. De Engelsche Leith-boot „Durward" is 13 mijl in zee van het vuurschip „Maas" door een Duitschen onderzeeër in den grond geboord. De bemanning is gered, op het vuurschip geland en van daar door de loodsboot hier aan land gebracht. De Koningin van Spanje ziek. De Koningin van Spanje, haar kinderen, prinses Beatrix en prins Jaine en de infante Beatrix van Sak- sen-Cobung zijn lijdende aan roodvonk. Vermoedelijk hebben de koningin en de infante bij een bezoek aan de armen te Madrid die nu door den oorlog ook al duchtig hebben te lijden, vandaar dat we ook maar in deze rubriek van dit feit mel ding maken de besmetting opgedaan, die daarna op de kinderen overging. Prin ses Beatrix van Saksen-Coburg een dochter vaai den hertog van Edingburg is zeer ernstig ziek. BINNENLAND. Nederland en de Oorlog. Duitsche vliegers boven Nederlandsch grondgebied? Naar wij van bevoegde zijde vernemen, hepft de Nederlandsche regeering, in ver band met het vermoeden, (lat de in den nacht van 19 op 20 Januari boven Neder landsch grondgebied waurgenomen ïich in Oostelijke richting bewegende lucht- vaorders deel uitmaakten van de Duitsche strijdkrachten. Hr. Ms. gezant te Bprlijn opgedragen zulks ter kennis van de Duit sche regeering te brengen, opdat een on derzoek naar het gebeurde worde inge steld. Een tweedekker boven de Schelde? Dinsdagmiddag, zoo vernam de corres pondent van het ,,N. v. d. D." te Hans- weert van een kapitein der boot heeft een vlieger van onbekende nationaliteit, ce«n bom later vallen in het Engels iie gat (pp de Ooster-Schelde). De ontploffing was hevig. In verband hiermede meldt hat blad nog, nog, dat Dinsdagmiddag boven Noord- Bcveland, op een hoogte van omstreeks 300 meter, een tweedekker van onbekende herkomst waargenomen is. Mijnen in de Zuiderzee. In de Zuiderzee is een drijvende mijn gesignaleerd bij het Rijks-oesterperceel De Wierbalk door den wachter van dit per ceel. De marine-autoriteiten te Den Helder werden terstond gewaarschuwd. Door den schipper van de „Tessel I" zijn twee drijvende mijnen gesignaleerd in het Oude Zwin. Naar wij vernemen. FEUILLETON. DE DUIKER. 12) Zijn gelaat had niets bizonders. Aan zijn gestalte en ontwikkelde schou ders te zien, zou men zeggen, dat het een oud-militair was, maar het kon ook iemand van een levensverzekering zijn, of een stedelijk ambtenaar. De man nam zeer beleefd den hoed af, vroeg, of hij de eer had met graaf Henri de Servon te spreken, en zeide dan „De heer Charles de Pré.cey verzoekt den heer Henri de Servon dezen morgen eens bij hem aan te komen, liefst zoo spoedig mogelijk." „Goed", antwoordde de graaf droogjes, „ik zal binnen het uur bij hem zijn." Nu deed de man een poging om binnen te komen, alsof hij van plan was op Ser von te wachten; maar toen deze de deur dichtdeed, drong hij niet aan, groette we der en vertrok. Weinig in zijn schik, dat hij zoo vroeg moest uitgaan, v^oeg de graaf zich bij het aankleeden af, wat die de Précey toch wel voor gewichtigs had op een uur, waarop hij zelf anders nog zoo rustig sliep. Servon kwam tot de slotsom, dat zijn vriend een twistzaak moest oplossen en hem zou vragen hulp te verleenen, en hij dacht, dat van alle onaangenaamheden, die uit zulk een zaak voorkomen, de ergste is, dat zij sommige lieden verplicht zoo vroeg op te staan. Maar toch maakte hij zich gereed en i*iug naar de woning van zijn vriend. Op eenige schreden van zijn huis be merkte hij, dat het begon te regenen, en daar Précey tamelijk ver woonde, wilde hij een rijtuig nemen. Hij had den koetsier reeds geroepen, toen hij zachtjes zijn naam hoorde uit spreken. Zich omwendend stond de Servon vóór den persoon, die dien morgen zoo vervaar lijk bij hem gebeld had. De man groette allerliefst en sprak zoo minzaam mogelijk „Pardon, mijnheer de graaf, ik wilde u een onnoodigen tocht besparen. De heer de Précey wacht u niet thuis maar bij den commissaris van politie, die hier dichtbij woont." De verbazing van den armen Servon was niet te beschrijven, en hij toonde, hoe kwaad hij geluimd was. Hij gevoelde zich •zeer geneigd den beleefden man, die hem een vergeefsche wandeling wilde bespa ren, een oorvijg te geven, dat hij suize bolde; maar dat was belachelijk, en het gelukte hem zijn koelbloedigheid te her winnen. „Wat is dat voor een aardigheid?" vroeg hij uit de hoogte. „Het is geen aardigheid", antwoordde de onbekende. „Mijnheer de graaf, ik verzeker u, dat uwe tegenwoordigheid bij den commissaris ten hoogste noodzake lijk is." Inderdaad, de heer de Précey kon hem noodig hebben. De graaf zeide dus zachter gestemd „Goed, ik zal u volgen, wijs mij den weg." De onbekende boog zeer diep en liep niet yóór Servon maar aan diens linker zijde, ofschoon hij toch niet al te dicht naderde. De weg was niet lang, en na eenige mi nuten loopens besteeg Servon een nauwe trap. Het woord „bureau", in groote let ters op een gele deur geverfd bewees hem, dat hij zijn bestemming bereikt had. Nu had zijn begeleider gezorgd, achter hem te loopen. De graaf opende de deur en trad bin nen. Hij werd eerst getroffen door de arm zaligheid van fïet bureau. Een bureau, omdat er een paar schrijftafels waren en eenige personen zaten te schrijven. Servon voegde zich tot een der klerken om te vra gen, wat men van hem wilde. De beambte antwoordde hem. „Ga zitten en wacht." Dit gaf den graaf te denken. De gedachte was nog niet bij hem opge komen, dat hij persoonlijk in de zaak kon betrokken zijn. Maar hij zag, dat de man, die zoo beleefd jegens hem geweest was, had plaats genomen naast een politie agent. Het was dus hoogstwaarschijnlijk iemand van de geheime politie. Maar "Servon had geen tijd om lang na te denken, want er ging een deur open, en hij zag een persoon, wiens beroep hem aanstonds bekend was. De commissaris, want die was het, groette hem, verzocht hem in zijn kabinet te willen komen, en daar gekomen bood hij hem een fauteuil aan. Nu volgde er een oogenblik van doodsche stilte. De magistraat doorsnuffelde eenige papieren, legde ze in volgorde en maakte aanteekeningen. In de hoogste mate verrast, verwachtte de graaf een vraag. Eensklaps viel zijn blik op een ontvouwd dagblad, waarvan de oerste bladzijde juist voor hem lag. Het was de Gazette des Tribuneaux. Aan het hoofd stond in groote letters De moord van Montmartre. Eenigszins nieuwsgierig geworden door de^en titel, begon de graaf het artikel te lezen, dat in dezer voege was saamgesteld: „Terwijl dezen nacht de orkaan over Pa rijs Woedde, werd er te Montmartre een vreeselijk drama afgespeeld. Op het hoog ste punt der plaats dicht bij de parochie kerk is een huis, dat sedert langen tijd onbewoond was, het tooneel geweest van een misdaad, waarvan men de oorzaak en de bijzonderheden nog niet kent." Bij deze regelen schrok de Servon, die werktuigelijk las en slechts omdat zijn blik er nu eenmaal op gevallen was, op. Dan trok hij met een beweging, waarvan hij zich geen meester was, het blad naar zich toe en las verder „Sinds ongeveer zes maanden", zoo stond er verder te lezen, „had het huis tot eenigen bewoner een man, die zeer vreemd deed. „Hij ontving nooit iemand, kwam zeer laat thuis en ging weder voor dag en dauw heen. „Dezen morgen zag een buurvrouw, dat de hoofddeur, die anders zorgvuldig ge sloten was, nu openstond. Zij was nieuws gierig, trad binnen en bemerkte in de gang bloedsporen, die naar den tuin leid den. Zeer ontsteld waarschuwde zij den commissaris van politie, die zich onmid dellijk naar de plaats des onheils begaf en tot de ontdekking kwam, dat er een vree selijke misdaad gepleegd was." Toen de commissaris Henj'i de Servon in het lezen verdiept zag, hield hij op met schrijven en zag den jongen man aan. Hij wilde de indrukken op diens gelaat zien. De graaf, die niet vermoedde, dat hij be spied werd, las verder „In een kamer, op de tweede verdieping gelegen, lag een lijk te midden van een plas bloed. „Het was dat van een man, met smaak gekleed, nog jong en flink ontwikkeld. „Hij scheen eerst na een verwoeden strijd gevallen te zijn, want hij was met wonden overdekt. Een laatste stoot, die het hart trof, moet de genadeslag zijn ge weest. „Bij een eerste onderzoek heeft men nog niet kunnen bepalen, met welk voorwerp de moord gepleegd is. Wapenen van ver schillende soort lagen hier en daar op den vloer; er hingen er nog meer aan den muur van die kamer, die er zoo zonderling mogelijk uitzag. Geheel met zwart behan gen, goleek zij op een rouwkapel, en, het geen kon doen denken, dat zij door een gek bewoond werd, er stond een skelet jn, gekleed met een masker en een helm uit deoi tijd van Lodewijk XIII. „Wat den geheimzinnigen bewoner be treft", dus las de Servon verder in de Ga- zette des Tribunaux, „hij is verdwenen, en alles wijst aan, dat hij de moordenaar moet zijn, ofschoon zekere omstandighe den aantoonen, dat hij een of meer mede plichtigen heeft gehad. (Wordt vervolgd.1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1