11 BUITENLAND. De Oorlog. 6e JAARGANü. No. 1595 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. - Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/» cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent MAANDAG JANUARI. I9I5. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent Ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Zorg van Z. H. den Paus voor de krijgsgevangenen. Omtrent de behan deling van Z. E. Kardinaal Mercier en andere Belgische priesters zijn er nog geen afdoende bewijzen in ons bezit. De Britsche nota aan de Ver. Staten verklaart zich bereid tot toegeven op enkele punten, maar behoudt zich het recht voor tot opbrenging en onderzoeking van schepen met verdachte ladingen. Van het Westelijk ooriogstooneel weinig, van het Oostelijk ooriogstooneel zoo goed als geen nieuws. De H. Stoel en de krijgs gevangenen. De afzonderlijke uitgave van de ,,Ki'*ch- liche Anzeiger" voor het Aartsbisdom Keu len bevat een pauselijk decreet van 21 December, waarbij de volgende voorschrif ten worden gegeven omtrent de krijgsge vangenen. 1. De bisschoppen van die diocesen, waar zich krijgsgevangenen bevinden, moeten zoo spoedig mogelijk priesters be noemen, die voor de gevangenen zullen zorgen. Deze priesters moeten de taal der gevangenen verstaan en wanneer dit niet het geval is, moeten priesters uit andere" diocesen benoemd worden, die wel met de gevangenen kunnen spreken. 2. Deze priesters zullen niets nalaten wat tot het geestelijk en lichamelijk wel zijn der gevangenen dienstig is. Zij moe ten hen troosten en bijstaan en hen in hun moeilijkheden zooveel mogelijk hel pen. 3. Zij moeten dadelijk en met nadruk onderzoeken, of de gevangenen schriftelijk of hoe dan ook aan hun familie tijding hebben gestuurd. Verklaren de gevange nen, dat zij dit niet gedaan hebben, dan moeten de priesters er op aandringen, dadelijk een briefkaart te sturen, waarop zij aan hun familie hun toestand mee- deelen. 4. Wanneer eindelijk de gevangene, het zij niet kunnende schrijven, hetzij ziek zijn of om andere redenen verhinderd is dergelijk bericht af te zenden, dan moeten de priesters zelf,in naam van-den gevan gene en in hun plaats schrijven en alles aanwenden, opdat die brieven ook daar aankomen, waarvoor zij bestemd zijn. De „Osservatore Romano" drukt in zijn officieele ,,Nostre Informazioni" - de telegrammen af, die door de verschillende staatshoofden of eersle-ministers zijn ge zonden, als antwoord op het bekende voorstel des II. Vaders betreffende de uit wisseling der voor verderen velddienst on geschikte krijgsgevangenen. Al deze ant woorden luiden gunstig en zijn, behalve die van Gr.oot-BËjtannië en Turkije, welke .in het Italiaansch gesteld wei-den, geschre ven in de Fransclie taal. Achtereenvolgens vinden we vermeld de telegrammen van: koning George, keizer Wilhelm, keizer Frans Jozef, minister-pre sident Von Hertling, koning Peter van Servië, de Porte, den Russischen min.- pres., presid. Poincaré, koning Albert. Uit al deze telegrammen spreekt een gevoel van diepe erkentelijkheid voor het edele initiatief van Zijne Heiligheid. Oók dat van president Poincaré is gesteld op zeer hoffelijken toon, zoodat de eerste indruk van stugheid en hooghartigheid, welken het overgeseinde zeer onvolledig resumé gaf, een beslist verkeerde was. Het tele gram luidt immers aldus ,,In antwoord op het sympathieke voorstel, hetwelk Uwe Heiligheid mij de eer aangedaan heeft te doen in Haar telegram, haast ik mij Haar de verzekering te geven, dat Frankrijk, getrouw aan zijne tradities van edelmoe digheid, de krijgsgevangenen steeds be handeld heeft met menschlievendheid en dat het de middelen bestudeert, om al de genen, die volstrekt ongeschikt zijn ge worden voor den militairen dienst, uit te wisselen.. Aan Z. H. Benedictus XV, Rome." Er worden nu, naar een telegram uit Rome meldt, besprekingen gehouden om trent de benoeming door de oorlogvoeren den van gedelegeerden die met den Heili gen Stoel de bijzonderheden vari de uit wisseling van krijgsgevangenen zullen be spreken. Kardinaal Mercier. De correspondent van ,,De Tijd" te Roo sendaal blijft hetgeen door hem is beweerd omtrent de gevangenneming van priesters volhouden en wijst er op dat de „Nordd. Allg. Ztg." dit niet tegenspreekt. Hij ver klaart verder: ,,Over het andere punt: de behandeling van Z. Em. kardinaal Mercier, zal ik een cler volgende dagen nieuwe bewijzen aan voeren, zoodra ik de mij toegezegde offi cieel e bewijzen ontvangen heb, waarvoor ik mij thans naar België begeef. Want, dat ,,de zaak als afgedaan kan worden be- schouwd", moge een wensch zijn vanJ-Hiit- sche zijde, zij is het voorshands nog niet. Met een vormelijke tegenspraak van het woord „gevangen nemeiT' ik wees daar reeds onmiddellijk op helpt men de zaak niet uit de wereld, nu men het te laat noo- dig vindt, om uit vrees voor openbaarheid de katholieke wereld gunstig te stemmen." De commissie van bijstand voor de nood lijdende Belgen te Amsterdam ontving, volgens de ,,Teh" een treffend schrijven van kardinaal Mercier, waarin wij het volgende ontleenen. ,,Ik kan geen woorden vinden om mijn oprechte dankbaarheid te betuigen voor de betoonde groote edelmoedigheid jegens België. Na al wat er reeds werd en nog wordt gedaan, om ons en ons lijden te hel pen, kan het ongepast van mij schijnen, nog meer te vragen. Maar ons lijden en de ellende door den oorlog veroorzaakt, zijn zoo groot, dat ik niet zonder bezorgdheid aan de toekomst kan denken. ,,Het uitzicht van het komende jaar is ver van bemoedigend. Het gebrek aan paar den, vee en arbeiderskrachten zal tenge volge hebben, dat groote streken van het lancl onbewerkt blijven en de opbrengst van 1 den landbouw zal tot een minimum slinken, niettegenstaande de krachtige pogingen" van onze mannen en vrouwen, om weer aan het werk te gaan. Hun krachten zinken in het niet, in vergelijking met de taak, waar voor ze staan. Indien men ons niet te hulp komt, zullen wij de ergste ontberingen hebben te verdu ren. De gedachte, dat dit alles niet bekend mag zijn, beweegt mij alleen nogmaals een dringend beroep te doen op het hart van het volk. Mijn eenige vrees is, dat dit be roep zou kunnen worden opgevat als een onvoldoénde erkenning van wat reeds op zoo ruime schaal gedaan werd.'1' Het Britsche antwoord aan de Vereenigde Staten. De tekst van het antwoord der Britsche regeering op de Amerikaansche nota is ge publiceerd. Het antwoord verklaart, dat alle aange geven punten zorgvuldig zijn overwogen in denzelfden geest van vriendschappelijke ge zindheid en openhartigheid welke de Ame rikaansche nota bezielde. De meening wordt uitgesproken dat groote dwaling heerscht omtrent den omvang van de Britsche bemoeiingen met den handel der Vereenigde Staten. In verband hiermede geeft het antwoord de cijfers van den uitvoer van New-York naar Scandinavië, Italië en Nederland ge- durend November 191 i in vergelijking met November 1913, waarvan alle uitgezonderd Nederland (welke weinig veranderden), een enorme vermeerdering toonen. Naar Denemarken werd in November 1913 uitgevoerd voor 558,000 dollar en in Novem ber 1914 voor 7,101,000 dollar. De nota wijst er op, dat ofschoon de oor log ongetwijfeld een tegenovergestelde uit werking had op eenige groote takken van industrie, zooals de katoenindustrie, dit waarschijnlijk te wijten was aan de ver minderde koopkracht in landen als Frank rijk, Duitschland en Groot-Britannië. Met betrekking tot de aanhouding van koperladingen haalt het antwoord de Ame- 1-^xpnriiiLviiiaa-- uit de Vereenigde Staten nar.,; Eur0p( neutralen aan, die alle groote toonen, wat er op schijnt te wijzen dat de groote hoeveelheden koper niet waren be stemd voor het eigen gebruik der onzijdi- gen, maar voor een andel-e oorlogvoerende mogendheid, die niet in staat was recht streeks in te voeren. Met betrekking tot de beslaglegging op voorraden levensmiddelen constateert het antwoord, dat het Britsche rijk bereid is toe te staan, dat levensmiddelen niet zullen worden aangehouden, wanneer er geen ver moeden bestaat, dat zij bestemd .zijn voor den vijand, maar het Britsche rijk kan geen definitieve belofte geven omtrent dit onder werp. Het antwoord stelt in het licht, dat het hoogst noodzakelijk is, dat verdachte sche pen worden opgebracht naar een haven om te worden onderzocht. Het antwoord legt den nadruk op het toe nemend gevaar, dat neutrale landen, die grenzen aan het land van den vijand, in een mate zooals tevoren nog niet is voorge komen, de basis worden voor toevoer van voorraden aan den vijand. Daarom tracht het Britsche Rijk in het belang van de nationale veiligheid goederen inderdaad bestemd voor den vijand te on derscheppen zonder zich in te laten met goe deren, die eerlijk bestemd zijn voor neutra len. De Duitschers in Frankrijk en België. De voornaamste feiten der twee laatste dagen zijn: het bombardement van Sois- sons, dat in de Fransche linies ligt, door de Duitschers; het nemen van een heuvel bij Soupir aan de Aisne, ten O. van Sois- sons, door de Franschen; nieuwe verove ring van Duitsche loopgraven door de Franschen bij Perthes (in West-Argonne) en van het dorp zelf; aanmerkelijke ver liezen die van beide kanten toegebracht en geleden zijn bij een botsing in het Ooste lijk deel van Argonne, die ten slotte door de Franschen werd afgeslagen; verove ring door de Duitschers in den Zuid-Elzas van het dorp Ober-Burnhaupt, ten Z. van Sennheim. Niets van dat alles kan ook -maar eenigszins van invloed worden genoemd op het verloop van den strijd. De Russen. Officieel meldt het Duitsche hoofdkwar tier van het Oostelijk oorlogsterrein. Het weer is nog niet beter. Op liet ge- heele Oostelijk front bleef de toestand on veranderd. Kleine Russische aanvallen, zuidelijk van Mlawa werden afgeslagen. Officieel wordt uit Weenen medegedeeld d.d. 10 Januari: De algemeene toestand is niet veranderd. Ten zuiden van de Weich- sel beschoten de Russen gisteren de Oos- tenrijksche stellingen zonder eehig resul taat en richtten hun vuur tegen de door de Oostenrijkers bezette hoogte n. o. van Tsahlikrin. Ten noorden van de Weichsel had op sommige plaatsen een lievig artilleriege vecht plaats. De poging van de Russen met een zwakke troepenmacht de Nida te passeeren mislukte. In de Karpallien iieerscht rust. waagden bij de Oostenrijksche voorpos ten-linie, werden door artillerie en ma chinegeweervuur vernietigd. Verschillende Oorlogs berichten. Vrees voor mijnen. Op de Zuidwest kust van Noorwegen voeren een paar da gen geleden de postbooten niet bij donker uit vrees voor mijnen. Uitvoer van nikkel. In Noorwegen is een verbod van uitvoer van onbewerkt nikkel en nikkelerts uitgevaardigd, met uitzondering van onbewerkt nikkel uit Noorsche fabrieken, mits uitgevoerd met bewijs van oorsprong. De verjaardag van den keizer. Op den verjaardag van den Keizer (27 Januari) zullen dit jaar in Duitschland geen bij zondere feeselijkheden plaats hebben. Ook ten hove zal geen gala-maaltijd gegeven worden. Te Berlijn zal hij met een ern stige plechtigheid op liet raadhuis ge vierd worden. De paters Redemptoristen in den oorlog. De Redemptorist frater Jean-Baptiste Jeaumaire, die als diaken uit zijn ballings oord teruggekomen was, om het vader land te dienen, is aan de Marne, den 12en November gesneuveld. ,,Ik vrees den dood niet" had hij gezegd en als ik sterf, heb ik er alleen spijt over, omdat ik het niet beleven mocht, de H. Mis op te dra gen." Ilij is het een-en-dertigste slachtof fer dooden, gewonden en gevangenen te zamen uit de orde Redemptoristen. Oude strijders. Naar uit Halberstadt bericht wordt, rukten kort geleden met liet 7e regiment kurassiers weder drie oud- strijders uit van G6 tot 67 jaar, die zich driemaal als vrijwilligers geraeM had den. Alle drie hebben gedurende den veld tocht van 1870 aan den bekenden aanval van Mars-la-Tour deelgenomen. Beschuldiging van den Duitschen keizer. Men schrijft aan de „Tijd" Om door de feiten een démenti te kunnen geven aan de officieele beschuldiging van den Duit schen Keizer, dat priesters als franc-tireurs en erger zijn opgetreden, heeft het bis schoppelijk ordinariaat te Regensbn-- den pastoors van het bisdom de bean; voording verzocht van een reeks vragen, die later voor kerkgeschiedkundige werken kunnen dienen. Punt 4 is het meest merkwaardige en luidt Mochten terugkeerende strijders vermeende ervaringen vertellen over deel neming van geestelijken aan den franc- tireurskrijg, dan moet hierover een proces verbaal worden opgemaakt met nauwkeu rige ondervraging naar tijd en plaats, her kenningsteekenen der bedoelde geestelij ken als zoodanig en alle nevenzaken, zoo dat het aan de hand van het zoo spoedig mogelijk in te zenden protocol te gelegener' tijd mogelijk is, het onderzoek verder voort te zetten. Japan en liet Vaticaan. Volgens een bericht van de „Tageszeitung", is de Ja- pansche regeering van plan een diploma tiek vertegenwoordiger bij het Vaticaan te benoemen. De Een Bisschoppelijke noodkreet. merheer van wijlen Z. H. Paus Pius Z, heeft zich tot het medelijden van geheel de wereld gewend om hulp voor zijn zwaar geteisterd bisdom. ,,In de verwoeste landschappen schrijft hij huizen in tot puin geschoten woningen, duizenden dakloozen met hun kinderen zonder voedsel. De ver\voesting omvat een grondgebied, viermaal zoo groot als het rijke maar even ongelukkige Bel gië." BINNENLAND. Nederland en de Oorlog. De loting. Er wordt tegenwoordig hard geroepen om afschaffing der loting. Veel te hard, naar onze-bescheiden mee- ning, schrijft het ,,Dbl. van N.-Brabant". „Want men schettert alsof er heel 'n vesting moest bestormd, terwijl het nog geen aarden walletje is, dat tusschen den tcgenwoordigen toestand en de afschaffing der loting staat. De ..Staatscourant" van 16 Dcc. bevatte de cijfers der loting voor de lichting 1913. Totaal ingeschrevenen 58.749. FEUILLETON. DE DUIKER. 2) De rechter besloot den onbekende twee menschen tot gezelschap te geven, die moesten trachten hem aan het spreken te krijgen. Het waren een paar gladde kerels, doch de kameraad, die gaarne sprak over on verschillige zaken, was hun toch te slim af, zoodra hij maar eenigszins bemerkte, waar' zij heen wilden. Eindelijk nam men zijn toevlucht tot een uiterst middel men had de namen der ontvluchte gevangenen verzameld, wier signalement eenigszins overeenkwam met dat van den onbekende, en des nachts, wan neer hij in den diepsten slaap lag verzon ken, wekte men hem plotseling met een van die namen. Men hoopte, dat hij, wanneer men toe vallig zijn naam tro-f, zich het eerste oogen- blik geen meester zou zijn. Nooit echter liet hij zich beetnemen. De zaak werd nu zoo geheimzinnig, dat zij een strijd van eigenliefde tusschen den rechter en het raadselmensch veroor zaakte. Maar die toestand kon niet langer ver lengd worden, en men kon den man toch maar niet in de gevangenis houden, totdat liet hem eens zou believen te spreken. Ten laatste zond men hem naar het tribunaal der correctioneele politie. De zaak had de geheele bevolking van het plaatsje ter te rechtzitting gelokt en zelfs eenige vreem delingen, die den herfst in Provence waren komen doorbrengen. Een hunner, graaf Henri de Servon, stu diekameraad van den rechter van instruc tie, bij wien hij voor een maand zijn ten ten had opgeslagen, had belang in de zaak gesteld met de nieuwsgierigheid van een Parijzenaar, die buiten werk is. Hij had den gevangene in de gevange nis bezocht en zat nu in de eerste rij. De gevangene verscheen niet in de kleedij, welke hij in de boot droeg. Men had hem gevangeniskleederen gegeven een buis en broek van grof linnen. Het was een man van middelmatige lengte, maar eerder groot dan klein. Hij kon van vijf en veertig tot vijftig jaar oud zijn. Zijn hoofdhaar en baard waren pik zwart gebleven. Zijn eenigszins onregel matige trekken waren- niet onaangenaam, en zijn bruine oogen hadden een zachte en verstandige uitdrukking. De zon had zijn huid een bruinachtige tint gegeven, zoodat hij hoogstwaarschijnlijk een beroep uitoefende, dat hem aan de buitenlucht prijs gaf. Misschien was hij jager of zoo iets. Ook had hij met de handen gewerkt, ofschoon zij niet die van een daglooner waren. Zijn spraak was netjes en zuiver, zoodat men niet kon hooren, uit welke streek hij kwam. Men verwachtte, dat ïie zitting dramatisch zou zijn. Mis hoor! De verdachte bleef kalm, stom, onbegrij- pelijk. Men deed alle mogelijke vragen, men wees hem op de gevolgen, welke zijn stijf hoofdigheid kon hebben. Alles was nutte loos. De verdachte bleef dezelfde en even kalm, zelfs toen men hem het vonnis voor las, waarbij hij veroordeeld werd tot t?en jaar en een dag gevangenisstraf. Maar hij moest toch een naam hebben, om de ver oordeeling, om zoo maar eens te spreken, te kunnen doopen; en hij werd nu Jacques genoemd. Zoo hadden de gevangenbe waarders hem reeds genoemd in de verle genheid, waarin zij verkeerden om hem aan te duiden. Weinige dagen later werd de man in de gevangenis van een naburig departe ment overgebracht. Het scherm viel"voor de ontknooping van het drama. Ilenri de SerVon had, zooals gezegd, belang gesteld in de zaak en in den man. Voor zijn vertrek naar Parijs vormde hij het plan, bij den griffier 500 francs te storten om die aan den gevan gene te geven, wanneer diens gevangenis tijd ten einde was. Dit deed hij om aan zijn nieuwsgierigheid te voldoen. Hij had bij zich zelf gezegd, dat, wan neer de man eefimaal met de justitie zou afgerekend hebben, hij het geld zou terug brengen met het verhaal zijner lotgevallen. Die rekening klopte niet. Een jaar later vernam de graaf, dat de onbekende de twaalf maanden gevangenis straf liad ondergaan, zonder eenig licht in de zaak te werpen. Ja ook nu nog wist men niet, wie hij was. Hij had zich nu on der politietoezicht te Marseille gevestigd. Dit was alles. De man zonder naam gaf geen teeken van leven. Hij schreef zelfs niet om te bedanken, ofschoon het geld hem bij het verlaten der gevangenis getrouw ter hand was gesteld. Eenigen tijd daarna heerschte de om wenteling van Februari, en Henri de Ser von had bijna deze geschiedenis vergeten, toen hij zich togen het einde van 1848 in geheel andere avonturen gemengd zag. De politieke gebeurtenissen, die de eerstvol gende zes maanden vervulden, lieten geen plaats voor andere bezigheden. De belangstelling, welke gerechtelijke bi- zonderheden immer wekken, was nu ge heel overgebracht op de straatgevechten of op den strijd der tribunen, en de ge beurtenissen, die voorvielen in de voorna me Parijsche wereld, bleven bijna geheel onopgemerkt. Na de Februari-zevolutie wa ren de deftige clubgebouwen langen tijd verlaten geweest, maar tegen het einde van den zomer begonnen de groote lui we der hun gewonen levensregel te volgen. Weder werd er gedineerd in het café de Paris; de schouwburg werd weder bezocht; weder werd er kaart gespeeld en gesou peerd. Vooral gespeeld. Het scheen dat men een schadeloosstelling wilde hebben voor de gedwongen onderbréking, en men begon weder met een vuur, dat misschien zijn ontstaan te danken had aan de onze kerheid van de toekomst. Vooral in een der voornaamste kringen van Parijs kwamen de grootste spelers el- ken nacht samen aan een prachtige tafcb midden in een groot rood salon. Er werden verbazende sommen gewonnen en verlo ren. Het geld, 'dat overal verborgen was en de zaken scheen te ontvluchten, vertoon de zich stoutmoedig bij liet spel en geraak te met ongelooflijke bedrevenheid, van de eene hand in de andere. Eens, de koorts had toen den hevigsten graad bereikt, verscheen tegen het einde van October een der getrouwste leden van den kring niet meer. Het was een jonge man, zeer rijk en af komstig uit Languedoc, die.den winter te Parijs was komen doorbrengen en gedu rende een maand groote sommen had ver gaard. Eerst bekommerde men zich weinig om zijn afwezigheid,' want de vriendschap tusschen de spelers is niet grooter dun de breedte der groene tafel, maar weldra ver nam men, dat hij sedert verscheidene da gen niet in zijn kosthuis gezien was. Zijn familie was vol angst en liet hem zoeken. De heer de Sieurac zoo was zijn naam had op een zekeren morgen tegen ier uren den kring verlaten, en sinds hij den drempel overschreden had, was er geen spoor meer van hem te vinden. Het vas waarschijnlijk, dat hij, volgens zijn ge woonte, een rijtuig genomen had, om zich naar den faubourg Saint-Germain te be geven, waar hij woonde; maar de koet siers, die ondervraagd werden, konlcn geen juiste inlichtingen geven. Een enkele beweerde, dat hij dien nacht een reiziger, wiens signalement overeen kwam met dat van den vermisten jongen man, naar het station de Rouen had ge bracht. Het was zeer moeilijk te gelooven, dat de lieer Sieurac op zulk een uur zonder bagage en in avondcostuum zich op ïeiS zou begeven hebben. Men dacht aan zelfmoord. Dat is een veronderstelling, welke immer opgeworpen wordt, wanneer er sprake is van een speler. Maar, behalve darde heer Sieurac zeer rijk was, was hij iinmer bij het spel gelukkig geweest, en in den nacht zijner verdwijning had hij een zeer grooto som gewonnen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1