11
BUITENLAND.
De Oorlog.
6e JAARGANü.
No. 1595
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. - Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21/» cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
MAANDAG
JANUARI.
I9I5.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
Ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Zorg van Z. H. den Paus voor de
krijgsgevangenen. Omtrent de behan
deling van Z. E. Kardinaal Mercier en
andere Belgische priesters zijn er nog
geen afdoende bewijzen in ons bezit.
De Britsche nota aan de Ver. Staten
verklaart zich bereid tot toegeven op
enkele punten, maar behoudt zich het
recht voor tot opbrenging en onderzoeking
van schepen met verdachte ladingen.
Van het Westelijk ooriogstooneel weinig,
van het Oostelijk ooriogstooneel zoo goed
als geen nieuws.
De H. Stoel en de krijgs
gevangenen.
De afzonderlijke uitgave van de ,,Ki'*ch-
liche Anzeiger" voor het Aartsbisdom Keu
len bevat een pauselijk decreet van 21
December, waarbij de volgende voorschrif
ten worden gegeven omtrent de krijgsge
vangenen.
1. De bisschoppen van die diocesen,
waar zich krijgsgevangenen bevinden,
moeten zoo spoedig mogelijk priesters be
noemen, die voor de gevangenen zullen
zorgen. Deze priesters moeten de taal der
gevangenen verstaan en wanneer dit niet
het geval is, moeten priesters uit andere"
diocesen benoemd worden, die wel met de
gevangenen kunnen spreken.
2. Deze priesters zullen niets nalaten
wat tot het geestelijk en lichamelijk wel
zijn der gevangenen dienstig is. Zij moe
ten hen troosten en bijstaan en hen in
hun moeilijkheden zooveel mogelijk hel
pen.
3. Zij moeten dadelijk en met nadruk
onderzoeken, of de gevangenen schriftelijk
of hoe dan ook aan hun familie tijding
hebben gestuurd. Verklaren de gevange
nen, dat zij dit niet gedaan hebben, dan
moeten de priesters er op aandringen,
dadelijk een briefkaart te sturen, waarop
zij aan hun familie hun toestand mee-
deelen.
4. Wanneer eindelijk de gevangene, het
zij niet kunnende schrijven, hetzij ziek
zijn of om andere redenen verhinderd is
dergelijk bericht af te zenden, dan moeten
de priesters zelf,in naam van-den gevan
gene en in hun plaats schrijven en alles
aanwenden, opdat die brieven ook daar
aankomen, waarvoor zij bestemd zijn.
De „Osservatore Romano" drukt in
zijn officieele ,,Nostre Informazioni" - de
telegrammen af, die door de verschillende
staatshoofden of eersle-ministers zijn ge
zonden, als antwoord op het bekende
voorstel des II. Vaders betreffende de uit
wisseling der voor verderen velddienst on
geschikte krijgsgevangenen. Al deze ant
woorden luiden gunstig en zijn, behalve die
van Gr.oot-BËjtannië en Turkije, welke .in
het Italiaansch gesteld wei-den, geschre
ven in de Fransclie taal.
Achtereenvolgens vinden we vermeld de
telegrammen van: koning George, keizer
Wilhelm, keizer Frans Jozef, minister-pre
sident Von Hertling, koning Peter van
Servië, de Porte, den Russischen min.-
pres., presid. Poincaré, koning Albert. Uit
al deze telegrammen spreekt een gevoel
van diepe erkentelijkheid voor het edele
initiatief van Zijne Heiligheid. Oók dat
van president Poincaré is gesteld op zeer
hoffelijken toon, zoodat de eerste indruk
van stugheid en hooghartigheid, welken
het overgeseinde zeer onvolledig resumé
gaf, een beslist verkeerde was. Het tele
gram luidt immers aldus ,,In antwoord
op het sympathieke voorstel, hetwelk Uwe
Heiligheid mij de eer aangedaan heeft te
doen in Haar telegram, haast ik mij Haar
de verzekering te geven, dat Frankrijk,
getrouw aan zijne tradities van edelmoe
digheid, de krijgsgevangenen steeds be
handeld heeft met menschlievendheid en
dat het de middelen bestudeert, om al de
genen, die volstrekt ongeschikt zijn ge
worden voor den militairen dienst, uit te
wisselen.. Aan Z. H. Benedictus XV,
Rome."
Er worden nu, naar een telegram uit
Rome meldt, besprekingen gehouden om
trent de benoeming door de oorlogvoeren
den van gedelegeerden die met den Heili
gen Stoel de bijzonderheden vari de uit
wisseling van krijgsgevangenen zullen be
spreken.
Kardinaal Mercier.
De correspondent van ,,De Tijd" te Roo
sendaal blijft hetgeen door hem is beweerd
omtrent de gevangenneming van priesters
volhouden en wijst er op dat de „Nordd.
Allg. Ztg." dit niet tegenspreekt. Hij ver
klaart verder:
,,Over het andere punt: de behandeling
van Z. Em. kardinaal Mercier, zal ik een
cler volgende dagen nieuwe bewijzen aan
voeren, zoodra ik de mij toegezegde offi
cieel e bewijzen ontvangen heb, waarvoor
ik mij thans naar België begeef. Want, dat
,,de zaak als afgedaan kan worden be-
schouwd", moge een wensch zijn vanJ-Hiit-
sche zijde, zij is het voorshands nog niet.
Met een vormelijke tegenspraak van het
woord „gevangen nemeiT' ik wees daar
reeds onmiddellijk op helpt men de zaak
niet uit de wereld, nu men het te laat noo-
dig vindt, om uit vrees voor openbaarheid
de katholieke wereld gunstig te stemmen."
De commissie van bijstand voor de nood
lijdende Belgen te Amsterdam ontving,
volgens de ,,Teh" een treffend schrijven
van kardinaal Mercier, waarin wij het
volgende ontleenen.
,,Ik kan geen woorden vinden om mijn
oprechte dankbaarheid te betuigen voor
de betoonde groote edelmoedigheid jegens
België. Na al wat er reeds werd en nog
wordt gedaan, om ons en ons lijden te hel
pen, kan het ongepast van mij schijnen,
nog meer te vragen. Maar ons lijden en de
ellende door den oorlog veroorzaakt, zijn
zoo groot, dat ik niet zonder bezorgdheid
aan de toekomst kan denken.
,,Het uitzicht van het komende jaar is
ver van bemoedigend. Het gebrek aan paar
den, vee en arbeiderskrachten zal tenge
volge hebben, dat groote streken van het
lancl onbewerkt blijven en de opbrengst van
1 den landbouw zal tot een minimum slinken,
niettegenstaande de krachtige pogingen"
van onze mannen en vrouwen, om weer aan
het werk te gaan. Hun krachten zinken in
het niet, in vergelijking met de taak, waar
voor ze staan.
Indien men ons niet te hulp komt, zullen
wij de ergste ontberingen hebben te verdu
ren. De gedachte, dat dit alles niet bekend
mag zijn, beweegt mij alleen nogmaals een
dringend beroep te doen op het hart van
het volk. Mijn eenige vrees is, dat dit be
roep zou kunnen worden opgevat als een
onvoldoénde erkenning van wat reeds op
zoo ruime schaal gedaan werd.'1'
Het Britsche antwoord aan
de Vereenigde Staten.
De tekst van het antwoord der Britsche
regeering op de Amerikaansche nota is ge
publiceerd.
Het antwoord verklaart, dat alle aange
geven punten zorgvuldig zijn overwogen in
denzelfden geest van vriendschappelijke ge
zindheid en openhartigheid welke de Ame
rikaansche nota bezielde.
De meening wordt uitgesproken dat groote
dwaling heerscht omtrent den omvang van
de Britsche bemoeiingen met den handel
der Vereenigde Staten.
In verband hiermede geeft het antwoord
de cijfers van den uitvoer van New-York
naar Scandinavië, Italië en Nederland ge-
durend November 191 i in vergelijking met
November 1913, waarvan alle uitgezonderd
Nederland (welke weinig veranderden), een
enorme vermeerdering toonen.
Naar Denemarken werd in November 1913
uitgevoerd voor 558,000 dollar en in Novem
ber 1914 voor 7,101,000 dollar.
De nota wijst er op, dat ofschoon de oor
log ongetwijfeld een tegenovergestelde uit
werking had op eenige groote takken van
industrie, zooals de katoenindustrie, dit
waarschijnlijk te wijten was aan de ver
minderde koopkracht in landen als Frank
rijk, Duitschland en Groot-Britannië.
Met betrekking tot de aanhouding van
koperladingen haalt het antwoord de Ame-
1-^xpnriiiLviiiaa-- uit de
Vereenigde Staten nar.,; Eur0p(
neutralen aan, die alle groote
toonen, wat er op schijnt te wijzen dat de
groote hoeveelheden koper niet waren be
stemd voor het eigen gebruik der onzijdi-
gen, maar voor een andel-e oorlogvoerende
mogendheid, die niet in staat was recht
streeks in te voeren.
Met betrekking tot de beslaglegging op
voorraden levensmiddelen constateert het
antwoord, dat het Britsche rijk bereid is
toe te staan, dat levensmiddelen niet zullen
worden aangehouden, wanneer er geen ver
moeden bestaat, dat zij bestemd .zijn voor
den vijand, maar het Britsche rijk kan geen
definitieve belofte geven omtrent dit onder
werp.
Het antwoord stelt in het licht, dat het
hoogst noodzakelijk is, dat verdachte sche
pen worden opgebracht naar een haven om
te worden onderzocht.
Het antwoord legt den nadruk op het toe
nemend gevaar, dat neutrale landen, die
grenzen aan het land van den vijand, in
een mate zooals tevoren nog niet is voorge
komen, de basis worden voor toevoer van
voorraden aan den vijand.
Daarom tracht het Britsche Rijk in het
belang van de nationale veiligheid goederen
inderdaad bestemd voor den vijand te on
derscheppen zonder zich in te laten met goe
deren, die eerlijk bestemd zijn voor neutra
len.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
De voornaamste feiten der twee laatste
dagen zijn: het bombardement van Sois-
sons, dat in de Fransche linies ligt, door
de Duitschers; het nemen van een heuvel
bij Soupir aan de Aisne, ten O. van Sois-
sons, door de Franschen; nieuwe verove
ring van Duitsche loopgraven door de
Franschen bij Perthes (in West-Argonne)
en van het dorp zelf; aanmerkelijke ver
liezen die van beide kanten toegebracht en
geleden zijn bij een botsing in het Ooste
lijk deel van Argonne, die ten slotte door
de Franschen werd afgeslagen; verove
ring door de Duitschers in den Zuid-Elzas
van het dorp Ober-Burnhaupt, ten Z. van
Sennheim.
Niets van dat alles kan ook -maar
eenigszins van invloed worden genoemd
op het verloop van den strijd.
De Russen.
Officieel meldt het Duitsche hoofdkwar
tier van het Oostelijk oorlogsterrein.
Het weer is nog niet beter. Op liet ge-
heele Oostelijk front bleef de toestand on
veranderd.
Kleine Russische aanvallen, zuidelijk
van Mlawa werden afgeslagen.
Officieel wordt uit Weenen medegedeeld
d.d. 10 Januari: De algemeene toestand is
niet veranderd. Ten zuiden van de Weich-
sel beschoten de Russen gisteren de Oos-
tenrijksche stellingen zonder eehig resul
taat en richtten hun vuur tegen de door
de Oostenrijkers bezette hoogte n. o. van
Tsahlikrin.
Ten noorden van de Weichsel had op
sommige plaatsen een lievig artilleriege
vecht plaats. De poging van de Russen
met een zwakke troepenmacht de Nida te
passeeren mislukte. In de Karpallien
iieerscht rust.
waagden bij de Oostenrijksche voorpos
ten-linie, werden door artillerie en ma
chinegeweervuur vernietigd.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Vrees voor mijnen. Op de Zuidwest
kust van Noorwegen voeren een paar da
gen geleden de postbooten niet bij donker
uit vrees voor mijnen.
Uitvoer van nikkel. In Noorwegen is
een verbod van uitvoer van onbewerkt
nikkel en nikkelerts uitgevaardigd, met
uitzondering van onbewerkt nikkel uit
Noorsche fabrieken, mits uitgevoerd met
bewijs van oorsprong.
De verjaardag van den keizer. Op den
verjaardag van den Keizer (27 Januari)
zullen dit jaar in Duitschland geen bij
zondere feeselijkheden plaats hebben. Ook
ten hove zal geen gala-maaltijd gegeven
worden. Te Berlijn zal hij met een ern
stige plechtigheid op liet raadhuis ge
vierd worden.
De paters Redemptoristen in den oorlog.
De Redemptorist frater Jean-Baptiste
Jeaumaire, die als diaken uit zijn ballings
oord teruggekomen was, om het vader
land te dienen, is aan de Marne, den 12en
November gesneuveld. ,,Ik vrees den dood
niet" had hij gezegd en als ik sterf,
heb ik er alleen spijt over, omdat ik het
niet beleven mocht, de H. Mis op te dra
gen." Ilij is het een-en-dertigste slachtof
fer dooden, gewonden en gevangenen te
zamen uit de orde Redemptoristen.
Oude strijders. Naar uit Halberstadt
bericht wordt, rukten kort geleden met
liet 7e regiment kurassiers weder drie oud-
strijders uit van G6 tot 67 jaar, die zich
driemaal als vrijwilligers geraeM had
den. Alle drie hebben gedurende den veld
tocht van 1870 aan den bekenden aanval
van Mars-la-Tour deelgenomen.
Beschuldiging van den Duitschen keizer.
Men schrijft aan de „Tijd" Om door de
feiten een démenti te kunnen geven aan
de officieele beschuldiging van den Duit
schen Keizer, dat priesters als franc-tireurs
en erger zijn opgetreden, heeft het bis
schoppelijk ordinariaat te Regensbn-- den
pastoors van het bisdom de bean; voording
verzocht van een reeks vragen, die later
voor kerkgeschiedkundige werken kunnen
dienen. Punt 4 is het meest merkwaardige
en luidt Mochten terugkeerende strijders
vermeende ervaringen vertellen over deel
neming van geestelijken aan den franc-
tireurskrijg, dan moet hierover een proces
verbaal worden opgemaakt met nauwkeu
rige ondervraging naar tijd en plaats, her
kenningsteekenen der bedoelde geestelij
ken als zoodanig en alle nevenzaken, zoo
dat het aan de hand van het zoo spoedig
mogelijk in te zenden protocol te gelegener'
tijd mogelijk is, het onderzoek verder voort
te zetten.
Japan en liet Vaticaan. Volgens een
bericht van de „Tageszeitung", is de Ja-
pansche regeering van plan een diploma
tiek vertegenwoordiger bij het Vaticaan te
benoemen.
De
Een Bisschoppelijke noodkreet.
merheer van wijlen Z. H. Paus Pius Z,
heeft zich tot het medelijden van geheel
de wereld gewend om hulp voor zijn zwaar
geteisterd bisdom.
,,In de verwoeste landschappen
schrijft hij huizen in tot puin geschoten
woningen, duizenden dakloozen met hun
kinderen zonder voedsel. De ver\voesting
omvat een grondgebied, viermaal zoo groot
als het rijke maar even ongelukkige Bel
gië."
BINNENLAND.
Nederland en de Oorlog.
De loting.
Er wordt tegenwoordig hard geroepen
om afschaffing der loting.
Veel te hard, naar onze-bescheiden mee-
ning, schrijft het ,,Dbl. van N.-Brabant".
„Want men schettert alsof er heel 'n
vesting moest bestormd, terwijl het nog
geen aarden walletje is, dat tusschen den
tcgenwoordigen toestand en de afschaffing
der loting staat.
De ..Staatscourant" van 16 Dcc. bevatte
de cijfers der loting voor de lichting 1913.
Totaal ingeschrevenen 58.749.
FEUILLETON.
DE DUIKER.
2)
De rechter besloot den onbekende twee
menschen tot gezelschap te geven, die
moesten trachten hem aan het spreken te
krijgen.
Het waren een paar gladde kerels, doch
de kameraad, die gaarne sprak over on
verschillige zaken, was hun toch te slim
af, zoodra hij maar eenigszins bemerkte,
waar' zij heen wilden.
Eindelijk nam men zijn toevlucht tot een
uiterst middel men had de namen der
ontvluchte gevangenen verzameld, wier
signalement eenigszins overeenkwam met
dat van den onbekende, en des nachts, wan
neer hij in den diepsten slaap lag verzon
ken, wekte men hem plotseling met een
van die namen.
Men hoopte, dat hij, wanneer men toe
vallig zijn naam tro-f, zich het eerste oogen-
blik geen meester zou zijn.
Nooit echter liet hij zich beetnemen.
De zaak werd nu zoo geheimzinnig, dat
zij een strijd van eigenliefde tusschen den
rechter en het raadselmensch veroor
zaakte.
Maar die toestand kon niet langer ver
lengd worden, en men kon den man toch
maar niet in de gevangenis houden, totdat
liet hem eens zou believen te spreken. Ten
laatste zond men hem naar het tribunaal
der correctioneele politie. De zaak had de
geheele bevolking van het plaatsje ter te
rechtzitting gelokt en zelfs eenige vreem
delingen, die den herfst in Provence waren
komen doorbrengen.
Een hunner, graaf Henri de Servon, stu
diekameraad van den rechter van instruc
tie, bij wien hij voor een maand zijn ten
ten had opgeslagen, had belang in de zaak
gesteld met de nieuwsgierigheid van een
Parijzenaar, die buiten werk is.
Hij had den gevangene in de gevange
nis bezocht en zat nu in de eerste rij.
De gevangene verscheen niet in de
kleedij, welke hij in de boot droeg. Men
had hem gevangeniskleederen gegeven
een buis en broek van grof linnen.
Het was een man van middelmatige
lengte, maar eerder groot dan klein. Hij
kon van vijf en veertig tot vijftig jaar oud
zijn. Zijn hoofdhaar en baard waren pik
zwart gebleven. Zijn eenigszins onregel
matige trekken waren- niet onaangenaam,
en zijn bruine oogen hadden een zachte
en verstandige uitdrukking. De zon had
zijn huid een bruinachtige tint gegeven,
zoodat hij hoogstwaarschijnlijk een beroep
uitoefende, dat hem aan de buitenlucht
prijs gaf. Misschien was hij jager of zoo
iets. Ook had hij met de handen gewerkt,
ofschoon zij niet die van een daglooner
waren. Zijn spraak was netjes en zuiver,
zoodat men niet kon hooren, uit welke
streek hij kwam. Men verwachtte, dat ïie
zitting dramatisch zou zijn. Mis hoor!
De verdachte bleef kalm, stom, onbegrij-
pelijk.
Men deed alle mogelijke vragen, men
wees hem op de gevolgen, welke zijn stijf
hoofdigheid kon hebben. Alles was nutte
loos. De verdachte bleef dezelfde en even
kalm, zelfs toen men hem het vonnis voor
las, waarbij hij veroordeeld werd tot t?en
jaar en een dag gevangenisstraf. Maar hij
moest toch een naam hebben, om de ver
oordeeling, om zoo maar eens te spreken,
te kunnen doopen; en hij werd nu Jacques
genoemd. Zoo hadden de gevangenbe
waarders hem reeds genoemd in de verle
genheid, waarin zij verkeerden om hem
aan te duiden.
Weinige dagen later werd de man in
de gevangenis van een naburig departe
ment overgebracht.
Het scherm viel"voor de ontknooping van
het drama. Ilenri de SerVon had, zooals
gezegd, belang gesteld in de zaak en in
den man. Voor zijn vertrek naar Parijs
vormde hij het plan, bij den griffier 500
francs te storten om die aan den gevan
gene te geven, wanneer diens gevangenis
tijd ten einde was. Dit deed hij om aan
zijn nieuwsgierigheid te voldoen.
Hij had bij zich zelf gezegd, dat, wan
neer de man eefimaal met de justitie zou
afgerekend hebben, hij het geld zou terug
brengen met het verhaal zijner lotgevallen.
Die rekening klopte niet.
Een jaar later vernam de graaf, dat de
onbekende de twaalf maanden gevangenis
straf liad ondergaan, zonder eenig licht
in de zaak te werpen. Ja ook nu nog wist
men niet, wie hij was. Hij had zich nu on
der politietoezicht te Marseille gevestigd.
Dit was alles. De man zonder naam gaf
geen teeken van leven. Hij schreef zelfs niet
om te bedanken, ofschoon het geld hem bij
het verlaten der gevangenis getrouw ter
hand was gesteld.
Eenigen tijd daarna heerschte de om
wenteling van Februari, en Henri de Ser
von had bijna deze geschiedenis vergeten,
toen hij zich togen het einde van 1848 in
geheel andere avonturen gemengd zag. De
politieke gebeurtenissen, die de eerstvol
gende zes maanden vervulden, lieten geen
plaats voor andere bezigheden.
De belangstelling, welke gerechtelijke bi-
zonderheden immer wekken, was nu ge
heel overgebracht op de straatgevechten
of op den strijd der tribunen, en de ge
beurtenissen, die voorvielen in de voorna
me Parijsche wereld, bleven bijna geheel
onopgemerkt. Na de Februari-zevolutie wa
ren de deftige clubgebouwen langen tijd
verlaten geweest, maar tegen het einde
van den zomer begonnen de groote lui we
der hun gewonen levensregel te volgen.
Weder werd er gedineerd in het café de
Paris; de schouwburg werd weder bezocht;
weder werd er kaart gespeeld en gesou
peerd. Vooral gespeeld. Het scheen dat
men een schadeloosstelling wilde hebben
voor de gedwongen onderbréking, en men
begon weder met een vuur, dat misschien
zijn ontstaan te danken had aan de onze
kerheid van de toekomst.
Vooral in een der voornaamste kringen
van Parijs kwamen de grootste spelers el-
ken nacht samen aan een prachtige tafcb
midden in een groot rood salon. Er werden
verbazende sommen gewonnen en verlo
ren.
Het geld, 'dat overal verborgen was en
de zaken scheen te ontvluchten, vertoon
de zich stoutmoedig bij liet spel en geraak
te met ongelooflijke bedrevenheid, van de
eene hand in de andere.
Eens, de koorts had toen den hevigsten
graad bereikt, verscheen tegen het einde
van October een der getrouwste leden van
den kring niet meer.
Het was een jonge man, zeer rijk en af
komstig uit Languedoc, die.den winter te
Parijs was komen doorbrengen en gedu
rende een maand groote sommen had ver
gaard.
Eerst bekommerde men zich weinig om
zijn afwezigheid,' want de vriendschap
tusschen de spelers is niet grooter dun de
breedte der groene tafel, maar weldra ver
nam men, dat hij sedert verscheidene da
gen niet in zijn kosthuis gezien was.
Zijn familie was vol angst en liet hem
zoeken.
De heer de Sieurac zoo was zijn naam
had op een zekeren morgen tegen ier
uren den kring verlaten, en sinds hij den
drempel overschreden had, was er geen
spoor meer van hem te vinden. Het vas
waarschijnlijk, dat hij, volgens zijn ge
woonte, een rijtuig genomen had, om zich
naar den faubourg Saint-Germain te be
geven, waar hij woonde; maar de koet
siers, die ondervraagd werden, konlcn
geen juiste inlichtingen geven.
Een enkele beweerde, dat hij dien nacht
een reiziger, wiens signalement overeen
kwam met dat van den vermisten jongen
man, naar het station de Rouen had ge
bracht.
Het was zeer moeilijk te gelooven, dat
de lieer Sieurac op zulk een uur zonder
bagage en in avondcostuum zich op ïeiS
zou begeven hebben.
Men dacht aan zelfmoord.
Dat is een veronderstelling, welke immer
opgeworpen wordt, wanneer er sprake is
van een speler. Maar, behalve darde heer
Sieurac zeer rijk was, was hij iinmer bij
het spel gelukkig geweest, en in den nacht
zijner verdwijning had hij een zeer grooto
som gewonnen.
(Wordt vervolgd.)