Tweede Blad. BUITENLAND. 6e JAARGANG. No 1FQ1 e £cid^clveSoii/tatit Dinsdag 5 Januari I9I5. V Sursum corcia. Overal streeft de mensch toch naar hoo- ger, zij 't dan soms in verblindheid of uit onwetendheid op verkeerde wijze. Zoo werd nu, in een bijeenkomst te Ara- stex-dam, "definitief opgericht een „Reli gieus-socialistisch Verbond". De woordkoppeling doet .zonderling aan, want zonderling moet ook de religie wezen, welke zich met den klassenstrijd wil trachten te verstaan. Intusschen wijst deze nieuwe bond een keer te meer op de waarheid, dat het ware geluk op deze aarde niet te vinden is, dat het hart op hooger dingen moet worden gericht» De voorzitter der Amsterdamsche sa menkomst zeide o. m.: ,,In de socialistische partij is een groote behoefte naar iets meer ideëels. Troelstra heeft er in zijn Kerstrede op gewezen, dat in de tegenwoordige dagen er zoovelen los geworden zijn van hun materieele bezittin gen. Hij heeft gevraagd, of het mogelijk is, dat er in de S. D. A. P. te veel naar materieele zaken gestreefd is. Spr. wist niet-, of Troelstra daarbij gedacht heeft aan het religieus socialisme. Zoo neen, dan zou daaruit blijken, dat de leider toch bij intuïtie het gevoel heeft gehad, dat het religieus socialisme opkwam." Waaraan de heer Troelstra gedacht heeft bij zijn merkwaardige uiting, zal hij wel licht zelf niet anders weten te omschrij ven, dan dat hij uiting gaf aan het gevoel van groote onvoldaanheid, dat hem be kruipt bij 't overschouwen der scharen, welke hij ter overwinning meende te kunnen leiden. Laag bij den grond zijn de begeerten gebleven en dit verstikt spoedig alle goeds, zoodat ,,iets meer ideëels" noodzakelijk is om tot richtsnoer te dienen. Zal het „Religieus-socialistisch Verbond" dit nu brengen? De eerste twee artikelen zijner statuten luiden aldus Art. 1 Het religieus-socialistisch verbond stelt zich ten doel a. een band te vormen tusschen alle reli- gieuse socialisten en algemeene leiding te geven aan het werk ter bevordering van het religieus socialisme b. propaganda voor het socialisme te voeren, voornamelijk dadr, waar deze pro paganda met religieuse bezwaren kampt c. den materialistischen geest te bestrij den, voornamelijk in eigen (socialistischen) kring. Art. 2 Leden van het Verbond zijn zij, die in de verwerkelijking van het socialis me een voorwaarde zien tot bloei van het religieus socialisme; zij trachten dit te bereiken door naar de opheffing van den klassén- en naliënstrijd te streven cloor socialisatie van productie en distributie. Welk een verwarring, nietwaar, van materialisme eri religie om dit laatste woord dan maar eens te bezigen in den vagen zin, welken de statuten er aan hechten. Men wil, propaganda makend voor het socialisme, „den materialistischen geest" bestrijden door.... materialistische middelen, want wat valt anders- te ver staan door „socialisatie van productie en distributie"? En religieuse bezwaren hier tegen wil men blijkbaar wegredeneeren.... Wie werkelijk religieus gevoelt zal het in het nieuwe Verbond niet uit kunnen houden, want die zoekt een ander „sursum corda" dan daar te vinden is. SIR HENRY HOWARD BIJ Z. H. DEN PAUS. De buitengewoon gezant en gevolmach tigd minister van Groot-Britannië bij den H. Stoel, Sir Henry Howard, is, naar we in den „Osservatore" vermeld vinden, op 31 December 1.1. door Z. H. den Paus in plechtige audiëntie ontvangen ter overhan diging zijner geloofsbrieven. De diplomaat was daarbij vergezeld van den legatie-secre taris Duncan Gregory en den attaché John Wilson. Bij de „Sala degli Arazzi", waarheen de Zwitsers hem escorteerden, werd de gezant ontvangen door eenige dignitarissen uit 's Pausen omgeving, met wie hij zich een oogenblik onderhield. De H. Vader had zich intusschen begeven naar de troonzaal, waar hij plaats nam op den troon, om ringd door de leden van het pauselijk hof. Binnengeleid door den secretaris der Con gregatie van het Ceremoniëel, Mgr. Canali, schreed de gezant naar den troon des Pausen, tot wien hij een toespraak hield, en wien hij vervolgens de geloofsbrieven aanbood. Z. H. antwoordde in vaderlijke en vriendschappelijke bewoordingen op de rede van Groot-Britannië's vertegenwoor diger en noodigde dezen daarna uit hem te volgen naar zijn vertrekken, waar Z. H. met Sir Howard een particulier onderhoud had. Op dezelfde wijze en terwijl de ver schillende pauselijke korpsen de militaire eerbewijzen brachten uitgeleide gedaan, maakte de gezant vervolgens zijn opwaon- ting bij Z. E. den kardinaal-staatssecreta ris, om ten slotte een bezoek te brengen aan de Vaticaansche basiliek en eenige oogenblikken te verwijlen bij het graf van den Prins der Apostelen. HET TROONTJë VAN ALBANIë. Volgens een bericht uit Rome aan de „Times" is vanwege den prins von Wied als Mobret van Albanië door diens opper hofmaarschalk Rakarigi tot de bladen al daar een schrijven gericht van den volgen den inhoud .„Verschillende Italiaansche bladen heb ben in onwelwillende bewoordingen ge sproken over het treden van den koning van Albanië in het Duitsche leger en zij hebben in die daad een feitelijken troons afstand gezien. is geheel uit de lucht gegrepen. ,,In zijn proclamatie aan de Albaucczen onder dagteekening van 17 Septemuer liad de vorst gezegd „Ik heb dus bedacht, dat het, ten einde het werk, waaraan ik mijn leven wil wijden, niet onafgedaan te laten, noodig zou wezen, dat ik eenigen tijd in het Westen ging doorbrengen, maar weet, dat, van verre of nabij, ik slechts met één gedachte vervuld zal zijn aan den voor spoed van ons ridderlijk vaderland, Alba nië, te werken." „De koning bevindt zich op het oogen blik op het oorlogsveld, maar in den geest leeft hij nog steeds in Albanië en geheel Europa weet thans, dat geheel Albanië den terugkeer van zijn beminden wettigen vorst vraagt." Uit de Pers. De Kleine Man en de Groote Leening. „De Nieuwe Financie'r en Kapitalist" bevat het volgehde artikel: Het is thans, naar het ons voorkomt, boven alles, zaak den „kleinen man" voor de leening te interesseeren, en te zbrgen dat hij op het postkantoor of bij den naas ten ontvanger inschrijft zooveel hij kan. Van zijné medewerking zal het succes der groote uitgifte in hooge mate afhan gen. De groote en zelfs de kleine kapita list, zullen wel van zelf komen. De veilig heid der obligatie, haar hooge rente, haar gemakkelijke beleenbaarheid, zullen hun vaderlandsliefde supplementeeren. Maar de kleine man, of het vrouwtje met wat spaarcenten, zal lichtelijk in den waan komen dat zijn of haar f 100 of f 200 bij die f 275,000,000 geen rol spelen. Die waan moet hem of haar worden uitgepraat; en wij doen een beroep op elk lezer, en op elk redakteur, vooral van de honderden kleine couranten aan dit nummer, met dit stukje gemerkt, zal worden toegezonden, om het „kleine" pu bliek te beduiden welke groote rol het bij deze nationale zaak kan spelen. Stel dat er in ons land een half millioen lieden zijn die de hand kunnen leggen op 100 300 gulden, dan is het mogelijk zooveel kleine inschrijvingen te krijgen dat niet alleen het succes der leening verzekerd is, maar ook, hetgeen evenzeer telt, dat zij van meet af aan uitnemend geklasseerd zal zijn, d. w. z. in solide handen komt in plaats van bij speculanten. Met het oog hierop is het van het hoogste belang die kleine menschen voor de goede zaak te winnen; en daardoor wordt een dubbel goede daad verricht, aangezien tevens wordt belet dat die menschen hun goed geld versnoepen aan Lotisico of Tijdgeest polissen, en dergelijke dwaasheden. De aangewezen weg om deze vele klein tjes tot inteekenen te bewegen schijnt ons te zijn hen attent te maken op de solidi teit, op de hooge rente, op het feit dat de Nederlandsche Bank ten allen tijde geld op de obligatiën leent, en op de omstan digheid dat zij steeds door verkoop te gelde zullen kunnen worden gemaakt. Verder moet hun de beteekenis der lee ning van een vaderlandlievend stapdpunt worden verklaard. Men moet hun uiteen zetten dat de Staat, om zijn neutraliteit te kunnen handhaven en eventueel om zijn onafhankelijkheid te kunnen verdedigen, geld in kas moet hebben; voorts dat han del, landbouw en verkeer beter zullen worden wanneer de Nederlandsche Bank het geld dat zij aan den Staat heeft moe ten 1 oenen terugkrijgt en opnieuw ter be schikking kan stellen van den boer en den koopman, en dat dit gunstig moet terug werken op het bedrijf van iedereen. Bij vermijding van ingewikkelde bijzaken zul len deze eenvoudige waarheden niet na laten het gewenschte gevolg te hebben. En daar zulk gevolg een eerste landsbelang is hopen wij dat ieder lezer onder de „kleine luyden" in.zijn kring ijverig pro- paganda zal makan.voor .de Groote Lee ning. Pauselijk initiatief. Ontroerend en troostend voor het katho lieke hart is het te zien, hoe in dezen droeven tijd de algemeene Vader der Chris tenheid niet ophoudt pogingen aaji te wen den, om het lijden van den oorlog zooveel mogelijk te verzachten, zegt het „Cen trum". De eerste Encycliek des Pausen was een oproep, een smeekbeê om den vrede. Toen kwam Benedictus' voorstel, om althans gedurende de Kerstdagen de wa penen te laten rusten. En nu heeft Zijne Heiligheid telegram men gewisseld met den Duitschen Keizer om «en uitwisseling van verder voor den dienst ongeschikte krijgsgevangenen te verkrijgen. Wij kunnen slechts hopen, dat dit denk beeld des Pausen niet alleen bij den Keizer, maar ook bij de andere oorlogvoerende Staatshoofden en regeeringen een gunstig onthaal zal vinden. Het lot van duizenden en duizenden zal daardoor worden verzacht en tallooze aders, cchtgenooten, zonen zullen aan hun land en hunne gezinnen worden terugge geven. Het initiatief des Pausen legt een nieuw en treffend getuigenis af van zijn aposto lisch hart. Hoog staat reeds de figuur van Benedic tus, ook in het aanzien van hen, die niet tot de Kerk behooren. En dien buitenstaanders moet het even zeer weldadig aandoen, dat te midden van zooveel ruw geweld, telkenmale een zede lijke macht naar voren treedt, om de we reld te herinneren aan de zegeningen van vrede en verzoening. Er is helaas, nog geen uitkomst te zien in den woedenden strijd. De krachten wegen tegen elkaar op. Zou het den Vrede-vorst te Rome zijn voorbehouden de volkeren' terug te voeren van den met lijken bezaaiden weg, waarop alleen het redelooze wapen beslist?.... De vergoedingen aan Militairen. „Het Kath. Volk" schrijft: „Er zal verbetering komen in de rege ling der vergoedingen aan gezinnen van miliciens en landweerplichtigen. Het bedrag van f 1bepaald bij art. 84 der Militiewet, wordt gebracht op f 1.53, het maximum, dat tot dusver alleen aan gezinnen van landweerplichtigen kon wor den toegekend. Dit is een verbetering van belang. Zij maakt een einde aan de scheeve verhou ding, dat het soms talrijker gezin van den milicien minder vergoeding ontvangt dan dat van den landweex-man. Toch valt er nog meer te verbetex en. Zooals ons gebleken is wordt niet overal eenzelfde maatstaf gevolgd bij de bereke ning van hetgeen voor het levensonder houd van den dienstplichtige, moet wor den afgetrokken van de Maximum-vergoe ding. In sommige gemeenten heeft men hier voor zelfs f 3.50 tot f 4 genomen, waar de verdiensten van den dienstplichtige als eenige kostwinner slechts 9 h 10 gulden bedroegen. Bestaat het gezin nu uit 6 of 7 personen, dan blijft dus voor de overige 6 niet eens 2/3 over. Men voelt hoe onbillijk deze berekening is. Geen wonder dat er vele klachten wor den gehoord over die vergoedingen. Gezinnen van 6 a 7 personen moeten nu rondkomen met 70 h 80 cent per dag. Daarbij lijden zij natuurlijk gebrek. Vooral in dezen tijd, nu alle levensmid delen zoo in prijs gestegen zijn en andere gezinsleden of familieleden, die in gewone tijden zouden kunnen bijspi-ingen, meestal lijden onder werkloosheid. De Minister van Oorlog moge spoedig een algemeene regeling ti*effen, die meer bevx-edigt. De aftrek, hierboven bedoeld, zou geheel kunnen vervallen, zoodat aan gezinnen, wier eenige kostwinner in mili- taii'en dienst is, als regel f 1.50 wordt uit betaald, zoo dit bedrag, zevenmaal geno men, het gewone weekloon niet te boven gaat. Van iedei'een wox-den tegenwoordig of- fei*s gevraagd en ook de gezinnen van on ze landverdedigers moeten die brengen, maar men zorge toch, dat het noodzake lijke levensonderhoud kan woiden bekos tigd. Dit is in meer den één opzicht van natio naal belang; want het kan niet goed wer ken op het moreel van onze soldaten, wan neer z. gepijnigd worden door de gedach ten, dat hun gezinnen gebrek moeten lij den." Wij voegen hieraan toe, schrijft „Patri monium", dat er nog een verbetering komt. De Minister van Oorlog nam de vox-ige week over een amendement-Ter Laan, me de aanbevolen door den lieer Duymaer van Twist, waarbij de maximum vergoeding voor de oudste landweerlichting, die feite lijk zou moeten ovei'gaan naar den land storm, werd bepaald op f 2. Als de burgemeesters nu maar in den geest van deze wijzigingen handelen. Ook moet het Departement duidelijke voorschriften geven, die met den geest der wettelijke bepalingen harmonieeren. Si vis pacern, para bellum. De oud-minister Mr. v. Houten schrijft in zijn jongsten Staatkundigen Brief on der meer. „Deze oorlog is het afdoende bewijs, dat oorlogstoebereidselen geen waarborg zijn voor den vrede. Niets is onjuister gebleken dan de veelgeprezen regel: Si vis pacem, para bellum (Zoo gij den vrede wilt, be- reid u tot den krijg). Wie don vrede wil, moet den vrede ook zoeken cn voorbex-eiden en als zij een zekere graad van weerbaar heid steeds noodig, een mate van oorlogs toerusting als thans lpidt blijkbaar onver mijdelijk tot oorlog. Zelfs is liet reeds een oorlogsgevaar, dat talrijke voorname ak- teurs op dit gebied hun leven niet doelloos willen slijten met repetition, maar ook wel eens exmst willen maken cn een voor stelling willen geven en x-oom behalen. Als men voorts ten volle tot oorlog toegerust is en het volkerenrecht geen breidel gc-eft aan het gebruik der wapenen, terwijl elke dag vertraging aan de tegenpartij een voorsprong kan geven, zijn ultima op ter mijnen van weinige uren en plotselinge overschrijding van grenzen hot natuurlijke gevolg." Wij hebben bij herhaling reeds hetzelfde betoogd aldus het Centrum. De be faamde leer, waar-mee zoo vaak cn druk geschermd wend, is op een droevig fiasco uilgeloopen. Wij zijn het grootandeels met liet blad eens, doch niet geheel en al. De leer, dat de bewapening aller staten alle voor den oorlog zou vrijwaren is zeer zeker op een fiasco uitgeloopen. Maar toch biedt en blijft, zoolang er niet eexr algeheele oni- wapeningtot stand is gekomen, do \ooi> bei-eiding tot den oorlog, de bewapening,de meeste zekerheid of liever de minste on zekerheid betreffende het behoud van den vrede. Zou er geen veel grooter gevaar voor het schenden onzer neutralitext be staan, als wij geen weermacht hadden? Land en Tuinbouw. Verbod van uitvoer van Vee. De Nederlandsche veehouderij heeft in de laatste tientaljn van jaren een groote uitbx-eiding verkregen; de gelegenheid oni de producten van dit bedrijf levende die ren. vleesch, spek cn zuivelproducten met winst naar het buitenland af te zetten heeft aan deze uitbi-eiding den gi*ooten stoot gegeven en is oorzaak geweest dat meer nog dan ooit te voren de welvaart van het veehouderijbedrijf afhankelijk is van den gercgelden ongestoorden uitvoer. Die uitvoer is voor dat bedrijf een levens kwestie en waar mogelijk heeft zooals be kend de Regeering dan ook te allen tijde getracht de belemmeringen voor een ge- regelden uitvoer uit den weg tc ruimen en het afzetgebied van die producten tc ver- grooten. Voer zooveel betxeft vee en vleesch werd in de laatste 5 jaren uitgevoerd: kalfsvl. 109042' 16.823. 000 15.775. 000 14.919. 000 18.30.4 000 18.293. jluxj lo.zio 1912 77.086 stuks scha pen. KG. I stuks scha-1 var pen vl.l kens. 115791 20800 000 89811 11500 000 7O33I214000 (IOO I 9549)343300 000 08381 36400 kens- vl. 33029 (MX) 27142 000 34605 000 28277 000 47213 Waar omstandigheden van allerlei aard x-eeds in normale tijden aanleiding geven, dat de cijfers die den uitvoer aangeven, FEUILLETON. De Saksische Maagd. Verhaal uit de eerste dagen van het Duitsche rijk. I. De aankomst van den priester. Aan den zuidelijken oever der Schfei, tegenover het stadje Sleeswijk, verheft zich eene hoogte, Oldenburg geheeten. Dicht daarbij, tusschen deze hoogte en de ï-ivier, ligt aan den zoom van een boschje. een overoud kerkje, uit groote blokken steen opgetrokken. Dat is het kerkje van Haddeby, de plaats, waai-toe het eertijds behoorde, is lang van de aarde "verdwe nen. Uit verafgelegen plaatsen slechts komen eiken Zondag de parochianen, om in dit afgelegen godshuis de H. Mis te hooren. In 't geheele land is het kerkje beroemd om hare oudheid en den naam zijns bouw meesters, Ansgar, den apostel van 't noor den, die het evangelie van Gods Woord onder de heidenen heeft vei-kondigd, en, zegt men, dit kerkje gebouwd heeft, als eerste in deze streek. Koning II ar aid van Denemax-ken was door zijne vijanden van troon en heer schappij beroofd geworden. Hij wendde zich in 814 tot den Duitschen keizex-, Bode wijk den Vromen, en verzocht hem om steun en hulp, teneinde zijn vei-loren ge bied te hei-winnen. De keizer beloofde hem ook- zijne hulp onder voorwaarde, dat hij in zijn land het Chi-istendom zou invoeren en uitbreiden. Koning Ilarald nam 's kei zers voorwaarden aan. In den zomer van het jaar 826 werd hij met zijne gemalin, zijnen zoon, zijn broeder Erik en een tal rijk gevolg met groote plechtigheid in de St. Albans-kerk te Mainz gedoopt. Nu kwam keizer Lodewijk ook zijn gegeven belofte na. Gevolgd door een keizei-lijk le ger trok de koning zijn gebied weer bin nen. Zijne vijanden moesten voor de over macht vluchten. Haralds tocht door Hol- stein en Sleeswijk geleek meer op een triomftocht van een met roem ovei-laden overwinnaar, dan op den terugkeer van een verdreven en gevluchten koning. In zijn gevolg bevond zich ook de monnik Ansgar, die voor dien in 't klooster Neu- -Corvey, bij Padei-born, als leeraar gear beid, daar de heilige priesterwijding had ontvangen en thans vol geloofsijver en moed besloten had in Denemarken het evangelie des vredes te prediken. Ook de hoofden van den Saksischen stam, die in en om Haddeby woonden, waren samengekomen om den terugko menden koning groete en huldiging te brengen. Gehuld in dierenhuiden, het haar in lange lokken op de schouders gol vend, het zwaard in de rechter en het schild in de linkerhand, kwamen zij met ontbloot hoofd in een lange rij den nade- ï-enden koning uit de stad tegemoet. Meis jes in lange gewaden droegen hunne af godsbeelden voor zich uit. Daarop volgde de grijze hoofdman Ethelrik, die door zijne hooge gestalte ver boven zijn stamgenoo- ten uitstak. Zijne vijftienjarige dochter Hilda schreed aan zijne zijde. Het goud blonde haar golfde haar op de schouders: zij droeg schild en zwaard haax-s vaders, terwijl haar vurige blik terneergeslagen was. Slechts nu en dan verhief haar oog zich schuchter naar haar toornigzienden vader. Vlug sloeg zij het weer neder; met geen enkele trek veiTied zij, hoe haar trots zich vex*zette tegen de ootmoedige on derwerping, welke haar vader en de ge zamenlijke hoofden der Saksers gedwon gen waren te toonen. Koning Harald, in prachtige wapenrus ting gekleed, kwam op een forsch paard naderbij gereden. De hoofdmannen brach ten hem hulde naar de zeden des lands, vroegen hem om vergiffenis voor hun vroe- geren afval, en beloofden hem gehoor zaamheid en tx-ouw. Dc koning nam den eed aan en beloofde als christenvorst hun te willen vei-geven en het volk een goeder- tiei'en heex-scher te zijn. Daarop wenkte hij Ansg.ar, die in priesterlijk gewaad en met een kruisbeeld in de hand naderbij trad en sprak tot de verzarhelde hoofdmannen „Saksers! Hier ziet gij een priester van den God, dien ik thans dien en tot wien ik ook u wil voeren. Ik heb dezen priester toegestaan in mijn land te komen, om hier zijn geloof te leeren cn te verspreiden. Haddeby heeft hij zich als woon geko zen. Ik vorder van u, dat gij hem als mijn vriend in uwe stad opneemt, hem eert en acht en in geenen deele zijn werk hindert. Ethelrik, gij, het hoofd van den dapperen stam der Saksers, zijt aanspiakelijk voor 't geringste nadeel, de kleinste krenking, dezen priester, waar ook, aangedaan. Wee u, indien ook maar één haar op zijn fiöofd wordt gekrenkt! Ethelrik, tr'eed nader en buig u voor 't beeld van zijnen en mijnen God, dat hij in de hand heeft!" Bij deze woorden des konings liep een dof gemor door de rijen der Saksers. Ethel rik deed een stap achterwaarts en keek om zich heen. Een enkele blik echter op de scharen, die den koning omgaven, over tuigde hem, dat elk verzet dwaasheid zou geweest zijn. Hij trad dan ook in gebogen houding op den priester toe, die. hem- met zachte blikken en in zegenende houding het beeld van den Gekruiste vooïtxïeld. Plotseling echter viel eene hand op den schouder van den ouden hoofdman en hield hem terug; Hilda, zijn dochter, trad vol toorn en fonkelende oogen voor hem. „Vader", riep zij met luider stem, „gij wilt uw hoofd buigen voor de vreemde en valsche goden? Gij wilt de goden onzer vaderen trouweloos verlaten? Zoo gij dat doet, werp ik u zwaard en schild voor de voeten. Gij.zijt niet meer waard dit wapen te voeren en ik kan uwe dochter niet meer zijn!" De grijze hoofdman schrok en bleef staan. Luide bijvalskreten weerklonken in de rijen der Saksers. Koning Ilarald trok zijn zwaard en riep in heftigen toorn „Kniel, of ik doorboor u op de plaats!" Ethelrik bleef stijf en hoogmoedig staan. Reeds wilde de Koning zijne bedreiging vervullen, toen -Ansgar, de priester van Jezus Christus, hem met afwerend gebaar in den weg trad en uitriep ,,'t Is genoeg, machtige vorst! Acht den trots cn den moed van uw volk hoogt Ik ben niet geko men om krijg en bloedvergieten te bren gen, doch om 't Woord van vrede en liefde te verkondigen. Christus overwint niet door de scherpte van het zwaard, maar door de macht van Zijne waarheid en lief de. Steek uw zwaard op! zoo roep ik ook u, mijn vorst, toe. Wij moeten hoogachten en waardeexen, dat het volk der Saksers het geloof hunner vaderen trouw blijven en zich niet buigen wil voor den God, dien zij niet kennen." Daarop wendde Ansgar zich tot de hoofdlieden en sprak „(.iaat in vrede! De macht dezer wereld zal u niet, voor het kruis doen buigen of onderwerpen. Neemt mij slechts als vriend op en vergunt mij uwe harten te veroveren door de macht van het woord!" De rede van den vromen priester had een diepen indruk op aller harten gemaakt Koning Harald stak zijn zwaard op, keer de zijn paard om en reed door rijn gevolg begeleid door de poort der Stad Haddeby. Ansgar volgde hem langzaam. In de stad liet de koning de hoofdman nen plechtig beloven, den vreemden pries ter in zijn doen en laten niet te hinderen; Ethelrik beloofde 't in zijnen naam en in die der overigen. Daarna trok de koning verder om ook het noordelijk gewest te onderwerpen. Ansgar echter bleef te Had deby en predikte het evangelie; weldra had hij een kleine gemeente om zich ver zameld. IL Bekeering van 's Konings dochter. Hilda, de dochter van den hoof»:'nan der Saksers, had door hare koene woor den, den grijzen vader teruggehouden va>- onderwerping aan den vreemden God- zij was het ook, die na dien dag haar vader versterkte in de vijandschap tegen het nieuwe geloof. (Wordt vcxwolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1