S)e£cidócfie(2ou^omt liiiiS Tweede Blad. 6e JAARGANG. No. 1582 Dinsdag 22 December 1914 Evenals vorige jaren stellen wij in het no. dat op 31 December 1914 sai verschijnen, voor belangstellen den de gelegenheid open om op GGEDKOOPE en DOELTREFFENDE wijze de gebruikelijke NIEUWJAARSWENSCHEN bij advertentie in „De Leidsche Cou rant" aan Familie, Vrienden en be gunstigers aan te bieden, voor den prijs van 10.25, grootte als onder~ staand vakje, dubbele grootte, dubbele prijs van i 0.50. Zij, die van deze goedkoope gelegenheid willen gebruik maken, moeien hunne Advertentiën met het bedrag, daar deze uitsluitend bij vooruitbetaling geplaatst worden, vóór Woensdag 30 December, des namiddags 4 uur inzenden. Nieuwjaarswenschen na dien tijd ingezonden, worden behandeld als GEWONE Advertentiën tegen den prijs van 1 tot 5 regels voor 10.75, iedere regel meer 15 cent. De A dministratie. Uit de Pers. De wereldpositie van het pausdom. De eerw. heer Goulmy schrijft in de „Maasbode" Wie is hij, die te Rome op het Vaticaan troont? Voor de kinderen der Katholieke Kerk is Hij de plaatsbekleeder van den Christus Zeiven op aarde en de wettige opvolger van den H. Petrus, op wien de Christus Zijne Kerk gebouwd heeft is Hij de Koning, die wederrechtelijk "van Zijne staten be roofd is; is Hij de Paus-Koning! Voor hen, die het geluk niet hebben, tot de Katholieke Kerk te behooren, is Hij een machtige kerkvorst; een onttroonde monarch, die, evenals meerdere vorstelijke personen, welke zijn lot deelen, nu en dan tegen den gepleegden statenroof protesteert en dat wel zonder hoop op eenig praktisch succes. En toch hoe geheel verschillend is de be handeling, welke de machtigen dezer we reld b.v. den onttroonden monarch van Portugal of den orthodoxen oecumeenschen patriarch van Constantinopel aandoen, vergeleken bij die, welke aan den Paus van Rome ten deel valt! Is 't niet, alsof zij er niet waren. En als zij van het wereldtoo- r.eel verdwijnen gaan, wat bijzonder schok kends gevoelt dan de wereld? Vergelijk daarmede eens de dagen van het afsterven van Paus Pius X en der keuze van Zijnen opvolger! Was het niet, alsof de wereld en niet de Kerk alleen haar Paus FEUILLETON. In 's levens maalstroom. (Het auteursrecht van deze vertaling is voorbehouden). 53) Ondanks alle geruststellingen van Rose, was er toch iets in de geschiedenis der drieduizend francs, dat de openhartige Marcelle tegen den horst stiet. En rog een andere twijfel kwam bij haar op, die weldra in zekerheid overging gedurende de lange uren, dat zij alleen was, had zij tijd te over tot nadenken. Toen zij eenmaal tot een besluit was ge komen, vroeg zij op zekereiTHag aan baar vader verlof om bloemen op juffrouw Hermine's graf te mogen brengen. Montfort fronste de wenkbrauwen (dat was zoo zijn gewoonte) en verleende de gevraagde toestemming. Rose en Marcelle vertrokken dus, terwijl Simon naar zijn fabriek was, en volbrachten zonder tegen spoed hun pelgrimstocht. Toen zij, zonder nog veel woorden te hebben gewisseld, het kerkhof verlieten, sloegen zij, als bij stilzwijgende overeen komst, den weg naar des dokters huis in. De oude dokter was uit, maar de oude huishoudster ontving haar met groote hartelijkheid, bood eenTge verfrisschingen aan en kon niet uilgeroepen komen over Marcelle, die zoo groot, zoo ernstig, zoo geheel dame was geworden, wel wat ver magerd. maar dat braclït haar leeftijd mede. Na de goede huishoudster met de verloor en haar Paus kreeg? Zooveel nt- roering, zooveel belangstelling, ook te mid den van een tot op heden ongekenden we reldoorlog. Voorwaar, de positie van den rt. Stoel is er eene van wereld-beteekenis. Zeer bijzonder komt die wereld-positie van het Pausdom uit in de steeds zi h uit breidende „corps diplomatique", bij het Vaticaan geaccrediteerd.) van het angli- wordt bewezen, dat, steeds meerdere sta ten de wereldomvattende positie van den H. Stoel beginnen te begrijpen. Naast de gezanten van officieel Katho lieke staten als Oostenrijk-Hongarije, Spanje, Argentinië, Chili, Colombië, Costa- Rica, Bolivia, Peru, vindt men thans ook de vertegenwoordigers van landen, welke scheiding van Kerk en Staat in hunne wet ten geschreven hebben, n.l. van Brazilië en België, vindt men thans de vertegenwoor digers van het slechts in groote meerder heid Katholieke Beieren, van het overwe gend protestantsche Pruissen, van het orthodoxe Rusland, van het orthodoxe Servië (De gezant van Servië te Parij3 werd bij gelegenheid van de onderhande lingen over het concordaat ook bij het Vaticaan geaccreiditeerd.) van het angli- kaansche Engeland! Ja, misschien binnenkort mengt zich de mohammedaansche Turk in dat cosmopo- lietisch gezelschap. Gewild heeft hij het al lang. En als Frankrijk eens durfde keeren op de ingeslagen weg, wat zou er spoedig een ambassade te Rome gevestigd zijn. Ze ker is het wel, dat, als het niet geschied was, het nooit meer gebeuren zoude. De Fransche Regeering sneed zich in Juli 1904 leelijk in den vinger! Wie is nu zeó onnoozel, om te meenen, dat staten als Rusland, Pruissen, Enge land gezanten bij den Heiligen Vader ac- crediteeren, om de glorie van den H. Stoel en der Kerk te bevorderen en niet om eigen belangen te dienen? Welnu, wanneer daaraan niemand twij felt, is het wellicht niet ondienstig, om even naar voren te brengen deze zinsnede uit het program der R. K. Tweede-Kamer club van 20 October 1896: „De opheffing der Nederlandsche legatie bij den H. Stoel blijven zij afkeuren én be treuren; Voor het belang en de eer des lands vorderen zij haar herstel." Let wel: afgezien van de beleefdheid, daardoor aan de Nederlandsche Katholie ken eventüeel te bewijzen, achten de Ka merleden het herstel van het gezantschap „voor bet belang en de eer des lands' noodzakelijk, daarmede een rede aange vende, welke ook andere mogendheden tot bet accrcditeeren van gezanten bij den Paus noopte. Goederen in de doode hand. In de Kamer is door den heer Tydeman een belasting op goederen in de doode hand ter sprake gebracht; niet naar den zin van het „Centrum", die vindt, dat het oogenblik, om op zulk een belasting aan te dringen, niet gelukkig gekozen wa9. De heer Tydeman scheen niet te kun nen begrijpen, dat het oogenblik voor een bespreking van deze materie al heel slecht gekozen was. Uitermate bevreemd had hem zelfs het antwoord van don minister, dat ,,het te genwoordige politieke bestand een derge lijke belasting op dit oogenblik niet zou toelaten". En de meer gemaakte opmerking, dat zulk een belasting weinig zou opbrengen, kon evenmin zijn ijver koelen op dit stuk. Dat moest de tijd leeren! Nu is deze aandrang, om de goederen in de doode hand te belasten, van Guds- her een liberaal stokpaardje. Maar juist daarom kan het zijn nut hebben, er aan te herinneren, dat in den laatsten tijd ook van vrjjzinnige zijde stemmen zich hebben laten hooren, die hartelijkste groeten voor den dokter te hebben belast, vertrokken Rose en Mar celle. Zullen wij den omnibus nemen? zeide Rose, terwijl zij ter zijde keek, wat bij haar altijd een bewijs'was van de een of andere bijbedoeling. Neen, zeide Marcelle beslist, wij gaan naar mijnheer Breault. Dat was juist wat Rose wilde, maar zij had liever Marcelle het initiatief willen overlaten. 't Was Marcelle, die aanschelde, Mar celle, die het eerst binnentrad en die Ro bert het eerst de hand reikte. Rose wist niet wat zij zag en vroeg zich af, vanwaar die plotselinge verandering "by het anders beminde meisje kwam". Na de eerste hartelijke begroetingen zeide de jonge man: Maar nu zal ik je toch eens aan mijn vader voorstellen.... Aanstonds, antwoordde het meisje. Ik heb u iets mede te deelen, mijnheer Robert, of liever u iets op te dragen. Zij voelde eenigszins in haar zak en legde voor de verbaasde oogen van Rose, de leelijke oortemonnaie met de driedui zend francs op de tafel. Dat behoort mij niet toe, mijnheer Robert, zeide zij. Rose 'heeft het mij gege ven, maar van haar was 't ook niet. Ik had het den dokter ter hand willen stellen om het aan de erfgenamen te geven,maar hij was niet thuis. Zoudt u het hem nu voor mij willen overhandigen? U ziet hem vaker dan ik. Robert zag haar verwonderd aan. Rose strekte de hand naar het geld uit. Maar het behoort u, kleine, zeide zi). tegen een drijven in dien zin waarschu wen. Het „Centrum" herinnert, dat toen on langs een der lezers van het „Vader land" op de heffing van zulk een belasting aandrong, dit blad het bedenkelijk noem de om kerkelijke instellingen van liefda digheid, van welke juist nu zooveel wordt gevergd, zwaar te belasten. Daarbij ver zekerde het Haagsche blad, dat men veel te hoogen dunk heeft van de opbrengst van zulk een belasting, die niet mee zou vallen. Het „Vaderland" lichtte deze mee ning aldus toe Volgens een bij de begrooting voor 1911 door den Minister Kolkman overgelegden staat vormden toen in ons land de onroe rende goederen in de Doode Hand een bezit met een belastbare opbrengst van f 7,285,411 aan ongebouwde, f 7,626,662 aan gebouwde eigendommen, terwijl op het Grootboek aan kapitalen in de Doode Hand 9tond ingeschreven een bedrag van f202,017,400 èi 2% pCt. en f73,003,350 k 3 nCt. Herhaaldelijk; is reeds door opeenvol gende regeeringen naar aanleiding van den op hen uitgeoefenden aandrang om de goederen in de Doode Hand te belas ten, betoogd, dat deze belasting veel min der zou opbrengen dan men er van ver wacht. inzonderheid, omdat in een groot aantal gevallen de vrijstelling uit hoofde van het openbaar belang zou moeten wor den gehandhaafd. Men denke slechts aan de gebouwen van den gemeentelij ken, provincialen en rijksdienst. Uit het oog mag ook niet worden verlo ren, dat de genoemde vrijstellingen be perkt zijn en dat o. a. voor aan een ge meente toebehoorend onroerend goed, hetwelk niet bestemd is voor den openba ren dienst, wel degelijk grondbelasting (Wordt betaald. Het „Centrum" fffidt, dat men dit „stokpaardje" nu maar op stal moest zetten. Ondertusschen is er bericht geko men. dat de Regeering de quaestie gaat onderzoeken. Dan komen de gegevens los en is de zaak dus van alle kanten te be kijken. r v 4 Rechts, j Do „Standaard" driestart: De houding door Rechts de vorige week in de Kamer bij het groote debat aangeno men, was correct. Van principieel oordeel over belasting stelsel onthield men zich. Dit zou onver mijdelijk tot openlijke antithese hebben geleid. En zoolang het Bestand duurt, mag de antithese niet op straat komen. Alles komt er dan op aan, om in den nood van het oogenblik te voorzien, en daarbij moet aan het Kabinet de leiding en tegelijk aan het Kabinet drievierde van de verantwoordelijkheid blijven. De gewone parlementaire contróle moet hier inbinden, en wat ook nu door'een eerste Kamerlid beweerd werd, dat het Parlement desnoods door moet durven tasten, is onwaar. Dat kan en mag nu niet. Een oog in het zeil ja, maar de ver antwoordelijkheid van het Kabinet over nemen, stellig niet. Daartoe is het Parle ment niet in staat. Steeds is dan ook de oorlogstoestand in alle land zóó begrepen, dat met oorlog naar buiten, straks vanzelf vrede tus=enen Kabinet en Parlement intreedt. En dit wel uit dien hoofde, dat alleen het Kabinet ge heel op de hoogte is van de ver i^udingcn tusschen het Vaderland en de Buitenland sche Mogendheden. In een goed georganiseerd consthulio neel land steekt dan ook, zoodra oorlogs gevaar geconstateerd wordt, de rppositie het zwaard in de scheede. Er ziju riau geen partijen meer. En het Kabinet moet staan boven de par tijen. Slechts één geval is er, waarin om verwerping van het Kabinet gebiedende eisch zou zijn. Wilde namelijk het geval, Gij weet wel, dat juffrouw Hermine u tot haar erfgename zou benoemd hebben, als zij er tijd voor had gehad. Waarom wilt gij?-- Marcelle stond op en legde een hand op den schouder van de oude dienstbode. Het geld behoort mij niet, Rose, zei de zij; dat weet gij wel. Gij hebt het niet willen houden, omdat het niet van u was. Kunt gij nu aan mij geven, wat u niet toebehoort? Op deze kinderlijke logica wist Robert niet wat te zeggen. 't Is goed, Marcelle, zeide Robert met zijn ernstige stem, ik zal de driedui zend francs aan den dokter ter hand stel len. Gij hebt goed gehandeld, mijn kind, dat verzeker ik je. Marcelle slaakte een zucht van verlich ting en zeide verheugd: Ja, ik wist wel, dat gij tevreden zoudt zijn. Zij zweeg en keek beschroomd cm zich, maar een glans van genoegen lag over haar gelaat. Rose wischte zich tersluik de oogen af. Kom, nu gaan we naar papa, zeide Robert, haar voorgaande. Mijnheer Bréault beschouwde Marcelle geruimen tijd. Het jeugdige gezicht was als een zonnestraal in de droeve, meestal eenzame kamer van den zieken man, een zaam en droef, ondanks de toewijding van zijn zoon. Terwijl hij het meisje met zijn vader liet keuvelen, ondervroeg Robert de goede Rose. Is zij gelukkig? vroeg hij zachtkens. Rose maakte met zooveel heftigheid een ontkennend gebaar, dat het de opmerk zaamheid van Marcelle trok. Daardoor dat het oorlogsgevaar ons overviel op een oogenblik, dat een zwak, bijna wegster vend Kabinet op zijn begrafenis zat te wachten, dan ware opruiming, ja. zeifs onmiddellijke opruiming van zulk een Ka binet plicht. Doch dan ook alleen. Nu we daartegen, afgezien nu van de partijkleur, een intrinsiek vrij sterk Kabi net bezaten, sprak het vanzelf, dat het aan moest blijven, maar dan ook, zonder ex ceptie, door heel de Kamer moest worden gesteund. Rechts gedroeg zich. van 1 Augustus af. geheel conform dien steen der wijzen. Ook nu bij dit leeningsontwerp. Ter dege ernstig en met kennis van za ken is door de heeren Rutgers, De Monté ver Loren, Van Vuuren, Nolens en De Geer aan het debat deelgenomen. Kleine aan merkingen bleven niet uit. Van voorkeur van het ontwerp voor Links of Rechts bleef men af. Men liet zeer wel doorsche meren, dat ook Rechts een eigen, en dan een eenigszins andere opinie te dezer da- ke koesterde. Maar dit alles bleef op de achterlinie, en in 't front klonk het steeds kalm en duidelijk: Ter wille van 's Lands belang ligt onze stem ter uwer beschik king. Deze houding was de van de van zelf aangewezene. Het belang van het va derland liet geen andere houding toe. Men mag er zich dan ook in verheugen, dat de drie partijen ten deze volkomen ac- coord gingen. Het is zoo, in de Pers waren er enke len, die 't beter wisten. Maar hun luid ge roep bleef op parlementair terrein zonder echo. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. De economische toestand. De Memorie van Antwoord nopens de verhooging der begrooting van Landbouw, Nijverheid en Handel voor dit jaar (ver schillende onderwerpen) geeft een over zicht van hetgeen van overheidswege is ge schied ter zake van den oconomischen toe stand. De minister wijst in den aanvang van zijn antwoord op de noodzakelijkheid o m ook thans nog omzichtig op te t r e d e n. Ja, 't is zelfs de vraag, of de Re geering thans niet veel meer aandacht moet wijden aan de vraag of zij niet moet ingrijpen, dan in het begin van den oor log, toen anders dan thans, zelfs bij opper vlakkige beschouwing het abnormale van de toestanden en dus de aanleiding tot ingrijpen voor een ieder duidelijk was. Het spreekt intusschen vanzelf, dat thans over meer ervaring ten aanzien van de gevolgen van sommige buitengewone maatregelen kan worden beschikt dan bij het begin van den oorlog, en dat thans dientengevolge wel eens anders kan wor den opgetreden dan toen onvermijdelijk was. Dit geldt met name de prijsbezettin- gen en de uitvoerverboden. Bij de bespreking van het broodvraagstuk schrijft de minis ter, dat het algemeen standpunt, wat den invoer van diverse voedingsstoffen aan gaat, waarop de Regeering heeft gemeend zich te moeten plaatsen, is, dat in de eer ste plaats moet gezorgd worden voor goed koop bruinbrood, dus vervaardigd uit on- gebuild tarwemeel, dat evenwel niet uit Amerika ingevoerd wordt, doch in Neder land gemalen wordt o. a. van buitenland- sche tarwe. Den invoer van die tarwe be schouwt de Regeering dus als haar eer sten plicht. Daarna dien van veevoeder en vervolgens dien van Amerikaansch meel. Het voorstel van de firma Gerhard Polak c. s. kon door de Regcering niet worden aanvaard, omdat zij van oordeel was en nog is, dat de invoer van tarwe en meel in tot voorzichtigheid aangemaand, verhaal de zii nu fluisterend, wat voor ongezellige aard Simon Monfort had. Dit onderwerp verleende haar zooveel welsprekendheid, dat haar verhaal niet eindigde voor de klok haar waarschuwde, dat het tijd was, om het diner voor dien onmogclijken man te gaan bereiden. Hij zal mij wel aan den dijk zetten, besloot zij, met zooveel kracht aan de keel banden van haar hoed trekkend of het de ooren van Monfort waren. Herinner u dan, antwoordde Robert nog altijd zacht, dat gij hier altijd een toevluchtsoord hebt, en.... zij ook, voegde hij er aarzelend bij. Dank u, mijnheer Robert, zeide Rose, terwijl zij zich met een zucht in haar vol le lengte oprichtte, wij zullen het niet ver geten. Kom, Marcelle. Marcelle stond gehoorzaam op. Mijn heer Bréault trok haar naar zich toe en kuste haar met teederheid op het voor hoofd: zijn gansche leven had hij ver langd naar een dochter, die groote troost van alle weduwnaars. En toen zij het ver trek verlaten had en daarmede de zonne straal verdwenen was, zeide hij be droefd: O,-konden wij haar hier houden..., Hoe ongelukkig, dat zij haar vader terug gevonden heeft. Robert kon zich niet weerhouden te la chen om dezen uitval, maar in zijn hart was hij hét er volkomen mede eens. HOOFDSTUK XXXV, Rose vertrekt. - Neen, Rose, zeide Monfort op zeke ren dag, terwijl hij verstoord zijn servet haar handen behoort te blijven, zoolang de oorlog het importrisico van deze allereer ste levensbehoefte blijft behecischen. Ten aanzien van den aanvoor van maïs geeft de minister te kennen, dat de Regeering er naar streeft om zooveel mo gelijk maïs tegen zoo laag mogelijkcn prijs in omloop te brengen. Hoewel ook sommige onderdeden van den landbouw den terug slag van de tijdsomstandigheden ondervin den en in de toekomst nog meer zullen ge voelen, kan toch in het algemeen gezegd worden, dat deze tak van ons volksbestaan niet het meest getroffen wordt. Ongetwij feld is door de hooge veevoedorprijzen de var' msfokkerij ingekrompen. Gelukkig ba- staat er thans echter uitzicht, dat er eer lang aanzienlijke partijen veevoeder, met name maïs, uit het buitenland zullen wor den aangevoerd, waardoor een al te sterke inkrimping zal worden tegengegaan. Daarna worden besproken de opmerkin gen in het Voorloopig Verslag gemaakt betreffende de suiker, don verkoop van le vensmiddelen ten platte lande, het uitvoer verbod van aardappelen, dat van levend, ongeslacht vee, van vleesch en spek, van kaas, de prijzen van versche visch te IJmuiden, liet uitvoerverbod van hooi en ten slotte de toepassing der onteigenings wet tot het in beslag nemen van rogge en tarwe. De afzonderlijke nota van het lid A. H. Gerhard, die beoogde aan te toonen dat' het verbruik van graan in gist- en spiritusfabrieken en brouwer ij en moet wor den beperkt, beantwoordt de mi nister met een berekoning van 't graan, dat thans in de Schiedamsche branderijen wordt verstookt. Dit bodraagt thans per week 155,000 K.G. rogge. En waar nu do statistiek leert, dat per week voor de voeding in Nederland pl.m. 19,500,000 K.G. broodkoren (waarvan 15,500,000 K.G. tarwe en 4,000,000 K.G. rogge) wordt vorcischt, zal het wel geen nador betoog behoeven dat inderdaad het verbruik van voor volks- voedsel geschikt graan in gist- en spiritus fabrieken een absoluut onbelangrijk quan tum vormt. In zake de steunverleening door de Stouncomités heeft de Regeering het standpunt ingonomon, dat het van het grootste belang is, dat deze in particuliere handen is. Slechts indien zulks het geval is, zal deze voldoendo elas ticiteit hebben en zal er voor gewaakt worden, dat de prikkel om werk te zoeken, niet worden weggenomen. Het stelsel der huurbons zooals het (hans door liet Koninklijk Na tionaal Steuncomité met instemming der Regeering is ingevoerd, gaat niet van de veronderstelling uit, dat het in elk geval onredelijk is, dat de huurders nog niet een kleine bijdrage boven de huurbons betalen. Evenmin is de mogelijkheid uitgesloten, dat een regeling getroffen is, zooals reeds in verschillende gemeenten bestaat, dat de plaatselijke comité's boven de helft die door de huurbon gegarandeerd wordt, nog een gedeelte betalen. Het Koninklijk Na tionaal Steuncomité heeft herhaalde malen met zulk een regeling genoegen genomen, ook in die gevallen, waarin het in de kos ten van het plaatselijk comité bijdraagt en dus zelf nog een deel van die hoogere uit gaven in de huur moet betalen. KERKNIEUWS. Rooster der Retraiten. a. van het 8t. Clemenshuis te Noordw.hout. 23—26 Dec. St. Jozefsgczellenvereeniging (Jongelingen) (verg. 4.—) 28—31 Dec. Jongelingen uit den Midden stand (verg. f 6.—) 3—6 Jan. Mannen cn Jongelingen uit Volendam (verg. f 4.—). op tafel wierp, dat kan zoo niet langer duren. Ik heb nu genoeg van jc zedepree- ken, van je quasi eerbiedige aanmerkin gen, van uw ellenlange opsommingcn.Wij moeten maar scheiden, want ik wil mees ter zijn in mijn eigen huis en dat zal ik niet wezen, zoolang gij hier zljt. Zeer goeü, mijnheer, antwoordde Rose, zonder zich op te winden. Zij was altijd de sterkste partij hij hun twisten, want terwiil Monfort zich op wond, bleef zij altijd onverstoorbaar kalm. Ik had wel gedacht, dat net zoo gaan zou. Mijnheer vorrast mij niet inet zijn vingerwijzing. Pak jc goed maar in en ga heen! mopperde Monfort, die het maar heter vond zich wat in te houden. Ja, mijnheer. En wat gaat mijnheer met de jongejuffrouw doen? Mijn dochter? Die blijft bij mij. Wat zou ik anders doen? Dat weet ik niet. maar boven het le ven, dat de jongejuffrouw nu met haar papa gaat lijden zou misschien een kost school of een andere inrichting te ver kiezen zijn. Marcelle. die bleek zag, zeide niets; zij hoorde in stilte deze woordenwisseling aan, de honderdste sinds zes maanden. Sinds lang voorzag zij een breuk tusschen Rose en haar vader; zij had genoeg haar best gedaan om een verzoening te bewerk stelligen, maar zij was niet tegen het zwartgallige, heerschzuchtige karakter van Montfort ongewassen. Het lot van mijn dochter gaat mij alleen aan, riep Monfort uit. Ga heen, aia ik je verzoeken mag. (Wordt vervolgd.).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1