S)e£cidócfie(2ou^omt
liiiiS
Tweede Blad.
6e JAARGANG. No. 1582
Dinsdag 22 December 1914
Evenals vorige jaren stellen wij
in het no. dat op 31 December 1914
sai verschijnen, voor belangstellen
den de gelegenheid open om op
GGEDKOOPE en DOELTREFFENDE
wijze de gebruikelijke
NIEUWJAARSWENSCHEN
bij advertentie in „De Leidsche Cou
rant" aan Familie, Vrienden en be
gunstigers aan te bieden, voor den
prijs van 10.25, grootte als onder~
staand vakje,
dubbele grootte, dubbele prijs van
i 0.50.
Zij, die van deze goedkoope
gelegenheid willen gebruik maken,
moeien hunne Advertentiën met het
bedrag, daar deze uitsluitend bij
vooruitbetaling geplaatst worden,
vóór Woensdag 30 December, des
namiddags 4 uur inzenden.
Nieuwjaarswenschen na dien tijd
ingezonden, worden behandeld als
GEWONE Advertentiën tegen den
prijs van 1 tot 5 regels voor 10.75,
iedere regel meer 15 cent.
De A dministratie.
Uit de Pers.
De wereldpositie van het pausdom.
De eerw. heer Goulmy schrijft in de
„Maasbode"
Wie is hij, die te Rome op het Vaticaan
troont?
Voor de kinderen der Katholieke Kerk is
Hij de plaatsbekleeder van den Christus
Zeiven op aarde en de wettige opvolger van
den H. Petrus, op wien de Christus Zijne
Kerk gebouwd heeft is Hij de Koning,
die wederrechtelijk "van Zijne staten be
roofd is; is Hij de Paus-Koning!
Voor hen, die het geluk niet hebben, tot
de Katholieke Kerk te behooren, is Hij een
machtige kerkvorst; een onttroonde
monarch, die, evenals meerdere vorstelijke
personen, welke zijn lot deelen, nu en dan
tegen den gepleegden statenroof protesteert
en dat wel zonder hoop op eenig praktisch
succes.
En toch hoe geheel verschillend is de be
handeling, welke de machtigen dezer we
reld b.v. den onttroonden monarch van
Portugal of den orthodoxen oecumeenschen
patriarch van Constantinopel aandoen,
vergeleken bij die, welke aan den Paus van
Rome ten deel valt! Is 't niet, alsof zij er
niet waren. En als zij van het wereldtoo-
r.eel verdwijnen gaan, wat bijzonder schok
kends gevoelt dan de wereld?
Vergelijk daarmede eens de dagen van
het afsterven van Paus Pius X en der keuze
van Zijnen opvolger! Was het niet, alsof de
wereld en niet de Kerk alleen haar Paus
FEUILLETON.
In 's levens maalstroom.
(Het auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden).
53)
Ondanks alle geruststellingen van Rose,
was er toch iets in de geschiedenis der
drieduizend francs, dat de openhartige
Marcelle tegen den horst stiet. En rog
een andere twijfel kwam bij haar op, die
weldra in zekerheid overging gedurende
de lange uren, dat zij alleen was, had zij
tijd te over tot nadenken.
Toen zij eenmaal tot een besluit was ge
komen, vroeg zij op zekereiTHag aan baar
vader verlof om bloemen op juffrouw
Hermine's graf te mogen brengen.
Montfort fronste de wenkbrauwen (dat
was zoo zijn gewoonte) en verleende de
gevraagde toestemming. Rose en Marcelle
vertrokken dus, terwijl Simon naar zijn
fabriek was, en volbrachten zonder tegen
spoed hun pelgrimstocht.
Toen zij, zonder nog veel woorden te
hebben gewisseld, het kerkhof verlieten,
sloegen zij, als bij stilzwijgende overeen
komst, den weg naar des dokters huis in.
De oude dokter was uit, maar de oude
huishoudster ontving haar met groote
hartelijkheid, bood eenTge verfrisschingen
aan en kon niet uilgeroepen komen over
Marcelle, die zoo groot, zoo ernstig, zoo
geheel dame was geworden, wel wat ver
magerd. maar dat braclït haar leeftijd
mede. Na de goede huishoudster met de
verloor en haar Paus kreeg? Zooveel nt-
roering, zooveel belangstelling, ook te mid
den van een tot op heden ongekenden we
reldoorlog.
Voorwaar, de positie van den rt. Stoel is
er eene van wereld-beteekenis.
Zeer bijzonder komt die wereld-positie
van het Pausdom uit in de steeds zi h uit
breidende „corps diplomatique", bij het
Vaticaan geaccrediteerd.) van het angli-
wordt bewezen, dat, steeds meerdere sta
ten de wereldomvattende positie van den
H. Stoel beginnen te begrijpen.
Naast de gezanten van officieel Katho
lieke staten als Oostenrijk-Hongarije,
Spanje, Argentinië, Chili, Colombië, Costa-
Rica, Bolivia, Peru, vindt men thans ook
de vertegenwoordigers van landen, welke
scheiding van Kerk en Staat in hunne wet
ten geschreven hebben, n.l. van Brazilië en
België, vindt men thans de vertegenwoor
digers van het slechts in groote meerder
heid Katholieke Beieren, van het overwe
gend protestantsche Pruissen, van het
orthodoxe Rusland, van het orthodoxe
Servië (De gezant van Servië te Parij3
werd bij gelegenheid van de onderhande
lingen over het concordaat ook bij het
Vaticaan geaccreiditeerd.) van het angli-
kaansche Engeland!
Ja, misschien binnenkort mengt zich de
mohammedaansche Turk in dat cosmopo-
lietisch gezelschap. Gewild heeft hij het al
lang.
En als Frankrijk eens durfde keeren op
de ingeslagen weg, wat zou er spoedig
een ambassade te Rome gevestigd zijn. Ze
ker is het wel, dat, als het niet geschied
was, het nooit meer gebeuren zoude. De
Fransche Regeering sneed zich in Juli 1904
leelijk in den vinger!
Wie is nu zeó onnoozel, om te meenen,
dat staten als Rusland, Pruissen, Enge
land gezanten bij den Heiligen Vader ac-
crediteeren, om de glorie van den H. Stoel
en der Kerk te bevorderen en niet om eigen
belangen te dienen?
Welnu, wanneer daaraan niemand twij
felt, is het wellicht niet ondienstig, om
even naar voren te brengen deze zinsnede
uit het program der R. K. Tweede-Kamer
club van 20 October 1896:
„De opheffing der Nederlandsche legatie
bij den H. Stoel blijven zij afkeuren én be
treuren; Voor het belang en de eer des
lands vorderen zij haar herstel."
Let wel: afgezien van de beleefdheid,
daardoor aan de Nederlandsche Katholie
ken eventüeel te bewijzen, achten de Ka
merleden het herstel van het gezantschap
„voor bet belang en de eer des lands'
noodzakelijk, daarmede een rede aange
vende, welke ook andere mogendheden tot
bet accrcditeeren van gezanten bij den
Paus noopte.
Goederen in de doode hand.
In de Kamer is door den heer Tydeman
een belasting op goederen in de doode
hand ter sprake gebracht; niet naar den
zin van het „Centrum", die vindt, dat het
oogenblik, om op zulk een belasting aan
te dringen, niet gelukkig gekozen wa9.
De heer Tydeman scheen niet te kun
nen begrijpen, dat het oogenblik voor een
bespreking van deze materie al heel slecht
gekozen was.
Uitermate bevreemd had hem zelfs het
antwoord van don minister, dat ,,het te
genwoordige politieke bestand een derge
lijke belasting op dit oogenblik niet zou
toelaten".
En de meer gemaakte opmerking, dat
zulk een belasting weinig zou opbrengen,
kon evenmin zijn ijver koelen op dit stuk.
Dat moest de tijd leeren!
Nu is deze aandrang, om de goederen
in de doode hand te belasten, van Guds-
her een liberaal stokpaardje.
Maar juist daarom kan het zijn nut
hebben, er aan te herinneren, dat in den
laatsten tijd ook van vrjjzinnige zijde
stemmen zich hebben laten hooren, die
hartelijkste groeten voor den dokter te
hebben belast, vertrokken Rose en Mar
celle.
Zullen wij den omnibus nemen? zeide
Rose, terwijl zij ter zijde keek, wat bij
haar altijd een bewijs'was van de een of
andere bijbedoeling.
Neen, zeide Marcelle beslist, wij
gaan naar mijnheer Breault.
Dat was juist wat Rose wilde, maar zij
had liever Marcelle het initiatief willen
overlaten.
't Was Marcelle, die aanschelde, Mar
celle, die het eerst binnentrad en die Ro
bert het eerst de hand reikte. Rose wist
niet wat zij zag en vroeg zich af, vanwaar
die plotselinge verandering "by het anders
beminde meisje kwam".
Na de eerste hartelijke begroetingen
zeide de jonge man:
Maar nu zal ik je toch eens aan
mijn vader voorstellen....
Aanstonds, antwoordde het meisje.
Ik heb u iets mede te deelen, mijnheer
Robert, of liever u iets op te dragen.
Zij voelde eenigszins in haar zak en
legde voor de verbaasde oogen van Rose,
de leelijke oortemonnaie met de driedui
zend francs op de tafel.
Dat behoort mij niet toe, mijnheer
Robert, zeide zij. Rose 'heeft het mij gege
ven, maar van haar was 't ook niet. Ik
had het den dokter ter hand willen stellen
om het aan de erfgenamen te geven,maar
hij was niet thuis. Zoudt u het hem nu
voor mij willen overhandigen? U ziet hem
vaker dan ik.
Robert zag haar verwonderd aan. Rose
strekte de hand naar het geld uit.
Maar het behoort u, kleine, zeide zi).
tegen een drijven in dien zin waarschu
wen.
Het „Centrum" herinnert, dat toen on
langs een der lezers van het „Vader
land" op de heffing van zulk een belasting
aandrong, dit blad het bedenkelijk noem
de om kerkelijke instellingen van liefda
digheid, van welke juist nu zooveel wordt
gevergd, zwaar te belasten. Daarbij ver
zekerde het Haagsche blad, dat men veel
te hoogen dunk heeft van de opbrengst
van zulk een belasting, die niet mee zou
vallen. Het „Vaderland" lichtte deze mee
ning aldus toe
Volgens een bij de begrooting voor 1911
door den Minister Kolkman overgelegden
staat vormden toen in ons land de onroe
rende goederen in de Doode Hand een
bezit met een belastbare opbrengst van
f 7,285,411 aan ongebouwde, f 7,626,662
aan gebouwde eigendommen, terwijl op
het Grootboek aan kapitalen in de Doode
Hand 9tond ingeschreven een bedrag van
f202,017,400 èi 2% pCt. en f73,003,350
k 3 nCt.
Herhaaldelijk; is reeds door opeenvol
gende regeeringen naar aanleiding van
den op hen uitgeoefenden aandrang om
de goederen in de Doode Hand te belas
ten, betoogd, dat deze belasting veel min
der zou opbrengen dan men er van ver
wacht. inzonderheid, omdat in een groot
aantal gevallen de vrijstelling uit hoofde
van het openbaar belang zou moeten wor
den gehandhaafd. Men denke slechts
aan de gebouwen van den gemeentelij
ken, provincialen en rijksdienst.
Uit het oog mag ook niet worden verlo
ren, dat de genoemde vrijstellingen be
perkt zijn en dat o. a. voor aan een ge
meente toebehoorend onroerend goed,
hetwelk niet bestemd is voor den openba
ren dienst, wel degelijk grondbelasting
(Wordt betaald.
Het „Centrum" fffidt, dat men dit
„stokpaardje" nu maar op stal moest
zetten. Ondertusschen is er bericht geko
men. dat de Regeering de quaestie gaat
onderzoeken. Dan komen de gegevens los
en is de zaak dus van alle kanten te be
kijken. r v
4
Rechts, j
Do „Standaard" driestart:
De houding door Rechts de vorige week
in de Kamer bij het groote debat aangeno
men, was correct.
Van principieel oordeel over belasting
stelsel onthield men zich. Dit zou onver
mijdelijk tot openlijke antithese hebben
geleid. En zoolang het Bestand duurt, mag
de antithese niet op straat komen.
Alles komt er dan op aan, om in den
nood van het oogenblik te voorzien, en
daarbij moet aan het Kabinet de leiding
en tegelijk aan het Kabinet drievierde van
de verantwoordelijkheid blijven.
De gewone parlementaire contróle moet
hier inbinden, en wat ook nu door'een
eerste Kamerlid beweerd werd, dat het
Parlement desnoods door moet durven
tasten, is onwaar. Dat kan en mag nu
niet. Een oog in het zeil ja, maar de ver
antwoordelijkheid van het Kabinet over
nemen, stellig niet. Daartoe is het Parle
ment niet in staat.
Steeds is dan ook de oorlogstoestand in
alle land zóó begrepen, dat met oorlog
naar buiten, straks vanzelf vrede tus=enen
Kabinet en Parlement intreedt. En dit wel
uit dien hoofde, dat alleen het Kabinet ge
heel op de hoogte is van de ver i^udingcn
tusschen het Vaderland en de Buitenland
sche Mogendheden.
In een goed georganiseerd consthulio
neel land steekt dan ook, zoodra oorlogs
gevaar geconstateerd wordt, de rppositie
het zwaard in de scheede. Er ziju riau geen
partijen meer.
En het Kabinet moet staan boven de par
tijen. Slechts één geval is er, waarin om
verwerping van het Kabinet gebiedende
eisch zou zijn. Wilde namelijk het geval,
Gij weet wel, dat juffrouw Hermine u tot
haar erfgename zou benoemd hebben, als
zij er tijd voor had gehad. Waarom wilt
gij?--
Marcelle stond op en legde een hand
op den schouder van de oude dienstbode.
Het geld behoort mij niet, Rose, zei
de zij; dat weet gij wel. Gij hebt het niet
willen houden, omdat het niet van u was.
Kunt gij nu aan mij geven, wat u niet
toebehoort?
Op deze kinderlijke logica wist Robert
niet wat te zeggen.
't Is goed, Marcelle, zeide Robert
met zijn ernstige stem, ik zal de driedui
zend francs aan den dokter ter hand stel
len. Gij hebt goed gehandeld, mijn kind,
dat verzeker ik je.
Marcelle slaakte een zucht van verlich
ting en zeide verheugd:
Ja, ik wist wel, dat gij tevreden
zoudt zijn.
Zij zweeg en keek beschroomd cm zich,
maar een glans van genoegen lag over
haar gelaat. Rose wischte zich tersluik
de oogen af.
Kom, nu gaan we naar papa, zeide
Robert, haar voorgaande.
Mijnheer Bréault beschouwde Marcelle
geruimen tijd. Het jeugdige gezicht was
als een zonnestraal in de droeve, meestal
eenzame kamer van den zieken man, een
zaam en droef, ondanks de toewijding van
zijn zoon. Terwijl hij het meisje met zijn
vader liet keuvelen, ondervroeg Robert
de goede Rose.
Is zij gelukkig? vroeg hij zachtkens.
Rose maakte met zooveel heftigheid een
ontkennend gebaar, dat het de opmerk
zaamheid van Marcelle trok. Daardoor
dat het oorlogsgevaar ons overviel op een
oogenblik, dat een zwak, bijna wegster
vend Kabinet op zijn begrafenis zat te
wachten, dan ware opruiming, ja. zeifs
onmiddellijke opruiming van zulk een Ka
binet plicht.
Doch dan ook alleen.
Nu we daartegen, afgezien nu van de
partijkleur, een intrinsiek vrij sterk Kabi
net bezaten, sprak het vanzelf, dat het aan
moest blijven, maar dan ook, zonder ex
ceptie, door heel de Kamer moest worden
gesteund.
Rechts gedroeg zich. van 1 Augustus af.
geheel conform dien steen der wijzen.
Ook nu bij dit leeningsontwerp.
Ter dege ernstig en met kennis van za
ken is door de heeren Rutgers, De Monté
ver Loren, Van Vuuren, Nolens en De Geer
aan het debat deelgenomen. Kleine aan
merkingen bleven niet uit. Van voorkeur
van het ontwerp voor Links of Rechts
bleef men af. Men liet zeer wel doorsche
meren, dat ook Rechts een eigen, en dan
een eenigszins andere opinie te dezer da-
ke koesterde. Maar dit alles bleef op de
achterlinie, en in 't front klonk het steeds
kalm en duidelijk: Ter wille van 's Lands
belang ligt onze stem ter uwer beschik
king. Deze houding was de van de van
zelf aangewezene. Het belang van het va
derland liet geen andere houding toe. Men
mag er zich dan ook in verheugen, dat
de drie partijen ten deze volkomen ac-
coord gingen.
Het is zoo, in de Pers waren er enke
len, die 't beter wisten. Maar hun luid ge
roep bleef op parlementair terrein zonder
echo.
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
De economische toestand.
De Memorie van Antwoord nopens de
verhooging der begrooting van Landbouw,
Nijverheid en Handel voor dit jaar (ver
schillende onderwerpen) geeft een over
zicht van hetgeen van overheidswege is ge
schied ter zake van den oconomischen toe
stand.
De minister wijst in den aanvang van
zijn antwoord op de noodzakelijkheid o m
ook thans nog omzichtig op te
t r e d e n. Ja, 't is zelfs de vraag, of de Re
geering thans niet veel meer aandacht
moet wijden aan de vraag of zij niet moet
ingrijpen, dan in het begin van den oor
log, toen anders dan thans, zelfs bij opper
vlakkige beschouwing het abnormale van
de toestanden en dus de aanleiding tot
ingrijpen voor een ieder duidelijk was.
Het spreekt intusschen vanzelf, dat
thans over meer ervaring ten aanzien van
de gevolgen van sommige buitengewone
maatregelen kan worden beschikt dan bij
het begin van den oorlog, en dat thans
dientengevolge wel eens anders kan wor
den opgetreden dan toen onvermijdelijk
was. Dit geldt met name de prijsbezettin-
gen en de uitvoerverboden.
Bij de bespreking van het
broodvraagstuk schrijft de minis
ter, dat het algemeen standpunt, wat den
invoer van diverse voedingsstoffen aan
gaat, waarop de Regeering heeft gemeend
zich te moeten plaatsen, is, dat in de eer
ste plaats moet gezorgd worden voor goed
koop bruinbrood, dus vervaardigd uit on-
gebuild tarwemeel, dat evenwel niet uit
Amerika ingevoerd wordt, doch in Neder
land gemalen wordt o. a. van buitenland-
sche tarwe. Den invoer van die tarwe be
schouwt de Regeering dus als haar eer
sten plicht. Daarna dien van veevoeder
en vervolgens dien van Amerikaansch
meel.
Het voorstel van de firma Gerhard Polak
c. s. kon door de Regcering niet worden
aanvaard, omdat zij van oordeel was en
nog is, dat de invoer van tarwe en meel in
tot voorzichtigheid aangemaand, verhaal
de zii nu fluisterend, wat voor ongezellige
aard Simon Monfort had. Dit onderwerp
verleende haar zooveel welsprekendheid,
dat haar verhaal niet eindigde voor de
klok haar waarschuwde, dat het tijd was,
om het diner voor dien onmogclijken man
te gaan bereiden.
Hij zal mij wel aan den dijk zetten,
besloot zij, met zooveel kracht aan de keel
banden van haar hoed trekkend of het
de ooren van Monfort waren.
Herinner u dan, antwoordde Robert
nog altijd zacht, dat gij hier altijd een
toevluchtsoord hebt, en.... zij ook, voegde
hij er aarzelend bij.
Dank u, mijnheer Robert, zeide Rose,
terwijl zij zich met een zucht in haar vol
le lengte oprichtte, wij zullen het niet ver
geten. Kom, Marcelle.
Marcelle stond gehoorzaam op. Mijn
heer Bréault trok haar naar zich toe en
kuste haar met teederheid op het voor
hoofd: zijn gansche leven had hij ver
langd naar een dochter, die groote troost
van alle weduwnaars. En toen zij het ver
trek verlaten had en daarmede de zonne
straal verdwenen was, zeide hij be
droefd:
O,-konden wij haar hier houden...,
Hoe ongelukkig, dat zij haar vader terug
gevonden heeft.
Robert kon zich niet weerhouden te la
chen om dezen uitval, maar in zijn hart
was hij hét er volkomen mede eens.
HOOFDSTUK XXXV,
Rose vertrekt.
- Neen, Rose, zeide Monfort op zeke
ren dag, terwijl hij verstoord zijn servet
haar handen behoort te blijven, zoolang de
oorlog het importrisico van deze allereer
ste levensbehoefte blijft behecischen.
Ten aanzien van den aanvoor van
maïs geeft de minister te kennen, dat de
Regeering er naar streeft om zooveel mo
gelijk maïs tegen zoo laag mogelijkcn prijs
in omloop te brengen. Hoewel ook sommige
onderdeden van den landbouw den terug
slag van de tijdsomstandigheden ondervin
den en in de toekomst nog meer zullen ge
voelen, kan toch in het algemeen gezegd
worden, dat deze tak van ons volksbestaan
niet het meest getroffen wordt. Ongetwij
feld is door de hooge veevoedorprijzen de
var' msfokkerij ingekrompen. Gelukkig ba-
staat er thans echter uitzicht, dat er eer
lang aanzienlijke partijen veevoeder, met
name maïs, uit het buitenland zullen wor
den aangevoerd, waardoor een al te sterke
inkrimping zal worden tegengegaan.
Daarna worden besproken de opmerkin
gen in het Voorloopig Verslag gemaakt
betreffende de suiker, don verkoop van le
vensmiddelen ten platte lande, het uitvoer
verbod van aardappelen, dat van levend,
ongeslacht vee, van vleesch en spek, van
kaas, de prijzen van versche visch te
IJmuiden, liet uitvoerverbod van hooi en
ten slotte de toepassing der onteigenings
wet tot het in beslag nemen van rogge en
tarwe.
De afzonderlijke nota van het lid A. H.
Gerhard, die beoogde aan te toonen dat'
het verbruik van graan in
gist- en spiritusfabrieken
en brouwer ij en moet wor
den beperkt, beantwoordt de mi
nister met een berekoning van 't graan,
dat thans in de Schiedamsche branderijen
wordt verstookt. Dit bodraagt thans per
week 155,000 K.G. rogge. En waar nu do
statistiek leert, dat per week voor de
voeding in Nederland pl.m. 19,500,000 K.G.
broodkoren (waarvan 15,500,000 K.G. tarwe
en 4,000,000 K.G. rogge) wordt vorcischt,
zal het wel geen nador betoog behoeven dat
inderdaad het verbruik van voor volks-
voedsel geschikt graan in gist- en spiritus
fabrieken een absoluut onbelangrijk quan
tum vormt.
In zake de steunverleening
door de Stouncomités heeft de
Regeering het standpunt ingonomon, dat
het van het grootste belang is, dat deze
in particuliere handen is. Slechts indien
zulks het geval is, zal deze voldoendo elas
ticiteit hebben en zal er voor gewaakt
worden, dat de prikkel om werk te zoeken,
niet worden weggenomen.
Het stelsel der huurbons
zooals het (hans door liet Koninklijk Na
tionaal Steuncomité met instemming der
Regeering is ingevoerd, gaat niet van de
veronderstelling uit, dat het in elk geval
onredelijk is, dat de huurders nog niet een
kleine bijdrage boven de huurbons betalen.
Evenmin is de mogelijkheid uitgesloten,
dat een regeling getroffen is, zooals reeds
in verschillende gemeenten bestaat, dat de
plaatselijke comité's boven de helft die
door de huurbon gegarandeerd wordt, nog
een gedeelte betalen. Het Koninklijk Na
tionaal Steuncomité heeft herhaalde malen
met zulk een regeling genoegen genomen,
ook in die gevallen, waarin het in de kos
ten van het plaatselijk comité bijdraagt en
dus zelf nog een deel van die hoogere uit
gaven in de huur moet betalen.
KERKNIEUWS.
Rooster der Retraiten.
a. van het 8t. Clemenshuis te Noordw.hout.
23—26 Dec. St. Jozefsgczellenvereeniging
(Jongelingen) (verg. 4.—)
28—31 Dec. Jongelingen uit den Midden
stand (verg. f 6.—)
3—6 Jan. Mannen cn Jongelingen uit
Volendam (verg. f 4.—).
op tafel wierp, dat kan zoo niet langer
duren. Ik heb nu genoeg van jc zedepree-
ken, van je quasi eerbiedige aanmerkin
gen, van uw ellenlange opsommingcn.Wij
moeten maar scheiden, want ik wil mees
ter zijn in mijn eigen huis en dat zal ik
niet wezen, zoolang gij hier zljt.
Zeer goeü, mijnheer, antwoordde
Rose, zonder zich op te winden.
Zij was altijd de sterkste partij hij hun
twisten, want terwiil Monfort zich op
wond, bleef zij altijd onverstoorbaar kalm.
Ik had wel gedacht, dat net zoo gaan
zou. Mijnheer vorrast mij niet inet zijn
vingerwijzing.
Pak jc goed maar in en ga heen!
mopperde Monfort, die het maar heter
vond zich wat in te houden.
Ja, mijnheer. En wat gaat mijnheer
met de jongejuffrouw doen?
Mijn dochter? Die blijft bij mij. Wat
zou ik anders doen?
Dat weet ik niet. maar boven het le
ven, dat de jongejuffrouw nu met haar
papa gaat lijden zou misschien een kost
school of een andere inrichting te ver
kiezen zijn.
Marcelle. die bleek zag, zeide niets; zij
hoorde in stilte deze woordenwisseling
aan, de honderdste sinds zes maanden.
Sinds lang voorzag zij een breuk tusschen
Rose en haar vader; zij had genoeg haar
best gedaan om een verzoening te bewerk
stelligen, maar zij was niet tegen het
zwartgallige, heerschzuchtige karakter
van Montfort ongewassen.
Het lot van mijn dochter gaat mij
alleen aan, riep Monfort uit. Ga heen, aia
ik je verzoeken mag.
(Wordt vervolgd.).