OORLOGS-VARIA.
I II II BBS ilil.'l ii—
Letteren en Kunst.
Prof, vnn Gehuchten, f
Men schrijft van Belgische zijde aan „De
Tijd":
Een der meest vermaarde hoogleeraren van
Leuvens hoogeschool is overleden te Cambrid
ge, iverwaarts hij zich tengevolge der bekende
tragische gebeurtenissen begeven had, om'er
zijn studiën voort tc zetten en bij te dragen
tot een gedeeltelijke ordening der studiën
aldaar. Midden 111 de beslommeringen, die
daar zijn geest bezig hielden, is prof. A. van
Gehuchten, de bekende ontleedkundige en
neuroloog, overleden. Hij was een eigenaardig,
maar geliefd hoogleeraar van Europeesche
reputatie. Wegens zijn geleerde onderzoekingen
op neurologisch gebied benoemde hem de
Universiteit van Genève al vroegtijdig tot
doctor honoris causa, en in Nederland, waar
hij in de Amsterdamscho aula een voordracht
hield, welke velen nog zal heugen, was hem
o.a. liet eere-lidmaatschap der Ned. Ver. voor
de beoefening der Neurologie en Psychiatrie
geschonken. Hij hield- voor het overige be
trekkingen met alle geneeskundige genoot
schappen van de wereld en had een bijzon
dere faam als neuroloog, patholoog, anatoom
en psychiater.
Reis door Holland.
Onder den titel „Reis door Holland, De
groote gastvrijheid van een klein land"
neeft de lieer Alexander Sacco in de
„Giornale" van Turijn, van den 15en No
vember j.l. een artikel gepubliceerd dat
geiieel als tegenhanger is te beschouwen
van de ongunstige, reeds door Jtalië's ge
zant in Nederland, tegengesproken beoor
deeling van de behandeling der Belgische
vluchtelingen h. t. 1. in een brief van den
Italiaanschen dagbladschrijver Gino Calza
Bedolo in de „Giornale d'ltalia".
Aan het artikel van den heer Sacco is
het volgende ontleend:
De schrijver heeft zich persoonlijk op
de hoogte willen stellen van de wijze
waarop Holland gehoor had gegeven aan
de bede oin hulp, die tot haar gericht werd
door de Belgische bevolking, die vluchtte
voor den Duitschen inval. Hij vertelt met
niet veel menschen gepraat, veel met eigen
oogen gezien te hebben; bepaalde feiten,
directe indrukken en nieuwe oordeelvel
lingen nopen hem heden eenigszins de le
zing te wijzigen, die zijn college Gino
Calza Bedolo in de „Giornale d'Itali'a"
gaf van eenige episoden uit de geschiede
nis van deze groote volksverhuizing.
Hij bezocht Maastricht, Amsterdam en
Den Haag, daarbij gewagende van de
groote hoffelijkheid van Italie's consul te
Amsterdam, den heer A. B. Henny en van
zijn secretaris, dr. Aphel Nicola.
Van de talrijke groepen Belgen, die naar
Holland zijn gevlucht, loopende door de
drukke straten van Amsterdam, kreeg de
briefschrijver den indruk, dat ze weer wat
bekomen zijn en niet meer de bleekheid en
het uiterlijk hebben van menschen, ver-
sutt van angst en van d,e ellende, die ver
oorzaakt zijn door de paniek, teweegge
bracht door de komst van de Duitsche
troepen in Antwerpen.
Deze ongelukkigen, zonder land, dus
moreel en materieel neergedrukt, voelen
zich thans herleven, omringd als zij zijn
door de gansche bevolking, die levendig
deelneemt in hun ongeluk. Er zijn er 'on
geveer 700,000! En voor wie Holland niet
kent is het goed te weten, dat juist op
dit moment er een economische crisis
heerscht, die oorzaak is van werkloosheid,
die alle handel verlamt en 't havenbedrijf
tot volkomen stilstand heeft gebracht.
Niettegenstaande dat, heeft de Neder-
landsche regeering zonder aarzeling zich
belast met het onderhoud van dezen stroom
menschen, op zich genomen hun huisves
ting en voedsel te verschaffen en op zulk
een wijze, dat het een onuitwischbare her
innering moet achterlaten aan een gast
vrijheid, die alleen gegeven is met het
doel het goede te doen, omdat het goed is.
Naast de regeering, die voorgaat met te
doen wat menschelijkerwijze mogelijk is,
ten gunste van de vluchtelingen, heeft het
geheele Nederlandsche volk, van den rijk
ste tot den armste, deel genomen aan het
verleenen van hulp, wedijverend in edel
moedigheid in een opwelling van groote
en werkelijk ontroerende menschenliefde.
Ontelbare comité's hebben zich onmiddel
lijk gevormd om de ondersteuning te rege
len. Talrijke fabrieken en lokalen werden
aangeboden om hun gastvrijheid te verlee
nen. Alles wat ze noodig hadden, werd
hun verstrekt; geld, levensmiddelen, klee-
dingstukken, beddegoed kwamen en ko
men nog in groote hoeveelheid tot de be-
hoeftigen.
Ik kan bevestigen, zonder dat ik vrees
schen ons niet voor zóó arm houden. Men
komt bij ons tea-en, en men .bewondert ons
familiezilver; en zóó loopen den menschen
er dan nog in.
In elk geval: jk wil naar het bal hoe
dan ook.
Pip's meester was, geloof ik, verbaasd,
toen hij hoorde dat ik éen gravin in m'n
familie had. 't Was natuurlijk in 't geheel
niet mijn bedoeling om die verbazing te
bewerken, 't Gebeurde toevallig. Hij raad
de 't toen ik hem vertelde van 't bal, vaar
ik misschien heen zou gaan.... Hij schijnt
nicht Ascot óók eens ontmoet te hebben.
Van zelf kwam het gesprek toen op mijn
kostuum dat ik niet had; en, als 'n
echte man, liet hij er op volgen, dat nu
eenmaal alles me goed zou staan, en dat
hij er vast op rekende dat ik góón zou.
Hij schijnt zelf ook een invitatie machtig
te willen worden.
Ik ben ongeveer wanhopig over mijn
kostuum. Mama en ik hebben nog getracht
een oostersche sjerp om mij heen te dia-
peeren,.maar ik zag er zoo ongeveer als
een- theemuts mee uit.
Ik ben nu eigenlijk niets meer dan een
dief, maar... ik ga naar 't bal in een Pa
ri jsche modejapon!
Dat ging zoo: ik heb Ma nèt zoo lang
gebedeld tot ze den trein nam, en meeging
naar „Maison Edouard", het mooie mqde-
behoej te koesteren tegengesproken ie
worden, dat elk Nederlandsch dorj? het
zich tot een eer heeft gerekend, om 't al
lerbeste wat 't bezat en bedenken kon,
aan te bieden. Op mijn tochten merkte ik
op, dat 't getal vluchtelingen grooter was
dan de bevolking zelf, en toch werd ifa
ieders behoeften voorzien op een bewon
derenswaardige manier, met de angstval
lige nauwgezetheid die dit land kenmerkt,
dat op ongemerkte wijze alles doet wat 't
kan en wil. Het leger zelf werkte op voor
beeldige wijze mee tot het bouwen van
barakken en alles wat noodig was om de
vluchtelingen te helpen.
Hier en daar stonden de soldaten zelfs
hun legerplaatsen af. En ik mag niet ver
geten, en moet zelfs met bijzondere vol
doening vermelden, dat aan de talrijke
Italianen die uit Antwerpen zijn gevlucht,
een dergelijke behandeling is te beurt ge
vallen gedurende de enkele dagen dat zij
in Holland gebleven zijn.
Verder roemt de correspondent de goede
zorg van het Italiaansche gezantschap, op
zoo voortreffelijke wijze vertegenwoordigd
door den Hertog van Calvello en de con
sulaten, en vervolgt dan
Daar het niet de eerste keer was dat ik
mij in Holland bevond, kan ik zeggen, dat
ik het karakter van dit volk ken en voel
ik mij bijna verplicht te bevestigen, dat
bij deze gelegenheid het geheele Neder
landsche volk een edelmoedigheid aan den
dag heeft gelegd, die ieder treffen moest
die er getuige van was.
Het spreekt van zelf dat onder een derge
lijke menigte zich niet aanbevelenswaar
dige elementen bevonden, die moesten wor
den bewaakt door de politie, maar ook
jegens hen toonde de bevolking zich
menschlievend en geduldig. En dit feit
alleen, verklaart mij eenigszins den brief
van den heer Calza Bedolo. Het is niet
onmogelijk, dat enkele van die elementen,
jegens welke de autoriteiten bijzondere
maatregelen hebben moeten nemen, open
baar hebben gemaakt, dat ze ontevreden
waren over de behandeling, die zij in
Holland ondervonden.
Ik herhaal het, dit is de eenige reden,
die mij kan verklaren, hoe mijn collega
Calza Bedolo, wiens nauwkeurigheid in
onderzoek en groote opmerkingsgave in
Italië bekend zijn, zich tot deze dwaling
heeft laten brengen, zeker tegen zijn wil.
Betreffende de zorgen van de Koningin,
bevat de brief o. m. deze zinsnede
„Alles en allen overtreft de edelmoedig
heid van H. M. Koningin Wilhelmina, die
de eerste was om in zeer groote hoeveel
heid levensmiddelen en kleedingstukken te
zenden, terwijl ze zich persoonlijk op de
hoogte stelde en op werkelijk buitengewone
wijze zich het lot van de veriatenen aan
trok.
Kortom, ik acht het rechtvaardig om op
de meest formeele en onbetwistbare wijze
te bevestigen, dat provinciale besturen,
burgemeesters en alle militaire autoritei
ten, allen zonder uitzondering, wedijver
den in 't verleenen van hulp met een be-
wonderens vaardige opwelling van
menschlievendheid die hun land werkelijk
eer aandoet.,T
Naar aanleiding van het tweede doel
van zijne reis naar Holland, alle kampen
te bezoeken van de Belgische, Engelsche
en Duitsche soldaten, die hier geïnter
neerd zijn, schrijft de heer Sacco, 'lat in
Nederland de neutraliteit is opgevat in
de meest strenge beteekenis van 't woord,
juist zooals in Italië.
Door de groote hoffelijkheid van kapi
tein De Quay, adjudant van den minister
van Oorlog, verkreeg hij een toegangs
bewijs voor de kampen, die hij met leven
dige belangstelling bezocht.
Van de in Amersfoort geïnterneerde of
ficieren van de Belgische Jagers, vernam
hij met aandoenlijke details, hoe ze ont
vangen waren en behandeld werden in
de kleine plaats Amersfoort. Een groot
aantal buitenhuizen en huisjes is hun
tot woning aangewezen en ze genieten er
van hunne volle vrijheid, want ze mogen
zich tot op 10 K.MT van de stad verwij
deren.
De soldaten bevinden zich daarentegen
in zeer groote kampen, onderdak ge
bracht in Hollandsche tenten en in de ka
zernes in den omtrek. Onnoodig te zeg
gen dat zij alles krijgen wat ze noodig
hebben. Na 't kamp bij Amersfoort, be
zocht hij die van Harderwijk, Kampen,
Assen en Gaasterland. En na nog 't een
en ander omtrent de in andere plaatsen
gevestigde kampen, ook het Engelsche, te
hebben bezocht, besluit de Italiaansche
reiziger zijn brief aldus:
„Met een gevoel van weemoed verlaat
ik het land dat in zulk een tragisch en
smartelijk oogenblik een zoo groot be-
magazijn, waar we kochten vóór dat papa
stierf. We werden er weer met onderschei
ding ontvangen. De heer Edouard boog als
een knipmes, en daarop begon ik 'n heel
leugenachtig verhaal, dat mama met een
hoogroode kleur aanhoorde: we waren
slechts een tijd uit de stad geweest, en
hadden weer het plan ons bij meneer
Edouard voortaan te kleeden.... Ik had nu
iets noodig voor het bal van de gravin
van Ascot, en ik had, met 't oog op 't ver
trek van den trein, geen tyjd nu te passen.
Wilde meneer dus maar eens kosturnes op
zicht sturen?.... Ik zou de toiletten dan
zeker wel een nacht over in huis mogen
houden?
Sommige dingen schikken zich van zelf...
De heer Edouard toonde zich verrukt twee
mooie kosturnes 24 uur op zicht te mogen
zenden, en langs een schaar van eerbiedig
buigende winkelbedienden verlieten we
weer het magazijn.
Mama zei niets vóór we weer thilis wa
ren. Arm moedertje! Ze heeft altijd veel
voor me over gehad....
Morgen is 't de dag van het bal.
Vanmiddag heb ik met Pip en zijn mees
ter gewandeld. Ik liet hem telkens in het
water springen Pip wel te verstaan.
Ziin meester vroeg mij of ik nu zeker
naar het feest ging. Hij had óók nog een
invitatie gekregen.
Ik heb zi,jn vfaag niet stellig .willen be
wijs h^eft weten te ^even van zijn gast
vrijheid en zijn altruism^. Alleen dat volk
is liiertoè in staat dat iich zijn waarde
bewust is en trotsch is op zijn uitnemen
de werkkracht."
Een gepantserde trein.
Aage Madelung, de oorlogscorrespon
dent van het „Berl. Tagebl." in de Karpa-
then, vertelt
Ik hoor een trein aankomen. Ik kijk snel
cm een merkwaardig, onguur geval
schuift voorwaarts over de rails, een we
zen, naar het schijnt, dat verwant is met
de reuzen-amphibieën, waarschijnlijk het
dier zelf, dat door donder en bloed gewekt,
zijn versteende gepantserde ledematen op
gericht heeft. Het is de gepantserde trein.
Deze is het gepantserde en vuurspuwende
dier, de draak van onzen tijd. Spiedend
en buitzoekend glijdt hij over de stalen sta
ven van den spoorweg. Langzaam en
toch met angstwekkende kracht. Drie wa
gens in het geheel met de locomotief ih
het midden. Alles gesloten, dicht geklon
ken en geheimzinnig. Gaten zie ik in de
pantserhuid, luchtgaten, waaruit het»
monster vuur niest, bliksem en wolken
uitlaat, als iemand het in den weg komt.
De gepantserde trein houdt juist stil te
genover de verbandplaats. Wat wil het
grijsgroen geverfde voertuig? Hoe zal het
zich thans houden? Vol spanning kom ik
naderbij.
Was het gisteren of eergisteren ge
weest, dan zou ik mij wel op een afstand
hebben gehouden, omdat het in den om
trek ervan vuur regende. Nu echter is de
wolkbreuk voorbij. Plotseling, terwijl ik
voorwaarts ga, opent zich de gepantserde
borst van den eersten wagen en uit het
monster springt een man, als Jonas uit
den buik van den walvisch. Een tweecle
en een derde volgen hem. De twee eersten
zijn officieren, de derde is de machinist.
Ik ga naar de officieren toe en groet hen.
Zij zien er inderdaad uit als wezens, die
uit de diepte plotseling in het daglicht
komen, bleek, vermoeid en zeer ernstig.
Zij vragen of het commando hier is. Neen
dat is meer naar voren. Veel meer wordt
niet gesproken. We staan zwijgend te roo-
ken. Dan vraag ik: „Wel kapitein, hoe is
het mogelijk, dat gisteren uw officier ge
wond werd?" De kapitein wijst met z-jn
oogen in de hoogte en ik zie nu een pant--*
serluik in den vorm van een hoed op <len
breed gewelfden rug van den wagen. Ik
had juist uitgekeken, zei de kapitein, en
mijn hoofd naar binnen getrokken en wil
de het luik sluiten, toen de luitenant
vroeg ook even te-mogen kijken. Toen hij
zijn hoofd er uik/stak, ging ecu kogel
dwars door zijn neuswortel enx sloeg hem
belde oogen uit. De kapitein zwijgt even
en zegt dan nog: Ze hebben speciale re
volverkanonnen voor ons meegebracht; le
gen de kogels daarvan is onze pantser
huid nog maar net bestar.d. Jlet hoofd
uit het luik te laten zien Js gova.ulijk.
Goeden morgen. Voorwaar.tei"
Ui} vu Uo cuiueren spi logen ïndm
wagen, de pantserborst klant lee, twee
nieuwe stralen stoom stuiven nit den l»uik
van de locomotief en weer glijdt het gt^-
pantserde dier langzaam spied uil vol in
gehouden kracht over de rails
Stijn Streuvels over de Duitschere.
Van een bezoek bij Stijn Streuvels, die
bij deze gelegenheid zijn indrukken over
de Duitschers gaf, voor zoover hij met de
zen in aanraking kwam, vertelt een cor
respondent van de „Maasbode" uit Maas
tricht eenige bijzonderheden.
Wij ontleenen aan de uitlatingen van
Stijn Streuvels in deze correspondentie het
volgende:
In den beginne, zeide hij, schenen de
Duitschers mij geheel met rust te zullen
laten. Mijn huis was blijkbaar te eenzaam
gelegen en zij trokken alle verder op naar
het dorp, waar zij zich kwartieren zochten.
Allengskens raakten zij met de bevolking
op meer vertrouwelijken voet en zoo kreeg
ook ik op een dag bezoek van een achttal
officieren en adjudanten.
Terstond voelden zij zich bij mij zeer
goed thuis en verschillende dagen heb ik
met hen in vollen vrede en alle huiselijk
heid omgegaan. Zij waren niet indringerig
of lastig, maar gedroegen zich doorgaans
als deftige menschen, die mij niet den ge-
ringsten overlast wilden aan doen. Wij
aten gezamelijk en onze gesprekken wa
ren ongedwongen en gul.
Op een der dagen was mijn voorraad uit
geput. Ik maakte mijn bezwaar aan den
luitenant bekend, hem zeggend, dat er
dien middag niets op tafel kon komen,
antwoorden en hem een heele boel leugens
op de mouw gespeld, ten opzichte van 't
toilet.
's Midags zijn we erg vertrouwelijk ge
worden, en ben ik gedeeltelijk op mijn-leu- -
gens teruggekomen. Ik neb hem verteld
hoeveel moeite ma en ik hebben met onze
kleine rente door de wereld te komen.
Maar hij heeft van zich zeiven niets willen
vertellen, omdat zooals hij zeide jk
toch wel gauw iets van hem te weten zou
komen.
Dat was natuurlijk een beleediging. Tk
b^n niet nieuwsgierig.... Maar... ik heb 't
hem niet kwalijk genomen. Daarvoor is hij
te aardig.
En nu ben ik benieuwd naar zijn ge
zicht, als hij mij morgen in een Parijsch
kostuum ziet te meer daar mijn laatste
mededeeling was „dat ik toch in elk geval
maar niet moest gaan".
Intusschen staat het costuum mij prach
tig. Moeder was er ongeveer aangedaan
van.
Ik hoop dat Pip en zijn meester nu óók
komen zullen.
Ik ben er geweest, en er is verschrikke
lijk veel gebeurd.
Ik reed naar nicht van Ascot in haar
rijtuig. Zij woont in een paleis. Het is vol
van mooie dingen, beelden, schilderijen
en van haar, want ze is bizonder omvang-
daar alles was opgebruikt. Doch geen nood;
^anstónds trok de luitenant er zelf op uit
êh des middags werd een keurig maal
opgediend, waarbij ik als gast genoodigd
jverd. Achterdocht kenden zij niet het
minste, 's Avonds gingen zij naar hun
slaapkamers en hingen revolvers en de
gens gewoon in de vestiaire alsof zij thuis
waren.
Er waren een paar hartstochtelijke le
zers onder hen, die een druk gebruik
maakten van mijn bibliotheek, zoodat zij
tot laat in den nacht bleven snuffelen er-
lezen. Zij brachten alles evenwel terui^
op de plaats, waar zij het genomen had
den, zoodat ik, ofschoon in den beginne
daarvoor vreezende, geen enkel boekje
mis. Hun bezigheden gedurende den dag
bestonden hoofdzakelijk in het gaan ter
jacht, 's Avonds kwamen zij dan terug en
brachten geregeld een schouncn buit mee,
die zij naar de regels der kookkunst wis
ten klaar te maken.
Ook mij vroegen zij tot tweemaal toe
om mee op jacht te gaan. Streuvels, zei
den zij, neem uw geweer, dan gaan wij er
samen op uit. Ik meende, dat zij mij een
strik wilden spannen. Toen ik hun even
wel opmerkte, dat ik mijn geweer had
moeten inleveren en dat het bijgevolg ver
van huis was, duwden zij mij een ander
in de handen en bleven aandringen, dat
ik mee ter jacht zou gaan.
Zoo is het mij uit meerdere'dingen ge
bleken, dat het waarlijk oprechte kerels
waren.
Op een der dagen hadden zij gemeend
een verren tocht te moeten maken. Zij
vroegen mij toen, of ik hun niet wat wijn
kon medegeven. Natoiurllijk voldeed 'iki
aan hun verlangens, maar als zij voor
den tocht gereed stonden, kwam er opeens
een tegenbevel en moesten zij thuis blij
ven. Een der adjudanten zag daarin een
schoone gelegenheid om voor zichzelf -be
slag te leggen op de flesschen, die zij
mij hadden gevraagd. Ik liet hem begaan,
maar toen de tijd van vertrek gekomen
was, nam ik de overste even ter zijde en
vroeg hem of hij tevreden was over het
verblijf ten mijnent.
„Gewiss", antwoordde hij. Welnu, zeide
ik daarop, wanneer ik u dan goed ont
vangen en gehuisvest hebt, door u alles
voor te zettén wat ik geven kon, zou het
mij toch verdrieten, wanneer uw bezoek
mij de onaangename herinnering liet, dat
ik daarbij nog noodeloos van den gerin
gen voorraad, dien ik heb, ben ontlast ge
worden.
Wel hoe, sprak de overste, wat wilt ge
daarmee, zeggen.
Ik deelde hem het geval van den ad
judant mede en hoe deze nog een dozijntje
flesschen wilde meevoi(ren tegen den
dorst in later tijd. Terstond moest de ad
judant verschijnen en vrij onvriendelijk
werd hem gelast, de flesschen weer net
jes neer te leggen, waar hij ze genomen
had. Dat is al mijn avontuur, schetste
Streuvels, wat ik van de Duitschers heb
beleefd. Als vriendelijke en goedschiksche
menschen zijn zij bij mij aangekomen;
goedschiks en vriendelijk ook wederorrj
vertro'kKeri.
ALLERLEI.
Woekerpractijken.
Naar aanleiding van de dezer dagen
gevoerde strafzaak tegen den redacteur
van het orgaan van de Nationale Vereeni-
ging tot Bestrijding van den Woeker, pu
bliceert de „Haagsche Courant" eenige
gevallen van ergerlijken woeker, welke
het blad* ter oore kwamen. 1-Iet blad noemt
wel de gevallen, maar „zoolang nog niet
vaststaat door een in hoogste instantie
gewezen rechterlijke uitspraak, dat men
in het algemeen belang niet slecht zede
lijk verplicht, maar ook gerechtigd is,
zulke „menschenvrienden" behoorlijk aan
de kaak te stellen, meent het zich te moe
ten onthouden van het noemen va» na
men."
Het ergste gesignaleerde geval is wel
het volgende:
„Er woont ergens in ons land een zaak
waarnemer, die optreedt als gemachtigde
van een dame te Brussel (of zij tijdens
den oorlog nog te Brussel woont, isons
onbekend. Het is- ze^fs de vraag of ze be
staat). 'Hij leent geld namens die dame
tegen zoo iets van 12 procent (n.l. pér
maand!) Men moet bij zulk een geldlee-
ning een akte teekenen, waarbij men zijn
inboedel aan die dame verkoopt tegen het
bedrag, dat zij geleend heeft. Zij is ech
ter zoo goed, het u in bruikleen te laten,
tot tijd en wijle zij het nuttig en noodig
mocht achten, het terug te nemen. Ver
rijk. Ze was van diamanten overdekt en
iederen keer dat ze zich bewoog, straalde
ze blauw en groen vuur uit. Zij ontving
boven aan de trap, en... Pip's meester ont
ving mét haar.
Nicht ontving me allervriendelijkst, stel
de me voor aan haar „ondeugden en voor
niets dienenden neef, die eens haar titel
en fortuin zou erven", naar ze zei.... En
Pip's meester stond er letterlijk beduusd
bij, en vroeg me waarom ik eigenlijk ge
zegd had, niet te willen komen.
Hij bracht me naar een zijsalonnetje bij
de danszaal en we raakten in druk ge
sprek over.... Pip... en meer nog.... toen....
plotseling zijn aandacht viel op het hals
boord van mijn japon.... Ik bloosde. Zou
er iets .getornd zijn? Maar toen, plotseling,
voelde ik me warm en koud worden tege
lijkertijd.... In een spiegel zag ik een
kaartje aan het boord zitten; het droeg het
afschuwelijke opschrift: „Op zicht". Ik
trok het haastig af, en... moest 't Pip's
meester geven, die 't graag als een souve
nir zou bewaren naar hij zei.
In de balpauze gingen we boven in 't
huis Pip opzoeken en we bleven er lang
praten, totdat nicht er ons, zittende op
de trap, vond. Ze schudde lachend het
hoofd, maar zei tegen Pip's meester „(lat
ze 't van hem kon begrijpe-n, want dat ik
er snoezig uitzag".
Later soupeerden we samen, achter een
der teekent men een stuk, waarbij' men
het geld schuldig erkent en zich verbindt
elke maand een deel van 'de schuld af te
lossen. De 12 procent rente .blijven echter
voortdurend berekend over de volle ge
leende som. Men betaalt dus elke maand'
aan aflossing en rente precies hetzélfde
bedrag. Quitantie daarvoor wordt niet af
gegeven. Heeft men nu op die manier
verscheidene maanden aflossing en rente
betaald, en denkt men van de schuld af
te zijn, dan verneemt men, dat men nog
precies evenveel schuldig is als in 't be
gin. De onbekende dame uit Brussel
schrijft n.l. een brief aan het slachtoffer,
waarin zij zich beklaagt, dat ze nog geen
cent heeft ontvangen. Gaat men nu naar
den zaakwaarnemer, dan zegt deze, dat
dit een misverstand moet zijn. Men is
alleen nog maar een paar termijnen
schuldig. De dame in Brussel is in de
war. Hij zal het haar wel duidelijk ma
ken. Waagt men 't, te zeggen, dat men
toch meent, alles betaald te hebben, dan
wordt hij erg boos. „Dat is een gemeene
leugen", roept hij dan. „Ge moet nog zoo
veel termijnen betalen". En hij dreigt met
vervolging uit naam van zijn Brusselscho
lastgeefster. Sommige slachtoffers
meestal zijn 't kamerverhuursters of klei
ne winkeliertjes laten zich bang ma
ken en betalen door. Ze hebben immers
geen bewijs in handen, dat ze hebben af
betaald. Anderen zijn dapperder en wei
geren elke verdere betaling.
Dan verschijnt den volgenden dag de
deurwaarder, die aankondigt, dat de ge
heimzinnige dame uit Brussel, „om haar
moveerende redenen", haar meubilair te
rug wenscht te nemen, dat ze aan het
slachtoffer in bruikleen had gegeven.
En aangezien in de akte staat, dat ze
dit kan terugnemen, zonder dat eenige
gerechtelijke formaliteit, sommatie, inge
brekestelling, of inbeslagneming noodigj
is, laadt de deurwaarder met zijn getui
gen het zaakje kalm op zijn wagen en
rijdt er mede weg. Slechts weinig slacht
offers hebben den moed te protesteeren,
als de man der wet op die manier te werk
gaat. Eens echter, heeft iemand, die op
die manier werd overvallen, telephonisch
"een advocaat gewaarschuwd, die onmid-
dehjk per rijwiel aankwam en den deur
waarder dreigde, de rechterlijke autori
teiten met zijn onrechtmatig optreden in
kennis te zullen stellen, als hij niet ter
stond de plaat poetste.
Een ander slachtoffer van die dame eu
haar zaakwaarnemer had, toen zij be
merkte, da't de zaak niet pluis was, ook
een advocaat geraadpleegd, die haar den
raad gaf, in geen geval toe te laten dat
iemand haar boeltje weghaalde. Wilde
men het hebben, dan moest men er maar
overeenkomstig den eisch der wet beslag
op leggen en een vordering tot van
waardeverklaring instellen. En die kos-»
ten zou men er wel niet voor over hebben,
daar op de juffrouw, dio totaal leegge
plukt was, geen cent meer viel te verha
len. Doch wat wilde het geval? De juf
frouw moest verhuizen en de zaakwaar
nemer, wien ze dat in haar domheid had
-ypripirj. tpMa, haar daarbij wel te willen
helpen, jhij zou vuu. q
gen! Des avonds kwam de juffrouw jam
merend bij haar advocaat. Haar heele
boeltje was weg. In plaats van het naar
haar nieuwe woning te vervoeren, had
de zaakwaarnemer het doen r erbrengen
naar een opslagplaats en zoo even was
een deurwaarder haar een stuk op zegel
komen brengen, waarin de dame uit
Brussel haar aankondigde, dat zij de
goederen, thans opgeslagen in de berg
plaats van zekere verhuisfirma, terug
wenschte te nemen. De advocaat raadde
haar, naar die firma te gaan. Maar deze
zeide, niets men haar te maken te heb
ben; ze had de goederen vervoerd in op
dracht van den zaakwaarnemer. Dan
naar de politie. Maar de politie was van
oordeel, dat het hier een „civiele zaak"
gold, waar zij zich buiten had te houden.
Zoo raken In ons land eenvoudige men
schen te goed van vertrouwen, hun geld
en hun goed aan oplichters kwijt. De „H.
Ct." acht het dan ook dringend noodig,
dat in ons land, evenals in etn groot deel
van het buitenland, woekercontracten
worden nietig verklaard en de woeker
strafbaar gesteld en dat, tot tijd en wijle
dit doel bereikt is, geen nuttiger werk ge
daan kan worden dan het publiek te wij
zen op de gevaren, welke het bedreigen
van den kant der tallooze woekeraars,
die thans ongestraft hunne netten span
nen.
haag van bloemen en hij vroeg mij of hij
marna eens mocht komen bezoeken. Ook
nicht gaf dat verlangen te kennen. En
terwijl lachte ze veelbeteekenend tr.gen
haar neef.
Den volgenden morgen werd ik door ruw
geluid wakker. Een zware stein klonk door
't portaal. „Ik moet aanstonds betaling
van het costuum en anders doe ik de dame
een proces aan."
Ik rilde. Ik had mijnheer Edouards
stem gehoord. Maar direct daarop boorde
ik zacht zeggen een fluweelen stem,
precies die van Pip's meester was 't, die
sprak hoorde ik een fluweelen stem
zeggen, dat het costuum al betaald was.
„Als mijnheer Edouard maar naar zijn
huis wilde gaan, zou hij den postwissel
wel vinden."
En daarna hoorde ik iemand de trap
afgaan, en een ander trok aan de bel, en
iemands hond blafte ongeduldig.
Een uur later was ik door Pip's meester
ten huwelijk gevraagd. En deze kuste mij,
en Pip kuste mij, en mama kuste Pip's
meester, 't Was héél pleizierig, en ik ben
er nog zóó gelukkig van, dat ik nu maar
niet verder zal schrijven, want ik zou 't
toch over niets anders kunnen hebben
dan over Pip's meester, en Pip,en mama.