BUITENLAND. De Oorlog. 6e JAARGANG. No. 157 3)e£cicbclieSou^cmt BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. - Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaaL Afzonderlijke nummers 2V3 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent WOENSDAG 9 DECEMBER. 1914. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regela f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cont, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geon Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. De gemobiliseerden. In een der bladen doet een inzender het volgende, helaas veler toestand zoo juist typeerende verhaal. „Een dezer dagen zeide mij een der ge- mobiliseerden, een scoenmaker: ,,Ik ben failliet; ik had een goede zaak, doch nu zijn al de klanten naar anderen geloo- pen". In verband hiermede is mijn vraag of het misschien op den weg der steuncomi- té's zou liggen om te trachten bij de bur gerij de overtuiging te vestigen, dat het een moreele plicht i9, om, wanneer, zoo als wij hopen, de mobilisatie' goed en wel zal afgeloopen zijn.de klandizie weder aan dezulken als bovenbedoeld te gunnen, die door hun opkomst onder de wapenen reeds zooveel geleden hebben." Op deze vraag moet een krachtig ,,ja" worden geantwoord. Het is de plicht, niet slechts van de steuncomité's, maar van ieder, die eenigen invloed kan uitoefenen, om de overtuiging te vestigen, dat menschen als bovenbedoeld moeten worden geholpen maar liefst voordat het zoover is gekomen als bij dien gemobiliseerden schoenmaker. En hoe? Doordat do klanten wat, of, zoo noodig, veel toegeeflijker zijn, niet wegloopen, als ze tengevolge van het onder-de-wapenen-zijn van de"% am bachtsman, bij wien zij gewoonlijk hun werk laten verrichten, of van den win kelier. aan wien zij in normale tijden hun clandizie gunnen, minder accuraat worden bediend. Men bedenke, dat die gemobiliseerde personen het toch al zoo zwaar te verant woorden hebben in vergelijking met de boffers die zijn vrijgeloot of vanwege een licht en hen niet in hun gewonen arbeid belemmerend lichaamsgebrek zijn vrijge steld. Door op de bovenbeschreven wijze te handelen geven wij blijk van een maat schappelijk besef het besef, dat terwijl anderen terwille van onze veiligheid de wapens moeten opnemen, wij niet in een bekrompen zelfzucht alleen aan ons eigen gemak mogen denken. Het is een wijze van steunverleening die voortreffelijk is, zeker zelfs onder de voortreffelijkste behoort, maar tevens is een dringende eisch, een moreele plicht. Op het Westelijk oorlogsterrein is niets yan beteekenis voorgevallen. De berichten van het Oostelijk oorlogs terrein wijzen er op, dat de strijd in Polen nog lang niet op zijn hevigst is gestreden. Met Kerstmis wapenstil stand De Duitsche Kdizer ongesteld. De Duitschers in Frankrijk en België. Het Fransche communiqué d.d. 8 De cember meldt Gisteren waren de Duitschers aan de Yser rondom Yperen meer actief dan den vorigen dag. De artillerie der bondgenooten beant woordde dit met succes. Vermelles, dat door de bondgenooten werd heroverd, was gedurende twee maan den het tooneel van een hevige worsteling geweest. Aan de Aisne en in Champagne hadden artillerieduels plaats. De bondgenooten dreven herhaaldelijk de Duitschers uiteen. In de Argonnen en bij Pont Mouson wonnen de bondgenooten eenig terrein. Officieel wordt door het groote Duitsche hoofdkwartier gemeld, d.d. 8 December Aan het front in Vlaanderen bereidde de door de jongste regenvloeden vererger de toestand van het terrein den troepen bewegingen groote moeilijkheden. Ten Noorden van Atrecht hebben de Duitschers eenige geringe vorderingen gemaakt. Het veldhospitaal te Rijssel is gisteren afgebrand, waarschijnlijk heeft men te doen met brandstichting. Merischenlevens zijn echter niet te betreuren. De beweringen der Franschen omtrent vorderingen in de Argonnen zijn in strijd met de werkelijkheid. Sedert langen tijd heeft daar geen enkele Fransche aanval meer plaats gehad. Daarentegen winnen de Duitschers lang zamerhand terrein. Bij Malancourt, Oostelijk van Varennes, werd gisteren een Fransch steunpunt ge nomen. Daarbij is 't grootste gedeelte der bezetting gevallen. De overigen, eenige of ficieren en ongeveer 150 man, werden ge vangengenomen. Een Fransche aanval tegen de Duitsche stellingen Noordelijk van Nancy werd gis teren Wal zal er met België gebeuren? Uit het Fransche Geelboek komt een overzicht voor in ,,Le Temps". Daarin wordt herinnerd aan het beken de telegram van 4 Augustus van den Duit- schen staatssecretaris Von Jagow aan den ambassadeur te Londen prins Lichnows- ky, waarin dezen op het laatste oogenblik nog eens verzocht werd aan Sir Edw. Grey de formeele verzekering te geven, dat „zelfs in geval van een gewapend con flict met België, Duitschland onder geen enkel voorwendsel Belgisch grondgebied zal annexeeren". En dan volgen de twee bekende zinsneden uit het Engelsche Wit boek „De oprechtheid van deze verklaring wordt bewezen door het feit, dat wijt plechtig ons woord aan Holland verpand hebben zijn neutraliteit strikt te eerbiedi gen. Het ligt voor de hand, dat wij nie# met voordeel Belgisch grondgebied zouden kunnen annexeeren, zonder tegelijkertijd grondgebied te verwerven ten koste van Holland." De bewerker van het overzicht in ,,Le Temps" noemt dit „une phrase redouta- ble et une avertissement que le gouverne ment des Pays-Bas doit méditer profondt ment a l'heure actuelle". Prof. Fabius herinnert in het December nummer van zijn Studiën en Schetsen aan de bovenvermelde uitspraak van Von Ja gow. Hij wijst er op dat deze niet de strekking had in het vooruitzicht te stel len een poging om ook van het Neder- landsche grondgebied een stuk te nemen, maar bedoelde te kennen te geven, dat er dus van een annexatie van België nooit iets komen kon. „Tenzij zoo voegt de hoogleeraar er aan toe men middeler wijl in Duitschland van meening veran derd mocht "zijn, wat zeker voor Neder land van groote beteekenis ware". „De Nieuwe Courant" vestigt er nu de aandacht op dat Duitschland zich tegen over België van den aanvang af d.w.z. reeds op 2 Augustus, twee dagen voor het telegram van Von Jagow aan Lichnows- ky vrijheid van handelen heeft voorbe houden. In zijn ultimatum aan de Belgische Re geering verbond het zich, indien België toestemde in den oorlog „een welwillende neutraliteit" tegenover Duitschland in acht te nemen, bij het sluiten van den vrede het koninkrijk zijn onafhanke! jk- heid en zijn bezittingen in vollen omvang te waarborgen, alsmede „onder boven staand beding" het Belgische gebied te ontruimen, zoodra de vrede gesloten zou zijn. En als vierde clausule volgde dan: dat indien België vijandig tegen de Duitsche troepen mocht optreden „Duitschland tot zijn leedwezen genoodzaakt zou zijn het als zijn vijand te. beschouwen. In flat ge val zou Duitschland tegenover het Ko ninkrijk geen verplichtingen op zich kun nen nemen, maar zou het de latere rege ling van de betrekkinegn der beide staten tot elkander aan de beslissing der wape nen moeten overlaten." (Belgisch grijs boek nr. 20). Hierop is later, in het tweede Duitsche ultimatum (van 10 Augustus, na den val van Luik) weliswaar de plechtige verze kering herhaald: „dat Duitschland nij?| geleid is door het voornemen zich van Belgisch grondgebied meester te maken en dat zulks verre buiten zijn bedoeling ligt. Duitschland is nog altijd bereid. België te ontruimen, zoodra de oorlogs toestand het zal gedoogen" (Belgisch Grijsboek No. 62) maar ook op dit ul timatum is een korte afwijzing door België en is sindsdien de verovering van bijna geheel België, Antwerpen inbegre pen, door Duitschland gevolgd. Redenen genoeg om aan te nemen dat over de vraag of Belgisch grondgebied dat niet met voordeel voor Duitschland geannexeerd zou kunnen worden zonder gelijktijdige verwerving van grondgebied ten koste van Nederland zal worden ingelijfd, niet zal worden beslist naar de „Absichten" door de Duitsche Regeering in het begin van Augustus aan den dag gelegd, maar naar die, welke Duitschland indien het als overwinnaar uit den strijd treedt, zal blijken te koesteren bij het slui ten van het vredesverdrag. De Russen, Men beschouwe den veldtocht in Polen nog lang niet als geëindigd. Uit de onduidelijke communiqué's van de Russen valt niets te concludeeren. Een officieel bericht van het groote Duitsche hoofdkwartier meldt d.d. gis teren ln het Oosten valt van de Oost-Pruisi sche grens niets bijzonders te melden. In Noord-Polen vervolgen de Duitsche troepen Oostelijk en Zuidoostelijk van Lodz de snel terugwijkende Russen op den voet. Behalve de gisteren gemelde ongewoon sterke en bloedige verliezen, verloren do Russen tot nu toe ongeveer 500 J gevange nen, 16 stuks geschut met munitiewagens. In Zuid-Polen had niets Dijzonders plaats. Officieel wordt uit Weenen d.d. 8 Decem ber gemeld Le gevechten in West-Galicië nemen tce in hevigheid. Thans er jaagden de Oostenrijksche troepen ook van westelijke richting aan vallend, de Russen uit de stelling Dobe- zitse. Tot nu toe werden meer dan 5000 gevan genen gemaakt, onder wie 27 officieren. In Polen werden nieuwe Russische aan vallen Z. W. van Piotrkof door de Oosten- rij ksche en Duitsche troepen overal terug geslagen. In do Karpathen gebeurde niets belang rijks. Verschillende Oorlogs berichten. Servië en Montenegro. Volgens het Servische persbureau te Nisj heeft Ko ning Peter een bezoek gebracht aan het front, waar hij den troepen zijn bewon dering uitsprak voor hun houding. De Koning van Montenegro heeft aan de „Beurscourant" te Petersburg ge seind, dat een derde deel van zijn leger op het slagveld is gebleven. Niettemin echter zullen de Montenegrijnen de ver dediging van hun land voortzetten en aanvallen blijven doen op vijandelijk ge bied. Maar de Koning verklaart tevens, dat de middelen van Montenegro zijn uitgeput en dat men voor steun in geld en benoodigdheden zich dringend aanbe volen houdt. Een Duitsch schip van Brazilië. De „Times" maakt melding van een Central News-bericht, dat te Frederikshaven op Jutland (oostkust) een Duitsch schip, de „Rio Grande" van de Hamburg-Zuid- Amerika lijn zou zijn aangekomen, met groote lading en tal van passagiers. De „Times" teekent hierbij aan dat de „Rio Grande" op 31 October te Para in Brazilië aankwam van Manaos. Als het bericht uit Denemarken dus juist is, zou het Duitsche schip de reis van Zuid-Ame- rika veilig hebben volbracht. Waar schijnlijk meent het Engelsche blad is het schip in een donkeren nacht tusschen de Faroer en Hebriden aangeslipt. De Paus en de oorlog. De Paus heeft volgens eens bericht, hetwelk wij hier on der voorbehoud mededeelen, aan de staats hoofden van de oorlogvoerende naties de bede gericht ter eere van de Christelijke vredesgedachte op Kerstmis een wapen stilstand van één dag te sluiten. De „U 16" beschadigd. De Duitsche onderzeeër „U 16" is, volgens een telegram aan de „Times", eergisteren met bescha digde machine de haven van Esbjerg bin- nengeloopen. De Deensche regeering deel de den commandant mede, dat hij binnen 24 uur weer moest vertrekken, anders zou hij geïnterneerd worden. De Duitsche on derzeeër scheen echter voor dien tijd go- reed en kon zoodoende weer het ruime sop. kiezen. De Keizer ongesteld. De Keizer heeft zijn vertrek naar het front, dat heden zou plaats hebben, ten gevolge van ongesteld heid (koortsigheid en bronchialkatarhr) eeniga dagen moeten uitstellen. Gisteren en heden echter kon hij wel het rapport aanhooren van den chef van den generalen staf over den oorlogstoestand. BINNENLAND. Nederland en de Oorlog. Verspilling van Rijkageld. Zeer bescheiden in de pers, maar ook reeds in de afdeelingen der Kamer werd twijfel geuit of met 's lands geld in den mobilisatie-tijd vanwege het legerbestuur of liever door sommige legerautoriteiten want de - toestand is in verschillende plaatsen zeer verschillend niet veel te ruim wordt omgesprongen. Wij meenen dat waardeering voor de verrichtingen van het legerbestuur critiek niet geheel behoort uit te sluiten en ge ven daarom openbaarheid aan de volgen de, onder onze aandacht gebrachte (enkele uit vele!) staaltjes van toepassing der In- kwartieringswet. In het kantonnement Eindhoven zijn troepengedeelten ingekwartierd o. a. in de stoomtimmerfabriek De Rietvink. Voor deze inkwartiering is geen lcge- ringsruimte gevorderd, maar wordt be taald per dag eu per man en wel f 0.20. Aangezien nu die fabriek belegd is met 1 3/4 compagnie infanterie of pl. m. 400 man, wordt daarvoor dóór het Rijk be taald een som van f 80 per dag, of f 2400 per maand of f 28,800 per jaar. De kwartiergever geeft hiervoor een slecht brandgevaar kwartier, een slecht nachtleger, n.l. per drie man twee slechte stroozakken, één dunne moltonde ken en geen voldoende plaats bij vuur en licht (enkele banken romdom een kleine tafel). Zeer onvoldoende waschgelegenheid enz. Hij voldoet dus niet aan de eischen in de Inkwartierings-wet genoemd om voor de som van f 0.20 per dag en per man te verstrekken een zindelijk strooleger me# 2 dekens en plaats bij vuur en licht voor iederen man. Maar voor zijn ledige fa- brieksruimte maakt hij een huur van f 2100 per maand, een huur per jaar grooter dan de geheele waarde van het fabrieksgebouw. En dit geschiedt terwijl de Inkwartie- ringswet nu het recht geeft om legerings- ruimte te vorderen. Ongetwijfeld had hier, zooals op enkele andere plaatsen geschiedt de fabriek voor noodkwartier gevorderd moeten worden; in dat geval zou het Rijk to betalen hebben gehad de geschatte huurwaarde, laat ons aannemen f 4000 p., jaar en zou dan vele duizenden goedkoo- per uit geweest zijn. Een ander voorbeeld is het volgende: In het dorpje Eersel staat een nog in aan bouw zijnd huisje, dat voor inkwartiering FEUILLETON. In 's levens maalstroom. (Het auteursrecht van deze vertaling Is voorbehouden). 42) Dc ontmoedigde vader had toen den weg naar Passy genomen, bij zich zelf overleg gend, dat aan alle straten, hoe lang zij ook zijn, een eind komt. En door aan alle huizen navraag te doen, zou hij toch ein delijk wel ontdekken, waar zijn dochter was. Terwijl hij daar op de bank zat, tegen over de avenue de la Grande- Armée en met den rug naar Parijs, die voor hem en de zijnen zoo wreed was, ging de zon schuil achter een opeenhooping van koperkleurige wolken en viel de avond in. Hoe zou hij op dit late uur zijn onder zoekingen kunnen voortzetten? Hij zou zich aan de huizen kunnen aanmelden om naar zijn dochter te vragen, maar zou men daar 's avonds geen slechte bedoelingen achter zoeken? Hij was bovendien zoo ver moeid, dat zijn beenen schier weigerden hem langer te dragen. Hij stond op, sleepte zich met moeite voort en liep de gansche avenue af, om naar een bescheiden nachtverblijf te zoe ken. Toen hij het gevonden had, was het reeds geheel donker. Hij vroeg een kamer, wierp er zich te bed, en was spoedig in een maren slaap vol benauwde droomen .Verzonken. Den volgenden morgen stond hij vroeg op en begon zijn onderzoek in de r u e de la P o m p e. Den een na den ander on dervroeg hij, de concierges, de meiden der kleine hotels, der villa's beleefd aangehoord hier, lomp bejegend elders, en overal heengezonden met hetzelfde ontken nende antwoord. Niemand kende een oude dame, die een jong meisje, zooals Montfort, het be schreef, tot zich had genomen. In de ver beelding van den vader was het lief, klein meisje gebleven; wie kon nu ook weten dat de flink, opgewassen jongejuffrouw, die wel vijftien jaren scheen en die ieder hield voor de nicht van juffrouw de Beaurenom, het gezochte kind wasl Van deur tot deur gaande kwam hij eindelijk bij een huis, waarvan de dienst bode, die reeds lang in dit kwartier woon de, zich de 'zonderlinge aankomst van Marcelle, welke voor een jaar of vier nogal opspraak had verwekt, herinnerde. 't Is juffrouw de Beaurenom, dien ge zoekt, zeide zij tot Montfort, wiens ont moedigd gelaat plotseling zijn gewone energieke uitdrukking hernam. Zij heeft indertijd een ouderloos kind tot zich ge nomen; maar dat meisje moet nu al vijf tien jaar zijn. Gij vergist u immers niet? Ik hoop het niet, antwoordde Simon; ik kan natuurlijk niet gissen hoe het jonge meisje veranderd is sinds zij drie en een half jaar was en ik haar voor 't laatst heb gezien.... Waar woont de oude dame? Zij zeide hem het nummer; hij liep er vlug heen. Met jeugdige veerkracht door liep hij den afstand, die hem nog van de villa scheic de. Hij naderde haar nu. Een lijkwagen, ge volgd door twee koetsen, stond voor de deur. Verschrikt keek hij naar de kwasten en de koorden der rouwgewaden. Ze wa ren wit Marcelle is dood, dacht hij. Vol angst trad hij den tuin binnen, blootshoofds, met drogen keel, bijna niet in staat om te spreken. Wie is hier dood? vroeg hij aan het eerste menschelijk wezen, dat hij ont moette. 't Was mevrouw Grenardon, die hem al heel onvriendelijk aankeek, 't Mocht ook eens een erfgenaam wezen. Juffrouw de Beaurenom, zeide zij. Wat is er van je dienst. Montfort leunde met de hand tegen den muur. 't Was dus niet voor zijn dochter tje, dat de lijkwagen gereed stond, dat de gordijnen neergelaten waren. Het overige liet hem onverschillig. Waar is zij? vroeg hij, slechts aan Marcelle denkende. Juffrouw Hermine? Die wordt aan stonds begraven. Maar wat wilt ge toch? vroeg de bloedverwante nogmaals. Ik zoek mijn dochtertje Marcelle, die door deze dame opgevoed is. Mijn arm kind moet wel verdriet hebben, zeide Montfort, die weder meer geregeld be gon te denken. Waar is zij? Op 't geluid der stemmen was mevrouw Permeny ook naar beneden gekomen. Zij stond in den gang te luisteren. Uw dochtertje, stamelde mevrouw Grenardon, die, in verband met haar lief deloos gedrag vreesde, hem goed verstaan te hebben. Ja, jongejuffrouw Montfort. Zij is hier. Ik wil haar zien. Ik ben haar va der. Mevrouw Grenardon wendde het hoofd om en bemerkte mevrouw'Permeny. Zij wisselden een onrustigen blik. De oude dame kwam haar te hulp. Was dat uw dochtertje, die hier was? zeide zij met opmerkenswaardige tegen woordigheid van geest. O, mijnheer, hoe jammer, dat gij uw komst niet aange kondigd hebt. Zij was er zoo bedroefd over, zonder steun op de wereld achter te blijven. Mejuffrouw de Beaurenom had geen enkele beschikking te harer opzichte genomen.... Dat kan mij niet schelen, hernam Simon. Waar is zij? Zij!... Zij is gisteren vertrokken om haar vrienden te zoeken, die zich haar lot willen aantrekken.... Zij heeft geen vrienden, viel Mont fort haar in de rede. Als het waar is wat men mij gezegd heeft, bezat zij te Parijs geen andere betrekkingen dan de dame, die haar opgevoerd heeft. Waar is zij dus heengegaan? Wij.... wij weten het niet, 'stamelde mevrouw Grenardon, eindelijk begrijpend niet dat zij slecht gehandeld had; dat ging boven haar begrip maar dat wel eens heel dwaas kon geweest zijn, zich zoo gemakkelijk van het meisje afgemaakt te hebben. Weet gij het niet? riep Montfort met donderende stem. Wanneer is zij ver trokken? Gisteren. En wanneer is zij teruggekomen? Zij is nog niet terug. Simon steunde nu in zijn volle zwaarte tegen den muur en zag de beide vrouwen zoo woedend aan, dat zij achteruitstoven,, Maar, mijnheer, zeide mevrouw Per meny, zich zoo flink mogelijk houdend, wij kennen u niet eens.... Wat komt gij hier doen? Dat is mijn zaak, hernam Simon ruw, zijn overzeësche manieren weder aannemend. Ik kwam om de vriendin to zien van juffrouw de Beaurenom, zij, die haar hebben gekend en bemind en wisten, dat zij mijn dochtertje beminde... Gij zijt slechts de erfgenamen en haar, mijn kind, hebt gij op straat gezet, omdat zij i.ie# erfde. Mijnheer.... zeide de mannelijke Per* meny, zich op den drempel van het tuin* hek vertoonend. Eindelijk iemand, met wien ik pra ten kan, zeide Montfort, de armen over, de borst kruisend. ïvTTjn dochtertje wa$ gisteren in dit huis, mijnheer, zij is er ui# verdreven en nog niet teruggekeerd; zij had niemand, die haar een onderkomen kon verschaffen. Zij heeft den nacht op, straat doorgebracht, heeft zich mogelijk een ziekte op den hals gehaald.... Gij zij# daarvoor verantwoordelijk, mijnheer, te genover God en den wereldlijken rechter* Ik vorder rekenschap van ut Mag ik de vrienden en bekenden ver zoeken, kwam de stem van den onderne mer der begrafenis er tusschen, terwijl hij het lijstje der genoodigden open vouwde. Dit lijstje was al zeer klein. De zware stap der dragors weerklonk op de eerste etage; zij begonnen met hun droeven last de trap af te dalen. (Wordt vervolgd.^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1