;e JAARGANG. No- 1568
§z$toid6oh&(Soufimu
De politie noodig.
We zeiden dezer dagen aan 't adres der
socialisten: een partij, welke zichzelf niet
meester kan blijven, moet niet trachten
over anderen meester te spelen.
Hoe weinig de S. D. A. P. zichzelf baas
jj, bleek gisteravond weder te Rotterdam.
De heeren Troelstra en Spiekman zouden
daar nog eens komen spreken over de
oorlögsleening, maar nauwelijks stond
eerstgenoemde voor den katheder, of mid
den uit de stampvolle zaal werd geroepen:
Voorzitter mag ik wat vragen?
De voorzitter schudde van neen, maar
de vrager-, die Bouwman, voorzitter van
den Syndicalistische Havenarbeiders bleek
Ie zijn, gaf geen kamp. Hij bleef naar den
Voorzitter schreeuwen. Deze, die slechts
over een zwdkke stem kan beschikken, be
timmerde bij wijze van antwoord de tafel
met zijn hamer. De herrie werd verhoogd
doordien de vrager wel eenigen aanhang
scheen te hebben, hoewel de sissende en
applaudiseerende S. D. A. P.'ers verre in
de meerderheid bleken.
Dat optreden van dien Bouwman was
natuurlijk hoogst verkeerd, want er moet
orde wezen, zelfs in een socialistische
vergadering. Had men er, desnoods met
vereende krachten, de herriemakers uitge
smeten, de vergadering was in haar recht
geweest. Maar waar bleef dan ,,het vrije
woord", nietwaar. En zoo bleef men in
tweestrijd tusschen theorie en practijk
herriemaken, tot een paar agenten in uni
form de zaal binnen rukten. Bouwman was
inmiddels naar het podium gekomen, ken
nelijk om zijn vraag min of meer harsfc-
tochtelijk daar neer te leggen, zegt een
ooggetuige in 't Hbld.
De Voorzitter wenkte evenwel majes
tueus met de hand, en daarop snelden
sbirren zonder uniformen toe, die met
Imn gehelmde collega's Bouwman bij den
kraag namen om hem de zaal uit te leiden.
Deze scheen niet van zins dit goedsschiks
toe te laten. Daarop werd hij iets hard
handiger aangegrepen en de geheele zaak
rolde in broederlijke eensgezindheid van
de breede trappen van het podium.
Men was spoedig weer op de been en
Bouwman ging, vast gegrepen door de
vertegenwoordigers van het nationaal ge
zag, begeleid door de Internationale, dat
het auditorium in zijn verbouwereerdheid
was gaan zingen.
Er kon nu worden begonnen.
Wat zegt men nu van een partij, die
voorgeeft de heele maatschappij te zullen
kunnen verbeteren, maar zelve in moei
lijke tijdsomstandigheden den vrede in
eigen kring niet eens weet te bewaren.
Want let wel: Bouwman en de zijnen wa
ren geenszins „kapitalisten" of „boerzwas"
doch roode broeders zij het van een eenigs-
zins anderen naam. Al die heeren en dames
stoelden op denzelfden wortel de onte
vredenheid, maar zij vermochten niet een
ernstige zaak te bespreken zonder een her-
h.iling der rumoerige oncenighcii, welke
een Haagsche meeting pas te aanschouwen
gaf, en zonderdat de dienaren
van het „burgerlijk" gezag tusschenbeide
traden.
Men scheldt op dat gezag, maakt ver
dacht, ondermijndt het, maar als 't er op
aan komt, kan men er niet buiten, geen
eens in 't eigen huishouden.
En. toch blijft die „S. D. A. P." een
hooge borst opzetten.
Zelfkennis is een moeilijk iets.
Weekpraatje.
De Leening. Belgen in dienst.
Herziening der Tariefwet.
Leening of Kapitaalbelasting is nog 1
altijd een onderwerp van "discussie in de
bladen, zoowel in hoofdartikelen als in
gezonden stukken. Zij die tegen kapitaal
belasting zijn zeggen dat een greep naar
het kapitaal een enorme vermindering
van ons nationaal vermogen beteekent.
Het is goed gezien, zeggen zij, de gansche
bevolking te betrekken in hetgeen onder
de huidige omstandigheden uitgegeven
moet worden voor de instandhouding van
ons volksbestaan. Ook de onvermogenden,
met name de arbeiders. Het lijdt geen
twijfel, dat juist dat deel der bevolking
het zwaarst zou lijden indien wij, onze
neutraliteit niet kunnende handhaven,
in den oorlog betrokken werden. Men
ziet het aan het ongelukkige België. Het
is te begrijpen dat de meeningen ver
schillen, maar het is onbegrijpelijk, dat
men dergelijke argumenten aanhaalt. Ze
ker, door en in den oorlog zal de arbei
der, do minvermogende, in het gedrang
komen. Maar zijn de normale omstan
digheden teruggekeerd, gaat het normale
leven van den arbeider zijn gang. Dit i9
niet het geval bij de kapitaalkrachtigen.
Is er werkelijk oorlog, dan moeten zij be
talen, meer dan hun lief is. Is de oorlog
afgeloopen, dan kan menig kapitaal
krachtige wel eens kapitaalloos geworden
zijn. De kapitaalkrachtigen hebben dus
het meeste belang, dat de oorlog afge
wend blijve.
Ondertusschen is er overleg gepleegd
tusschen de commissie van rapporteurs
uit de Tweede Kamer over het leenings-
ontwerp en den minister van Financiën.
In dit blad is het compromis uitvoerig
weergegeven. Binnen twee jaren zal nu
moeten beslist worden of een voorstel tot
definitieve regeling der dekking zal wor
den gedaan. Met deze bepaling bestaat er
dus kans om binnen enkele jaren van den
last der leening af te komen, volkomen
zekerheid is er echter niet, misschien zou
den de verkiezingen tegen 1917 een handje'
mede kunnen helpen. Aan de 5 rente
schijnt de regeering te willen vasthouden.
Men kan gerust zeggen, dat de oppositie
hiertegen vrij algemeen is. Het is te ho
pen dat, indien de leening er door komt,
die oppositie zich zal laten gelden. 4
is voldoende, gezien het drukkende voor
de belastingbetalers, het nadeelige voor
geheel ons economisch en financieel le
ven. Gelukkig wil men de opcenten op het
geslacht laten vallen. Ook wil men die
terugnemen op de invoerrechten. Waar
om? Het buitenland mag toch ook wel
iets medebetalen. Ook de opcenten op de
successierechten zullen vervallen. Er zul
len meer-opcenten op vermogens- en be
drijfsbelastingen geheven worden. Moet
de bedrijfsbelasting nu nog hooger opge
voerd worden? Wat zullen menschen in
Leiden, b.v. met een loon of salaris of
inkomen van twaalf tot en met 25 gulden
niet te betalen hebben? In normale om
standigheden was de druk in Leiden al
ontzettend, laat staan in abnormale.
Waar moet-het heen? Voor nog geen 24
gulden in de week betaalt men in Leiden
voor diverse belastingen reeds vijf en ze
ventig gulden, voor nog geen veertien,
twintig gulden. Hoe zullen de biljetten
/an die aangeslagenen er het volgend
jaar uitzien, wanneer rijk en gemeente
de touwtjes zoo strak zullen aanhalen als
ONZE SINTERKLAAS.
Wat een huismoeder in de weken voor
Sint Nicolaas heeft uit te staan, zal voor
het gemoed van den man wel voor altijd
verborgen blijven. Ik schrijf hier zeker
uit het hart van al mijn medegezellinnen
in het lijden, wanneer ik beweer, dat er
alle manhaftigheid van een Hollandsche
vrouw toe behoort, om die rumoerige we
ken door te worstelen, zoijder dat de ge
zondheid ernstig benadeeld wordt.
Reeds het dagelijksch beraadslagen
met „manlief" maakt zenuwachtig. Op
de eerste plaats dient men aan de weet
te komen, wat h ij gaarne van Sinterklaas
zou willen hebben, want op zoo'n. dag
wil men hem toch wel een genoegen
doen.... hij is het soms wel niet waard,
maar aangezien men nu toch eenmaal
getrouwd is, hè....?
„Over een maand is het Sint Nicolaas,"
hegon ik heel voorzichtig eens poolshoog
te nemen in de tweede week van Novem
ber.
„Alwéér?" vroeg mijn man, terwijl hij
zich hield, alsof hij bijster verrast was.
„Maar vóór den eersten heb ik geen Sin
terklaas-geld, tot zoo lang moet je wach
ten. Trouwens, al dat cadeautjes geven
is een gedwongen fraaiigheid, zoo'n ou-
derwetsch gebruik. Omdat vader en groot
vader zoo deden, moeten wij hen naSpen.
Aan dat eeuwige geven en weer terug
geven moet toch een einde gemaakt wor
den dus begin er maar mee!"
„Waarmee?" vroeg ik een beetje bits.
„Met het geven," antwoordde hij
Prompt.
„En met het ontvangen? Als je nu eens
eeu geschenk ontving?" vroeg ik nieuws
gierig.
„Cadeautjes worden door mij van
's morgens acht tot 's avonds acht aan
genomen," zei hij doodbedaard.
„Wel zoo," schertste ik. „En wat is nu
ie hartewensch?" vroeg ik heel onvoor
zichtig verder, ofschoon ik ontwaarde,
dat hij spotachtig zijn mondhoeken ver
trok. „Wat moet Sint Nicolaas jou bren
gen?"
..Een heel verstandige vrouw," meen
de hij met dat ondeugend gezicht, dat ik
al lang ken.
Deze door niets gerechtvaardigde boos
heid krenkte mij diep. Als er één vrouw
op deze wereld verstandig is, ben ik bet.
dat zullen allen moeten erkennen, die
deze! ontboezeming zwart op wit lezen.
Aangezien ik mij derhalve verzekord
hield van de instemming der verste krin
gen, besloot ik op de hatelijke toespeling
niet verder acht te slaan, daarentegen op
den eersten, of uiterlijk op den tweeden
December een aanval over het geheele
front, dus met kinderen en dienstboden,
te beproeven. Het behoefde zoo ver niet
te komen. Op den eersten December haal
de mijn man zijn portefeuille te voor
schijn.
„Hier", zei hij, en legde eenige papieren
knipsels op de tafel. „Daar heb ie 150
gulden coupons van de Nationale Wer
kelijke Schuld, van Theiss-sporen, Oos-
tenrijksche zilveren metallieken en een
paar Russen."
„Aha!" had ik bijna uitgeroepen, maar
met een geweldige zelfbeheersching on
derdrukte ik nog bij tijds dezen ontijdi-
gen zucht van verlichting. Ik pakte haas-
ti gde reepjes bij elkaar, want dat men
ze overal te gelde kon maken, wist ik
reeds lang.
„Dankje," antwoordde ik opgeruimd,
„dat is genoeg!..." en eer ik nog wist wat
ik deed, was ik opgesprongen en had hem
een zoen gegeven, die klapte.
„Laat mij toch met rust!" riep hij; zich
houdende of hij boos was. „Je eeuwige
aanhalerijen passen niet meer. Met 150
gulden zijn zij zeker te duur betaald."
Ik wist daarentegen maar al te goed,
dat de manier, waarop ik hem bedankt
had, hem zeer goed bevallen was, en ging
zij kunnen. Het is plicht aan menschen
met dergelijke inkomens te denken. Het is
beslist noodzakelijk, dat er nog eens over
leg plaats heeft tusschen de commissie
van rapporteurs en den minister. Mocht
het ontwerp Dinsdag a.s. werkelijk in
openbare behandeling komen, dan is het
te hopen, dat de Kamer óf het wetsvoor
stel verwerpe óf zoodanig verandert, dat
de kleine en kleinere inkomens niet te
zwaar getroffen worden.
Er is in eenige bladen en terecht
over geklaagd, dat vooral in de groote
steden, door firma's Belgen in dienst ge
nomen zijn, nu ja, omdat zij goedkooper
waren dan de eigen krachten. De Belgen
eenmaal in ons land, wilden ook graag
een paar centen verdienen. Zij begrepen
wel, dat zij niet hetzelfde konden eischen
als de eigen menschen en stelden zich
dus tevreden met hetgeen gegeven werd.
Eenige firma's nu namen de
Belgen in dienst omdat zij goedkoopere
krachten waren. Dit nu moest niet ge
beuren. Jaren, jarenlang hebben de or
ganisaties gevochten om het salaris, het
loon op een zeker peil te brengen, om een
maximum arbeidstijd te verkrijgen. Het
geen na vele jaren vechten verkregen is,
wordt in eens ongedaan gemaakt, om
dat door buitengewone omstandigheden
een groote menigte vreemdelingen ons
land binnen is komen vallen. Van derge
lijke omstandigheden moest men geen
voordeel willen trekken.^ Daarenboven,
waar werk te vergeven valt, dienen eigen
menschen toch den voorkeur te hebben.
En waar het bedrijf nu werkelijk door de
tegenwoordige crisis lijdt, daar kunnen
dan ook tijdelijk andere bepalingen ge
maakt worden.
Zooals de lezers van dit blad weten,
heeft minister Treub aan den heer Slote-
maker opgedragen een herziening der
Tariefwet voor te bereiden. Slotemaker is
een bekende naam zullen velen gezegd
hebben. Had die mijnheer van minister
Kolkman ook geen opdracht het tarief te
herzien? Juist. De heer Slotemaker heeft
die tariefherziening gemaakt en het recht-
sche ministerie zou die herziening aan de
orde stellen, toen de linkerzijde moord en
brand riep, het land was in gevaar,
brood, klompen, weet ik al wat niet wat,
zouden duurder worden, als dat snoode
rechtsche ministerie aan het bewind bleef.
En nu, ja de tijden veranderen. De lin
kerzijde zal wel zeggen, dat Treub geen
protectie wenscht, maar alleen een tech
nische en fiscale herziening. Een doekje
voor het bloeden. De heer Slotemaker
heeft voor minister Kolkman een matige
protectionistische verhooging uitgewerkt,
terwijl zijn ontwerp voor minister Treub
er louter een van prijsverhoogenden aard
zal zijn. Fiscale invoerrechten zijn heel
mooi voor die produkten, die het eigen
land moeilijk of in het geheel niet leve
ren kan. De vrijhandelaren mogen zich in
slaap laten sussen met de verzekering
van minister Treub, de toekomst zal lee-
ren. mocht de herziening tot stand ko
men. dat fiscale tarieven juist het meest
handelbelemmerend werken.
Zullen de vrijzinnigen, wanneer minis
ter Treub met deze herziening komt, nu
ook van de daken verkondigen, dat het
land in gevaar is, zal het anti-tarief wet-
comité weer de groote trom gaan roeren?
Wie lacht daarl
PEDROSER
onmiddellijk tot het wezen der zaak over.
„Dus: Jij onze Willem, Mina....
het kleintje.... dat zal wel gaan; aan ex
tra-verrassingen hecht jij toch geen
waarde."
„Neen, je geeft mij de gebruikelijke
overhemden met de gewone hoeveelheid
boorden en manchetten. Willem krijgt een
nieuwe lei, griffels, wat boeken, veel spe
culatie en taai-taai, een doos tinnen sol
daten, maar geen "fluit, trompet of trom
mel. Jou schenk ik de gebruikelijke vijf
mooie opgepoetste gouden tientjes, en voor
Liesje.... ja, voor haar moet ik iets ex
tra's bedenken, voor haar heb ik een bij
zondere verrassing in petto."
„Zooo! een verrassing?" vroeg ik op
langgerekten toon. „Dat was ik ook van
plan en je mama komt ook altijd met een
verrassing op de proppen. En dan peet
oom Richard en tante Leentje.... die zul
len Liesje ook niet vergeten."
„En al deden zij het, ik heb mij nu een
maal zoo iets in het hoofd gezet, en daar
blijft het bij. Ik koop voor de kleine iets
extra's, iets, wat zij al lang had moeten
hebben. En opdat net ook voor jou een
verrassing zal zijn, zult ge het eerst op.
Sinterklaas-avond zien. Ik laat je overi
gens, wat Lise betreft, vrij spel, je moogt
gerust ook een surprise bedenken."
Liesje is nu twee en een half jaar. *t Is
een dotje van een kind om te stelen....
't is mijn alles. Maar met een verrassing
voor haar zag het er naar uit. Zij heeft
eigenlijk reeds alles, wat heur hartje be
geerde: poppen, bouwdoos, keuken, on-
verscheurbare prentenboeken, chocolade,
suikergoed.... er was haast- geen gaatje
meer te vinden. Ik durfde er niet toe
overgaan een rinkelbel voor haar te koo-
pen, want mijn man zou zeker uit zijn
vel gesprongen zijn, als het spektakel be
gonnen was.
Zoo prakkezeerde ik en tobde en brak
er mijn hoofd over en moest toch den last
van den dag zonder morren verder dra-
Uit de Pers.
De Leening.
Strijd over de leening staat waarschijn
lijk voor de deur.
De verstoring der eendracht is, meent
de heer Van Wijnbergen in de „Maasbo
de", in ieder geval niet' aan de rechterzijde
te wijten.
„Wij meenen te mogen constateeren, dat
de rechterzijde èn binnen èn buiten de Ka
mer, dat speciaal ook de rechtsche pers
deze maanden alles heeft gedaan, wat van
haar kon worden verwacht om te bevorde
ren, dat in deze droevige tijdsomstandighe
den de binnenlandsche rust mocht worden
bewaard.
Duidelijk was die taak voor haar heel
wat zwaarder dan voor de linkerzijde; zij
toch is thans in oppositie, en nog pas ruim
een jaar geleden werd zij op de bekende
wijze bestreden bij de verkiezingen in 1913.
Toch heeft men begrepen, dat thans het
landsbelang eischte den binnenland3chen
politieken strijd te mijden.
Het zoo juist verschenen Voorloopig Ver
slag op Hoofdstuk I der Staatsbegrooting
toont dan ook overduidelijk aan, dat men
zich thans van critiek vrijwel onthouden
wil. Waar in de laatste maanden verkiezin
gen moesten plaats hebben, konden die
schier overal met enkele candidaat3telling
afloopen, ook zelfs dan, wanneer aan de
rechterzijde niet datgene werd geschonken,
waarop zij aanspraak maken kan. Al be
merkte men zeer goed, dat hier en daar de
huidige omstandigheden werden dienst
baar gemaakt aan het voeren van linksche
politiek, al gaven sommige comité's die
op heden alle een min of meer officieel ka
rakter dragen in hun samenstelling en
in hun optreden allerminst blijken \an
welwillende gezindheid jegens rechts
men kwam er niet in het openbaar tegen
op, ter wille van de eendracht die men
niet verstoren wilde."
Zelfs al bleek de afwezigheid van, cri
tiek het denkbeeld te verbreiden, dat we
met dit linksche ministerie een buiten
kans hadden, want dat de rechterzijde liet
er niet zóó zou afbrengen, zelfs dèn nog
zweeg de openbare critiek van rechts.
Stel daar nu tegenover de houding der
linkerzijde, vooral die van de Vrijzinnig-
Democraten en de Socialisten. De schrij
ver keurt het niet af, dat men zich over
de leening-quaestie uit, maar:
„Maar onze grief is, dat men de finan-
cieele vraag van dit oogenblik maakt tot
een zaak van partijpolitiek, ze werpt onder
de groote menigte, en ze zóó maakt
willens en wetens tot een middel tot
volksopwinding en volksagitatie.
En zulks geschiedt op een oogenblik,
waarop juist de eendracht in den lande
op politiek terrein zoude moeten bewaard,
en waarop men toch voortdurend ziet, dat
door anderen angstvallig alles vermeden
wordt, wat tot partijstrijd aanleiding zou
kunnen geven.
Tegen die houding der linkerzijde spe
ciaal tegen die der vrijzinnig- en sociaal
democraten kan niet genoeg worden
opgekomen."
Nog meer deernis.
De volgende driestar, waarvan de grond
toon, zooals onzen lezers bekend, volko
men met onze meening strookt, nemen we
over uit het „Huisgezin".
Van wie reeds demagogen gescholden!
een heffing-in-eens tot delging der oor
logslasten beter achten dan een abonne
ment op de opcentenplaag gedurende vijf
tien jaar, heeft niemand gewild dat de
gen: vroeg opstaan, de meid koffie laten
zetten, de courant lezen, visites maken,
het middagmaal bestellen, de kinderen
netjes en zindelijk houden, fatsoenlijk
voor den dag komen, naam en stand op
houden, bezoek op de koffie ontvangen,
's avonds soms naar concert of schouw
burg gaan.... en dan durft men nog zeg
gen, dat wij, vrouwen, enkel uit „zenu
wen" bestaan.
Zoo verliepen weken.... er wilde mij
maar niets te binnen schieten, wat bij
mij betrekkelijk zelden voorkomt. In die
omstandigheden besloot ik, alles aan het
toeval over te laten, waarvan mijn man
altijd beweert, dat het hem nooit verle
gen liet. En warempel, het toeval kweet
zich handig van zijn taak; het bracht mij
in de Breëstraat, liet mij voor een win
kelraam stilstaan en richtte mijn oogen
op een snoeperige uitstalling van pop
penwagens;
„Eurekal" riep ik even verheugd uit
als de Grieken, toen zij in een hunner
veldslagen de Blauwe Zee ontdekten....
„Nu heb ik het gevonden: een poppen
wagen! Natuurlijk, daar had het lieve
kind nog behoefte aan."
Daar ik weet, dat mijn besluiten dik
wijls binnen een kwartier in hun tegen
overgestelde veranderen, hield ik oprui
ming in mijn portemonnaie. Ik scharrel
de al het aardsche slijk bij elkaar en be
taalde voor een grooten poppenwagen
twaalf en een halven gulden. Dat zou
m ij n verrassing zijn.
De volgende dagen besteedde ik, om de
lieve kleine een weinig op mijn verrassing
voor te bereiden. Ik vertelde haar van
Sint Nicolaas, van Piet zijn knecht, wat
de heilige man zooal meebrengt voor zoete
kinderen, suikergoed, marsepein, specu
laas, een pop en.....' een poppenwage».
Het kind luisterde met schitterooogjes
naar mij. en babbelde gedurende een uur
of wat van niets anders dan van haar
„poppenwagen", dien het nog niet had.
275 millioen binnen acht dagen werden
neergeteld.
Noch minder was iemand zoo simpel te
meenen,dat bij de vermogendon de kas
ten vol bankpapier en gemunt geld liggen
en men de millioenen maar voor 't grij
pen heeft.
Maar van den anderen kant kan men
ihet den besten wil van do wereld de bo-
teekenis niet hoog aanslaan van een ont
hulling als de volgende, door een onzer
dagbladen gedaan:
„Men vrage maar eens, wat er gebeurt,
als bij een nalatenschap geen baar geld
aanwezig js en de ontvanger niettemin ora
het Staatsaandeel vraagt. Dan moeten da
erven beginnen met bij te passen of op de
nalatenschap geld te leencn! Er zijn dan
ook rijke lieden, die in volle waarheid kun
nen zeggen, dat ze geen cent in kas heb
ben; zij zijn naar het uiterlijk groote win
keliers en voor de wereld rijke handelaars,
die wel verdienen maar geen gulden hun
eigendom kunnen noemen."
Wat wil men hiermee betoogon?
Dat in het eerste geval geen successie
recht behoorde te worden geheven, en dat
in het tweede geval de rijke lieden, „die
geen gulden hun eigendom kunnen noe
men", met de uiterste verschooning dienen
te worden bejegend?
Wij hebben zeker deernis met hen, maar
toch nog iets meer met de oppassende huis
vaders met veel kinderen, die, naar hun
8tand, twintig, dertig, zelfs veertig gulden
in de week te verteren hebben en er met
veel passen en meten, met schrandorheid
en zuinigheid komen kunnen.
Voor deze menschen beteekent een op-
centen-abonnement gedurende vijftien jaar
een ernstige verzwaring van druk, welke
tot nog meer bezuiniging op en onthou
ding van hetgeen noodig is nopen zal
Daarom, wie clementie pleit voor de
rijke menschen, die geen gulden hun eigen
dom kunnen noemen, wij doen het liever
voor den kleinen burgerstand, thans, o.a.
door allerlei prijsstijging, todh reeds ge
noeg bezocht.
08 Tariefwet op komst.
Het is „De Zeeuw" dio de medcdeeling
bespreekt, dat de heer Slotemaker, direc
teur der belastingen te Breda, van de re
geering de opdracht heeft ontvangen, om
een ontwerp gereed te maken tot verhoo
ging van het Tarief van invoerrechten.
„Lezer, zoo zegt „De Zeeuw"
Lezer, zoo gij niet gelooft, wat hierboven
staat, wrijf dan uwe oogen nog eens uit, en
lees het dan nog eens. Ge zult zien dat het
cr staat: De Minister van Financiën wil een
ontwerp indienen tot verhooging van het
Tarief van invoerrechten....
„Hier stond, de spreker stil", zegt het
spreekwoord.
En de lezer die het nog eens overleest, be
gint te erkennen, dat het er staat; maar
zoo waagt hij op te merken is het som
wijlen een uitgeknipt bericht uit een oude
krant van het jaar 1910, toen Minister
Harte en Minister Kolkman, die protectio-
nisten, een dergelijk ontwerp aankondig
den? Doch wij antwoorden: neen lezer 't
bericht is kersversch geknipt uit een dag
blad van 29 November, hetwelk het ontving
van een Haagsch correspondentiebureau,
en dat correspondentiebureau ontving naar
alle waarschijnlijkheid deze mcdedeeling
uit officieele bron.
Denk u nu eens goed in wat dit zeggen
wileen Tariefwet van.... minister Treub.
Wie zou dat mogelijk geacht hebben in den
jare 1913, toen de vrijzinnigen van alle ga
ding, zoo enservatief als democraat, zoo
unionist als socialist tegen het ontwerp-
Toen mijn man 's middags thee kwam
drinken, schertste hij met de kleine cn
vroeg „Wel, Liesje, wat moet Sinterklaas
voor je brengen?"
„Een poetewagen", flapte Liesje er uit.
Dit was heel natuurlijk, war.t haar ge
dachten had ik immers met ernst en ijver
op dat voorwerp gevestigd.
„Bravo!" lachte mijn man, „je wenscK
zal wel vervuld worden, want zoo ver ik
je lieve mama ken...." en hij wierp mij
een zonderlingen blik toe.
Zou hij mij voor het winkelraam gezien
hebben? Dat was onmogelijk; om dezen
tijd zat hij op zijn kantoor, en een ge-
da chtenle ze r... neen, zóó snugger is hij
niet
Het groote kinder- zoowel als bet
groote-kinderenfeest was aangebroken.
Wij hadden gegeten, en 't had ons lekker
gesmaakt: mijn man vond niets aan te
merken, er was geen graatje in het ver
keerde keelgat der kinderen gekomen, die
echter, in afwachting van de dingen, die
komen zouden, weinig eetlust verrieden.
Sint Nicolaas en zijn knecht de r an
en zoon van onze schoonmaakster had
den hun jaarlijksch bezoek afgelegd, de
gewone vermaningen uitgedeeld, laten
bidden en den catechismus overhoord,
welk examen met bevende stem werd af
gelegd, en de wenschen der kleinen ver
nomen. Met vorstelijke vrijgevigheid
want het is goed riemen snijden van een
andermans leer had de eerbiedwaar
dige kindervriend de vervulling der uit
bundige kinderlijke begeerten neloofd, en
gezegd, dat hij zijn geschenken nog dien
zelfden avond in de achterkamer zr,«
neerzetten, waarna hij met duizmi ze-
genwenschen der kleinen en een klinken
de belooning van mijn man, die den Bis
schop en zijn knecht uitgeleide dcet!^
vertrok.
„Je moet tot zeven uur wachten, eer je
naar de achterkamer gaat", vorklaardU
mijn man.,