5
BUITENLAND.
De Oorlog.
6e JAARGANG.
No. 15GS
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2:/a cent, met Geïllustreerd .Zondagsblad 5 cent.
ZATERDAG
DECEMBER.
1914.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. BIJ contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 c»nt.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel ineer 5 cent.
Dit nummer bestaat uit twee
bladen en het geïllustreerd
Zondagsblad.
Pauselijke woorden.
II.
De Paus richt zich in zijn Encycliek
eerst tot de geheele wereld en daarna tot
de Katholieken. Aan dezen verklaart Z. H.
Benedictus XV het program van zijn pon
tificaat.
„Gaan we nu onze oogen afwenden van
de maatschappij, en vestigen wij hen op de
eigenlijke kerkelijke aangelegenheden", al
dus Z. H., „dan is er reden om ons althans
eenigszins te herstellen van den grooten
druk der tijdsomstandigheden. Naast de
allerduidelijkste bewijzen van de goddelij
ke kracht en sterkte welke de Kerk bezit,
zijn we niet weinig getroost door de groote
verken, welke onze voorganger Pius X ons
heeft nagelaten en waarmee hij den Stoei
van Petrus in zijn zeer heilig leven heeft
gesierd. Wij-zien, dat door hem alom ir,
den priester de godsdienstijver is ontbrand,
de godsdienst van het christenvolk verle
vendigd, de actie en de tucht in de katho
lieke vereenigingen bevorderd; we zien,
hoeveel bisdommen er zijn gesticht, hoe er
voor opleiding van de jonge geestelijkheid
is gezorgd overeenkomstig de gestrengheid
van het kerkelijk recht en den eisch der
tijden. Van de leerstoelen der gewijde we
tenschappen is het gevaar van vermetele
nieuwigheden verwijderd. De gewijde mu
ziek werd in waardigheden gesteld, om
aan de liturgie hooger luister te verschaf
fen, en door de missionarissen werd in
nieuwe missies de naam van Jiet-chrisi^n.
dengi
ezen grond geste
Z. H. Benedictus XV wil op dezen
voortbouwen en „met den meesten ijver
er voor zorgen, dat het kwade verhinderd
het goede bevorderd wordt, totdat het den
Vorst der Herders behagen zal rekenschap
van Ons te vragen over het waargenomen
ambt."
De Paus wijst dan eenige hoofdpunten
aan, waaraan Hij besloten heeft Zijn
voornaamste zorgen te wijdfen.
Allereerst de e e n h e ,i d onder de Ka
tholieken.
„De vijanden van God en de Kerk", al
dus Z. H., /.begrijpen goed, dat iedere
oneenigheid van de onzen in de bestrij
ding strekt tot hun overwinning. Daar
om hebben zij dezen allergebruikelijksten
opzet toegepast, dat zij, wanneer zij de Ka
tholieke menschen meer aaneengesloten
zien, op listige wijze zaden van on
eenigheid onder hen strooiend, de eenheid
trachten te verscheuren."
De Paus herinnert er aan, dat het aller
plicht is om met eerbiedige godsvrucht
naar het gezag der Kerk te luisteren.
In*vraagstukken, waarin door den H.
Stoel geen oordeel is uitgesproken, mag
echter vrij worden gedisputeerd, mag
ieder 'zeggen en verdedigen, wat hij
"meent.
Toch moeten ook deze disputen binnen
zekere grenzen worden gehouden.
„In deze disputen moet echter alle ge
brek aan zelfbeheersching, waardoor de
liefde ernstig kan worden geschonden,
vermeden worden. Ieder verdedige zijn
meening vrij, maar bescheiden. En ook
meene men niet, dat het geoorloofd is om
hem, die de tegenovergestelde meening
verdedigt, om deze reden alleen van ver
dachte geloofstrouw en gebrek" aan dis
cipline te verdenken."
Dan brengt de Paus dit staat in ver
band met het bovenstaande de oude
waarheid naar voren, dat men is katho
liek of niet-katholiek. Onderscheidingen
tusschen de katholieken, b.v. in volledige
en niet-volledige katholieken, is in strijd
met de katholieke leer.
„Wij verlangen ook, dat de onzen zich
zullen onthouden van die bijvoegingen,
welke den laasten tijd ingang beginnen te
vinden om Katholieken van Katholieken
te onderscheiden. En men vermijde deze
woorden niet alleen als profane woord-
nieuwigheden, die noch met de waarheid
noch met de billijkheid overeenkomen,
maar ook wegens de groote verwarring
en onzekerheid die daaruit onder de Ka
tholieken ontstaat. De kracht en de na
tuur van het Katholiek geloof is dusda
nig, dat niets daaraan kan worden toege
voegd en niets er afgenomen: of men ge
looft alles, of men verwerpt alles. „Dit is
het Katholiek geloof, buiten hetwelk nie-
ïfiand, die hét niet trouw en vast belijdt,
zalig kan worden". (28). Er zijn dus geen
bijvoegsels noodig om de Katholieke ge
loofsbelijdenis aan te duiden. Het is
voor ieder genoeg aldus te belijden:
„Christen is mijn naam, Katholiek r ijn
bijnaam", als hij inderdaad er slechts
naar streeft, om dat te zijn, wat de naam
uitdrukt."
Nuttiger dan disputeeren, is echter, zoo
vervolgt de Paus, dat allen er met kracht
naar streven het geloof te bewaren, on
gerept en beveiligd tegen elke aanblazing
_[ene volgen, die Christus heeft aan
gesteld als bewaarder en vertolker der
waarheid.
En dan veroordeelt de Paus de „mon
sterachtige dwalingen" van het mo
dernisme.
„Opgeblazen en overmoedig geworden,
immers, door hun grooten dunk van den
menschelijken geest, die ongetwijfeld
door Gods goedheid namelijk bij het
onderzoek der natuur ongeloofjijke vor
deringen heeft gemaakt, zijn sommigen,
terwijl zij, ter wille van hun eigen mee
ning, het gezag der Kerk versmaden, in
hun vermetelheid zóóver gegaan, dat zij
niet aarzelden, zelfs de geheimenissen
Gods en alles wat God aan den mensch
geopenbaard heeft, te meten naar hun
begripsvermogen, en er niet voor terug
schrikten, die geheimenissen en die open
baring aan te passen aan den geest van
deze tijden."
Niet slechts tegen het modernisme, ook
tegen den modernistischen geest waar
schuwt de Paus. Dien geest teekent Hij
in deze woorden.
„Wie met dien geest bezield is, stoot
alles, wat naar het oude smaakt, met
weerzin van zich af en haalt daarentegen
al wat nieuw is, met gretigheid naar zich
toe: in de wijze van spreken over de God
delijke zaken, in de uitoefening van den
heiligen eeredienst, ten"ahnzien van de
katholieke instellingen, zelfs in de bij
zondere beoefening der godsvrucht."
Daar de menschen tot de. .openlijke be
lijdenis van het katholieke geloof en tot
het leven overeenkomstige dit geloof, zeer
sterk plegen te worden aangemoedigd
door broederlijke aansporingen en onder
linge voorbeelden, verheugt de Paus zich
ten zeerste er over, dat vereenigingen van
Katholieken allerwege worden opgericht.
En Z. H. wenscht dat die vereeniging
steeds in innerlijke en uiterlijke kracht
zullen toenemen.
Met bizondere zorg spréékt Z. H. over
de opleiding der priesters, wien
de II. Vader vervolgens ernstig ver
maant zich zoo nauw mogelijk bij hun
bisschop aan te sluiten en hem een zoo
groot mogelijke gehoorzaamheid te be-
toonen.
Aan het slot van zijn zendbrief komt de
Paus terug tot het onderwerp waarmee
hij begon en smeekt met allen aandrang
het einde af van dezen allerrampzaligsten
oorlog, èn in het belang der maatschap
pij, èn in dat der Kerk.
En dan herhaalt de H. Vader, wijzend
op de onvrijheid des Pausen, geboren uit
de overweldiging van Rome, het protest,
vóór hem door zijn voorgangers uitge
bracht.
Moge deze ontleding den lezer hebben
overtuigd van de belangrijkheid van het
PauseSjk document.
De kracht van JIem7 die in deze tijden
de Kerk bestuurt, moet bijna bovenmen-
schelijk 7,ijn. In de twintig eeuwen van
het bestaan der Kerk heeft misschien
nooit een Paus in zulke benarde omstan
digheden 'den Stoel v_an Petrus beklom
men.
Maar Paus Benedictus XV zal de Kerk
voeren naar den lichtenden gezichtseinderv
die oprijst boven de duisternissen der
jiamnpn. waiks_ jlg overdekken,
vanwaar zij els ue i-,52 des vreaes im-
volkeren meer en meer tot zich zal trek
ken. Dat geve God op ons aller gebed.
Oremus pro pontifice nos-
tro Benedicto: Laten wij bidden
voor onzen Paus Benedictus.
De poging der Duitschers om In België
het overstroomde land over te steken
is mislukt. In Elzas en Lotharingen
wordt het weer rumoeriger. Van het
Oostelijk oorlogsfront weinig nieuws.
In Servië maken de Oostenrijkers nog
voortdurend overwinningen. Van
Duitsche zijde wordt tegengesproken dat
Duitschland aan Portugal verontschul
digingen zou hebben aangeboden, daar
er van een Duitsche inval in Angora
geen sprake is.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
In- België is de poging der Duitschers,
om op vlotten de inundaties over te ste
ken, zooals te verwachten was, mislukt.
Misschien zouden Zeeuwen, Hollanders
of Friezen, opgegroeid aan en vertrouwd
met het water, zulk een onderneming met
succes kunnen uitvoeren; Duitschers of
andere volken zullen daarin alleen onder
de gunstigste omstandigheden kunnen
slagen.
Een nieuwtje is, dat het ten W. van
Dixmuiden gelegen Lampernisse tóch nog
in het bezit der Bondgenooten is. Een
bericht uit Berlijn had zoo positief te
kennen gegeven dat het door de Duit
schers bezet was.
In den Elzas begint het weer roerig te
worden, vooral in de richting van Basel;
ook in Lotharingen komt weer wat leven.
De oorlogscorrespondent van de „Tijd",
een Belg, meldt uit Duinkerken:
Hoe de strijd aan den Yser een nieuw
karakter aanneemt, beschreef ik reeds.
Aan de zijde van den vijand hebben zich
allerlei troepenverplaatsingen voltrokken.
Er zijn op sommige punten groote strijd
krachten saam'getrokken, op andere
plaatsen evenwel talrijke manschappen
aan de Yzerlinie ontnomen. Ik durf dan
ook niet zoo zeker beweren, als confra
ters van mij deden, dat in België een
nieuwe sl^g op handen is. Hetgeen ik kon
bestadigen wijst er meer op, dat het nieu
we karakter van den strijd juist gelegen
is in een schijnbaar krachtdadig optre
den der Duitschers, een schijnbaren troe-
penaanvoer, terwijl in werkelijkheid re
gimenten naar het Oostelijk krijgstooneel
zijn gezonden. Het heftiger optreden der
Duitschers thans, vooral van hun ge
schut, zou dan juist tot doel hebben om
de verbondenen aangaande hun getal
sterkte en hun bedoeling te misleiden.
Krijgskundig beschouwd is immers het
schijnbaar kirachtig en hardnekkig op
treden een middel om eigen zwakte op ze
ker punt te verbergen en den vijand te
weerhouden door te breken,
weet ik niet, durf ik niet'2'ÊHjHreTrnnrring"
gissen. Oorlog is nu eenmaal de samen-
tasting van het onverwachte. Maar dat
de nu onmiddellijk volgende dagen den
door collega's geprofeteerden grooten
slag zullen brengen, geloof ik niet. Veel
eer zal het artillerieduel, dat begonnen is
Zuidelijk bij Yperen en rond Nieuwpoort,
krachtiger worden doorgezet. Alles wijst
er m. i. naar heen, dat in de komende cia-
gen weer het geschut het eerste woord
spreekt en de taak der infanterie op de
tweede plaats komt.
Inmiddels worstelen de Verbondenen
gestaag maar langzaam hier en daar
vooruit. Een loopgraaf, een kasteel, een
boschje, een weg, een hoeve... het zijn
allemaal zoovele veroveringen van betee-
kenis in dezen oorlog^ waarin iedere
strekkende meter een heel bijzondere
waarde heeft.
Drie groote batterijen van den vijand
zijn door het geschutvuur der Verbonde
nen buiten gevecht gesteld. Zoo geeft
iedere dag een kleine winst. Hebben de
Duitschers niet reeds voor Parijs gestaan.,
en is óp deze manier de manior, die ik
door Fransche soldaten hier het slakken-
offensief hoorde betitelen niet heel de
vijandelijke linie lot in België terugge
bracht?
De Russen.
In Polen duurt de Napoleontische strijd
met snelle marschen en contra-marschen
nog altijd voort. Het schijnt echter niet
meer te betwijfelen, dat de Duitsche leger
korpsen, die daar ageeren, het niet lang
meer zullen kunnen houden. De hoofdstrijd
woedt nog altijd op twee plaatsen, n.l. ten
N. van Lodz bij Lowitsch, en ten Z. van
Lodz op de lijn Strykow—Sgersch—
Sdunska WoljaWarthe. Op laatstge
noemde linie zijn de Duitschers voortdu
rend blootgesteld aan omsingelingspogin
gen der Russen.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Onlusten in een kamp. Eergisteren
hebben in het Lancasterconcentratiekamp,
waar ruim 2000 gevangenen bijeengebracht
zijn, ongeregeldheden plaats gehad. De
gevangenen waren zeer opgewonden en
drongen in grooten getale naar den uit
gang, gewapend met steenen, stokken en
brokken ijzer. De soldaten, met de bewa
king belast, chargeerden met de bajonet en
dreven de lieden in de barakken terug.
Eenige der gevangenen werden gewond.
De ongeregeldheden schijnen uitgelokt
doordat een der gevangenen, die een
Franschman bleek te zijn, in vrijheid zou
worden gesteld en nu zijn medegevangenen
met de mededceling van dit feit sarde. Do
Duitschers werden hoos en vielen den
Franschman aan en dit gevecht nam door
de tusschenkomst der bewakers weldra
grootere afmetingen aan.
Oostenrijkers en Serviërs. Officieel
wordt van het zuidelijke oorlogstooneel uit
Weenen gemeld
Het in bezitnemen van Belgrado is gis
teren gevolgd door een op luisterrijke
wijze opmarschecren van onze troe
pen. In de noordelijke deelen van
hebben geen gevechten plaats
geW; patéreï zijn auaVuij om.
vangen genomen. Ten westen en zuTn-wes-
ten van Arnndjeloratz hebben zich tegen
het voortdringen van onze troepen sterke,
vijandelijke krachten verzet met hevige
aanvallen, die alle werden afgeslagen,
evenals de pogingen om den terugtocht der
Servische legerkorpsen te dekken.
Duitschland en Portugal. Van Duit
sche zijde wordt het bericht van Duitsche
excuses aan Portugal, naar aanleiding van
een Duitschen inval in Angola, tegenge
sproken.
Maejsteitsschennis. Te Hamburg is een
Fransche kantoorbediende, Charles Bau-
dron genaamd, door de rechtbank tot 9
maanden gevangenisstraf veroordeeld we
gens majesteitsschennis. IIij had in tegen
woordigheid van collega's in beleedigende
termen over den keizer gesproken.
Duitsch stoomschip gestrand. Volgens
een Lloyds-telegrarn uit Bergen, is de Duit
sche paketboot Friedrich Wilhelm bij Odde
op een zandbank vastgeraakt.
In Lloyd's register komt de naam van de
Friedrich Wilhelm niet voor.
Schorsing van bladen in Finland.
Omdat zij de daden van de Emden hadden
geprezen, zijn, naar uit Petrograd aan de
Frankf. Ztg. wordt gemeld, 14 Finsche
FEUILLETON.
in 's levens maalstroom.
(Het auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden).
88)
Zij had ook een dienstbode, die reeds
dertig jaar in haar dienst en zeer aan haar
gehecht was. Waar is die?
Mevrouw Grenardon maakte met een
schouderophalen duidelijk, dat zij er niets
van wist.
Wie heeft u die aanwijzingen gege
ven? vroeg zij met doordringende stem.
Mevrouw Permeny antwoordde niet. Het
kwam haar waarschijnlijk minder ge-
wenscht voor te zeggen vanwaar zij haar
inlichtingen had.
't Is wat te zeggen met die bedienden,
merkte haar zoon op om haar uit de ver
legenheid te helpen. Men overlaadt hen
met weldaden en verlaten u in kritieke
omstandigheden.
Mevrouw Grenardon begreep niet best
wat kritieke omstandigheden waren, maar
zij vatte wel, dat de uitdrukking geen com
pliment was aan de dienstboden en stem
de er daarom mede in.
En de beschermelingen? Waar ver
bergen die zich in zulke gevallen? ging de
jonge man voort. Waar is nu het jonge
pleegkind, waarvoor zij zich naar het
schijnt groote offers getroost heeft?
Vernieuwd schouderophalen van me
vrouw Grenardon.
Als wij het huis eens gingen doorzoe
ken, sloeg mevrouw Permeny voor.
De beide anderen stonden op met een
haast, die aantoonde, hoezeer het voorstel
hen toelachte. Ongetwijfeld hadden zij dit
onderzoek liever ieder afzonderlijk inge
steld; maar nu dit onmogelijk was, was
het maar het beste samen te gaan, orn zich
te overtuigen, dat alles ordelijk geschiedde.
De r e z-d e-c h a u s s e e bood niet veel
gelegenheid tot nauwkeurige nasporingen,
't Is tot heden nog niet voorgekomen, dat
men een testament vond in een braadpan
of kostbaarheden verborgen onder een
keukenfornuis, 't Zijn voornamelijk de kel
ders en de tuinen, waar men cassettes
zoekt. Bovendien wees niets er op, dat juf
frouw Hermine, die een zoo plotselinge
dood niet voorzien had, ooit noodig had
gevonden haar kostbaarheden en haar geld
te verbergen.
Het kleine salon bleef onherroepelijk ge
sloten, ondanks een bescheiden maar
krachtige duw van mijnheer Permeny, die
zich overtuigen wilde of het niet een een
voudige weigering van het verroeste slot
was.
Neen het slot was uitmuntend in orde;
het vervulde getrouw zijn plicht en de drie
erfgenamen, die elkaar eens aanzagen
ze deden trouwens niet veel meer klom
men de trap op. -
Dit is de deur van haar kamer, zeide
mevrouw Grenardon, het' doodsvertrek
aanwijzend. Er is voortdurend een zuster.
Ga daar niet binnen, mama, waar
schuwde mijnheer Permeny, een zoo droef
schouwspel zou u te zeer aangrijpen.... De
natuurlijke droefheid is reeds een offer je
gens een dierbare overledene; voeg er niet
de pijnlijke smart bij, veroorzaakt door
het zien van het Stoffelijk overschot...»
Mevrouw Permeny bracht de zakdoek
voor de oogen en liet zich voorbij dc slaap
kamer voeren. Het drietal richtte zich naar
een andere deur, die van de kleedkamer,
't Was een friscli en vroolijk vertrek, uit
ziende op den tuin.
De sleutels wat en op de kastèn; zij open
den deze en de kleedcren van juffrouw
Hermine vertoonden zich, gerangschikt
met de gewone zorg; alleen dc kleederen,
den vorigen dag "door de overledene ge
dragen, lagen verspreid op den grond,
waarover de nicht uit de provincie veelbe-
teekenend de schouders ophaalde.
Een derde deur was op het portaal aan
hun aandacht ontsnapt; op 't oogenblik dat
de erfgenamen zich omwendden, ging zij
open, een stroom van licht op den donke
ren trap werpend, en verscheen Marcelle
op den drempel.
Groot en slank, de haren een weinig ver
ward, haar witte nachtgoed in breede
plooien neervallend tot op haar voeten, had
zij wel iets van een verschijning.
De drie indringers gingen verwonderd
en verschrikt eenige schreden achteruit.
Wat js dat daar? zeide mevrouw Gre
nardon, die het eerst zich weder reken
schap gaf van den toestand.
MarceTte zag hen met verbaasde oogen
aan.
Dank zij de hartelijke woorden en goede
zorgen van de liefdezuster was het kind
des morgens tegen negen uur naar haar
kamer gegaan en zich gehoorzaam ter-
ruste gelegd. Spoedig was zij in een diepen
slaap gevallen, die haar, ten minste voor
eenige uren, haar droeven toestand had
doen vergeten.
Gedurende dien tijd had de religieuze
twee buren gezocht en gevonden, die brj de
raairc aangifte waren gaan doen van
het overlijden; de dokter, die. wel wat lang
uitbleef, zou eindelijk wel eens komen.
Aan hem was de zorg voor do overige for
maliteiten toevertrouwd.
Het gerucht der schr-den en steramen
had het meisje gewekt. Zij droomde juist
een schoone droom: ITet was zomer; Bose
was teruggekomen, juffrouw Hermine zat
vroolijk, met een zomerhoed op 't hoofd, te
midden van het grasveld; Jules en Robert
speelden met den hond, die verkwistende
sprongen maakte, en zijzelf, Marcello, Leet
glimlachend naar hem, geleund tegen den
stoel van haar vriendin haar geliefkoosd
plaatsje, haar toevluchtsoord, als zij ge
lukkig was en nog meer als zij bekrrord
was, want dan volgde op het booze vvcord
veel eer een kus.....
Het geklikklak der drie paren schoenen
op den vloer van het portaal maakte in
haar slaap op haar den indruk van het
gerommel van den donder: haar verbeel
ding verplaatste haar plotseling, zonder
overgang, naar den stormachtigen nacht,
die haar naar de villa had gevoerd; zij
slaakte een kreet van schrik en sprong,
nog slechts ten halve ontwaakt, uit het bed.
Wat is dat daar? herhaalde mevrouw
Grenardon, moedig naar voren komend.
De witte verschijning week terug naar
het voeteneinde van haar bed en de ge
rustgestelde erfgenamen traden de kamer
binnen.
't Is hier wel aardig, zeide mijnheer
Permeny, een lorgnet te voorschijn halend,
die hij tot dusverre zorgvuldig had verbor
gen.
Hij liet den blik wijden langs de wan
den en het plafond en vestigde die zoo on
willekeurig op Marcelle.
liet kind keek de indringers, die haar
heiligdom verstoorden, een voor een mot
droeven blik aan.
Wie zijt gij, mijn kind? vroeg mevrouw
Permeny, tegelijk waardig en aanmoedi
gend.
Marcelle Montfort, antwoordde het
meisje, heur haar achter de ooren strij
kend.
Zij is hot, sprak dc oude dame ver
trouwelijk tot haar zoon.
Deze borg zijn lorgnet weder weg cn nam
een afwachtende houding aan.
Wie? vroeg mevrouw Grenardon met
haar droge stem.
De beschermeling van juffrouw do
Beaurenom, legde mijnheer Permeny wel
willend uit.
De nicht wierp Marcelle een vernieti
genden blik toe; gelukkig bemerkte liet
arme kind het niet; zij keek verslagen voor
zich.
Zij zal wel op de hoogte zijn, opperde
mevrouw Permeny.
Haar mede-erfgename zag haar bijna
dankbaar aan als wilde zij zeggen:
Laten wij haar ondervragen.
Het verhoor begon. Marcelle, nog oltijd
met haar bloote voeten op het tapijt staan
de, geleund tegen haar ledikant en huive
rend tegelijk van koude en van vrees, ant
woordde zoo goed en zoo kwaad het ging,
niet begrijpend, waarom die wreede lieden
haar dierbaarste herinneringen zoo door-
vorschten.
Wat werd er alzoo gegeten bij juffrouw.
Hermine?
(Wordt vervolgd.),