5 BUITENLAND. De Oorlog. 6e JAARGANG. No. 15GS BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2:/a cent, met Geïllustreerd .Zondagsblad 5 cent. ZATERDAG DECEMBER. 1914. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. BIJ contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 c»nt. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel ineer 5 cent. Dit nummer bestaat uit twee bladen en het geïllustreerd Zondagsblad. Pauselijke woorden. II. De Paus richt zich in zijn Encycliek eerst tot de geheele wereld en daarna tot de Katholieken. Aan dezen verklaart Z. H. Benedictus XV het program van zijn pon tificaat. „Gaan we nu onze oogen afwenden van de maatschappij, en vestigen wij hen op de eigenlijke kerkelijke aangelegenheden", al dus Z. H., „dan is er reden om ons althans eenigszins te herstellen van den grooten druk der tijdsomstandigheden. Naast de allerduidelijkste bewijzen van de goddelij ke kracht en sterkte welke de Kerk bezit, zijn we niet weinig getroost door de groote verken, welke onze voorganger Pius X ons heeft nagelaten en waarmee hij den Stoei van Petrus in zijn zeer heilig leven heeft gesierd. Wij-zien, dat door hem alom ir, den priester de godsdienstijver is ontbrand, de godsdienst van het christenvolk verle vendigd, de actie en de tucht in de katho lieke vereenigingen bevorderd; we zien, hoeveel bisdommen er zijn gesticht, hoe er voor opleiding van de jonge geestelijkheid is gezorgd overeenkomstig de gestrengheid van het kerkelijk recht en den eisch der tijden. Van de leerstoelen der gewijde we tenschappen is het gevaar van vermetele nieuwigheden verwijderd. De gewijde mu ziek werd in waardigheden gesteld, om aan de liturgie hooger luister te verschaf fen, en door de missionarissen werd in nieuwe missies de naam van Jiet-chrisi^n. dengi ezen grond geste Z. H. Benedictus XV wil op dezen voortbouwen en „met den meesten ijver er voor zorgen, dat het kwade verhinderd het goede bevorderd wordt, totdat het den Vorst der Herders behagen zal rekenschap van Ons te vragen over het waargenomen ambt." De Paus wijst dan eenige hoofdpunten aan, waaraan Hij besloten heeft Zijn voornaamste zorgen te wijdfen. Allereerst de e e n h e ,i d onder de Ka tholieken. „De vijanden van God en de Kerk", al dus Z. H., /.begrijpen goed, dat iedere oneenigheid van de onzen in de bestrij ding strekt tot hun overwinning. Daar om hebben zij dezen allergebruikelijksten opzet toegepast, dat zij, wanneer zij de Ka tholieke menschen meer aaneengesloten zien, op listige wijze zaden van on eenigheid onder hen strooiend, de eenheid trachten te verscheuren." De Paus herinnert er aan, dat het aller plicht is om met eerbiedige godsvrucht naar het gezag der Kerk te luisteren. In*vraagstukken, waarin door den H. Stoel geen oordeel is uitgesproken, mag echter vrij worden gedisputeerd, mag ieder 'zeggen en verdedigen, wat hij "meent. Toch moeten ook deze disputen binnen zekere grenzen worden gehouden. „In deze disputen moet echter alle ge brek aan zelfbeheersching, waardoor de liefde ernstig kan worden geschonden, vermeden worden. Ieder verdedige zijn meening vrij, maar bescheiden. En ook meene men niet, dat het geoorloofd is om hem, die de tegenovergestelde meening verdedigt, om deze reden alleen van ver dachte geloofstrouw en gebrek" aan dis cipline te verdenken." Dan brengt de Paus dit staat in ver band met het bovenstaande de oude waarheid naar voren, dat men is katho liek of niet-katholiek. Onderscheidingen tusschen de katholieken, b.v. in volledige en niet-volledige katholieken, is in strijd met de katholieke leer. „Wij verlangen ook, dat de onzen zich zullen onthouden van die bijvoegingen, welke den laasten tijd ingang beginnen te vinden om Katholieken van Katholieken te onderscheiden. En men vermijde deze woorden niet alleen als profane woord- nieuwigheden, die noch met de waarheid noch met de billijkheid overeenkomen, maar ook wegens de groote verwarring en onzekerheid die daaruit onder de Ka tholieken ontstaat. De kracht en de na tuur van het Katholiek geloof is dusda nig, dat niets daaraan kan worden toege voegd en niets er afgenomen: of men ge looft alles, of men verwerpt alles. „Dit is het Katholiek geloof, buiten hetwelk nie- ïfiand, die hét niet trouw en vast belijdt, zalig kan worden". (28). Er zijn dus geen bijvoegsels noodig om de Katholieke ge loofsbelijdenis aan te duiden. Het is voor ieder genoeg aldus te belijden: „Christen is mijn naam, Katholiek r ijn bijnaam", als hij inderdaad er slechts naar streeft, om dat te zijn, wat de naam uitdrukt." Nuttiger dan disputeeren, is echter, zoo vervolgt de Paus, dat allen er met kracht naar streven het geloof te bewaren, on gerept en beveiligd tegen elke aanblazing _[ene volgen, die Christus heeft aan gesteld als bewaarder en vertolker der waarheid. En dan veroordeelt de Paus de „mon sterachtige dwalingen" van het mo dernisme. „Opgeblazen en overmoedig geworden, immers, door hun grooten dunk van den menschelijken geest, die ongetwijfeld door Gods goedheid namelijk bij het onderzoek der natuur ongeloofjijke vor deringen heeft gemaakt, zijn sommigen, terwijl zij, ter wille van hun eigen mee ning, het gezag der Kerk versmaden, in hun vermetelheid zóóver gegaan, dat zij niet aarzelden, zelfs de geheimenissen Gods en alles wat God aan den mensch geopenbaard heeft, te meten naar hun begripsvermogen, en er niet voor terug schrikten, die geheimenissen en die open baring aan te passen aan den geest van deze tijden." Niet slechts tegen het modernisme, ook tegen den modernistischen geest waar schuwt de Paus. Dien geest teekent Hij in deze woorden. „Wie met dien geest bezield is, stoot alles, wat naar het oude smaakt, met weerzin van zich af en haalt daarentegen al wat nieuw is, met gretigheid naar zich toe: in de wijze van spreken over de God delijke zaken, in de uitoefening van den heiligen eeredienst, ten"ahnzien van de katholieke instellingen, zelfs in de bij zondere beoefening der godsvrucht." Daar de menschen tot de. .openlijke be lijdenis van het katholieke geloof en tot het leven overeenkomstige dit geloof, zeer sterk plegen te worden aangemoedigd door broederlijke aansporingen en onder linge voorbeelden, verheugt de Paus zich ten zeerste er over, dat vereenigingen van Katholieken allerwege worden opgericht. En Z. H. wenscht dat die vereeniging steeds in innerlijke en uiterlijke kracht zullen toenemen. Met bizondere zorg spréékt Z. H. over de opleiding der priesters, wien de II. Vader vervolgens ernstig ver maant zich zoo nauw mogelijk bij hun bisschop aan te sluiten en hem een zoo groot mogelijke gehoorzaamheid te be- toonen. Aan het slot van zijn zendbrief komt de Paus terug tot het onderwerp waarmee hij begon en smeekt met allen aandrang het einde af van dezen allerrampzaligsten oorlog, èn in het belang der maatschap pij, èn in dat der Kerk. En dan herhaalt de H. Vader, wijzend op de onvrijheid des Pausen, geboren uit de overweldiging van Rome, het protest, vóór hem door zijn voorgangers uitge bracht. Moge deze ontleding den lezer hebben overtuigd van de belangrijkheid van het PauseSjk document. De kracht van JIem7 die in deze tijden de Kerk bestuurt, moet bijna bovenmen- schelijk 7,ijn. In de twintig eeuwen van het bestaan der Kerk heeft misschien nooit een Paus in zulke benarde omstan digheden 'den Stoel v_an Petrus beklom men. Maar Paus Benedictus XV zal de Kerk voeren naar den lichtenden gezichtseinderv die oprijst boven de duisternissen der jiamnpn. waiks_ jlg overdekken, vanwaar zij els ue i-,52 des vreaes im- volkeren meer en meer tot zich zal trek ken. Dat geve God op ons aller gebed. Oremus pro pontifice nos- tro Benedicto: Laten wij bidden voor onzen Paus Benedictus. De poging der Duitschers om In België het overstroomde land over te steken is mislukt. In Elzas en Lotharingen wordt het weer rumoeriger. Van het Oostelijk oorlogsfront weinig nieuws. In Servië maken de Oostenrijkers nog voortdurend overwinningen. Van Duitsche zijde wordt tegengesproken dat Duitschland aan Portugal verontschul digingen zou hebben aangeboden, daar er van een Duitsche inval in Angora geen sprake is. De Duitschers in Frankrijk en België. In- België is de poging der Duitschers, om op vlotten de inundaties over te ste ken, zooals te verwachten was, mislukt. Misschien zouden Zeeuwen, Hollanders of Friezen, opgegroeid aan en vertrouwd met het water, zulk een onderneming met succes kunnen uitvoeren; Duitschers of andere volken zullen daarin alleen onder de gunstigste omstandigheden kunnen slagen. Een nieuwtje is, dat het ten W. van Dixmuiden gelegen Lampernisse tóch nog in het bezit der Bondgenooten is. Een bericht uit Berlijn had zoo positief te kennen gegeven dat het door de Duit schers bezet was. In den Elzas begint het weer roerig te worden, vooral in de richting van Basel; ook in Lotharingen komt weer wat leven. De oorlogscorrespondent van de „Tijd", een Belg, meldt uit Duinkerken: Hoe de strijd aan den Yser een nieuw karakter aanneemt, beschreef ik reeds. Aan de zijde van den vijand hebben zich allerlei troepenverplaatsingen voltrokken. Er zijn op sommige punten groote strijd krachten saam'getrokken, op andere plaatsen evenwel talrijke manschappen aan de Yzerlinie ontnomen. Ik durf dan ook niet zoo zeker beweren, als confra ters van mij deden, dat in België een nieuwe sl^g op handen is. Hetgeen ik kon bestadigen wijst er meer op, dat het nieu we karakter van den strijd juist gelegen is in een schijnbaar krachtdadig optre den der Duitschers, een schijnbaren troe- penaanvoer, terwijl in werkelijkheid re gimenten naar het Oostelijk krijgstooneel zijn gezonden. Het heftiger optreden der Duitschers thans, vooral van hun ge schut, zou dan juist tot doel hebben om de verbondenen aangaande hun getal sterkte en hun bedoeling te misleiden. Krijgskundig beschouwd is immers het schijnbaar kirachtig en hardnekkig op treden een middel om eigen zwakte op ze ker punt te verbergen en den vijand te weerhouden door te breken, weet ik niet, durf ik niet'2'ÊHjHreTrnnrring" gissen. Oorlog is nu eenmaal de samen- tasting van het onverwachte. Maar dat de nu onmiddellijk volgende dagen den door collega's geprofeteerden grooten slag zullen brengen, geloof ik niet. Veel eer zal het artillerieduel, dat begonnen is Zuidelijk bij Yperen en rond Nieuwpoort, krachtiger worden doorgezet. Alles wijst er m. i. naar heen, dat in de komende cia- gen weer het geschut het eerste woord spreekt en de taak der infanterie op de tweede plaats komt. Inmiddels worstelen de Verbondenen gestaag maar langzaam hier en daar vooruit. Een loopgraaf, een kasteel, een boschje, een weg, een hoeve... het zijn allemaal zoovele veroveringen van betee- kenis in dezen oorlog^ waarin iedere strekkende meter een heel bijzondere waarde heeft. Drie groote batterijen van den vijand zijn door het geschutvuur der Verbonde nen buiten gevecht gesteld. Zoo geeft iedere dag een kleine winst. Hebben de Duitschers niet reeds voor Parijs gestaan., en is óp deze manier de manior, die ik door Fransche soldaten hier het slakken- offensief hoorde betitelen niet heel de vijandelijke linie lot in België terugge bracht? De Russen. In Polen duurt de Napoleontische strijd met snelle marschen en contra-marschen nog altijd voort. Het schijnt echter niet meer te betwijfelen, dat de Duitsche leger korpsen, die daar ageeren, het niet lang meer zullen kunnen houden. De hoofdstrijd woedt nog altijd op twee plaatsen, n.l. ten N. van Lodz bij Lowitsch, en ten Z. van Lodz op de lijn Strykow—Sgersch— Sdunska WoljaWarthe. Op laatstge noemde linie zijn de Duitschers voortdu rend blootgesteld aan omsingelingspogin gen der Russen. Verschillende Oorlogs berichten. Onlusten in een kamp. Eergisteren hebben in het Lancasterconcentratiekamp, waar ruim 2000 gevangenen bijeengebracht zijn, ongeregeldheden plaats gehad. De gevangenen waren zeer opgewonden en drongen in grooten getale naar den uit gang, gewapend met steenen, stokken en brokken ijzer. De soldaten, met de bewa king belast, chargeerden met de bajonet en dreven de lieden in de barakken terug. Eenige der gevangenen werden gewond. De ongeregeldheden schijnen uitgelokt doordat een der gevangenen, die een Franschman bleek te zijn, in vrijheid zou worden gesteld en nu zijn medegevangenen met de mededceling van dit feit sarde. Do Duitschers werden hoos en vielen den Franschman aan en dit gevecht nam door de tusschenkomst der bewakers weldra grootere afmetingen aan. Oostenrijkers en Serviërs. Officieel wordt van het zuidelijke oorlogstooneel uit Weenen gemeld Het in bezitnemen van Belgrado is gis teren gevolgd door een op luisterrijke wijze opmarschecren van onze troe pen. In de noordelijke deelen van hebben geen gevechten plaats geW; patéreï zijn auaVuij om. vangen genomen. Ten westen en zuTn-wes- ten van Arnndjeloratz hebben zich tegen het voortdringen van onze troepen sterke, vijandelijke krachten verzet met hevige aanvallen, die alle werden afgeslagen, evenals de pogingen om den terugtocht der Servische legerkorpsen te dekken. Duitschland en Portugal. Van Duit sche zijde wordt het bericht van Duitsche excuses aan Portugal, naar aanleiding van een Duitschen inval in Angola, tegenge sproken. Maejsteitsschennis. Te Hamburg is een Fransche kantoorbediende, Charles Bau- dron genaamd, door de rechtbank tot 9 maanden gevangenisstraf veroordeeld we gens majesteitsschennis. IIij had in tegen woordigheid van collega's in beleedigende termen over den keizer gesproken. Duitsch stoomschip gestrand. Volgens een Lloyds-telegrarn uit Bergen, is de Duit sche paketboot Friedrich Wilhelm bij Odde op een zandbank vastgeraakt. In Lloyd's register komt de naam van de Friedrich Wilhelm niet voor. Schorsing van bladen in Finland. Omdat zij de daden van de Emden hadden geprezen, zijn, naar uit Petrograd aan de Frankf. Ztg. wordt gemeld, 14 Finsche FEUILLETON. in 's levens maalstroom. (Het auteursrecht van deze vertaling is voorbehouden). 88) Zij had ook een dienstbode, die reeds dertig jaar in haar dienst en zeer aan haar gehecht was. Waar is die? Mevrouw Grenardon maakte met een schouderophalen duidelijk, dat zij er niets van wist. Wie heeft u die aanwijzingen gege ven? vroeg zij met doordringende stem. Mevrouw Permeny antwoordde niet. Het kwam haar waarschijnlijk minder ge- wenscht voor te zeggen vanwaar zij haar inlichtingen had. 't Is wat te zeggen met die bedienden, merkte haar zoon op om haar uit de ver legenheid te helpen. Men overlaadt hen met weldaden en verlaten u in kritieke omstandigheden. Mevrouw Grenardon begreep niet best wat kritieke omstandigheden waren, maar zij vatte wel, dat de uitdrukking geen com pliment was aan de dienstboden en stem de er daarom mede in. En de beschermelingen? Waar ver bergen die zich in zulke gevallen? ging de jonge man voort. Waar is nu het jonge pleegkind, waarvoor zij zich naar het schijnt groote offers getroost heeft? Vernieuwd schouderophalen van me vrouw Grenardon. Als wij het huis eens gingen doorzoe ken, sloeg mevrouw Permeny voor. De beide anderen stonden op met een haast, die aantoonde, hoezeer het voorstel hen toelachte. Ongetwijfeld hadden zij dit onderzoek liever ieder afzonderlijk inge steld; maar nu dit onmogelijk was, was het maar het beste samen te gaan, orn zich te overtuigen, dat alles ordelijk geschiedde. De r e z-d e-c h a u s s e e bood niet veel gelegenheid tot nauwkeurige nasporingen, 't Is tot heden nog niet voorgekomen, dat men een testament vond in een braadpan of kostbaarheden verborgen onder een keukenfornuis, 't Zijn voornamelijk de kel ders en de tuinen, waar men cassettes zoekt. Bovendien wees niets er op, dat juf frouw Hermine, die een zoo plotselinge dood niet voorzien had, ooit noodig had gevonden haar kostbaarheden en haar geld te verbergen. Het kleine salon bleef onherroepelijk ge sloten, ondanks een bescheiden maar krachtige duw van mijnheer Permeny, die zich overtuigen wilde of het niet een een voudige weigering van het verroeste slot was. Neen het slot was uitmuntend in orde; het vervulde getrouw zijn plicht en de drie erfgenamen, die elkaar eens aanzagen ze deden trouwens niet veel meer klom men de trap op. - Dit is de deur van haar kamer, zeide mevrouw Grenardon, het' doodsvertrek aanwijzend. Er is voortdurend een zuster. Ga daar niet binnen, mama, waar schuwde mijnheer Permeny, een zoo droef schouwspel zou u te zeer aangrijpen.... De natuurlijke droefheid is reeds een offer je gens een dierbare overledene; voeg er niet de pijnlijke smart bij, veroorzaakt door het zien van het Stoffelijk overschot...» Mevrouw Permeny bracht de zakdoek voor de oogen en liet zich voorbij dc slaap kamer voeren. Het drietal richtte zich naar een andere deur, die van de kleedkamer, 't Was een friscli en vroolijk vertrek, uit ziende op den tuin. De sleutels wat en op de kastèn; zij open den deze en de kleedcren van juffrouw Hermine vertoonden zich, gerangschikt met de gewone zorg; alleen dc kleederen, den vorigen dag "door de overledene ge dragen, lagen verspreid op den grond, waarover de nicht uit de provincie veelbe- teekenend de schouders ophaalde. Een derde deur was op het portaal aan hun aandacht ontsnapt; op 't oogenblik dat de erfgenamen zich omwendden, ging zij open, een stroom van licht op den donke ren trap werpend, en verscheen Marcelle op den drempel. Groot en slank, de haren een weinig ver ward, haar witte nachtgoed in breede plooien neervallend tot op haar voeten, had zij wel iets van een verschijning. De drie indringers gingen verwonderd en verschrikt eenige schreden achteruit. Wat js dat daar? zeide mevrouw Gre nardon, die het eerst zich weder reken schap gaf van den toestand. MarceTte zag hen met verbaasde oogen aan. Dank zij de hartelijke woorden en goede zorgen van de liefdezuster was het kind des morgens tegen negen uur naar haar kamer gegaan en zich gehoorzaam ter- ruste gelegd. Spoedig was zij in een diepen slaap gevallen, die haar, ten minste voor eenige uren, haar droeven toestand had doen vergeten. Gedurende dien tijd had de religieuze twee buren gezocht en gevonden, die brj de raairc aangifte waren gaan doen van het overlijden; de dokter, die. wel wat lang uitbleef, zou eindelijk wel eens komen. Aan hem was de zorg voor do overige for maliteiten toevertrouwd. Het gerucht der schr-den en steramen had het meisje gewekt. Zij droomde juist een schoone droom: ITet was zomer; Bose was teruggekomen, juffrouw Hermine zat vroolijk, met een zomerhoed op 't hoofd, te midden van het grasveld; Jules en Robert speelden met den hond, die verkwistende sprongen maakte, en zijzelf, Marcello, Leet glimlachend naar hem, geleund tegen den stoel van haar vriendin haar geliefkoosd plaatsje, haar toevluchtsoord, als zij ge lukkig was en nog meer als zij bekrrord was, want dan volgde op het booze vvcord veel eer een kus..... Het geklikklak der drie paren schoenen op den vloer van het portaal maakte in haar slaap op haar den indruk van het gerommel van den donder: haar verbeel ding verplaatste haar plotseling, zonder overgang, naar den stormachtigen nacht, die haar naar de villa had gevoerd; zij slaakte een kreet van schrik en sprong, nog slechts ten halve ontwaakt, uit het bed. Wat is dat daar? herhaalde mevrouw Grenardon, moedig naar voren komend. De witte verschijning week terug naar het voeteneinde van haar bed en de ge rustgestelde erfgenamen traden de kamer binnen. 't Is hier wel aardig, zeide mijnheer Permeny, een lorgnet te voorschijn halend, die hij tot dusverre zorgvuldig had verbor gen. Hij liet den blik wijden langs de wan den en het plafond en vestigde die zoo on willekeurig op Marcelle. liet kind keek de indringers, die haar heiligdom verstoorden, een voor een mot droeven blik aan. Wie zijt gij, mijn kind? vroeg mevrouw Permeny, tegelijk waardig en aanmoedi gend. Marcelle Montfort, antwoordde het meisje, heur haar achter de ooren strij kend. Zij is hot, sprak dc oude dame ver trouwelijk tot haar zoon. Deze borg zijn lorgnet weder weg cn nam een afwachtende houding aan. Wie? vroeg mevrouw Grenardon met haar droge stem. De beschermeling van juffrouw do Beaurenom, legde mijnheer Permeny wel willend uit. De nicht wierp Marcelle een vernieti genden blik toe; gelukkig bemerkte liet arme kind het niet; zij keek verslagen voor zich. Zij zal wel op de hoogte zijn, opperde mevrouw Permeny. Haar mede-erfgename zag haar bijna dankbaar aan als wilde zij zeggen: Laten wij haar ondervragen. Het verhoor begon. Marcelle, nog oltijd met haar bloote voeten op het tapijt staan de, geleund tegen haar ledikant en huive rend tegelijk van koude en van vrees, ant woordde zoo goed en zoo kwaad het ging, niet begrijpend, waarom die wreede lieden haar dierbaarste herinneringen zoo door- vorschten. Wat werd er alzoo gegeten bij juffrouw. Hermine? (Wordt vervolgd.),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1