20 Uit de Leidsche Vroedschap. BUITENLAND. De Oorlog. In 's levens maalstroom. ie JAARGANG. No. 1555 e CcidódieSotMaTit BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, by vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze genten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/. cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent VRIJDAG NOVEMBER. 1914. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Een agenda van twee en twintig num mers en nog geen copij. Geen discussie behalve dan bij eenige zaken rakende het 0. L. onderwijs en het verkoopen van handbrandspuit no. 8. Wanneer nu over deze punten ook het woord niet was ge voerd, hetgeen best mogelijk was geweest, dan waren we nog een half uur eerder klaar geweest. Om drie uur stonden we op de stadhuistrappen, in een uur dus had de voorzitter een agenda van 22 nummers er doorgehamerd. Bravo vroede vaderen, leden van andere gemeenteraden kunnen een voorbeeld aan U nemen! De heer Fokker heeft veel bijgedragen tot deze spoedige afdoening van zaken. Wij in al aan punt 19 en nog had de heer Fokker het woord niet gevraagd. Het was zeldzaam. Maar jawel, bij punt 20 kwam Mr. Fokker vertellen, dat hij de verant woordelijkheid niet op zich kon nemen wan neer handbrandspuit no. 8 verkocht werd en er geen andere voor in de plaats kwam. 10. zeide wethouder Fischer, die tot hoofd |van de brandweer bevorderd is, verleden Ijaa^is maar eenmaal door een handbrand spuit water gegeven, er kon dus gemakke lijk gecombineerd worden. Mr. Fokker wilde toen meerdere wijken gecombineerd zien; wij zouden gezegd hebben: verkoop ze dan allemaal maar op één na. Een punt >an bezuiniging voor de begrooting 1910! De heer S y t s m a kan moeilijk van het- woord afzien en zeker niet wanneer het 't onderwijs betreft. Het is nu eenmaal zijn troetelkind. Wethouder Van Hamel weet er van mede te praten. De heer Sytsma kon maar niet begrijpen hoe S. en W. zoo spoedig van meening waren 'eranderd. In 1901 werd nog sterk gepleit voor de scheiding van leerschool en kweek school. B. en V/. hadden dat gedaan, zeide wethouder van Hamel omdat anders zou gezegd worden, wat is dat Dag. Best. toch .conservatief". Nu nog dertien jaren en wanneer de heer v. H a m e 1 dan nog op den wethouderszetel stoelt, dan krijgen we: „Afschaffing van de standenscholen, geen hoofden meer, schoolbaden, school- voeding en schoolkleedirtg van gemeente wege!" Misschien dat de heer V e r- gouwen, een tegenstander van de stan denscholen, zoo lang niet wil wach ten. De heer Sytsma kon zich er cok niet mede vereenigen, dat tel kens hoofden van scholen verplaatst worden, dat is niet goed voor het onder wijs en voor de leerlingen. Spr. vroeg tot tweemalen aan den wethouder of hij eens wilde bewijzen, dat het wel goed voor het onderwijs en wel goed voor de leerlingen was. Maar de wethouder ging daar niet op in. Ieder hoofd heeft nu graag een mooie school en een mooie woning, de heer Sytsma heeft ook niet altijd, op den Zoeterwoudschen Singel gewoond, zie daar het antwoord van den heer v. H a- m e 1. Den heer Sytsma zat dat dwarsch. En het is te begrijpen; het is geen antwoord; de wethouder had even goed kunnen zeggen ik heb ook niet altijd op den wethou- dersstoel gezeten. Op deze wijze worit een debat al heel gemakkelijk gevoerd. Niet, dat wij het niet eens zijn met het voorstel. Wij gunnen dat hoofd graag een mooie school, en er nog een mooie woning bij. Het onderwijs noch de leerlingen zullen er veel schade'bij hebben. Er worden zooveel onderwijzers en hoofden van scholen ver plaatst en iedereen is er op uit om het beter en naar zijn zin te krijgen in de maatschappij. Wij willen alleen maar zeg gen, dat men een dergelijk antwoord niet van een wethouder verwacht. Wie nog belang stelt in de andere niet besproken punten van de agenda hij leze de rubriek „Gemeentezaken" nog maar eens door. Onder de Ingekomen stukken was nog een ongezegeld adres van ,,De Tucht Unie' in zake het molesteeren van vreemdelingen door de jeugd. De voorzitter was van mee ning, dat dit adres betrekking had op een feit, dat een half jaar geleden had plaats gehad. Dit is nu geheel veranderd. De Hol- landsc.be jeugd molesteert niet meer, getui ge de omgang met de „losvaste" Belgen, zooals de voorzitter zeide. De Duitschers in Frankrijk en België. Deze oorlog zal in de geschiedenis ver maard blijven om de hardnekkigheid, v-aarmede men elkander voet voor voet den grond betwist. Men denke aan Oixmui- den en den strijd aan den Yser. Maar ver in het Oosten, aan de Maas, gaat het in den grond der zaak niet anders toe. De strijd is daar niet zoo onverpoos.I en de troepensterkten zijn er niet zoo groot. Maar voor het overige? Dicht bij de nog steeds door de Duitschers bezette Maasvesting St. Michiel (op ons kaartje in,het hokje 18 s) ligt aan den over kant der rivier het dorp Chauvoncourt op den hoogen oever. Het is het eenige punt, dat de Duitschers op den linker Maasoever nog bezet houden. Week aan week zijn de Franschen met taai geduld bezig geweest te trachten, de Duitschers er uit te verdrij ven. Eergisteren A\as men e'r eindelijk, eindelijk in geslaagd. Dat wil zeggen: men had het Westelijk gedeelte. En gisteravond meldt het Fransche communiqué in de stieek van St. Mihiel hebben de Duitschers het Westelijk gedeelte van Chauvoncourt. dat zij ondermijnd hadden, in de lucht ha ten vliegen Hoe dikwijls lezen wij niet van voordee lt'n, nu door deze, dan door die partij be haald in den Elzas, bij Markirch b.v. (op ens kaartje in het hokje 21 z). Hoeveel kleine wapenfeiten concentreeren zich niet om den naam Berry au Bac, het plaatsje N.W. van Reims, waarvan wij sinds den eersten dag van den terugtocht der Duitschers van de Marne vernamen, dat het er dag en nacht spande. En dan Vailly, het dorp op de Noorde lijken Aisne-oever, dat door de steile hel lingen, waarmee het terrein naar dat ri viertje afdaalt, van de Zuidzijde beschermd was, an dat de Franschen, toen zier ap een kwaden nacht door de Duitschers uit gegooid waren, voet voor voet hebben moe ten heroveren. Een telegram van gisteravond brengt ons een bericht, aangaande de verovering cu herovering van een dergelijk betwist punt. Tracy le Val, ten N. van Tracy le Mont, op de plaats waar het front zich ten Z. van Noyon naar het Noorden ombuigt. Ds namen duiden het verschil in ligging de: beide plaatsjes aan, het eene op een hoogt», het andere in een dal. Van het dorp op den terg wappert sedert de eerste weken van den strijd aan de Aisng de Fransche drie kleur; later ook van het dorp in het dal. Maar hoe dikwijls is niet beproefd, ze neer te halen. Gisteren eindelijk woei uit het dal de Duitsche vlag. Thans wappert de trio lore er weer. Het wintert aan de Yser. De Belgische corr. van de „Tijd", meldt uit Duinkerken: De toestand van verlamming bij den vij and blijft voortduren. Hij is grootendeels over de gekanaliseerde Yser teruggeslagen en heeft opnieuw terrein verloren, doordat bij Bixschoten wederom een aanzienlijke hoeveelheid land is onder water gezet. Toch verwacht men overigens nog niet, dat hij de geïnundeerde Yserlinie zal op geven. Want er zijn een groot aantal pon tonniers met veel materiaal verkend en alles wijst er op, dat de Duitschers plan matig gaan pogen, de bezwaren der onder waterzetting te ondervangen. Hun aanval lend optreden evenwel wordt uiterst be moeilijkt door het onverwacht ingetreden winterweer. Een ijzige koude is over het westen ge vallen; natte sneeuw dwarrelt rond, slaat in oogen en ooren en bemeoilijkt in hevige mate den velddienst. De weeke, papperige grond der Vlaamsche landen, die door zoo vele watertjes worden doorsneden, is uiterst bezwaarlijk voor de logge bewegin gen der Duitschers, wier massale troepen massa's, wier zwaar geschut keiharde we gen behoeven. Eerst heeft het geregend, toen gesneeuwd, nu is alles modder, slijk. Vele loopgraven zijn ondergeloopen en riviertjes geworden. Maar op behendige wijze is echter elders voor afwatering zorg gedragen, zoodat alleen de slijkerige bo dem zelf ongemak oplevert. De uitrusting onzer troepen is goed. Er is tijdig gezorgd dat de manschappen geen koude behoeven te lijden. Maar toch kan ieder zich ver beelden. wat het beteekent in dit moeras sig land te midden van koude, regen en sneeuw te moeten „afwachten": nu eens vechten, dan weer verkennen, aldoor, vol waakzaamheid zijn tegen dreigende ver rassingen. Lange nachten vol winterkou, korte, mistig grauwe dagen vol natheid en ti oos teloosheid... bij tusschenpoozen sneeuw, sneeuw, sneeuw... Sneeuw, welke de ver kenningstochten tot het meest avontuur lijke opvoert; welke de tot heden schijn baar' verloren gegane romantiek van den ouden krijg terugbrengt; welke het onver wachte mogelijk maakt, een sluier werpt over de krijgsverrichtingen, de luchtver- kenningen afbestelt, de doelbepaling doet falen; kortom plaats ruimde aan het on verwachte en het geheimzinnige, aan het welslagen van een krijgslist, die in de voorafgaande dagen reeds „verkend" was, vóór ze ten halve was volvoerd. Zoo wordt de dag van morgen steeds grooter vraagteeken en moet onzerzijds dubbel opgepast worden voor overal. Daar om blijven de troepen der verbondenen in actie en heeft ons geschut zijn stem weer langs de Yser doen hooren, ten einde zoo wel bij Nieu*vpoort als bij Dixmuiden den vijand te verhinderen bij zijn pogen de overstrooming in te dijken en het water terug te dringen. Nu hier dan daar heeft de infanterie daarbij in te grijpen. De Russen. Over den strijd in het Oosten licht een telegram uit Berlijn ons breedvoerig in. Men denke bij het lezen er aan, dat het uit Berlijn komt. Van Russische zijde zijn er geen berichten, die iets zeggen. De groote beslissende slag in het Oosten staat bij voortduring gunstig voor de Duit schers. De Russen waren achter de troe pen der bondgenooten met een geweldige macht, maar langzaam over een breedte van 300 K.M. tusschen de Oost-Pruisische Zuidgrens en de Karpathen, opgedrongen en wrel blijkbaar met een recïïtervleugel van vijf tot zes legerkorpsen''op den rech ter Weichseloever, in de richting naar Thorn, en met een hoofdmacht, bestaande uit ongeveer 15 legerkorpsen, een aantal reserve-divisies en 10 cavaleriedivisies op den linker Weichseloever in de richting van Silezië en West-Galicië. Behalve deze minstens 900,000 man tel lende hoofdmacht staat er nog een sterk leger tegenover de Zuidoostgrens van Oosb- Pruisen, en een aanzienlijke legerafdeeling rukte in Galicië op in de richting Krakau. Tegen den lOen ongeveer bereikte de Rus sische hoofdmacht Wartha, op de linie KoloSieradazNowoRadomsk, en met den linkervleugel, de lijn MaliziewWeich- sel. Eerst hielden de Russen stand aan de Wartha. maar begonnen na eenige dagen met het overtrekken van de rivier. Gene raal Von Hindenburg had intusschen den hem door den vijand gelaten tijd benut, om, onder uitgebreid gebruik maken van de eigen spoorwegen, troepen te verplaat sen naar zijn linkervleugel aan den Posen- sche grens en om andere troepen aan de grenslijn ThornSoldau op te stellen. Op 12 en 13 dezer volgden" nu aanvallen van de Russen op de Oost-Pruisische grens in het bijzonder bij Stallupönen, Eidtkuh- nen en Soldau, die door de Oost-Pruisische troepen en bij Soldau door de uit West- Pruisen ontboden troepen, na zeer hevige gevechten, werden afgeslagen. Op 15 dezer werden sterke op den rechter Weichsel oever opmarcheerende Russische troepen onder verlies van 5000 gevangenen bij I.ip- no teruggeworpen. Zij moesten tot Plock terugwijken en nu volgde slag op slag. Op 15 dezer wierp Von Hindenburg ver scheidene hem tegemoet rukkende Russi sche legerkorpsen tot voorbij Koetno te rug, nam meer dan 50,000 van hen gevan gen en veroverde talrijke kanonnen en machinegeweren. Thans wordt ten Noorden van Lods de beslissende slag met alle kracht voortge zet. Japan. Japan heeft tengevolge van den val van Tsingtau de handen vrij gekregen en zou zeer zeker zijn Fransch-Engelsche bond genooten in den strijd tegen Duitschland te hulp kunnen komen door het zenden van een expeditiekorps. Volgens de ,,Cor- riere delia Sera" wordt deze mogelijkheid in Italiaansche politieke kringen druk be sproken. Men meent dat weldra Japansche soldaten zullen meevechten in Polen en, zoo noodig. in Egypte, naar welk laatst genoemd land reeds een eerste expeditie korps van 40,000 man onderweg moet zijn. Men acht de aanstaande verschijning der „gelen", óók op het oorlogstooncel in Europa, des te waarschijnlijker, wijl, vol gens een officieus Engelsch bericht, de re geering te Tokio het aanbod tot het uit zenden van expeditietroepen reeds gedaan heeft en daarvoor door de verbondenen slechts voorloopig is bedankt. Intusschen lijkt het niet aannemelijk dat de Russische strijdmacht in Polen behoefte heeft aan manschappen misschien wèl aan de lei ding van kundige in de Duitsche school gedrilde Japansche officieren. Meer voor de hand ligt de veronderstelling dat Groot- Brittannië militairen steun van Japan wil aanvaarden in Egypte, vooral indien waar is hetgeen door politieke personen in Italië bqweerd wordt, dat tusschen Groot-Brit- tannië en Japan een overeenkomst bestaat, krachtens welke laatstgenoemde mogend heid ter verdediging van Egypte eventueel 100,000 man beschikbaar zou moeten stel len. Tot dusverre heerscht intusschen in Egypte nog iust en heeft het leven daar zijn normaal verloop. Verschillende Oorlogs berichten. Leuven. Blijkens een bericht in „De Stand." heeft ook dr. Kuyper aan d«n ree tor der Universiteit te Leuven, Monseig neur Ladouze, zijn bemiddeling aangebo den om het universitair onderwijs van de Leuvensche hoogeschool tijdelijk te ver plaatsen hetzij naar 's-Hertogenbosch, het zij naar Utrecht. De rector heeft voor dat heusche aanbod echter moeten bedanken, maar tegelijk met dat antwoord heeft de Leuvensche hoogleeraar dr. Noyons te kennen gegeven, dat men het te Leuven op hoogen prijs zou stellen, zoo, indien er onder de gevluchte of geïnterneerde Bel gen studenten waren van een der Belgi sche Universiteiten, dezen uit de plaatsen en kampen, waar ze rui zijn, naar Utrecht konden worden overgebracht. Alsdan zou den hoogleeraren uit België voor deze stu denten, op eigen gelegenheid, of in daartoe verstrekte localiteiten, colleges voor de Belgische studenten kunnen openen. Iets waarop men te meer prijs stelde, daar het doelloos leven in de kampen, de studiën meer achteruit zet, dan bevordert. Aan prof. Noyons is gaarne toegezegd, dat pogingen'in die richting zullen onder nomen worden. Een Duitsch vliegtuig te Reims. Een Duitsch vliegtuig met 2 officieren bemand is bij de Fransche linies bij Reims neerge komen en werd door Fransche cavalerie buitgemaakt. Het Turksche leger voor Batoem? Ge lijk van welingelichte Turksche zijde te Berlijn wordt medegedeeld, staat het Turksche Kaukasus-leger reeds voor Ba toem. Tabak. In Aken zijn 1000 pond tabak, 20,000 sigaren en 10,000 sigaretten aenge- FEUILLETON. (liet auteursrecht van deze vertaling is voorbehouden). Een „01" weerklonk als echo op het hare achter den muur, maar het was een spottende echo; en op hetzelfde oogenblik- vloog de volant, door een krachtige hand geworpen, over den muur, juist op Mar- celle's neus, welke nieuwsgierig in de lucht stak. O! herhaalde dezelfde spottende stem, maar ditmaal wat minder uitgelaten, en Marcelle zag boven den met een wilden wijngaard begroeiden muur een vroolijk jongensgezicht uitsteken, waarvan de grij ze oogen ondeugende blikken in 't rond wierpen en waarvan de inond met alle tanden prijkte. Zijt gij het, die er zoo 'van houdt uw speelgoed in mijn tuin te werpen? vroeg de mond op een strengen toon, die echter geheel weersproken werd door de vroolijk schitterende oogen. Ik deed het niet met opzet, stamelde Marcelle ten hoogste verwonderd. Dat zou er nog maar bij moeten ko men! zeide de jongen op uitdagenden toon. Marcelle werd al bang; uit haar kwade dagen had zij nog een groote vrees voor ondeugend zijn behouden. Zij hief be schroomd de oogen op naar het hoofd, dat thans prijkte boven een wit boordje, een zw'arte das, een blauw linnen blouse en foode handen, die op den muur rustten.De knaap, die medelijden had met het ontstel de gezicht van het meisje, barstte in een schaterlach uit. Wees maar niet bang, zeide hij. Ik meen het niet kwaad. Deze woorden stelden Marcelle, die al op 't punt had gestaan te gaan weenen,gerust. Zij glimlachte, zij het nog een weinig ver legen, legde haar volant op haar raket en liet het gévederde voorwerp kleine spion gen maken. Wacht, zeide de jongen, ik ga ook mijn raket zoeken en dan gaan we over den muur heen spelen. Het hoofd verdween zoo vlug of het weg- gegoocheld was. Marcelle vroeg zich 'ver baasd af, of zij naar huis zou gaan of blij ven wachten op dien onvoorzienen vriend. Maar zij had geen tijd, om er lang over te denken. Een volant, wel driemaal zoo groot als de hare, kwam over den muur als een zware vogel en viel aan haar voe ten in het zand. Vang nu, zeide de stem achter den muur en gooi terug. Het kleine meisje liet zich dat geen twee maal zeggen en een vroolijk spel werd tus schen de voor elkaar onzichtbare part ners aangevangen. Eens kwam de vo lant bij Marcelle geheel nat terug, terwijl de stem zeide: Zoo'n deugniet! Daar heeft zij den bal in den 'vijver gegooid. Gelukkig dat de goudvisclijes dood zijn; de kat heeft ze Verleden week opgegeten. Wees wat voor zichtig, zeg! Maar ik weet toch niet, waar mijn volant terecht komt, merkte Marcelle op. Dat is juist zoo aardig! Allo, vooruit maar weèr. Marcelle voelde haar arm moe wor den, maar haar medespeler was onver moeid. Plotseling verscheen Rose op den drem pel der villa en stond niet weinig ver baasd, den volant over den muur te zien vliegen en weder terug te zien komen op Marcelle's raket. De goede vrouw moest er éven over nadenken, om te begrijpen, dat die volant toch niet vanzelf terug kon ko men. Toen zij 't begrepen had riep zij Mar celle, die verschrok en haar door het spel verhit gelaat naar haar toe wendde. Met wie speelt gij? vroeg Rose onthutst over dit ongehoorde feit in haar zoo kalm leven. Ik weet het niet, antwoordde het klei ne meisje met haar onschuldige oogen. Ik heb een hoofd boven den muur gezien. Ik geloof, dat het een kleine jongen is, want zijn blouse was schuin vastgeknoopt. De wel wat beknopte aanduiding werd aangevuld door de verschijning van het hoofd, dat plotseling boven den muur uit wipte en met een ernstig gezicht zeide: Ik ben het, Jules Breault. Herkent ge mij niét, Rose? Hebt gij tegenwoordig een klein meisje in de villa, en houdt gij die voor ons verborgen. O, zijt gij het, ondeugende jongen, zeide Rose, plotseling vroolijk. Waar komt gij vandaan! Waar vandaan. Waar zou de Paasch- vacantie anders voor dienen, dan om naar huis te komen? Hoe heet zij, uw klein meisje? Marcelle, zeide het kind, die weer op haar gemak was, daar zij geloofde, dat de zaak zich wel schikken zou. Ge zoudt vrij wat beleefder wezen, in dien gij aan mejuffrouw Hermine een be zoek bracht. En dat zou ook beter zijn, dan uw kleeren te bederven, met op den muur te klimmen. Niets te bederven, niets te klimmen, antwoordde de jongen vrijmoedig met een knipoogje. Er staat hier een bidder. Marcelle barstte in een schaterlach uit. Het hoofd verdween vóór een tweede maal en een oogenblik later weerklonk de schel 'van het hek zoo luide of er brand was. Is hij mal, die jongen, zeide Rose, ter wijl zij naar het hek liep. Maar haar al tijd ernstig gelaat vertoonde geen spoor van boosheid. Marcelle zag een' jongen van een jaar of twaalf binnentreden, groot en goed ont wikkeld en wiens blond uiterlijk hem jon ger deed schijnen dan hij was. Hij schud de Rose stevig de hand en nam Marcelle eens vrijmoedig van het hoofd tot de voe ten op. Daarna richtte hij zich naar het huis, vergezeld door Rose en liet meisje. Langs het grasveld komende, keek hij eens naar de boterbloempjes. Ik kan wel zien, dat hier geen hond is, zeide hij; de onze maakt overal gaten. Dan moet gij hem vastleggen, ried Rose hem aan. Dat kan je begrijpen, antwoordde Jules Breault. Mijn broer zou er alles be halve mee ingenomen zijn, als zijn hond werd vastgelegd. Hij maakt liever de ga ten toe... maar daarmede groeit er nog geen gras.... Hij hield even op en richtte zich toen tot Marcelle; wien hij, met een minachtend gebaar naar haar raket wijzend, zeide: Speelt gij daarmee? Nu, dan verwon dert het mij niets, dat gij den volant in den vijver wierp. Met zoo'n ding kunt ge niet spelen. Ik zal je er een van mij zen den.... als de hond die ten minste niet ver meld heeft. Ik hoop, dat ik hem nog vind. Juffrouw Herminfe zag hem door het venster aankomen en glimlachte om het langzaam voortwandelende groepje. De kleine jongen nam beleefd zijn pet af, die hij nu in de hand hield, en snelde toen het huis binnen. Zoo, deugniet, zeide juffrouw Her mine, ben je weer terug? Gaat ge nu uw strooptochten tegen mijn tuin, inijn kat, mijn bloemen en alles, waarvan ik houd, weder aanvangen. Ik vraag u wel verschooning, juffrouw zeide de deugniet met een 'allervermake- lijkst air van man van de wereld. Ik was toen nog maar een kleine plaag en wist niet, wat ik doen en laten moest. Nu is dat echter anders. De beide vrouwen en Marcelle barstten in een schaterlach uit, zoo aardig ging hem zijn manier van grootdocn af. Hij wierp haar eerst een quasie veront waardigden blik toe en lachte daarna zelf mede. Mejuffrouw Hermine, Marcelle en Jules gingen in het salon op de sofa zitten, ter wijl Rose, met over elkaar geslagen ar men, zich tegen de deurpost in postuur zette. Hebt gij gereisd? vroeg juffrouw Ilcr- mine. Ja, zoo lang en zoo ver, dat wij tex*- nauwernood tijdig genoeg vóór het einde der vacantie terug konden zijn. Is uw mama ook terug? (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1