20
Uit de Leidsche
Vroedschap.
BUITENLAND.
De Oorlog.
In 's levens maalstroom.
ie JAARGANG.
No. 1555
e CcidódieSotMaTit
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, by vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
genten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21/. cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
VRIJDAG
NOVEMBER.
1914.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Een agenda van twee en twintig num
mers en nog geen copij. Geen discussie
behalve dan bij eenige zaken rakende het
0. L. onderwijs en het verkoopen van
handbrandspuit no. 8. Wanneer nu over
deze punten ook het woord niet was ge
voerd, hetgeen best mogelijk was geweest,
dan waren we nog een half uur eerder
klaar geweest. Om drie uur stonden we
op de stadhuistrappen, in een uur
dus had de voorzitter een agenda van 22
nummers er doorgehamerd. Bravo vroede
vaderen, leden van andere gemeenteraden
kunnen een voorbeeld aan U nemen!
De heer Fokker heeft veel bijgedragen
tot deze spoedige afdoening van zaken. Wij
in al aan punt 19 en nog had de heer
Fokker het woord niet gevraagd. Het was
zeldzaam. Maar jawel, bij punt 20 kwam
Mr. Fokker vertellen, dat hij de verant
woordelijkheid niet op zich kon nemen wan
neer handbrandspuit no. 8 verkocht werd
en er geen andere voor in de plaats kwam.
10. zeide wethouder Fischer, die tot hoofd
|van de brandweer bevorderd is, verleden
Ijaa^is maar eenmaal door een handbrand
spuit water gegeven, er kon dus gemakke
lijk gecombineerd worden. Mr. Fokker
wilde toen meerdere wijken gecombineerd
zien; wij zouden gezegd hebben: verkoop ze
dan allemaal maar op één na. Een punt
>an bezuiniging voor de begrooting 1910!
De heer S y t s m a kan moeilijk van het-
woord afzien en zeker niet wanneer het 't
onderwijs betreft. Het is nu eenmaal zijn
troetelkind. Wethouder Van Hamel
weet er van mede te praten. De heer
Sytsma kon maar niet begrijpen hoe
S. en W. zoo spoedig van meening waren
'eranderd. In 1901 werd nog sterk gepleit
voor de scheiding van leerschool en kweek
school. B. en V/. hadden dat gedaan, zeide
wethouder van Hamel omdat anders
zou gezegd worden, wat is dat Dag. Best.
toch .conservatief". Nu nog dertien jaren
en wanneer de heer v. H a m e 1 dan nog
op den wethouderszetel stoelt, dan krijgen
we: „Afschaffing van de standenscholen,
geen hoofden meer, schoolbaden, school-
voeding en schoolkleedirtg van gemeente
wege!" Misschien dat de heer V e r-
gouwen, een tegenstander van de stan
denscholen, zoo lang niet wil wach
ten. De heer Sytsma kon zich er
cok niet mede vereenigen, dat tel
kens hoofden van scholen verplaatst
worden, dat is niet goed voor het onder
wijs en voor de leerlingen. Spr. vroeg tot
tweemalen aan den wethouder of hij eens
wilde bewijzen, dat het wel goed voor het
onderwijs en wel goed voor de leerlingen
was. Maar de wethouder ging daar niet
op in. Ieder hoofd heeft nu graag een
mooie school en een mooie woning, de
heer Sytsma heeft ook niet altijd, op
den Zoeterwoudschen Singel gewoond, zie
daar het antwoord van den heer v. H a-
m e 1. Den heer Sytsma zat dat
dwarsch. En het is te begrijpen; het is
geen antwoord; de wethouder had
even goed kunnen zeggen ik heb
ook niet altijd op den wethou-
dersstoel gezeten. Op deze wijze worit een
debat al heel gemakkelijk gevoerd. Niet,
dat wij het niet eens zijn met het voorstel.
Wij gunnen dat hoofd graag een mooie
school, en er nog een mooie woning bij.
Het onderwijs noch de leerlingen zullen er
veel schade'bij hebben. Er worden zooveel
onderwijzers en hoofden van scholen ver
plaatst en iedereen is er op uit om het
beter en naar zijn zin te krijgen in de
maatschappij. Wij willen alleen maar zeg
gen, dat men een dergelijk antwoord niet
van een wethouder verwacht.
Wie nog belang stelt in de andere niet
besproken punten van de agenda hij leze
de rubriek „Gemeentezaken" nog maar
eens door.
Onder de Ingekomen stukken was nog
een ongezegeld adres van ,,De Tucht Unie'
in zake het molesteeren van vreemdelingen
door de jeugd. De voorzitter was van mee
ning, dat dit adres betrekking had op een
feit, dat een half jaar geleden had plaats
gehad. Dit is nu geheel veranderd. De Hol-
landsc.be jeugd molesteert niet meer, getui
ge de omgang met de „losvaste" Belgen,
zooals de voorzitter zeide.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
Deze oorlog zal in de geschiedenis ver
maard blijven om de hardnekkigheid,
v-aarmede men elkander voet voor voet
den grond betwist. Men denke aan Oixmui-
den en den strijd aan den Yser.
Maar ver in het Oosten, aan de Maas,
gaat het in den grond der zaak niet anders
toe. De strijd is daar niet zoo onverpoos.I
en de troepensterkten zijn er niet zoo groot.
Maar voor het overige?
Dicht bij de nog steeds door de Duitschers
bezette Maasvesting St. Michiel (op ons
kaartje in,het hokje 18 s) ligt aan den over
kant der rivier het dorp Chauvoncourt op
den hoogen oever. Het is het eenige punt,
dat de Duitschers op den linker Maasoever
nog bezet houden. Week aan week zijn de
Franschen met taai geduld bezig geweest
te trachten, de Duitschers er uit te verdrij
ven. Eergisteren A\as men e'r eindelijk,
eindelijk in geslaagd. Dat wil zeggen: men
had het Westelijk gedeelte. En gisteravond
meldt het Fransche communiqué in de
stieek van St. Mihiel hebben de Duitschers
het Westelijk gedeelte van Chauvoncourt.
dat zij ondermijnd hadden, in de lucht ha
ten vliegen
Hoe dikwijls lezen wij niet van voordee
lt'n, nu door deze, dan door die partij be
haald in den Elzas, bij Markirch b.v. (op
ens kaartje in het hokje 21 z).
Hoeveel kleine wapenfeiten concentreeren
zich niet om den naam Berry au Bac, het
plaatsje N.W. van Reims, waarvan wij
sinds den eersten dag van den terugtocht
der Duitschers van de Marne vernamen,
dat het er dag en nacht spande.
En dan Vailly, het dorp op de Noorde
lijken Aisne-oever, dat door de steile hel
lingen, waarmee het terrein naar dat ri
viertje afdaalt, van de Zuidzijde beschermd
was, an dat de Franschen, toen zier ap
een kwaden nacht door de Duitschers uit
gegooid waren, voet voor voet hebben moe
ten heroveren.
Een telegram van gisteravond brengt ons
een bericht, aangaande de verovering cu
herovering van een dergelijk betwist punt.
Tracy le Val, ten N. van Tracy le Mont,
op de plaats waar het front zich ten Z.
van Noyon naar het Noorden ombuigt. Ds
namen duiden het verschil in ligging de:
beide plaatsjes aan, het eene op een hoogt»,
het andere in een dal. Van het dorp op den
terg wappert sedert de eerste weken van
den strijd aan de Aisng de Fransche drie
kleur; later ook van het dorp in het dal.
Maar hoe dikwijls is niet beproefd, ze neer
te halen. Gisteren eindelijk woei uit het dal
de Duitsche vlag. Thans wappert de trio
lore er weer.
Het wintert aan de Yser.
De Belgische corr. van de „Tijd", meldt
uit Duinkerken:
De toestand van verlamming bij den vij
and blijft voortduren. Hij is grootendeels
over de gekanaliseerde Yser teruggeslagen
en heeft opnieuw terrein verloren, doordat
bij Bixschoten wederom een aanzienlijke
hoeveelheid land is onder water gezet.
Toch verwacht men overigens nog niet,
dat hij de geïnundeerde Yserlinie zal op
geven. Want er zijn een groot aantal pon
tonniers met veel materiaal verkend en
alles wijst er op, dat de Duitschers plan
matig gaan pogen, de bezwaren der onder
waterzetting te ondervangen. Hun aanval
lend optreden evenwel wordt uiterst be
moeilijkt door het onverwacht ingetreden
winterweer.
Een ijzige koude is over het westen ge
vallen; natte sneeuw dwarrelt rond, slaat
in oogen en ooren en bemeoilijkt in hevige
mate den velddienst. De weeke, papperige
grond der Vlaamsche landen, die door zoo
vele watertjes worden doorsneden, is
uiterst bezwaarlijk voor de logge bewegin
gen der Duitschers, wier massale troepen
massa's, wier zwaar geschut keiharde we
gen behoeven. Eerst heeft het geregend,
toen gesneeuwd, nu is alles modder, slijk.
Vele loopgraven zijn ondergeloopen en
riviertjes geworden. Maar op behendige
wijze is echter elders voor afwatering zorg
gedragen, zoodat alleen de slijkerige bo
dem zelf ongemak oplevert. De uitrusting
onzer troepen is goed. Er is tijdig gezorgd
dat de manschappen geen koude behoeven
te lijden. Maar toch kan ieder zich ver
beelden. wat het beteekent in dit moeras
sig land te midden van koude, regen en
sneeuw te moeten „afwachten": nu eens
vechten, dan weer verkennen, aldoor, vol
waakzaamheid zijn tegen dreigende ver
rassingen.
Lange nachten vol winterkou, korte,
mistig grauwe dagen vol natheid en ti oos
teloosheid... bij tusschenpoozen sneeuw,
sneeuw, sneeuw... Sneeuw, welke de ver
kenningstochten tot het meest avontuur
lijke opvoert; welke de tot heden schijn
baar' verloren gegane romantiek van den
ouden krijg terugbrengt; welke het onver
wachte mogelijk maakt, een sluier werpt
over de krijgsverrichtingen, de luchtver-
kenningen afbestelt, de doelbepaling doet
falen; kortom plaats ruimde aan het on
verwachte en het geheimzinnige, aan het
welslagen van een krijgslist, die in de
voorafgaande dagen reeds „verkend"
was, vóór ze ten halve was volvoerd.
Zoo wordt de dag van morgen steeds
grooter vraagteeken en moet onzerzijds
dubbel opgepast worden voor overal. Daar
om blijven de troepen der verbondenen in
actie en heeft ons geschut zijn stem weer
langs de Yser doen hooren, ten einde zoo
wel bij Nieu*vpoort als bij Dixmuiden den
vijand te verhinderen bij zijn pogen de
overstrooming in te dijken en het water
terug te dringen. Nu hier dan daar heeft
de infanterie daarbij in te grijpen.
De Russen.
Over den strijd in het Oosten licht een
telegram uit Berlijn ons breedvoerig in.
Men denke bij het lezen er aan, dat het
uit Berlijn komt. Van Russische zijde zijn
er geen berichten, die iets zeggen.
De groote beslissende slag in het Oosten
staat bij voortduring gunstig voor de Duit
schers. De Russen waren achter de troe
pen der bondgenooten met een geweldige
macht, maar langzaam over een breedte
van 300 K.M. tusschen de Oost-Pruisische
Zuidgrens en de Karpathen, opgedrongen
en wrel blijkbaar met een recïïtervleugel
van vijf tot zes legerkorpsen''op den rech
ter Weichseloever, in de richting naar
Thorn, en met een hoofdmacht, bestaande
uit ongeveer 15 legerkorpsen, een aantal
reserve-divisies en 10 cavaleriedivisies op
den linker Weichseloever in de richting
van Silezië en West-Galicië.
Behalve deze minstens 900,000 man tel
lende hoofdmacht staat er nog een sterk
leger tegenover de Zuidoostgrens van Oosb-
Pruisen, en een aanzienlijke legerafdeeling
rukte in Galicië op in de richting Krakau.
Tegen den lOen ongeveer bereikte de Rus
sische hoofdmacht Wartha, op de linie
KoloSieradazNowoRadomsk, en met
den linkervleugel, de lijn MaliziewWeich-
sel. Eerst hielden de Russen stand aan de
Wartha. maar begonnen na eenige dagen
met het overtrekken van de rivier. Gene
raal Von Hindenburg had intusschen den
hem door den vijand gelaten tijd benut,
om, onder uitgebreid gebruik maken van
de eigen spoorwegen, troepen te verplaat
sen naar zijn linkervleugel aan den Posen-
sche grens en om andere troepen aan de
grenslijn ThornSoldau op te stellen.
Op 12 en 13 dezer volgden" nu aanvallen
van de Russen op de Oost-Pruisische grens
in het bijzonder bij Stallupönen, Eidtkuh-
nen en Soldau, die door de Oost-Pruisische
troepen en bij Soldau door de uit West-
Pruisen ontboden troepen, na zeer hevige
gevechten, werden afgeslagen. Op 15 dezer
werden sterke op den rechter Weichsel
oever opmarcheerende Russische troepen
onder verlies van 5000 gevangenen bij I.ip-
no teruggeworpen. Zij moesten tot Plock
terugwijken en nu volgde slag op slag.
Op 15 dezer wierp Von Hindenburg ver
scheidene hem tegemoet rukkende Russi
sche legerkorpsen tot voorbij Koetno te
rug, nam meer dan 50,000 van hen gevan
gen en veroverde talrijke kanonnen en
machinegeweren.
Thans wordt ten Noorden van Lods de
beslissende slag met alle kracht voortge
zet.
Japan.
Japan heeft tengevolge van den val van
Tsingtau de handen vrij gekregen en zou
zeer zeker zijn Fransch-Engelsche bond
genooten in den strijd tegen Duitschland
te hulp kunnen komen door het zenden
van een expeditiekorps. Volgens de ,,Cor-
riere delia Sera" wordt deze mogelijkheid
in Italiaansche politieke kringen druk be
sproken. Men meent dat weldra Japansche
soldaten zullen meevechten in Polen en,
zoo noodig. in Egypte, naar welk laatst
genoemd land reeds een eerste expeditie
korps van 40,000 man onderweg moet zijn.
Men acht de aanstaande verschijning der
„gelen", óók op het oorlogstooncel in
Europa, des te waarschijnlijker, wijl, vol
gens een officieus Engelsch bericht, de re
geering te Tokio het aanbod tot het uit
zenden van expeditietroepen reeds gedaan
heeft en daarvoor door de verbondenen
slechts voorloopig is bedankt. Intusschen
lijkt het niet aannemelijk dat de Russische
strijdmacht in Polen behoefte heeft aan
manschappen misschien wèl aan de lei
ding van kundige in de Duitsche school
gedrilde Japansche officieren. Meer voor
de hand ligt de veronderstelling dat Groot-
Brittannië militairen steun van Japan wil
aanvaarden in Egypte, vooral indien waar
is hetgeen door politieke personen in Italië
bqweerd wordt, dat tusschen Groot-Brit-
tannië en Japan een overeenkomst bestaat,
krachtens welke laatstgenoemde mogend
heid ter verdediging van Egypte eventueel
100,000 man beschikbaar zou moeten stel
len. Tot dusverre heerscht intusschen in
Egypte nog iust en heeft het leven daar
zijn normaal verloop.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Leuven. Blijkens een bericht in „De
Stand." heeft ook dr. Kuyper aan d«n ree
tor der Universiteit te Leuven, Monseig
neur Ladouze, zijn bemiddeling aangebo
den om het universitair onderwijs van de
Leuvensche hoogeschool tijdelijk te ver
plaatsen hetzij naar 's-Hertogenbosch, het
zij naar Utrecht. De rector heeft voor dat
heusche aanbod echter moeten bedanken,
maar tegelijk met dat antwoord heeft de
Leuvensche hoogleeraar dr. Noyons te
kennen gegeven, dat men het te Leuven
op hoogen prijs zou stellen, zoo, indien er
onder de gevluchte of geïnterneerde Bel
gen studenten waren van een der Belgi
sche Universiteiten, dezen uit de plaatsen
en kampen, waar ze rui zijn, naar Utrecht
konden worden overgebracht. Alsdan zou
den hoogleeraren uit België voor deze stu
denten, op eigen gelegenheid, of in daartoe
verstrekte localiteiten, colleges voor de
Belgische studenten kunnen openen.
Iets waarop men te meer prijs stelde,
daar het doelloos leven in de kampen, de
studiën meer achteruit zet, dan bevordert.
Aan prof. Noyons is gaarne toegezegd,
dat pogingen'in die richting zullen onder
nomen worden.
Een Duitsch vliegtuig te Reims. Een
Duitsch vliegtuig met 2 officieren bemand
is bij de Fransche linies bij Reims neerge
komen en werd door Fransche cavalerie
buitgemaakt.
Het Turksche leger voor Batoem? Ge
lijk van welingelichte Turksche zijde
te Berlijn wordt medegedeeld, staat het
Turksche Kaukasus-leger reeds voor Ba
toem.
Tabak. In Aken zijn 1000 pond tabak,
20,000 sigaren en 10,000 sigaretten aenge-
FEUILLETON.
(liet auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden).
Een „01" weerklonk als echo op het
hare achter den muur, maar het was een
spottende echo; en op hetzelfde oogenblik-
vloog de volant, door een krachtige hand
geworpen, over den muur, juist op Mar-
celle's neus, welke nieuwsgierig in de lucht
stak.
O! herhaalde dezelfde spottende stem,
maar ditmaal wat minder uitgelaten, en
Marcelle zag boven den met een wilden
wijngaard begroeiden muur een vroolijk
jongensgezicht uitsteken, waarvan de grij
ze oogen ondeugende blikken in 't rond
wierpen en waarvan de inond met alle
tanden prijkte.
Zijt gij het, die er zoo 'van houdt uw
speelgoed in mijn tuin te werpen? vroeg
de mond op een strengen toon, die echter
geheel weersproken werd door de vroolijk
schitterende oogen.
Ik deed het niet met opzet, stamelde
Marcelle ten hoogste verwonderd.
Dat zou er nog maar bij moeten ko
men! zeide de jongen op uitdagenden toon.
Marcelle werd al bang; uit haar kwade
dagen had zij nog een groote vrees voor
ondeugend zijn behouden. Zij hief be
schroomd de oogen op naar het hoofd, dat
thans prijkte boven een wit boordje, een
zw'arte das, een blauw linnen blouse en
foode handen, die op den muur rustten.De
knaap, die medelijden had met het ontstel
de gezicht van het meisje, barstte in een
schaterlach uit.
Wees maar niet bang, zeide hij. Ik
meen het niet kwaad.
Deze woorden stelden Marcelle, die al op
't punt had gestaan te gaan weenen,gerust.
Zij glimlachte, zij het nog een weinig ver
legen, legde haar volant op haar raket en
liet het gévederde voorwerp kleine spion
gen maken.
Wacht, zeide de jongen, ik ga ook
mijn raket zoeken en dan gaan we over
den muur heen spelen.
Het hoofd verdween zoo vlug of het weg-
gegoocheld was. Marcelle vroeg zich 'ver
baasd af, of zij naar huis zou gaan of blij
ven wachten op dien onvoorzienen vriend.
Maar zij had geen tijd, om er lang over te
denken. Een volant, wel driemaal zoo
groot als de hare, kwam over den muur
als een zware vogel en viel aan haar voe
ten in het zand.
Vang nu, zeide de stem achter den
muur en gooi terug.
Het kleine meisje liet zich dat geen twee
maal zeggen en een vroolijk spel werd tus
schen de voor elkaar onzichtbare part
ners aangevangen. Eens kwam de vo
lant bij Marcelle geheel nat terug, terwijl
de stem zeide:
Zoo'n deugniet! Daar heeft zij den
bal in den 'vijver gegooid. Gelukkig dat de
goudvisclijes dood zijn; de kat heeft ze
Verleden week opgegeten. Wees wat voor
zichtig, zeg!
Maar ik weet toch niet, waar mijn
volant terecht komt, merkte Marcelle op.
Dat is juist zoo aardig! Allo, vooruit
maar weèr.
Marcelle voelde haar arm moe wor
den, maar haar medespeler was onver
moeid.
Plotseling verscheen Rose op den drem
pel der villa en stond niet weinig ver
baasd, den volant over den muur te zien
vliegen en weder terug te zien komen op
Marcelle's raket. De goede vrouw moest er
éven over nadenken, om te begrijpen, dat
die volant toch niet vanzelf terug kon ko
men. Toen zij 't begrepen had riep zij Mar
celle, die verschrok en haar door het spel
verhit gelaat naar haar toe wendde.
Met wie speelt gij? vroeg Rose onthutst
over dit ongehoorde feit in haar zoo kalm
leven.
Ik weet het niet, antwoordde het klei
ne meisje met haar onschuldige oogen. Ik
heb een hoofd boven den muur gezien. Ik
geloof, dat het een kleine jongen is, want
zijn blouse was schuin vastgeknoopt.
De wel wat beknopte aanduiding werd
aangevuld door de verschijning van het
hoofd, dat plotseling boven den muur uit
wipte en met een ernstig gezicht zeide:
Ik ben het, Jules Breault. Herkent
ge mij niét, Rose? Hebt gij tegenwoordig
een klein meisje in de villa, en houdt
gij die voor ons verborgen.
O, zijt gij het, ondeugende jongen,
zeide Rose, plotseling vroolijk. Waar komt
gij vandaan!
Waar vandaan. Waar zou de Paasch-
vacantie anders voor dienen, dan om naar
huis te komen? Hoe heet zij, uw klein
meisje?
Marcelle, zeide het kind, die weer op
haar gemak was, daar zij geloofde, dat de
zaak zich wel schikken zou.
Ge zoudt vrij wat beleefder wezen, in
dien gij aan mejuffrouw Hermine een be
zoek bracht. En dat zou ook beter zijn, dan
uw kleeren te bederven, met op den muur
te klimmen.
Niets te bederven, niets te klimmen,
antwoordde de jongen vrijmoedig met een
knipoogje. Er staat hier een bidder.
Marcelle barstte in een schaterlach uit.
Het hoofd verdween vóór een tweede
maal en een oogenblik later weerklonk de
schel 'van het hek zoo luide of er brand
was.
Is hij mal, die jongen, zeide Rose, ter
wijl zij naar het hek liep. Maar haar al
tijd ernstig gelaat vertoonde geen spoor
van boosheid.
Marcelle zag een' jongen van een jaar
of twaalf binnentreden, groot en goed ont
wikkeld en wiens blond uiterlijk hem jon
ger deed schijnen dan hij was. Hij schud
de Rose stevig de hand en nam Marcelle
eens vrijmoedig van het hoofd tot de voe
ten op. Daarna richtte hij zich naar het
huis, vergezeld door Rose en liet meisje.
Langs het grasveld komende, keek hij
eens naar de boterbloempjes.
Ik kan wel zien, dat hier geen hond
is, zeide hij; de onze maakt overal gaten.
Dan moet gij hem vastleggen, ried
Rose hem aan.
Dat kan je begrijpen, antwoordde
Jules Breault. Mijn broer zou er alles be
halve mee ingenomen zijn, als zijn hond
werd vastgelegd. Hij maakt liever de ga
ten toe... maar daarmede groeit er nog
geen gras....
Hij hield even op en richtte zich toen tot
Marcelle; wien hij, met een minachtend
gebaar naar haar raket wijzend, zeide:
Speelt gij daarmee? Nu, dan verwon
dert het mij niets, dat gij den volant in
den vijver wierp. Met zoo'n ding kunt ge
niet spelen. Ik zal je er een van mij zen
den.... als de hond die ten minste niet ver
meld heeft. Ik hoop, dat ik hem nog vind.
Juffrouw Herminfe zag hem door het
venster aankomen en glimlachte om het
langzaam voortwandelende groepje. De
kleine jongen nam beleefd zijn pet af, die
hij nu in de hand hield, en snelde toen
het huis binnen.
Zoo, deugniet, zeide juffrouw Her
mine, ben je weer terug? Gaat ge nu uw
strooptochten tegen mijn tuin, inijn kat,
mijn bloemen en alles, waarvan ik houd,
weder aanvangen.
Ik vraag u wel verschooning, juffrouw
zeide de deugniet met een 'allervermake-
lijkst air van man van de wereld. Ik was
toen nog maar een kleine plaag en wist
niet, wat ik doen en laten moest. Nu is dat
echter anders.
De beide vrouwen en Marcelle barstten
in een schaterlach uit, zoo aardig ging
hem zijn manier van grootdocn af.
Hij wierp haar eerst een quasie veront
waardigden blik toe en lachte daarna
zelf mede.
Mejuffrouw Hermine, Marcelle en Jules
gingen in het salon op de sofa zitten, ter
wijl Rose, met over elkaar geslagen ar
men, zich tegen de deurpost in postuur
zette.
Hebt gij gereisd? vroeg juffrouw Ilcr-
mine.
Ja, zoo lang en zoo ver, dat wij tex*-
nauwernood tijdig genoeg vóór het einde
der vacantie terug konden zijn.
Is uw mama ook terug?
(Wordt vervolgd.)