17 De Oorlog. In 's levens maalstroom. 6e JAARGANG. No. 1552 c S^icbelieGou/tcmt BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. -- Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2V2 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent DINSDAG NOVEMBER. I9I4. Oe ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1--5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Wat nu? Het leeningsplan is er thans. Minister Treub wil 275 millioen gulden leenen a 5 pCt. voor zoover het geld vrij willig binnenkomt, 4 voor zoover daarbij boven de 150 millioen dwang noo- dig is. Uitvoerig worden de middelen tot dekking aangegeven, waarbij we ook aan- treffen: 10 opcenten op de invoerrechten. (Au! roept de linkerzijde.) Wat nu? Natuurlijk zal de stroom critische inge zonden stukken, waarvoor de pers haast geen berging weet, toenemen, maar niet hierop ziet onze vraag. Laten de stuurlui aan den wal wier meening te vernemen, heel nuttig kan zijn hun gang maar gaan. Vooral in deze troebele tijden is de deksel van de inktpot een onschadelijke veilig heidsklep, mits men er niet zoo woest mede omga als zekere gepensionneerde generaal. Wat zal ter Binnenhove gebeuren, wil den we vragen. Er verluidde al van veel tegenstand, vooral ter linkerzijde. Is het nu wenschelijk, dat deze de ar beidskracht van het Depaii-ement gaat af matten door de bezwaren tot bergen op te stapelen, zoodat de schriftelijke gedachten- wisseling een vredesomvang krijgt? We zien het nut van zulke breedvoe- i g e bestrijding niet in. De vraag: heffing of leening? zal ook door minister Treub wel van alle zijden onder de oogen zijn gezien, terwijl er in ieder geval wel bezwaren zullen te vinden wezen, op welke wijze men ook die 275 mil lioen oppompt. Een heffing zou geen be- lastingverhooging noodzakelijk maken, maar het renteverlies zou toch wel op de natie komen te drukken. En allereerst de middenstand zou zulks gevoelen, want een groöte bezuinigingswoede onder de met hef fing bevoorrechte klassen ware te duchten. Heffing of leening zal wel even breed wezen als lang, om eens een oud-vaderland- sche spreekwijze te kiezen. Wij begrijpen echter niet, waarom de „Standaard" wil, dat nu alle critiek zal zwijgen. De Volksvertegenwoordiging zou toch, dunkt ons, haar plicht verwaarloozen, als zij niet trachtte in het ontwerp te wijzigen, wat zij meent dat gewijzigd dient te wor den, met dien verstande, dat zij het belang van ondergeschikte punten niet op de spits drijft tot schade van het algemeen belang, ddt er gemoeid is bij het tot stand komen van een alle partijen zooveel moge lijk bevredigende oplossing van de finan- cieele moeilijkheden, waarin wij verkeeren. Zou het b.v. geen aanbeveling verdienen te trachten, den druk minder zwaar te leg gen op ,,den minderen man." Zeker wij zeiden het reeds er is veel tegen om door een heffing de lasten geheel en al op de vermogende klasse te leggen, maar bij het aandachtig overlezen van het ontwerp rijst toch de vraag op: wordt de vermogende en de gegoede klasse wel proportioneel even zwaar belast als de toch reeds onder zwa- ren druk levende kleine middentander en arbeider (voor wie o. a. de eerste levens behoeften, zooals zout, suiker, vleesch, aan merkelijk duurder zullen worden)? Deze vraag mag, dunkt ons, wel eens door de Volksvertegenwoordiging onder de oogen wofden gezien. De critiek zoo het zwijgen op te leggen dat ze geen syllabe laat hooren, is ook in deze omstandigheden, dunkt ons, niet noo- d-g en zelfs niet geoorloofd. BUITENLAND. De Duitschers in Frankrijk en België. Het begin van succes, dat de Duitschers in de vorige week hebben bevochten, maa»- tengevolge van de feilen tegenstand van van de troepen der entente-mogenheden en de moeilijkheden van het terrein niet heb ben kunnen doorzetten, is thans weer na genoeg geheel voor hen verloren gegaan. Men had naar het schijnt alles er op ge zet, om naar Duinkerken en Calais door te breken, hetzij ten Oosten, hetzij ten Wes ten van Yperen. Het Duitsche legerbestuur heeft ontzaglijke offers aan menschenle- vens daarvoor over gehad, en de troepen, die deze ondernemingen zouden uitvoeren, hebben het uiterste van moed en doodsver achting aan den dag gelegd. Maar niet te genstaande dat alles is men, als wij den toestand goed begrijpen, geen schrede gevorderd, dan tot het bezit van den on der bestaande omstandigheden ook in stra tegisch opzicht vrijwel waardeloozen puin- hoopen, waar eenmaal het vriendelijke Dix- muiden was. De met zoo onstuimigen aandrang begonnen en doorgezette krijgs onderneming, is doodgeloopen tegen den zwaien muur van 's vijands talrijke tüs- schen Yperen en het bedreigde Duinke»- ken samengetrokken troepenmassa's. Nu is, sinds de terugtocht naar de Aisne. d. i. reeds meer dan 2 maanden lang, het gelieele Diiitsche leger' in het Westen te ruggebracht tot het defensief; en de po gingen om tusschen Yperen en de zee, hot mocht dan kosten wat het wilde, het offen sief te hernemen, zijn evenzeer mislukt als elders waar iets dergelijks door de Duit sche bevelvoering is beproefd. Dit zou op ieder ontmoedigend werker., en wij behoeven ons dus niet te verwonde ren, indien het de opgewektheid ontneemt aan een leger, dat is opgeleid in de leer van: vóór alles het offensief. Intusschen meene men niet, dat de ver liezen, die de Duitschers geleden hebben groot in omvang zijn. Het ontmoeligendo zit veïleer daarin, dat zij, ondank-, al 1e krachtsinspanning, toch nog verliezen, al is het dan ook nog zoo weinig. De stormaanval op Vailly. De ,,Lokal-Anzeiger" drukt een veld- postbrief van een. officier af, waarin bij zonderheden meegedeeld worden over den stormaanval der Duitsche troepen op Vailly. Het derde corps lag sedert zes weken in zeer versterkte stellingen tegenover den even sterk verschansten vijand. Den 29en October 's middags kreeg ons regiment het bevel den volgenden morgen om acht uur de vijandelijke posities in stormaanval te nemen. Iedereen wist, dat dit de bloedig ste dag voor ons regiment zou worden. In den nacht maakte onze artillerie met 15 centimeter-houwitsers en 21 centimeter mortieren de stelling rijp voor een storm aanval. De artillerie schoot tot tien minu ten voor acht. Toen wierpen tien minuten lang pionniers met mijn-werpers dynamiet bommen van een meter lengte en een cen tenaar lading in de vijandelijke stelling. De uitwerking was verschrikkelijk. Er werden gaten gescheurd zoo groot als een huis-en op deze plaatsen vonden wij de lij ken der Franschen op hoopen. Precies om acht uur begon het heele regiment den stormaanval onder de klanken van een op wekkende marsch. Drie van ons gingen met de tirailleurslinie mee voorwaarts. De drie anderen richten in dé kom van een dal èen verbandplaats in, maar werden zoo hevig beschoten, dat zij weer terug moesten. Kolf en bajonet kregen veel te doen. Om vier uur werd de Duitsche vlag uitgestoken en de klokken werden geluid. De vijand werd over de Aisne terug ge worpen. Vailly, een klein stadje, was een puin hoop en brandde aan alle kanten. Dertig burgers waren gedood, vele gewond. Wij hebben nog talrijke uit de onder puinhoo- pen bedolven kelders gered; Den 31en Oc tober was het den geheelen dag rustig. Om elf uur 's avonds werden de burgers weggebracht en om twaalf uur werden we met een ^oo ontzettend granq^itvuur over stelpt als nóg geen van ons in den veld tocht beleefd had. Het was afgrijselijk. Onze villa, waarvan het halve dak reeds door granaatvuur vernield was, toen wij er intrek namen, werd drie maal getrof fen. In mijn slaapkamer drongen granaat splinters door de deur en vernielden een kostbaren Venetiaartschen spiegel, die naast mijn bed stond. Vervolgens kwam een shrapnell-kogel door de ruiten. Ik ben nog nooit zoo vlug ojpg^J aan. Toen een wielrijder rapporteerde, dat het-24ste regi ment meende het niet te kunnen houden, lieten een van mijn collega's officieren van gezondheid, en ik onze paarden zadelen, den Roode Kruis-wagen inspannen en maakten wij ons gereed. Het 12de regiment kwam 's nachts om twee uur te hulp, maar kon onmiddellijk weer weg gaan, daar ons regiment geen voetbreed achteruit gegaan was. Om halfdrie hield het bombardement op. En tien minuten later lag ik weer in rust, met een groote mof van poolvossen bont als hoofdkussen, het eigendom van de bekende actrice Madame Roger, die de ze villa toebehoorde. De Russen. De groote Duitsche generale staf meldt het volgende, dat zoo het inderdaad juist is er op wijst, dat de kansen der Duitschers in Oost-Pruisen in hun voor deel zijn gekeerd. De gevechten in het Oosten duren nog voort. Gisteren wierpen onze in Oost-Prui sen strijdende troepen den vijand terug in de streek ten Zuiden van Stallupoenen. De uit West-Pruisen opereerende troe pen stuitten bij Sbldau met succes den op- marsch der Russische troepen. Zij wierpen dë langs den rechter Weich- sel-oever oprukkende sterke Russische troepen in een overwinnend gevecht bij Lipno (ten Z.-O. van Thorn) op Plotsk terug. In deze gevechten werden tot gisteren 5000 gevangenen gemaakt, terwijl 10 ma chinegeweren* werden veroverd. In de gevechten, welke sinds eenige da gen tot verdere doorvoering van het suc ces bij Wloclawek (ten Westen van Plotsk aan de Weichsel) geleverd werden, is de beslissing gevallen. Verscheidene Russische legerkorpsen, welke tegen ons opgetrokken waren, wer den tot voorbij Kutno (ten Z.-W. Van Plotsk) teruggeworpen. Zij verloren volgens tot nu ingekomen opgaven, 23,000 man aan gevangenen en minstens 70 machinegeweren, alsmede ka nonnen, wier aantal nog niet is vastge steld. De oorlogscorrespondent van het Berli ner Tageblatt in Galicië geeft de volgende schets van het oorlogsterrein: Regelmatig dreunt het in de verte als een stamper op straatkeien. Het hui lend gezang van de granaten komt thans van den anderen kant. Een oogenblik fluit de wind huiveringwekkend over ons heen. Sterren vonken uiteen. Zwaite kol ken stijgen omhoog. De aarde nloedt uit diepe trechtervormige wonden. De soldaten 'op den weg loopen Ineengedoken op een drafje. Twee vluchtende boerenvrouwen heffen angstig de armen omhoog als hoen ders, die onder het rennen hun vleugels omhoog steken. In het grauw van de wol ken dwaalt een adelaar rond en van de boomen langs den weg vallen gele blade ren. Kanonniers zitten gedoken achter hun dekking. Plotseling houdt de kanonnade op.Langs den berm van den wëg ga ik verder. Ik kom aan een dorp. De lage huizen zijn uit balken. Wit gekalkt en de oude stroodaken hangen als stug boerenhaar over de muren. In de luwte ligt op versch stroo een eholéralijdër «ich te wringen on der hulpeloos gejammer. Zijn ingevallen zwarte oogen zijn op mij gericht. De dokter van de verbandplaats schudt op mijn vraag weemoedig het hoofd. Een onbeheer de schimmel dwaalt om de hoeve, begint zonder eenige reden te galoppeeren en draaft in kringen als een spook om den eenzamen stervende. In de keuken van de hut kookt een hospitaalsoldaat op een steenen fornuis. De keukenramen zijn met leem gepleisterd en hangen vol heiligen beelden. Door het gat van een granaat in den buitenmuur schiet een bundel licht naar binnen. De bewoners, arme Roetheen- sche boeren, liggen te vegeteeren in den aardappelkuil beneden aan de beek. In de turfstekerij in de verte, waar rook opslaat, worden de lijken verbrand van aan be smettelijke ziekten gestorvenen. In de naburige hoeve gaat een orthodoxe priester met langen, zwarten mantel en zwarte leeren slobkousen naar drie solda ten toe, die zwaar ziek onder het stroodak liggen. De priester neemt de officierspet af, legt de gouden stola om de schouders en buigt het baardelooze pokdalige gezicht naar de zieken, die zich met moeite op de knieën hebben opgericht en nu de biecht afleggen tegenover den dienaar Gods. Een van hen opent zijn hemd en grijpt met on zekere hand naar het zilveren kruis op zijn harige borst. Zijn harde, scherpe trek ken, die door den woesten baard verwil derd schijnen, worden plotseling zacht. Ik ga van den weg af het heuvelland op. De heuvel is geheel doorvoord met loopgra ven, de eene reeks bovefi de andere. Half overdekte dekkingsholen zwellen er boven uit. De meeste zijn stuk geschoten en ver vallen. Ransels, patroonhulzen, geweren, blikjes, vuil, rottend stroo, liggen overal verspreid. Als groote mierenleeuwen heD- ben de Russische granaten ontelbare trech ters in de aarde gewoeld. Aan den voet van dezen heuvel rust de schaar van hel den, die bij de bestorming op deze hoogten viel. Aan gekruiste berkenstammen han gen kransen uit nog groene varens en Verdord eikenhout. Met inkt staat op een bordje aan een kruisstam geschreven: Hier rusten met God Verschillende Oorlogs berichten. Oostenrijksche oorlogsleening. Giste ren is de inschrijving voor de Oostenrijk sche oorlogsleening begonnen. Tevoren zijn reeds talrijke aanmeldingen ingeko men, zoowel van corporaties als particu lieren, o.a. van aartshertog Friedrich voor 8 millioen kronen, van het bankiershuis Rothschild voor 25 millioen. Op deze wijze moet reeds vóór den inschrijvingsdag 400 millioen kronen zijn gewaarborgd. De Japanners te Tsingtau. De Japan- sche troepen zijn Tsingtau binnengerukt. Er hebben verschillende plechtigheden plaats gehad, o.a. een lijkdienst voor de gesneuvelden. Canada en de oorlog. Nu Engeland besloten heeft een leger van twee millioen soldaten aan te werven, zal Canada een derde contingent zenden. Allen, die gere- cruteerd en uitgerust kunnen worden, zul len naar het front gaan. Het totaal bere kent men op 150,000 man Canadeezen. De verboden breikous. Duitsche vrou wen breien thans overal en bij elke gele genheid, waar zij maar kunnen, voor de soldaten in het veld, zelfs onder den ver velenden rit in de tram en tot in de kof fiehuizen. Naar het „Berliner Tageblatt' meedeelt, zal dit nu anders worden. De directie van de Berlijnsche tram ziet in de breinaalden een gevaar voor de andere passagiers, en de conducteurs hebben lust gekregen om de breiende dames er op te wijzen, dat bij het schokken van den wa gen, tuimelende passagiers zich zeer ge makkelijk kunnen bezeeren aan de -scher pe naalden, en dat het daarom het beste is de breikous onder den rit op te bergen. Koning Albert. Een bekend landge noot, aldus meldt de „N. R. Ct.", die op den dag van den val van het fort Waelhom in Antwerpen was, sprak 's avonds een Belgisch soldaat, die in het vuur geweest was. Deze vertelde hem: Ik stond in een loopgraaf, mijn zwager eenige meters van mij verwijderd, tus schen ons stond een stille, lange man. Wij waren in een hevig infanteriegevecht ge wikkeld nu en dan sprong er een gra naat in de buurt. Plotseling werd irijn zwager door een scherf getroffen, als een bloedende massa zakte de arme kerel in elkaar. FEUILLETON. (Het auteursrecht van deze vertaling Is voorbehouden). Weder -eenige weken later de winter was reeds in aantocht en de bladeren waren reeds van de boomen gevallen traden juffrouw en jongejuffrouw Tarrot het huis in de rue de laPompe bin nen; zij werden ontvangen door Marcello, die niet opgehouden had naar'haar te vra gen. Het lieve kind had het verdriet ver geten en dacht slechts aan de weldaden. De beide bezoeksters wisten eerst niet wat te zeggen, toen zij zich tegenover de wees bevonden. Zeer groot voor haar ja ren, wat nog meer uitkwam door heur magere trekken en haar slanke gestalte, gekleed in een eenvoudige maar smaak volle blauwe ochtendjapon, had Marcelle niets gemeen met het kind, dat de keuken schoon hield van den drogistwinkel aan het plein Montholon. De natuurlijke beval ligheid, die ook haar moeder eigen was, kwam veel beter uit in deze omgeving. De nog wel roode maar toch fijne handen, de zachte tint der kleine herstellende, het gedistingeerde uiterlijk, dat uit haar gra tie voortsproot, dat alles verwonderde de dames Tarrot en dachten met zekeren schrik aan de wijze, waarop zij vroeger het verlaten kind hadden behandeld. Voor de eerste maal kwam bij moeder Tarrot de gedachte op, dat Marcelle, in plaats van tot den werkmansstand te behooren, zoo als zij uit den eenvoud harer kleederen had opgemerkt, mogelijk wel voortsproot uit een familie, die veel hooger op den maatschappelijken ladder geplaatst was. De ontevredenheid met zich zelve, welke sinds de vlucht van het kind nog vermeer derd was, openbaarde zich nu bij de dro- giste in een scherp woord. Ik begrijp, zeide zij na de eerste be groeting, dat gij hier wel blijven wilt.; Gij kunt hier leven zonder iets te doen, terwijl gij bij arme lieden als ik moet werken. De tranen sprongen Marcelle in de oogen. 't Was niet om zulke bittere woorden te hooren dat zij verlangd had haar bescherm ster te zien. Zij wierp een spijtigen blik op de deur die zich achter juffrouw Her mine, wier kieschheid haar verbood bij dit onderhoud aanwezig te blijven, gesle ten had. Waarom zegt gij mij dat? vroeg zij met een smeekend gebaar. Gij weet wel, juffrouw, dat ik altijd veel van u gehou den heb en dat ik u nog van ganscher harte bemin. Vrouw Tarrot bewaarde het stilzwijgen. Zooals bij de meeste slechte karakters was het de harde waarheW, die haar het meest kwelde. Verwijtingen zouden geen indruk op haar hebben gemaakt, maar in tegen spraak te worden gebracht met zich zelve, aangetoond te zien, dat haar haar looze woorden niet de gevoelens van haar hart uitdrukten, maar koel de wrok vertolkten van haar verbitterden geest... dat kon zij niet verdragen. Enfin, zeide zij met een gebaar, dat alles, wat Marcelle nog zou kunnen zeggen afwees, gij hadt genoeg van ons, gij hebt andere beschermers gevonden, dal is heel goed. Tracht ze lang te behouden en speel hen niet dezelfde parten als ons Dat is goed voor eens. Marcelle boög het hoofd. Met de korte on dervinding van haar acht jaren kon zij nog niet strijden tegen de argumenten van het wantrouwen. Gelukkig mengde Louise zich nu in 't gesprek. Hebt gij fraaie kleeren? vroeg zij. Gij gaat zeker naar de kostschool? Neen, antwoordde Marcelle, ik blijf bij juffrouw Hermine. Zoodra ik sterk ge noeg ben, begint de arbeid, heeft zij ge ze-gd. Zult gij piano leeren spelen, vroeg Louise weder, voor wie dit steeds een dierbare maar altijd onvervulde wensen geweest was. Ik weet het niet. Dat zal van juf frouw Hormine afhangen. Ik zou het wel willen. Ja, dat is ongetwijfeld aangenamer dan de vaten te wasschen, hoewel het niet zoo nuttig is. Maar ik hoop, dat juffrouw Hermine u goed wat na zal laten, want anders zult gij bezwaarlijk aan den kost kunnen komen. Wees hier nu maar wat meer onderdanig dan bij ons, want gij zoudt meer verliezen dan gij weet, als ge weer wegloopt. Men vindt niet vaak men- schen, die geneigd zijn -kleine meisjes op te nemen, als zij 's nachts komen aanbel len. Dat zou je zeker geen tweede maal gebeuren. Louise, zeide Marcelle zacht, gij doet mij leed en toch houd ik zoo van u. Juffrouw Tarrot stond op. Komaan, zeide zij, wij gaan. Gij zult wel geen tijd hebben, om naar ons le ko men, denk ik, en wij komen hier ook niet terug. Waarom? vroeg Marcelle naïf. Omdat ik daar geen zin in heb! Ik heb aan juffrouw Hermine al de papieren ge geven, die ik voor je op zij had gelegd; 't zijn er .maar weinige en gij zult er niet veel wijzer door worden. Maar daar het alles is, wat gij bezit, moet gij ze goed be waren. Aan uw kleeren hebt gij, geloof ik, geen gebrek; men heeft je andere gegeven. Ik zal ze aan een arm kind geven.... Marcelle gevoelde al de scherpte der laatste woorden, die haar als dolksteken in het hart drongen. Adieu, zeide Louise met haar scherpe stem. Amuseer-j'e, meisje. Zij bogen zich naar het meisje voorover en omhelsde haar koel. Die vormelijke kus bleef op Marcelle's wang rusten als een smaad, en zoodra zij alleen was, streek zij met den mouw langs het gelaat, als om ze af te wisschen. Welnu, zeide mejuffrouw Hermine, nadat zij de juffrouwen Tarrot hartelijk had uitgenoodigd terug te komen en nu weder de kamer betrad. U is goed, U, riep Marcelle in tranen uitbarstend en zich zich aan den hals van haar nieuwe vriendin vastklemmend. Toen Rose, Vormelijk en stilzwijgend, het tuinhek achter haar gesloten had, be schouwden de beide vrouwen de kleine villa, waarvan de eerste verdieping ach ter het groen verdween, maar waarvan de hoogere verdiepingen met haar blanke gordijnen een indruk van welvaart en voorspoed gaven. Het moet je toch maar meeloopen, zeide Louise droog. Ondankbare! riep juffrouw Tarrot uit, haar zakdoek zoekend. Ondankbare! Hartelooze! En zij barstte in tranen uit, terwijl haar dochter de omnibus riep. Men zag haar inderuedelaPompe nooit weer. HOOFDSTUK XVIII. De goedheid van Rose. Marcelle ging zienderoogen vooruit. Zij wandelde nu reeds alle dagen. Des och tends bezocht zij, 'voorzien van een klein mandje, met Rose de verschillende leve ranciers, terwijl juffrouw Hermine, die laat opstond, haar toilet maakte. Des mid dags maakte zij met de oude juffrouw ge durende de mooiste uren van den dag een wandeling in het Bois de Boulogne. Een klein uurtje van dolee far nientc voor het koesterend, vroolijk haardvuur, ging daarna het diner vooraf. En dan volgde, wat voor Marcelle 't aangenaamste tijdstip van den dag was, het uurtje van den arbeid, bij het licht der lamp, den ar beid, die de verveling weert en de gedach te bevolkt met een menigte van denkbeel den. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1