17
De Oorlog.
In 's levens maalstroom.
6e JAARGANG.
No. 1552
c S^icbelieGou/tcmt
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. -- Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2V2 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
DINSDAG
NOVEMBER.
I9I4.
Oe ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1--5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Wat nu?
Het leeningsplan is er thans.
Minister Treub wil 275 millioen gulden
leenen a 5 pCt. voor zoover het geld vrij
willig binnenkomt, 4 voor zoover
daarbij boven de 150 millioen dwang noo-
dig is. Uitvoerig worden de middelen tot
dekking aangegeven, waarbij we ook aan-
treffen: 10 opcenten op de invoerrechten.
(Au! roept de linkerzijde.)
Wat nu?
Natuurlijk zal de stroom critische inge
zonden stukken, waarvoor de pers haast
geen berging weet, toenemen, maar niet
hierop ziet onze vraag. Laten de stuurlui
aan den wal wier meening te vernemen,
heel nuttig kan zijn hun gang maar
gaan.
Vooral in deze troebele tijden is de deksel
van de inktpot een onschadelijke veilig
heidsklep, mits men er niet zoo woest mede
omga als zekere gepensionneerde generaal.
Wat zal ter Binnenhove gebeuren, wil
den we vragen.
Er verluidde al van veel tegenstand,
vooral ter linkerzijde.
Is het nu wenschelijk, dat deze de ar
beidskracht van het Depaii-ement gaat af
matten door de bezwaren tot bergen op te
stapelen, zoodat de schriftelijke gedachten-
wisseling een vredesomvang krijgt?
We zien het nut van zulke breedvoe-
i g e bestrijding niet in.
De vraag: heffing of leening? zal ook
door minister Treub wel van alle zijden
onder de oogen zijn gezien, terwijl er in
ieder geval wel bezwaren zullen te vinden
wezen, op welke wijze men ook die 275 mil
lioen oppompt. Een heffing zou geen be-
lastingverhooging noodzakelijk maken,
maar het renteverlies zou toch wel op de
natie komen te drukken. En allereerst de
middenstand zou zulks gevoelen, want een
groöte bezuinigingswoede onder de met hef
fing bevoorrechte klassen ware te duchten.
Heffing of leening zal wel even breed
wezen als lang, om eens een oud-vaderland-
sche spreekwijze te kiezen.
Wij begrijpen echter niet, waarom de
„Standaard" wil, dat nu alle critiek zal
zwijgen.
De Volksvertegenwoordiging zou toch,
dunkt ons, haar plicht verwaarloozen, als
zij niet trachtte in het ontwerp te wijzigen,
wat zij meent dat gewijzigd dient te wor
den, met dien verstande, dat zij het belang
van ondergeschikte punten niet op de spits
drijft tot schade van het algemeen belang,
ddt er gemoeid is bij het tot stand komen
van een alle partijen zooveel moge
lijk bevredigende oplossing van de finan-
cieele moeilijkheden, waarin wij verkeeren.
Zou het b.v. geen aanbeveling verdienen
te trachten, den druk minder zwaar te leg
gen op ,,den minderen man." Zeker wij
zeiden het reeds er is veel tegen om door
een heffing de lasten geheel en al op de
vermogende klasse te leggen, maar bij het
aandachtig overlezen van het ontwerp rijst
toch de vraag op: wordt de vermogende en
de gegoede klasse wel proportioneel even
zwaar belast als de toch reeds onder zwa-
ren druk levende kleine middentander en
arbeider (voor wie o. a. de eerste levens
behoeften, zooals zout, suiker, vleesch, aan
merkelijk duurder zullen worden)?
Deze vraag mag, dunkt ons, wel eens
door de Volksvertegenwoordiging onder de
oogen wofden gezien.
De critiek zoo het zwijgen op te leggen
dat ze geen syllabe laat hooren, is ook in
deze omstandigheden, dunkt ons, niet noo-
d-g en zelfs niet geoorloofd.
BUITENLAND.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
Het begin van succes, dat de Duitschers
in de vorige week hebben bevochten, maa»-
tengevolge van de feilen tegenstand van
van de troepen der entente-mogenheden en
de moeilijkheden van het terrein niet heb
ben kunnen doorzetten, is thans weer na
genoeg geheel voor hen verloren gegaan.
Men had naar het schijnt alles er op ge
zet, om naar Duinkerken en Calais door te
breken, hetzij ten Oosten, hetzij ten Wes
ten van Yperen. Het Duitsche legerbestuur
heeft ontzaglijke offers aan menschenle-
vens daarvoor over gehad, en de troepen,
die deze ondernemingen zouden uitvoeren,
hebben het uiterste van moed en doodsver
achting aan den dag gelegd. Maar niet te
genstaande dat alles is men, als wij den
toestand goed begrijpen, geen schrede
gevorderd, dan tot het bezit van den on
der bestaande omstandigheden ook in stra
tegisch opzicht vrijwel waardeloozen puin-
hoopen, waar eenmaal het vriendelijke Dix-
muiden was. De met zoo onstuimigen
aandrang begonnen en doorgezette krijgs
onderneming, is doodgeloopen tegen den
zwaien muur van 's vijands talrijke tüs-
schen Yperen en het bedreigde Duinke»-
ken samengetrokken troepenmassa's.
Nu is, sinds de terugtocht naar de Aisne.
d. i. reeds meer dan 2 maanden lang, het
gelieele Diiitsche leger' in het Westen te
ruggebracht tot het defensief; en de po
gingen om tusschen Yperen en de zee, hot
mocht dan kosten wat het wilde, het offen
sief te hernemen, zijn evenzeer mislukt als
elders waar iets dergelijks door de Duit
sche bevelvoering is beproefd.
Dit zou op ieder ontmoedigend werker.,
en wij behoeven ons dus niet te verwonde
ren, indien het de opgewektheid ontneemt
aan een leger, dat is opgeleid in de leer
van: vóór alles het offensief.
Intusschen meene men niet, dat de ver
liezen, die de Duitschers geleden hebben
groot in omvang zijn. Het ontmoeligendo
zit veïleer daarin, dat zij, ondank-, al 1e
krachtsinspanning, toch nog verliezen, al
is het dan ook nog zoo weinig.
De stormaanval op Vailly.
De ,,Lokal-Anzeiger" drukt een veld-
postbrief van een. officier af, waarin bij
zonderheden meegedeeld worden over den
stormaanval der Duitsche troepen op
Vailly.
Het derde corps lag sedert zes weken in
zeer versterkte stellingen tegenover den
even sterk verschansten vijand. Den 29en
October 's middags kreeg ons regiment het
bevel den volgenden morgen om acht uur
de vijandelijke posities in stormaanval te
nemen. Iedereen wist, dat dit de bloedig
ste dag voor ons regiment zou worden. In
den nacht maakte onze artillerie met 15
centimeter-houwitsers en 21 centimeter
mortieren de stelling rijp voor een storm
aanval. De artillerie schoot tot tien minu
ten voor acht. Toen wierpen tien minuten
lang pionniers met mijn-werpers dynamiet
bommen van een meter lengte en een cen
tenaar lading in de vijandelijke stelling.
De uitwerking was verschrikkelijk. Er
werden gaten gescheurd zoo groot als een
huis-en op deze plaatsen vonden wij de lij
ken der Franschen op hoopen. Precies om
acht uur begon het heele regiment den
stormaanval onder de klanken van een op
wekkende marsch. Drie van ons gingen
met de tirailleurslinie mee voorwaarts. De
drie anderen richten in dé kom van een
dal èen verbandplaats in, maar werden
zoo hevig beschoten, dat zij weer terug
moesten. Kolf en bajonet kregen veel te
doen. Om vier uur werd de Duitsche vlag
uitgestoken en de klokken werden geluid.
De vijand werd over de Aisne terug ge
worpen.
Vailly, een klein stadje, was een puin
hoop en brandde aan alle kanten. Dertig
burgers waren gedood, vele gewond. Wij
hebben nog talrijke uit de onder puinhoo-
pen bedolven kelders gered; Den 31en Oc
tober was het den geheelen dag rustig.
Om elf uur 's avonds werden de burgers
weggebracht en om twaalf uur werden we
met een ^oo ontzettend granq^itvuur over
stelpt als nóg geen van ons in den veld
tocht beleefd had. Het was afgrijselijk.
Onze villa, waarvan het halve dak reeds
door granaatvuur vernield was, toen wij
er intrek namen, werd drie maal getrof
fen. In mijn slaapkamer drongen granaat
splinters door de deur en vernielden een
kostbaren Venetiaartschen spiegel, die
naast mijn bed stond. Vervolgens kwam
een shrapnell-kogel door de ruiten. Ik ben
nog nooit zoo vlug ojpg^J aan. Toen een
wielrijder rapporteerde, dat het-24ste regi
ment meende het niet te kunnen houden,
lieten een van mijn collega's officieren van
gezondheid, en ik onze paarden zadelen,
den Roode Kruis-wagen inspannen en
maakten wij ons gereed. Het 12de regiment
kwam 's nachts om twee uur te hulp, maar
kon onmiddellijk weer weg gaan, daar ons
regiment geen voetbreed achteruit gegaan
was. Om halfdrie hield het bombardement
op. En tien minuten later lag ik weer in
rust, met een groote mof van poolvossen
bont als hoofdkussen, het eigendom van
de bekende actrice Madame Roger, die de
ze villa toebehoorde.
De Russen.
De groote Duitsche generale staf meldt
het volgende, dat zoo het inderdaad
juist is er op wijst, dat de kansen der
Duitschers in Oost-Pruisen in hun voor
deel zijn gekeerd.
De gevechten in het Oosten duren nog
voort. Gisteren wierpen onze in Oost-Prui
sen strijdende troepen den vijand terug
in de streek ten Zuiden van Stallupoenen.
De uit West-Pruisen opereerende troe
pen stuitten bij Sbldau met succes den op-
marsch der Russische troepen.
Zij wierpen dë langs den rechter Weich-
sel-oever oprukkende sterke Russische
troepen in een overwinnend gevecht bij
Lipno (ten Z.-O. van Thorn) op Plotsk
terug.
In deze gevechten werden tot gisteren
5000 gevangenen gemaakt, terwijl 10 ma
chinegeweren* werden veroverd.
In de gevechten, welke sinds eenige da
gen tot verdere doorvoering van het suc
ces bij Wloclawek (ten Westen van Plotsk
aan de Weichsel) geleverd werden, is de
beslissing gevallen.
Verscheidene Russische legerkorpsen,
welke tegen ons opgetrokken waren, wer
den tot voorbij Kutno (ten Z.-W. Van
Plotsk) teruggeworpen.
Zij verloren volgens tot nu ingekomen
opgaven, 23,000 man aan gevangenen en
minstens 70 machinegeweren, alsmede ka
nonnen, wier aantal nog niet is vastge
steld.
De oorlogscorrespondent van het Berli
ner Tageblatt in Galicië geeft de volgende
schets van het oorlogsterrein:
Regelmatig dreunt het in de verte
als een stamper op straatkeien. Het hui
lend gezang van de granaten komt thans
van den anderen kant. Een oogenblik
fluit de wind huiveringwekkend over ons
heen. Sterren vonken uiteen. Zwaite kol
ken stijgen omhoog. De aarde nloedt uit
diepe trechtervormige wonden. De soldaten
'op den weg loopen Ineengedoken op een
drafje. Twee vluchtende boerenvrouwen
heffen angstig de armen omhoog als hoen
ders, die onder het rennen hun vleugels
omhoog steken. In het grauw van de wol
ken dwaalt een adelaar rond en van de
boomen langs den weg vallen gele blade
ren. Kanonniers zitten gedoken achter hun
dekking.
Plotseling houdt de kanonnade op.Langs
den berm van den wëg ga ik verder.
Ik kom aan een dorp. De lage huizen
zijn uit balken. Wit gekalkt en de oude
stroodaken hangen als stug boerenhaar
over de muren. In de luwte ligt op versch
stroo een eholéralijdër «ich te wringen on
der hulpeloos gejammer. Zijn ingevallen
zwarte oogen zijn op mij gericht. De dokter
van de verbandplaats schudt op mijn
vraag weemoedig het hoofd. Een onbeheer
de schimmel dwaalt om de hoeve, begint
zonder eenige reden te galoppeeren en
draaft in kringen als een spook om den
eenzamen stervende. In de keuken van de
hut kookt een hospitaalsoldaat op een
steenen fornuis. De keukenramen zijn met
leem gepleisterd en hangen vol heiligen
beelden. Door het gat van een granaat in
den buitenmuur schiet een bundel licht
naar binnen. De bewoners, arme Roetheen-
sche boeren, liggen te vegeteeren in den
aardappelkuil beneden aan de beek. In de
turfstekerij in de verte, waar rook opslaat,
worden de lijken verbrand van aan be
smettelijke ziekten gestorvenen.
In de naburige hoeve gaat een orthodoxe
priester met langen, zwarten mantel en
zwarte leeren slobkousen naar drie solda
ten toe, die zwaar ziek onder het stroodak
liggen. De priester neemt de officierspet
af, legt de gouden stola om de schouders
en buigt het baardelooze pokdalige gezicht
naar de zieken, die zich met moeite op de
knieën hebben opgericht en nu de biecht
afleggen tegenover den dienaar Gods. Een
van hen opent zijn hemd en grijpt met on
zekere hand naar het zilveren kruis op
zijn harige borst. Zijn harde, scherpe trek
ken, die door den woesten baard verwil
derd schijnen, worden plotseling zacht.
Ik ga van den weg af het heuvelland op.
De heuvel is geheel doorvoord met loopgra
ven, de eene reeks bovefi de andere. Half
overdekte dekkingsholen zwellen er boven
uit. De meeste zijn stuk geschoten en ver
vallen. Ransels, patroonhulzen, geweren,
blikjes, vuil, rottend stroo, liggen overal
verspreid. Als groote mierenleeuwen heD-
ben de Russische granaten ontelbare trech
ters in de aarde gewoeld. Aan den voet
van dezen heuvel rust de schaar van hel
den, die bij de bestorming op deze hoogten
viel. Aan gekruiste berkenstammen han
gen kransen uit nog groene varens en
Verdord eikenhout.
Met inkt staat op een bordje aan een
kruisstam geschreven: Hier rusten met
God
Verschillende Oorlogs
berichten.
Oostenrijksche oorlogsleening. Giste
ren is de inschrijving voor de Oostenrijk
sche oorlogsleening begonnen. Tevoren
zijn reeds talrijke aanmeldingen ingeko
men, zoowel van corporaties als particu
lieren, o.a. van aartshertog Friedrich voor
8 millioen kronen, van het bankiershuis
Rothschild voor 25 millioen. Op deze wijze
moet reeds vóór den inschrijvingsdag 400
millioen kronen zijn gewaarborgd.
De Japanners te Tsingtau. De Japan-
sche troepen zijn Tsingtau binnengerukt.
Er hebben verschillende plechtigheden
plaats gehad, o.a. een lijkdienst voor de
gesneuvelden.
Canada en de oorlog. Nu Engeland
besloten heeft een leger van twee millioen
soldaten aan te werven, zal Canada een
derde contingent zenden. Allen, die gere-
cruteerd en uitgerust kunnen worden, zul
len naar het front gaan. Het totaal bere
kent men op 150,000 man Canadeezen.
De verboden breikous. Duitsche vrou
wen breien thans overal en bij elke gele
genheid, waar zij maar kunnen, voor de
soldaten in het veld, zelfs onder den ver
velenden rit in de tram en tot in de kof
fiehuizen. Naar het „Berliner Tageblatt'
meedeelt, zal dit nu anders worden. De
directie van de Berlijnsche tram ziet in de
breinaalden een gevaar voor de andere
passagiers, en de conducteurs hebben lust
gekregen om de breiende dames er op te
wijzen, dat bij het schokken van den wa
gen, tuimelende passagiers zich zeer ge
makkelijk kunnen bezeeren aan de -scher
pe naalden, en dat het daarom het beste
is de breikous onder den rit op te bergen.
Koning Albert. Een bekend landge
noot, aldus meldt de „N. R. Ct.", die op
den dag van den val van het fort Waelhom
in Antwerpen was, sprak 's avonds een
Belgisch soldaat, die in het vuur geweest
was. Deze vertelde hem:
Ik stond in een loopgraaf, mijn zwager
eenige meters van mij verwijderd, tus
schen ons stond een stille, lange man. Wij
waren in een hevig infanteriegevecht ge
wikkeld nu en dan sprong er een gra
naat in de buurt. Plotseling werd irijn
zwager door een scherf getroffen, als een
bloedende massa zakte de arme kerel in
elkaar.
FEUILLETON.
(Het auteursrecht van deze vertaling Is
voorbehouden).
Weder -eenige weken later de winter
was reeds in aantocht en de bladeren
waren reeds van de boomen gevallen
traden juffrouw en jongejuffrouw Tarrot
het huis in de rue de laPompe bin
nen; zij werden ontvangen door Marcello,
die niet opgehouden had naar'haar te vra
gen. Het lieve kind had het verdriet ver
geten en dacht slechts aan de weldaden.
De beide bezoeksters wisten eerst niet
wat te zeggen, toen zij zich tegenover de
wees bevonden. Zeer groot voor haar ja
ren, wat nog meer uitkwam door heur
magere trekken en haar slanke gestalte,
gekleed in een eenvoudige maar smaak
volle blauwe ochtendjapon, had Marcelle
niets gemeen met het kind, dat de keuken
schoon hield van den drogistwinkel aan
het plein Montholon. De natuurlijke beval
ligheid, die ook haar moeder eigen was,
kwam veel beter uit in deze omgeving.
De nog wel roode maar toch fijne handen,
de zachte tint der kleine herstellende, het
gedistingeerde uiterlijk, dat uit haar gra
tie voortsproot, dat alles verwonderde de
dames Tarrot en dachten met zekeren
schrik aan de wijze, waarop zij vroeger
het verlaten kind hadden behandeld. Voor
de eerste maal kwam bij moeder Tarrot de
gedachte op, dat Marcelle, in plaats van
tot den werkmansstand te behooren, zoo
als zij uit den eenvoud harer kleederen
had opgemerkt, mogelijk wel voortsproot
uit een familie, die veel hooger op den
maatschappelijken ladder geplaatst was.
De ontevredenheid met zich zelve, welke
sinds de vlucht van het kind nog vermeer
derd was, openbaarde zich nu bij de dro-
giste in een scherp woord.
Ik begrijp, zeide zij na de eerste be
groeting, dat gij hier wel blijven wilt.;
Gij kunt hier leven zonder iets te doen,
terwijl gij bij arme lieden als ik moet
werken.
De tranen sprongen Marcelle in de oogen.
't Was niet om zulke bittere woorden te
hooren dat zij verlangd had haar bescherm
ster te zien. Zij wierp een spijtigen blik
op de deur die zich achter juffrouw Her
mine, wier kieschheid haar verbood bij
dit onderhoud aanwezig te blijven, gesle
ten had.
Waarom zegt gij mij dat? vroeg zij
met een smeekend gebaar. Gij weet wel,
juffrouw, dat ik altijd veel van u gehou
den heb en dat ik u nog van ganscher
harte bemin.
Vrouw Tarrot bewaarde het stilzwijgen.
Zooals bij de meeste slechte karakters was
het de harde waarheW, die haar het meest
kwelde. Verwijtingen zouden geen indruk
op haar hebben gemaakt, maar in tegen
spraak te worden gebracht met zich zelve,
aangetoond te zien, dat haar haar looze
woorden niet de gevoelens van haar hart
uitdrukten, maar koel de wrok vertolkten
van haar verbitterden geest... dat kon zij
niet verdragen.
Enfin, zeide zij met een gebaar,
dat alles, wat Marcelle nog zou kunnen
zeggen afwees, gij hadt genoeg van ons,
gij hebt andere beschermers gevonden, dal
is heel goed. Tracht ze lang te behouden
en speel hen niet dezelfde parten als ons
Dat is goed voor eens.
Marcelle boög het hoofd. Met de korte on
dervinding van haar acht jaren kon zij
nog niet strijden tegen de argumenten van
het wantrouwen.
Gelukkig mengde Louise zich nu in 't
gesprek.
Hebt gij fraaie kleeren? vroeg zij. Gij
gaat zeker naar de kostschool?
Neen, antwoordde Marcelle, ik blijf
bij juffrouw Hermine. Zoodra ik sterk ge
noeg ben, begint de arbeid, heeft zij ge
ze-gd.
Zult gij piano leeren spelen, vroeg
Louise weder, voor wie dit steeds een
dierbare maar altijd onvervulde wensen
geweest was.
Ik weet het niet. Dat zal van juf
frouw Hormine afhangen. Ik zou het wel
willen.
Ja, dat is ongetwijfeld aangenamer
dan de vaten te wasschen, hoewel het niet
zoo nuttig is. Maar ik hoop, dat juffrouw
Hermine u goed wat na zal laten, want
anders zult gij bezwaarlijk aan den kost
kunnen komen. Wees hier nu maar wat
meer onderdanig dan bij ons, want gij
zoudt meer verliezen dan gij weet, als ge
weer wegloopt. Men vindt niet vaak men-
schen, die geneigd zijn -kleine meisjes op
te nemen, als zij 's nachts komen aanbel
len. Dat zou je zeker geen tweede maal
gebeuren.
Louise, zeide Marcelle zacht, gij doet
mij leed en toch houd ik zoo van u.
Juffrouw Tarrot stond op.
Komaan, zeide zij, wij gaan. Gij zult
wel geen tijd hebben, om naar ons le ko
men, denk ik, en wij komen hier ook niet
terug.
Waarom? vroeg Marcelle naïf.
Omdat ik daar geen zin in heb! Ik heb
aan juffrouw Hermine al de papieren ge
geven, die ik voor je op zij had gelegd; 't
zijn er .maar weinige en gij zult er niet
veel wijzer door worden. Maar daar het
alles is, wat gij bezit, moet gij ze goed be
waren. Aan uw kleeren hebt gij, geloof ik,
geen gebrek; men heeft je andere gegeven.
Ik zal ze aan een arm kind geven....
Marcelle gevoelde al de scherpte der
laatste woorden, die haar als dolksteken
in het hart drongen.
Adieu, zeide Louise met haar scherpe
stem. Amuseer-j'e, meisje.
Zij bogen zich naar het meisje voorover
en omhelsde haar koel. Die vormelijke kus
bleef op Marcelle's wang rusten als een
smaad, en zoodra zij alleen was, streek zij
met den mouw langs het gelaat, als om ze
af te wisschen.
Welnu, zeide mejuffrouw Hermine,
nadat zij de juffrouwen Tarrot hartelijk
had uitgenoodigd terug te komen en nu
weder de kamer betrad.
U is goed, U, riep Marcelle in tranen
uitbarstend en zich zich aan den hals van
haar nieuwe vriendin vastklemmend.
Toen Rose, Vormelijk en stilzwijgend,
het tuinhek achter haar gesloten had, be
schouwden de beide vrouwen de kleine
villa, waarvan de eerste verdieping ach
ter het groen verdween, maar waarvan
de hoogere verdiepingen met haar blanke
gordijnen een indruk van welvaart en
voorspoed gaven.
Het moet je toch maar meeloopen,
zeide Louise droog.
Ondankbare! riep juffrouw Tarrot
uit, haar zakdoek zoekend. Ondankbare!
Hartelooze!
En zij barstte in tranen uit, terwijl haar
dochter de omnibus riep.
Men zag haar inderuedelaPompe
nooit weer.
HOOFDSTUK XVIII.
De goedheid van Rose.
Marcelle ging zienderoogen vooruit. Zij
wandelde nu reeds alle dagen. Des och
tends bezocht zij, 'voorzien van een klein
mandje, met Rose de verschillende leve
ranciers, terwijl juffrouw Hermine, die
laat opstond, haar toilet maakte. Des mid
dags maakte zij met de oude juffrouw ge
durende de mooiste uren van den dag een
wandeling in het Bois de Boulogne. Een
klein uurtje van dolee far nientc
voor het koesterend, vroolijk haardvuur,
ging daarna het diner vooraf. En dan
volgde, wat voor Marcelle 't aangenaamste
tijdstip van den dag was, het uurtje van
den arbeid, bij het licht der lamp, den ar
beid, die de verveling weert en de gedach
te bevolkt met een menigte van denkbeel
den.
(Wordt vervolgd.)