WOENSDAG
11
NOVEMBER.
I9I4.
BUITENLAND.
De Oorlog.
6e JAARGANG.
1547
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten li cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post fl.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2V3 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
Ingezonden mededeellngen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Een vergissing?
Dc rubriek ,,Van dag tot dag in het
„libld." wordt o zoo lief geschreven, 't Is
alles fondant en anisette wat men er te ge
nieten krijgt.
Af en toe echter schiet de pen van den
liefelijken auteur wel eens uit. Zoo schreef
hij gisteren
„Voorwaar, het menschenwee in dezen
afgrijselijken oorlog rijst op ten hemel, ge
tuigend tegen Christendom en beschaving."
Zoo'n scheut azijn in de anisette proef je
dadelijk, hè?
Alle gekheid op een stokje: hoe komt de
„Van-dag-tot-dag"vuller er bij, om van een
aanklacht tegen het Christendom te durven
getuigen?
Tegen de beschaving, dat is tot daaraan-
toe, want om strijd verklaren alle oorlog
voerende mogendheden, dat juist zij zoo
vechten in 't belang der beschaving, welke
aldus in een vreemd daglicht komt te
staan.
Maar tegen het Christendom!
Druischen niet alle leerstellingen van het
Christendom regelrecht in tegen een krijg
als we thans aanschouwen?
En zou er wel oorlog bestaan indien de
wereld naar de stem van het Christendom
wilde luisteren?
Ja, zou de wereldbrand niet terstond ge-
bluscht worden, indien het Christendom
het ware, volle Christendom van de.Ka
tholieke Kerk algemeen gehoor zou vin
dt n
Op al deze dingen zijn wij reeds meeruia-
len breedvoerig ingegaan, zoodat wij met
deze vragen kunnen volstaan.
Wijl nu juist in „Van dag tot dag" meer
malen zoo vriendelijk over de Christelijke
beginselen werd georeerd, willen we aan
nemen, dat de schrijver zich ditmaal.... ver
gist heeft.
Hij staat immers zoo graag met a 1 zijn
lezers, ook die van Christelijken huize, op
een goeden voet wat echter wel eens las
tig te bereiken valt. De ware aard open
baart zich toch zoo nu en dan.
V Naar aanleiding van een
vraag.
Op hoogen toon leest de gep. luit.-gen.
W. G. T. Snijders het -antir. Kamerlid
Dujmiaer van Twist de les naar aanleiding
van diens aan den minister van Oorlog ge
stelde vraag, of niet op ruimer schaal dan
tot nu toe, verloven aan militairen kunnen
worden verleend, en zoo ja, of de minister
dan bereid is een regeling te treffen, waar
bij „zooveel mogelijk rekening wordt ge
houden met de maatschappelijke belangen
van hen, die met de mobilisatie zijn onder
de wapenen geroepen."
De gep. luitenant-generaal permitteert
zich den heer Duymaer van Twist een
reeks persoonlijke hatelijkheden
naar het hoofd te slingeren, omdat deze
aan de regeering een vraag heeft gesteld,
die men moge er over denken zoo men
wil toch in ieder geval z a k e 1 ij k is.
Men moet al erg zwartkijken om in die
vraag een persoonlijk verwijt aan
het adres van den Minister van Ooi'log te
lezen.
Luit.-gen. Snijders schrijft o. m.: Zijn
(des heeren v. Twist's) optreden heeft geen
zin, wanneer het niet beteekent, dat hij
van oordeel is, dat die ruimere verloven
kunnen, jamoeten worden verleend.
Deze conclusie is o. i. volstrekt niet juist.
Kan de heer Duymaer van Twist zijn vraag
een vraag, die onder het volk her
haaldelijk wordt gesteld niet tot de
regeering ihebben gericht om door het uit
lokken van een klaar en onomwonden ant
woord den onder het volk in werkelijkheid
bestaanden twijfel omtrent de strikte nood
zakelijkheid van de regeeringsmaatregelen
te doen ophouden, om te voorkomen,
dat uit dien twijfel, als hij niet wordt weg
genomen, ontevredenheid wordt geboren?
Zoo beschouwd en er bestaat toch alle
reden voor om haar zoo te beschouwen
is 's heeren Duymaer van Twist vraag ons
inziens, zooals wij reeds zeiden, een zeer
sympathieke vraag.
De Duitschers in Frankrijk
en België.
Een voor een zien de Belgen hun mooiste
steden een prooi van de vlammen worden.
Thans schijnt Yperen weer aan de ver
nietiging prijsgegeven. Althans seinde de
oorlogscorrespondent van de „Daily Chro
nicle" bij het Belgische leger Maandag
volgens een Londensch telegram aan de
„N. R. Ct.":
Yperen staat in brand en een groot ge
deelte van deze schoone, oude Vlaamsche
stad is verwoest. Vroeg in den morgen
slaagden de Duitschers er in de stad onder
het vuur van hun zware geschut te nemen
en er de 11 en 13 duimsgranaten in te w er
pen.
Geen menschenlevens gingen echter ver
loren, aangezien de stad geheel verlaten
was. Eon zee-officier, die 's morgens uit
Yperen vertrokken was, zeide, dat een
oude, kreupele Vlaamsche vrouw en een
hond de eenige, achtergebleven levende
wezens waren. De vrouw trachtte met em
mers water tevergeefs het laaiende vuur
te blusschen. Aangewakkerd door een
noordooster bries, lekten de vlammen gre
tig langs de huizen, welke voor het mee-
rendeel van hout waren. Spoedig was het
westelijke gedeelte van de stad een laaien
de puinhoop geworden.
Tien tot twintig granaten in de minuut
vielen er. Het waren granaten met groot
ontploffingsvermogen en ook enkele brand
stichtende projectielen waren er onder.
Het doelwit van de door de Duitschers be
oogde vernieling scheen vooral de Waag
te zijn. De toren van de St.-Martijnskathe-
draal is ook gedeeltelijk vernield. In de
noordelijke wijken van de stad, waar vele
mooie, oude huizen staan, hebben de brand
en de granaten eveneens groote schade
aangericht.
De Duitschers zijn nog voortdurend be
zig zich in het Noorden van Vlaanderen
door verdedigingswerken te beveiligen, zoo
meldde gisteren een telegram uit Sluis
aan de „Tel."
We hooren gansch Noord-Vlaanderen
door hevige ontploffingen. De Duitschers
doen bruggen springen. Ze deden het gis
teren te Schaweys en met de Lievebrug ten
Noorden van Maldeghem. Heden is de
Stroobrug aan de beurt, waarover de tram
BreskensMaldeghem reed en die dus
zeer hecht was. Deze bruggen en nog veel
andere liggen over de Leopoldsvaart.
Geschut werd op verschillende plaatsen
opgesteld in 't Landen, aan de duinen.
Een Engelsche of Fransche aviateur
wierp bommen op Blankenberghe. Zijn
doel was een afdeeling Duitschers op den
Uitkerkschen Steenweg: Een bom ontplof
te bij het hotel „Willem Teil doodde een
knaap van ongeveer 10 jaar en kwetste
een burger, die voor de deur van zijn wo
ning stond. Een tweede bom trof het ver-
eenigingslokaal der Liberale Partij „Ons
Huis", in de Sergeant de Bruynestraat.
De voorgevel van het ruim en hoog ge
bouw werd neergeworpen. Hierbij werden
j^een personen getroffen.
Dat er te Blankenberghe, hetwelk onder
den vreeselijken slag geweldig daverde,
een groot aantal ramen gesprongen zijn,
spreekt vanzelf.
De Duitschers hebben de lange, brecde
pier met het restaurant op het uiteinde,
in brand gestoken; hetzelfde gebeurde met
iiet havenhoofd, de geliefde wandelplaats
der badgasten. De woningen op den dijk
zijn hier, zoowel als in de andere badste
den, ontruimd.
Yperen is nog steeds aan de verbonde
nen, de bevolking heeft deze stad grooten-
deels verlaten, uit voorzorg voor het bom
bardement.
Achter de heuvels van Kemmelen, in
Cats, zag men dezelfde tooneelen als on
langs aan de Nederlandsche grens, 't Was
de uittocht van duizenden bewoners van
Zuid-Vlaanderen; een lange stoet zwaar-
bepakte vermoeide mannen, vrouwen en
kinderen. Slechts de gelukkigen konden
een plaatsje krijgen op een militairen
ti'ein.
De lijnen van Noord-Frankrijk-Armen-
tières-Hazebroek-Sommer-Calais en Haze-
broek-Duinkerken en andere worden na
tuurlijk voor militaire doeleinden ge
bruikt. Een bombardement van Yperen za!
ook de kunst heel wat schade doen. Geen
straat in de oude stad zonder een aantal
merkwaardige gebouwen.
Aan de Yser houden de Duitschers nog
St. Joris bezet (in het Fransch St Geor
ges), grootendeels verwoeste dorpjes aan
deze zijde der rivier. Het is in dat gebied
stil. Hoorden we gisteren nog zeegeschut,
vandaag dringt geen enkel geluid vandaar
door.
Dat de Duitschers den toestand niet roos
kleurig inzien, blijkt uit de uitlatingen van
vele soldaten en ook uit de woorden, welke
ik heden van een Duitsch officier opving:
„Wij kunnen hier in België wel vier maan
den zitten."- Waarom, dat verklaarde hij
niet.
De „Emden" vergaan.
De Duitscho kruiser „Emden" is vergaan
bij de Cocos- (Keeling) eilanden in den In-
dischen Oceaan. Het schip is gezonken; de
verliezen aan levens zijn belangrijk, aldus
een telegram uit Londen.
Na de Engelsche handelsvloot enorme
schade te hebben toegebracht en een Rus
sische kruiser en Franschen torpedojager
in den grond geboord te hebben, is de klei
ne kruiser „Emden" dan ten slotte ver
nield.
Van de kaap-tochten van de „Emden",
onder bevel van kapitein-ter-zee Von Mül-
ler hebben wij reeds herhaalde malen mel
ding gemaakt. Wij volstaan dus thans met
nog even eenige technische bijzonderhe
den van dit oorlogsschip, waarover ook de
Engelschen met bewondering spraken, in
herinnering te brengen.
De „Emden" liep in 1908 van stapel. De
waterverplaatsing was 3650 ton. De tur
binemachines ontwikkelden 13,500 P.K. en
gaven aan het schip een snelheid van
24 1/2 knoop. De bewapening bestond uit
twaalf kanonnen van 10.5 cM. en vier van
5.2 cM. Voorts waren er twee machinege
weren en twee onderwaterlanceerbuizen.
De kolenvoorraad was 850 ton.
De bemanning bestond uit 360 man.
De Cocos-eilanden liggen in den Indi-
schen Oceaan, op 12 gr. 5 m. Z.B. en
95 gr. 53 m. O.L. ten Zuidwesten van Java;
het zijn de eilanden Horsburg en Keeling
en eenige kleinere eilanden; zij worden be
woond door Engelsche en Maleische kolo
nisten. In 1857 werden zij door de Engel
schen in bezit genomen, om er een kolen
station van te maken. Het eiland Keeling
is een kolenstation tusschen Ceylon en
Australië.
De „Königsberg" ingesloten.
De Eng. adm. bericht dat de Duitsche
kruiser „Königsberg" in de monding van
de Rufyi (in Duitsch Oost-Afrika) opgeslo
ten is doordat men aan de monding een
kolenschip in de rivier heeft doen zinken.
De „Königsberg" behoort, evenals de
„Emden", tot de lflasse der kleine kruisers,
de waterverplaatsing is echter 3400 ton,
terwijl de bewapening bestaat uit 10 kanon
nen van 10 cM. en 8 van 5 cM.
De Russen.
In Polen schijnen de Duitschers een nieu
wen inval te beramen en wel uit het Zui
delijk gedeelte van Oost-Pruisen. Toen Von
Hindenburg's leger bij Warschau versla
gen was, vluchtte een gedeel.c
daarvan in Noordelijke i'ichting en be
reikte bij Soldau de Pruisische grens, na
r.cg al wat geleden te hebben van de ver
volging der Russen.
Toch schijnt de troepensterkte, die daar
Oost-Pruisen heeft bereikt, nog vrij aan
zienlijk te zijn geweest. Naar die streek
worden nu van het Westelijk front groote
cavalerie-afdeelingen gezonden. Zij zullen
waarschijnlijk tot taak hebben de Russen
te verontrusten voor het waarschijnlijke
geval, dat deze ten Z. van de Weichsel de
Pruisische provinciën Posen en Silezië zul
len binnendringen.
Het is nu maar de vraag, of door de
Russen genoeg troepen kunnen worden af
gezonderd om deze Duitsche afdeelingen in
bedwang te houden, iets wat, als het bij
Lyck en Goldap over de Pruisische grens
trekkende Russische leger zich niet weer
laat terugslaan, later van rechtswege tot
de taak van dat deel der Russische strijd
macht behoort.
In Oost-Galicië en de aangrenzende Rus
sische provincie Bessarabië hebben intus-
schen samentrekkingen van sterke Russi
sche troepen plaats.
Turkije op. het Oorlogspad.
Uit de proclamatie, waarmede Tsaar Ni-
lcolaas den oorlogstoestand tusschen Rus
land en Turkije bekend maakt, blijkt, dat
ook deze Keizer thans wil overgaan tot da
„oplossing der historische, hem door zijn
voorouders nagelaten problemen, aan de
kusten der Zwarte Zee." Dat wil zeggen,
dat de Russische regeering de inbezitne
ming van Konstantinopel als het doel van
dezen strijd met Turkije aanziet.
Geheel in overeenstemming met de bepa
lingen van het al of niet-apocryfe testament
van Peter den Groote, en met de staatkun
de, die sedert Catharina II door Rusland
is gevolgd.
De eerste gevechten tusschen Russen en
Turken hebben reeds plaats gehad; doch
ook daar gaat het als op andere oorlogstoo-
neelen: beide partijen schrijven zich de
overwinning toe. Van Turksche zijde wordt
gemeld, dat in den strijd, die twee dagen
aan de Russische grens gewoed heeft de
Russen volkomen werden verslagen. De
Russen daarentegen melden, dat de Turken
een stelling bij Koeprikoei, die de Russen
den vorigen dag hadden genomen, poogden
te hernemen, doch daarbij werden afgesla
gen. En dat de Turken daarna werden op
de vlucht geslagen.
Zulke tegenspraken maken het begrijpen
van den toestand niet heel gemakkelijk.
Want dat in een gevecht beide partijen de
overwinning behalen, kwam tot nog toe niet
voor.
Christiaan de Wet
Christiaan de Wet. Welke herinneringen
roept die naam niet op bij de meesten on
zer lezers. Het is nauwelijks een dozijn
jaren geleden, dat zijn naam op het gan-
sche vasteland van Europa op aller lippen
zweefde.
De Wet heeft nu, om redenen, die voor
ons nog in het duister liggen (het Engel
sche tclegraafagentschap heeft ze ons waar
schijnlijk met opzet verzwegen), de vaan
des opstands tegen Engeland ontplooid en
nu een Reuter-telegram in de verdoezelen
de zinswendingen, waarmee wij pit den
tijd van den Boeren-oorlog nog zoo goed
vertrouwd zijn, ons weer van zijn gevech
ten vertelt, wordt in ons de herinnering
wakker aan de geestdrift, die indertijd de
daden van de Wet in ons hebben gewekt,
toen hij als een held den dapperen strijd
streed voor de onafhankelijkheid van een
kleine natie.
Uit Pretoria1 seint Reuter: Generaal de
Wet is in gevecht gewikkeld geweest met
een klein regeeringscommando onder bevel
van Cronjé, lid van den volksraad, en heeft
het commando uiteengeslagen.
Gedurende het gevecht is een zoon van
De Wet gesneuveld.
Een officieel bericht uit Pretoria meldt:
Cronjé, het lid van den volksraad, rappor
teert, dat hij eergisterenmorgen met een
klein regeeringscommando Winburg (in
het hart van den Vrijstaat) verliet, nadat
hem bevolen was zich met andere kleine
commando's in de buurt te vereenigen.
De Wet, die in de nabijheid met 2000 op
standelingen gesignaleerd was, vic-1 Cronjé
aan de brug over de Zand rivier bij Doorn-
burg aan, met het resultaat, dat Cronjé 20
man gevangen nam, waarvan lt gewon-
FEUILLETON.
In 's levens maalstroom.
(Het auteursrecht van deze vertaling is
voorbehouden).
19)
Ontmoedigd, met gebogen hoofd, onbe
stemd naar den dood verlangend, trad zij
bij juffrouw 'l'arrot binnen.
Waar heb je gezeten, dat je zoo laat
terug komt? vroeg vrouw Tarrot verstoord,
zoodra deze haar bemerkte. Heb je naar de
winkels loopen kijken?
Neen, juffrouw, antwoordde Marcelle
in alle oprechtheid.
Hoort zoo'n leugenaarster eens, zeide
Louise sarcastisch.
Marcelle zeide niets. Zij had besloten,
nooit te bekennen waar zij geweest was.
Zij zou zich liever honderdmaal voor leuge
naarster laten uitmaken, dan van haar be
zoek aan de St. Vincentiuskerk te spreken.
Zij werd beknord en luisterde met gebogen
hoofd zonder tegen te spreken.
Zij heeft een slecht karakter, merkte
Louise op, toen zij, na het eten,Marcelle
naar haar kamertje had gezonden, om
baar niet in hare omgeving te zien.
Ik weet niet, hoe ik het met haar heb,
antwoordde vrouw Tarrot. Vroeger was
z'j nooit zoo.
Dat komt omdat zij jaloersch is, zeide,
de lieftallige dochter. Zij is bedorven, gii
hebt haar behandelt als uw dochter en fcij
heeft gedacht, dat het altijd zoo duren zou.
Het spijt mij wel, mij met haar op
voeding belast te hebben, besloot de dro-
giste, maar 't was om jou te pleizieren.
Kon ik weten, dat het zoo verkeerd
zou uitloopen? vroeg Louise schouder op
halend.
Juffrouw Tarrot antwoordde niets. Zij
was reeds eenigeou tijd niet meer de sterk
ste partij in den familieraad.
Den volgenden dag kreeg Louise, na het
diner, plotseling zin, zelf haar kamer eens
in orde te brengen.
't Was niet laat, want men had vroeg
gegeten, maar een stortregen kletterde te
gen de ruiten en mankte het zoo somber
of het reeds tien uur was. Het was des
middags geonweerd; die bui was wel over
gedreven, maar men zag het toch nog af
en toe weerlichten.
Op het plein van Montholm was daarvan
niets te merken. De straatlantaarns beef
den wel onder de windstooten, maar het
uitgaande Parijs laat zich niet zoo gauw
terugschrikken; het geratel der rijtuigen
overstemde er het doffe' gerommel van
den donder.
Louise nam een kaars en ging naar bo
ven, terwijl haar moeder indommelde
over een roman uit de leesbibliotheek.
Marcelle maakte het tafelgerei aan kant.
Louise was spoedig gereed met haar
liefhebberijarbeid; er was niet veel te doen
in het kleine vertrek. Haar ijver was dan
ook nog niet bekoeld en zij verzon wat zij
doen kon. Zij kreeg een idee.
Ik geloof, zeide zij bij zich zelve, dat
die sloddervos van een Marcelle nooit haar
kamertje opruimt.
Zij opende de deur van het vertrekje,
waal' de arme wees een bedje had staan,
dat haar spoedig te kort zou zijn, en een
oude stoel. Op de stoel trok een houten
doosje de aandacht van Louise. Zij opende
het, zich afvragend, wat de kleine daarin
wel verborg.
Zij haalde er eenige kleine lapjes bene
vens een stukje karton uit, waarom wat
garen was gewonden. Op den bodem lag
in een papier gevouden, iets hards; zij
keek het pakje na en vond er drie s o u s in.
Een hevige toorn greep haar aan. Zon
der verder na te denken en zich bepalend
bij de eerste gedachte, die bij haar was op
gekomen, ijlde zij de trap af, haar moeder
verschrikt doende ontwaken en de kat weg
jagend, die uit vrees onder een kast kroop.
Zij greep Marcelle bij den arm en vroeg,
haar de geldkistjes toonend:
Waar hebt gij dat gestolen, zeg?
Marcelle sprong op, werd bleek, en zag
Louise met haar onschuldige oogen vol
verontwaardiging aan. Haar lippen tril
den, zij wilde antwoordden, maar haar keel
weigerde geluid te geven.
Is het uit de lade genomen of hebt gij
't bij 't boodschappen doen naar een hoekje
van je mandje doen verhuizen, vervolgde
Louise, meer en meer van de waarheid
harer beschuldiging overtuigd door het stil
zwijgen van Marcelle, dat zij beschouwde
als voor te komen uit schaamte.
Marcelle schudde ontkennend het hoofd
en bewoog de lippen,* maar weder zonder
geluid te geven.-
Waar hebt gij dat geld gevonden?
vroeg moeder Tarrot, die de zaak nog niet
goed begreep.
In een doosje bij haar bed, waar zij het
verborgen had, antwoordde haar dochter.
De wees had eindelijk de spraak terug
gekregen.
't Is mijn geld, zeide zij, dat men mij
geeft als ik boodschappen doe. 't Is om een
nieuw bord te koopen.
Dat is niet waar, kleine leugenaarster!
riep Louise als buiten zich zelve uit.
Zij gevoelde wel, dat het best waar kon
zijn, maar, woedend, dat zij aan dit een
voudige antwoord niet had gedacht, wilde
zij niet bekennen, dat zij zich vergist had.
Zij zou daar misschien aan die kleine ver
geving moeten vragen? Nooit van haar le
ven!
't Is wel waar! antwoordde Marcelle
op uitdagenden toon. Haar zachtheid ging
over in een soort van woede tegenover die
voortdurende beschuldigingen van ondeug
den, waarvan zij zelfs nooit gedacht had.
't Is wel waar! Gij zijt de leugenaarster!
Louise hief haar hand op om te slaan,
maar haar moeder hield haar arm terug.
Zij wrong zich los, niet willende toonen,
dat zij voor deze tegenwerking bezweek.
Haar woede was nog verre van bedaard,
en Marcelle zoo minachtend mogelijk aan
ziende slingerde zij haar met saamgeklemdc
tanden het onteerend woord in 't gelaat:
Dievegge! Ha, een zwervelinge, die uit
liefdadigheid opgenomen wordt en haar
weldoenster besteelt!
De kleine wees zag eerst Louise, daarna
vrouw Tarrot aan, keek de kleine win
kel, waar zij meer dan vier jaar had door
gebracht, eens rond, en gevoelde, dat die
vertoornde gezichten, die muren zelfs, ge
tuigen als zij waren van de schreeuwendste
onrechtvaardigheid, haar verfoeilijk wer
den.
Ik een dievegge, riep zij. O!
Zij bedekte haar eerlijk gelaat, rood van
verontwaardiging, niet met haar handen,
maar wendde zich fier naar haar voor
malige beschermster, die haar thans zoo
wreed vervolgde.
Gij handelt slecht, zeer slecht, zeide,
zij. God zal u er voor straffen!
En voor vrouw Tarrot voorzien kon, wat
zij ging doen, opende zij do deur en ijlde de
straat op. De drogiste wilde haar naloo-
pen, maar haar dochter hield haar terug.
Zij zal wel terug komen, sprak deze
met een boosaardigen lach, zij zal wel gauw
terugkomen. Zij zal zoo ver niet gaan.
Gij zijt hardvochtig geweest, sprak de
moeder ontevreden. Ik vrees, dat gij een
slecht hart hebt, Louise.
Neen moeder, zij heeft een slecht ka
rakter, omdat gij haar bedorven hebt, ant
woordde het jaloersche schepsel.
In den grond van haar hart wist zij het
wel, dat het de ijverzucht was. die haar
er toe dreef, aldus te handelen jegens de
wees, die zij zelve aan den moederlijken
haard gevoerd had. Zij had Marcelle be
mind als een groote pop, die geheel aan
haar zelve behoorde. Marcelle beschouwde
zij, als zijnde van haar, zooals ieder ander
voorwerp, dat men op straat vindt en me-
deneemt, omdat het zonder waarde is.
Maar opgroeiend, openbaarde zich haar
zucht naar ovcrheersching en werd zij
wreed jegens het kind.
Het speelgoed had klaarblijkelijk onge
lijk. Had dat verlaten kind opgenomen
door de liefdadigheid, zich niet gelukkig
moeten achten genoegen te verschaffen en
in alles toe te geven aap haar bescherm
ster.
(Wordt vervolgd.)