WOENSDAG 11 NOVEMBER. I9I4. BUITENLAND. De Oorlog. 6e JAARGANG. 1547 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten li cent per week, fl.45 per kwartaal. Franco per post fl.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2V3 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent Ingezonden mededeellngen van 1-5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Een vergissing? Dc rubriek ,,Van dag tot dag in het „libld." wordt o zoo lief geschreven, 't Is alles fondant en anisette wat men er te ge nieten krijgt. Af en toe echter schiet de pen van den liefelijken auteur wel eens uit. Zoo schreef hij gisteren „Voorwaar, het menschenwee in dezen afgrijselijken oorlog rijst op ten hemel, ge tuigend tegen Christendom en beschaving." Zoo'n scheut azijn in de anisette proef je dadelijk, hè? Alle gekheid op een stokje: hoe komt de „Van-dag-tot-dag"vuller er bij, om van een aanklacht tegen het Christendom te durven getuigen? Tegen de beschaving, dat is tot daaraan- toe, want om strijd verklaren alle oorlog voerende mogendheden, dat juist zij zoo vechten in 't belang der beschaving, welke aldus in een vreemd daglicht komt te staan. Maar tegen het Christendom! Druischen niet alle leerstellingen van het Christendom regelrecht in tegen een krijg als we thans aanschouwen? En zou er wel oorlog bestaan indien de wereld naar de stem van het Christendom wilde luisteren? Ja, zou de wereldbrand niet terstond ge- bluscht worden, indien het Christendom het ware, volle Christendom van de.Ka tholieke Kerk algemeen gehoor zou vin dt n Op al deze dingen zijn wij reeds meeruia- len breedvoerig ingegaan, zoodat wij met deze vragen kunnen volstaan. Wijl nu juist in „Van dag tot dag" meer malen zoo vriendelijk over de Christelijke beginselen werd georeerd, willen we aan nemen, dat de schrijver zich ditmaal.... ver gist heeft. Hij staat immers zoo graag met a 1 zijn lezers, ook die van Christelijken huize, op een goeden voet wat echter wel eens las tig te bereiken valt. De ware aard open baart zich toch zoo nu en dan. V Naar aanleiding van een vraag. Op hoogen toon leest de gep. luit.-gen. W. G. T. Snijders het -antir. Kamerlid Dujmiaer van Twist de les naar aanleiding van diens aan den minister van Oorlog ge stelde vraag, of niet op ruimer schaal dan tot nu toe, verloven aan militairen kunnen worden verleend, en zoo ja, of de minister dan bereid is een regeling te treffen, waar bij „zooveel mogelijk rekening wordt ge houden met de maatschappelijke belangen van hen, die met de mobilisatie zijn onder de wapenen geroepen." De gep. luitenant-generaal permitteert zich den heer Duymaer van Twist een reeks persoonlijke hatelijkheden naar het hoofd te slingeren, omdat deze aan de regeering een vraag heeft gesteld, die men moge er over denken zoo men wil toch in ieder geval z a k e 1 ij k is. Men moet al erg zwartkijken om in die vraag een persoonlijk verwijt aan het adres van den Minister van Ooi'log te lezen. Luit.-gen. Snijders schrijft o. m.: Zijn (des heeren v. Twist's) optreden heeft geen zin, wanneer het niet beteekent, dat hij van oordeel is, dat die ruimere verloven kunnen, jamoeten worden verleend. Deze conclusie is o. i. volstrekt niet juist. Kan de heer Duymaer van Twist zijn vraag een vraag, die onder het volk her haaldelijk wordt gesteld niet tot de regeering ihebben gericht om door het uit lokken van een klaar en onomwonden ant woord den onder het volk in werkelijkheid bestaanden twijfel omtrent de strikte nood zakelijkheid van de regeeringsmaatregelen te doen ophouden, om te voorkomen, dat uit dien twijfel, als hij niet wordt weg genomen, ontevredenheid wordt geboren? Zoo beschouwd en er bestaat toch alle reden voor om haar zoo te beschouwen is 's heeren Duymaer van Twist vraag ons inziens, zooals wij reeds zeiden, een zeer sympathieke vraag. De Duitschers in Frankrijk en België. Een voor een zien de Belgen hun mooiste steden een prooi van de vlammen worden. Thans schijnt Yperen weer aan de ver nietiging prijsgegeven. Althans seinde de oorlogscorrespondent van de „Daily Chro nicle" bij het Belgische leger Maandag volgens een Londensch telegram aan de „N. R. Ct.": Yperen staat in brand en een groot ge deelte van deze schoone, oude Vlaamsche stad is verwoest. Vroeg in den morgen slaagden de Duitschers er in de stad onder het vuur van hun zware geschut te nemen en er de 11 en 13 duimsgranaten in te w er pen. Geen menschenlevens gingen echter ver loren, aangezien de stad geheel verlaten was. Eon zee-officier, die 's morgens uit Yperen vertrokken was, zeide, dat een oude, kreupele Vlaamsche vrouw en een hond de eenige, achtergebleven levende wezens waren. De vrouw trachtte met em mers water tevergeefs het laaiende vuur te blusschen. Aangewakkerd door een noordooster bries, lekten de vlammen gre tig langs de huizen, welke voor het mee- rendeel van hout waren. Spoedig was het westelijke gedeelte van de stad een laaien de puinhoop geworden. Tien tot twintig granaten in de minuut vielen er. Het waren granaten met groot ontploffingsvermogen en ook enkele brand stichtende projectielen waren er onder. Het doelwit van de door de Duitschers be oogde vernieling scheen vooral de Waag te zijn. De toren van de St.-Martijnskathe- draal is ook gedeeltelijk vernield. In de noordelijke wijken van de stad, waar vele mooie, oude huizen staan, hebben de brand en de granaten eveneens groote schade aangericht. De Duitschers zijn nog voortdurend be zig zich in het Noorden van Vlaanderen door verdedigingswerken te beveiligen, zoo meldde gisteren een telegram uit Sluis aan de „Tel." We hooren gansch Noord-Vlaanderen door hevige ontploffingen. De Duitschers doen bruggen springen. Ze deden het gis teren te Schaweys en met de Lievebrug ten Noorden van Maldeghem. Heden is de Stroobrug aan de beurt, waarover de tram BreskensMaldeghem reed en die dus zeer hecht was. Deze bruggen en nog veel andere liggen over de Leopoldsvaart. Geschut werd op verschillende plaatsen opgesteld in 't Landen, aan de duinen. Een Engelsche of Fransche aviateur wierp bommen op Blankenberghe. Zijn doel was een afdeeling Duitschers op den Uitkerkschen Steenweg: Een bom ontplof te bij het hotel „Willem Teil doodde een knaap van ongeveer 10 jaar en kwetste een burger, die voor de deur van zijn wo ning stond. Een tweede bom trof het ver- eenigingslokaal der Liberale Partij „Ons Huis", in de Sergeant de Bruynestraat. De voorgevel van het ruim en hoog ge bouw werd neergeworpen. Hierbij werden j^een personen getroffen. Dat er te Blankenberghe, hetwelk onder den vreeselijken slag geweldig daverde, een groot aantal ramen gesprongen zijn, spreekt vanzelf. De Duitschers hebben de lange, brecde pier met het restaurant op het uiteinde, in brand gestoken; hetzelfde gebeurde met iiet havenhoofd, de geliefde wandelplaats der badgasten. De woningen op den dijk zijn hier, zoowel als in de andere badste den, ontruimd. Yperen is nog steeds aan de verbonde nen, de bevolking heeft deze stad grooten- deels verlaten, uit voorzorg voor het bom bardement. Achter de heuvels van Kemmelen, in Cats, zag men dezelfde tooneelen als on langs aan de Nederlandsche grens, 't Was de uittocht van duizenden bewoners van Zuid-Vlaanderen; een lange stoet zwaar- bepakte vermoeide mannen, vrouwen en kinderen. Slechts de gelukkigen konden een plaatsje krijgen op een militairen ti'ein. De lijnen van Noord-Frankrijk-Armen- tières-Hazebroek-Sommer-Calais en Haze- broek-Duinkerken en andere worden na tuurlijk voor militaire doeleinden ge bruikt. Een bombardement van Yperen za! ook de kunst heel wat schade doen. Geen straat in de oude stad zonder een aantal merkwaardige gebouwen. Aan de Yser houden de Duitschers nog St. Joris bezet (in het Fransch St Geor ges), grootendeels verwoeste dorpjes aan deze zijde der rivier. Het is in dat gebied stil. Hoorden we gisteren nog zeegeschut, vandaag dringt geen enkel geluid vandaar door. Dat de Duitschers den toestand niet roos kleurig inzien, blijkt uit de uitlatingen van vele soldaten en ook uit de woorden, welke ik heden van een Duitsch officier opving: „Wij kunnen hier in België wel vier maan den zitten."- Waarom, dat verklaarde hij niet. De „Emden" vergaan. De Duitscho kruiser „Emden" is vergaan bij de Cocos- (Keeling) eilanden in den In- dischen Oceaan. Het schip is gezonken; de verliezen aan levens zijn belangrijk, aldus een telegram uit Londen. Na de Engelsche handelsvloot enorme schade te hebben toegebracht en een Rus sische kruiser en Franschen torpedojager in den grond geboord te hebben, is de klei ne kruiser „Emden" dan ten slotte ver nield. Van de kaap-tochten van de „Emden", onder bevel van kapitein-ter-zee Von Mül- ler hebben wij reeds herhaalde malen mel ding gemaakt. Wij volstaan dus thans met nog even eenige technische bijzonderhe den van dit oorlogsschip, waarover ook de Engelschen met bewondering spraken, in herinnering te brengen. De „Emden" liep in 1908 van stapel. De waterverplaatsing was 3650 ton. De tur binemachines ontwikkelden 13,500 P.K. en gaven aan het schip een snelheid van 24 1/2 knoop. De bewapening bestond uit twaalf kanonnen van 10.5 cM. en vier van 5.2 cM. Voorts waren er twee machinege weren en twee onderwaterlanceerbuizen. De kolenvoorraad was 850 ton. De bemanning bestond uit 360 man. De Cocos-eilanden liggen in den Indi- schen Oceaan, op 12 gr. 5 m. Z.B. en 95 gr. 53 m. O.L. ten Zuidwesten van Java; het zijn de eilanden Horsburg en Keeling en eenige kleinere eilanden; zij worden be woond door Engelsche en Maleische kolo nisten. In 1857 werden zij door de Engel schen in bezit genomen, om er een kolen station van te maken. Het eiland Keeling is een kolenstation tusschen Ceylon en Australië. De „Königsberg" ingesloten. De Eng. adm. bericht dat de Duitsche kruiser „Königsberg" in de monding van de Rufyi (in Duitsch Oost-Afrika) opgeslo ten is doordat men aan de monding een kolenschip in de rivier heeft doen zinken. De „Königsberg" behoort, evenals de „Emden", tot de lflasse der kleine kruisers, de waterverplaatsing is echter 3400 ton, terwijl de bewapening bestaat uit 10 kanon nen van 10 cM. en 8 van 5 cM. De Russen. In Polen schijnen de Duitschers een nieu wen inval te beramen en wel uit het Zui delijk gedeelte van Oost-Pruisen. Toen Von Hindenburg's leger bij Warschau versla gen was, vluchtte een gedeel.c daarvan in Noordelijke i'ichting en be reikte bij Soldau de Pruisische grens, na r.cg al wat geleden te hebben van de ver volging der Russen. Toch schijnt de troepensterkte, die daar Oost-Pruisen heeft bereikt, nog vrij aan zienlijk te zijn geweest. Naar die streek worden nu van het Westelijk front groote cavalerie-afdeelingen gezonden. Zij zullen waarschijnlijk tot taak hebben de Russen te verontrusten voor het waarschijnlijke geval, dat deze ten Z. van de Weichsel de Pruisische provinciën Posen en Silezië zul len binnendringen. Het is nu maar de vraag, of door de Russen genoeg troepen kunnen worden af gezonderd om deze Duitsche afdeelingen in bedwang te houden, iets wat, als het bij Lyck en Goldap over de Pruisische grens trekkende Russische leger zich niet weer laat terugslaan, later van rechtswege tot de taak van dat deel der Russische strijd macht behoort. In Oost-Galicië en de aangrenzende Rus sische provincie Bessarabië hebben intus- schen samentrekkingen van sterke Russi sche troepen plaats. Turkije op. het Oorlogspad. Uit de proclamatie, waarmede Tsaar Ni- lcolaas den oorlogstoestand tusschen Rus land en Turkije bekend maakt, blijkt, dat ook deze Keizer thans wil overgaan tot da „oplossing der historische, hem door zijn voorouders nagelaten problemen, aan de kusten der Zwarte Zee." Dat wil zeggen, dat de Russische regeering de inbezitne ming van Konstantinopel als het doel van dezen strijd met Turkije aanziet. Geheel in overeenstemming met de bepa lingen van het al of niet-apocryfe testament van Peter den Groote, en met de staatkun de, die sedert Catharina II door Rusland is gevolgd. De eerste gevechten tusschen Russen en Turken hebben reeds plaats gehad; doch ook daar gaat het als op andere oorlogstoo- neelen: beide partijen schrijven zich de overwinning toe. Van Turksche zijde wordt gemeld, dat in den strijd, die twee dagen aan de Russische grens gewoed heeft de Russen volkomen werden verslagen. De Russen daarentegen melden, dat de Turken een stelling bij Koeprikoei, die de Russen den vorigen dag hadden genomen, poogden te hernemen, doch daarbij werden afgesla gen. En dat de Turken daarna werden op de vlucht geslagen. Zulke tegenspraken maken het begrijpen van den toestand niet heel gemakkelijk. Want dat in een gevecht beide partijen de overwinning behalen, kwam tot nog toe niet voor. Christiaan de Wet Christiaan de Wet. Welke herinneringen roept die naam niet op bij de meesten on zer lezers. Het is nauwelijks een dozijn jaren geleden, dat zijn naam op het gan- sche vasteland van Europa op aller lippen zweefde. De Wet heeft nu, om redenen, die voor ons nog in het duister liggen (het Engel sche tclegraafagentschap heeft ze ons waar schijnlijk met opzet verzwegen), de vaan des opstands tegen Engeland ontplooid en nu een Reuter-telegram in de verdoezelen de zinswendingen, waarmee wij pit den tijd van den Boeren-oorlog nog zoo goed vertrouwd zijn, ons weer van zijn gevech ten vertelt, wordt in ons de herinnering wakker aan de geestdrift, die indertijd de daden van de Wet in ons hebben gewekt, toen hij als een held den dapperen strijd streed voor de onafhankelijkheid van een kleine natie. Uit Pretoria1 seint Reuter: Generaal de Wet is in gevecht gewikkeld geweest met een klein regeeringscommando onder bevel van Cronjé, lid van den volksraad, en heeft het commando uiteengeslagen. Gedurende het gevecht is een zoon van De Wet gesneuveld. Een officieel bericht uit Pretoria meldt: Cronjé, het lid van den volksraad, rappor teert, dat hij eergisterenmorgen met een klein regeeringscommando Winburg (in het hart van den Vrijstaat) verliet, nadat hem bevolen was zich met andere kleine commando's in de buurt te vereenigen. De Wet, die in de nabijheid met 2000 op standelingen gesignaleerd was, vic-1 Cronjé aan de brug over de Zand rivier bij Doorn- burg aan, met het resultaat, dat Cronjé 20 man gevangen nam, waarvan lt gewon- FEUILLETON. In 's levens maalstroom. (Het auteursrecht van deze vertaling is voorbehouden). 19) Ontmoedigd, met gebogen hoofd, onbe stemd naar den dood verlangend, trad zij bij juffrouw 'l'arrot binnen. Waar heb je gezeten, dat je zoo laat terug komt? vroeg vrouw Tarrot verstoord, zoodra deze haar bemerkte. Heb je naar de winkels loopen kijken? Neen, juffrouw, antwoordde Marcelle in alle oprechtheid. Hoort zoo'n leugenaarster eens, zeide Louise sarcastisch. Marcelle zeide niets. Zij had besloten, nooit te bekennen waar zij geweest was. Zij zou zich liever honderdmaal voor leuge naarster laten uitmaken, dan van haar be zoek aan de St. Vincentiuskerk te spreken. Zij werd beknord en luisterde met gebogen hoofd zonder tegen te spreken. Zij heeft een slecht karakter, merkte Louise op, toen zij, na het eten,Marcelle naar haar kamertje had gezonden, om baar niet in hare omgeving te zien. Ik weet niet, hoe ik het met haar heb, antwoordde vrouw Tarrot. Vroeger was z'j nooit zoo. Dat komt omdat zij jaloersch is, zeide, de lieftallige dochter. Zij is bedorven, gii hebt haar behandelt als uw dochter en fcij heeft gedacht, dat het altijd zoo duren zou. Het spijt mij wel, mij met haar op voeding belast te hebben, besloot de dro- giste, maar 't was om jou te pleizieren. Kon ik weten, dat het zoo verkeerd zou uitloopen? vroeg Louise schouder op halend. Juffrouw Tarrot antwoordde niets. Zij was reeds eenigeou tijd niet meer de sterk ste partij in den familieraad. Den volgenden dag kreeg Louise, na het diner, plotseling zin, zelf haar kamer eens in orde te brengen. 't Was niet laat, want men had vroeg gegeten, maar een stortregen kletterde te gen de ruiten en mankte het zoo somber of het reeds tien uur was. Het was des middags geonweerd; die bui was wel over gedreven, maar men zag het toch nog af en toe weerlichten. Op het plein van Montholm was daarvan niets te merken. De straatlantaarns beef den wel onder de windstooten, maar het uitgaande Parijs laat zich niet zoo gauw terugschrikken; het geratel der rijtuigen overstemde er het doffe' gerommel van den donder. Louise nam een kaars en ging naar bo ven, terwijl haar moeder indommelde over een roman uit de leesbibliotheek. Marcelle maakte het tafelgerei aan kant. Louise was spoedig gereed met haar liefhebberijarbeid; er was niet veel te doen in het kleine vertrek. Haar ijver was dan ook nog niet bekoeld en zij verzon wat zij doen kon. Zij kreeg een idee. Ik geloof, zeide zij bij zich zelve, dat die sloddervos van een Marcelle nooit haar kamertje opruimt. Zij opende de deur van het vertrekje, waal' de arme wees een bedje had staan, dat haar spoedig te kort zou zijn, en een oude stoel. Op de stoel trok een houten doosje de aandacht van Louise. Zij opende het, zich afvragend, wat de kleine daarin wel verborg. Zij haalde er eenige kleine lapjes bene vens een stukje karton uit, waarom wat garen was gewonden. Op den bodem lag in een papier gevouden, iets hards; zij keek het pakje na en vond er drie s o u s in. Een hevige toorn greep haar aan. Zon der verder na te denken en zich bepalend bij de eerste gedachte, die bij haar was op gekomen, ijlde zij de trap af, haar moeder verschrikt doende ontwaken en de kat weg jagend, die uit vrees onder een kast kroop. Zij greep Marcelle bij den arm en vroeg, haar de geldkistjes toonend: Waar hebt gij dat gestolen, zeg? Marcelle sprong op, werd bleek, en zag Louise met haar onschuldige oogen vol verontwaardiging aan. Haar lippen tril den, zij wilde antwoordden, maar haar keel weigerde geluid te geven. Is het uit de lade genomen of hebt gij 't bij 't boodschappen doen naar een hoekje van je mandje doen verhuizen, vervolgde Louise, meer en meer van de waarheid harer beschuldiging overtuigd door het stil zwijgen van Marcelle, dat zij beschouwde als voor te komen uit schaamte. Marcelle schudde ontkennend het hoofd en bewoog de lippen,* maar weder zonder geluid te geven.- Waar hebt gij dat geld gevonden? vroeg moeder Tarrot, die de zaak nog niet goed begreep. In een doosje bij haar bed, waar zij het verborgen had, antwoordde haar dochter. De wees had eindelijk de spraak terug gekregen. 't Is mijn geld, zeide zij, dat men mij geeft als ik boodschappen doe. 't Is om een nieuw bord te koopen. Dat is niet waar, kleine leugenaarster! riep Louise als buiten zich zelve uit. Zij gevoelde wel, dat het best waar kon zijn, maar, woedend, dat zij aan dit een voudige antwoord niet had gedacht, wilde zij niet bekennen, dat zij zich vergist had. Zij zou daar misschien aan die kleine ver geving moeten vragen? Nooit van haar le ven! 't Is wel waar! antwoordde Marcelle op uitdagenden toon. Haar zachtheid ging over in een soort van woede tegenover die voortdurende beschuldigingen van ondeug den, waarvan zij zelfs nooit gedacht had. 't Is wel waar! Gij zijt de leugenaarster! Louise hief haar hand op om te slaan, maar haar moeder hield haar arm terug. Zij wrong zich los, niet willende toonen, dat zij voor deze tegenwerking bezweek. Haar woede was nog verre van bedaard, en Marcelle zoo minachtend mogelijk aan ziende slingerde zij haar met saamgeklemdc tanden het onteerend woord in 't gelaat: Dievegge! Ha, een zwervelinge, die uit liefdadigheid opgenomen wordt en haar weldoenster besteelt! De kleine wees zag eerst Louise, daarna vrouw Tarrot aan, keek de kleine win kel, waar zij meer dan vier jaar had door gebracht, eens rond, en gevoelde, dat die vertoornde gezichten, die muren zelfs, ge tuigen als zij waren van de schreeuwendste onrechtvaardigheid, haar verfoeilijk wer den. Ik een dievegge, riep zij. O! Zij bedekte haar eerlijk gelaat, rood van verontwaardiging, niet met haar handen, maar wendde zich fier naar haar voor malige beschermster, die haar thans zoo wreed vervolgde. Gij handelt slecht, zeer slecht, zeide, zij. God zal u er voor straffen! En voor vrouw Tarrot voorzien kon, wat zij ging doen, opende zij do deur en ijlde de straat op. De drogiste wilde haar naloo- pen, maar haar dochter hield haar terug. Zij zal wel terug komen, sprak deze met een boosaardigen lach, zij zal wel gauw terugkomen. Zij zal zoo ver niet gaan. Gij zijt hardvochtig geweest, sprak de moeder ontevreden. Ik vrees, dat gij een slecht hart hebt, Louise. Neen moeder, zij heeft een slecht ka rakter, omdat gij haar bedorven hebt, ant woordde het jaloersche schepsel. In den grond van haar hart wist zij het wel, dat het de ijverzucht was. die haar er toe dreef, aldus te handelen jegens de wees, die zij zelve aan den moederlijken haard gevoerd had. Zij had Marcelle be mind als een groote pop, die geheel aan haar zelve behoorde. Marcelle beschouwde zij, als zijnde van haar, zooals ieder ander voorwerp, dat men op straat vindt en me- deneemt, omdat het zonder waarde is. Maar opgroeiend, openbaarde zich haar zucht naar ovcrheersching en werd zij wreed jegens het kind. Het speelgoed had klaarblijkelijk onge lijk. Had dat verlaten kind opgenomen door de liefdadigheid, zich niet gelukkig moeten achten genoegen te verschaffen en in alles toe te geven aap haar bescherm ster. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1