OORLOGS-VARIA. Uit Stad en Omgeving. Ook in het laatst der 18e eeuw heeft ons volk op die wijze in den nood voorzien en bij den intocht onzer Fransche bevrijders in 17% had de natie al 22'/a pCt. van haar bezit en 28 pCt van haar inkomen geof ferd, en zij is er niet alleen geheel van bo ven op gekomen, maar er zijn sedert, ook door allerlei maatregelen en voorzieningen van Staatswege, groote vermogens ge vormd. Ook het Duitsche volk werd in 1913 tot een weerbelasting gebracht, welke in drie jaar tijds wordt betaald, en door den heer De Jong ook voor ons land als model wordt aanbevolen. Een bedrag van 250 millioen, dat op 1 Januari noodig zal zijn, kan ons kapitaal wel missen, daar het in de laatste G jaren telkens enorm is toegenomen, en bovendien tijdens den oorlog door den groothandel enorme oor logswinsten zijn behaald. Ook de heer De Jong begrijpt, dat, vóór de invoering van een oorlogsbelasting van het kapitaalbezit ter dadelijke voorziening een leening zal moeten voorafgaan en be toogt ten slotte, dat een vooruitstrevende olitiek slechts dan kan worden besten digd, wanneer de greep naar het kapitaal gedaan zal zijn. Overigens heeft het denk beeld geen politieke strekking, daar de betaling der oorlogslasten een nationale zaak is en de wijze, waarop dit geschieden zal, van het grootste belang is voor de ge- heele natie. M ij n e n. De sleepboot Wodan rapporteert Dins dagavond gepraaid te hebben den logger KW 99, waarvan door een mijn de geheele vleet weggeslagen was en het schip ecnige lekkage bekwam, en den logger MA 92, waarvan de halve vleet door een mijn weggeslagen was. De bemanningen waren allen wel, en de schepen zeilen naar huis. M ij n in het net. De stoomlogger Van de Brandeler heeft gistermorgen te IJmuiden in ontredderden staat binnengesleept den logger Flevo I, Vlaardingen 132, toebehoorende aan de reederij Flevo, firma P. H. van Abshoven, te Vlaardingen, die nabij Lowestoft een mijn in het net had gekregen, welke bij de pogingen om de vleet af te snijden, is gesprongen. Schipper en stuurman wer den overboord geslingerd en zijn verdron ken. Van de overige bemanning werden enkele zwaar gewond. Het schip kreeg door *stooten en slingeren zware averij. De logger SCH 120, schipper C. Over- duin, die pas kort in zee was, is, naar het ,,Vad." meldt, gisteren te Scheveningen binnengekomen met verlies van zijn geheele vleet, die hij door aanraking met en ont ploffing van aen mijn heeft verspeeld. Een opvarende van den logger SCH. 120, heeft aan de II. Ct. het volgende medegc- di Maando-g 9 November hadden we met heel goed weeTr~w*~«MI^yeÊiJ. a-uur de. net ten in zee uitgezet, op ongevëer^ --^^. sche mijlen ten Oosten van Lowestoft. Daar het goed weer was, ging 's avonds om streeks halfnegen de eerste wacht op. mj -in; r.vr-iUrii wt-~>fTefT~ggvfiHdg en schok door t schip, alsof het uit elkander barstte en daarna boorden we een vreeselijken knal. Dit gebeurde op ongeveer 30 meters van ons sfehip af. We zagen, .dat het 't werk van een mijn was. Onze heele vleet was verdwenen. Terwijl we onze mast en zeilen in orde brachten, om zoo gauw mogelijk de plaat te poetsen, voelden we eensklaps weer een ontzettende rilling door het schip, opnieuw gevolgd door een ontploffing. Dit gebeurde nog dichter bij ons schip. Wij allen dachten, dat we verloren waren, doch de explosie scheen ons schip niet ge- tioffen te hebben Tn korten tijd volgden nog een tiental mijnen, welke alle met donderend geweld ontploften. Kolossale wolken kruitdamp teekenden zich af tegen het heldere maanlicht. Terwijl wij met ons schip vluchtten, hoor den wij nog talrijke ontploffingen. Ook andere visschersvaartuigen moeten groote schade bekomen hebben. Aan ge houden schepen. Het Nederlandsche stoomschip Dubhe (gecharterd door de HolIand-Amerika-lijn) van New-York naar Rotterdam, is giste ren des namiddags te 1 uur van Plymouth, waarheen het was opgebracht, weder ver trokken. Verwarmingsgordels. Naar de ,,TeI." verneemt, heeft de op wekking tot de vervaardiging van verwar- mingsggordels, om die als geschenk van de Nederlandsche vrouwen aan ons leger aan te bieden, in de meeste plaatsen van ons land weerklank gevonden. De gezondheidstoestand in het leger. Aan generaal A. A. J. Quanjer, inspec teur van den geneeskundigen, militairen dienst, heeft de redacteur der „Ilollancl- sche Pevue" de vraag gesteld, wat hij dacht over den gezondheidstoestand van ons leger met het oog op den naderenden winier. „Wat zal ik u daarvan zeggen?" ant woordde hij. ,,Ik zeg u, dat die toestand op het oogenblik buitengewoon gunstig is; hij spot gewoonweg met alle statistie ken; nog niet eens 1 zieken... Maar wat 't van den winter worden zal wie zal 't zeggen? Wij doen wat wij kunnen, en zullen, waar 't noodig is, adviseeren over ongezonde kwartieren, behoorlijk warme kleeding, voorzorgsmaatregelen, en wat maar te bedenken is. Maar veel zal ook van den soldaat zelf afhangen, hoe hij zich gedragen zal; hij zal zelf moeten mee helpen. En in die richting wordt ook ge stuurd. Zoo is er voor gezorgd, dat bij de uitrusting van iederen soldaat het beken de boekje van Jansen over de leefregelen van den soldaat behoort; dat moet hij in de eerste plaats lezen en dan opvolgen, wat hem daarin wordt aanbevolen. Bo vendien zullen wij zorgen voor de noodige wenken op hygiënisch gebied, die hij ver standig zal doen niet in den wind te slaan.. En nu ben ik bezig aan een, ja, hoe zal ik 't noemen? aan een traktaatje, over wat de soldaat te doen heeft om zich te wape nen tegen (Ten typhus... Dat heb ik be werkt naar een boekje, dat in den Rus sisch Japanschen oorlog aan de Japan- sche soldaten was gegeven; het heette, meen ik, de „Tien Geboden voor den Sol daat." Van de Limburgsche grens. Men schrijft uit Maastricht aan de „N. R. Ct.": De heer Brouwers, groothandelaar m fruit, wonende te Visé, doch thans, nadat zijne woning en eigendommen verbrani zijn, verblijf houdende te Maastricht, had van het Duitsche bestuur het monopolie gekregen om fruit in groote hoeveelheden naar Duitschland te vervoeren. Dit schijnt de ijverzucht van twee concurrenten in Aken en Keulen opgewekt te hebben, die om den heer B. te schaden, een aanklacht indienden bij de Kommandantier, waarbij de heer B. beschuldigd werd te Maastricht opruiende redevoeringen tegen de aldaar vertoevende Belgen te houden en hen tegen de Duitschers'op te hitsen. Toen nu de heer B. Zondagmiddag met zijne kinderen per auto huiswaarts keerde, werd hem vlak bij de grens te Mouland (Moelingen) door den waenthebbenden officier gezegd, dat hij krijgsgevangen was. De officier verwijder de zich en het had den heer B. weinig moeite gekost de grens te overschrijden. Daar hij zich echter van geen kwaad be wust was, liet hij zijne kinderen huiswaarts eeren en verzocht hij zoo spoedig mogelijk naar Luik gebracht te worden, updat hij zijn zaak kon verdedigen. De heer H. uit den Bosf h, die mede krijgsgevangen ge maakt was, trad zeer beslist op en dreigde de hulp der x-egeering in te roepen, zoodat deze Maandag onder borgstelling werd vrij gelaten. De zaak tegen den heer B. werd Dinsdag te Luik behandeld en toen men bemerkte, dat de beide aanklagers slechts bij naam en in hunne hoedanigheid als fruithande laars (dus als concurrenten) aan den be schuldigde bekend waren, en er verder geen bewijzen van schuld voorhanden wa ren (verschillende Maastrichtsche heeren, onder wie een Duitscher, hadden zich met de zaak bemoeid), werd de heer B. vrij gelaten. Op aanraden van den advokaat zal de heer B. nu tegen de beide Duitschers een klacht wegens laster indienen-. Uitvoer van vee. Op de vraag van den heer Schaper: Ach de minister niet den tijd »gekomexi om den uitvoer van vee, in het bijzonder van var kens, te verbieden, in het belang van een behoorlijke voeding onzer min- en onver mogende landgenooten?' heeft de heer Treub, minister van landbouw, nijverheid a. 1. het volgende geantwoord: in het bijzonder van varkèiisr^Tir-WTf'^e-- aenovergpstclde werking hebben dan 6r öxerre wora'riJCTroeRmieT zou dé fokkerij en mesterij, die tegenwoordig toch al met buitengewone moelijkhedexi hebben te kam pen, nog meer belemmeren en daardoor de vleeschproductie doen afnemen. Daarentegen wordt een uitvoerverbod van gezouten, gedroogd en gerookt var- kensvleesch en spek, alsmede van reuzel en van gesmolten varkens- en rundvet, voorbereid. Goederen naar Nederland. De minister van landbouw, nijverheid en handel ad interim brengt ter kennis van belanghebbenden, dat goederen, waarvan de uitvoer hier te lande is verboden, en die uit de Vereenigde Staten van Amerika naar Nederland zullen worden verzonden, aan de Nederlandsche regeering kunnen wor den geadresseerd, na daartoe van de re geering gekregen toestemming. Ook ten opzichte van goederen, die uit andere landen dan de Vereenigde Staten van Amerika naar Nederland zullen wor den verzonden, kunnen in bijzondere ge vallen soortgelijke maatregelen getroffen worden. Verzoeken tot het verkrijgen van zooda nige toestemming moeten, wanneer het ver voer per HollandAmerikalijn zal geschie den, uitsluitend door tusschenkomst van de Holland-Amerika-lijn worden ingediend, te welker kantore nadere inlichtingen te verkrijgen zijn, evenals bij de afdeeling handel van het departement van landbouw, nijverheid en handel te 's-Gravenhage, Lange Hdutstraat no. 36. Het bakkersbedrijf. Naar aanleiding van de nota door den minister van landbouw, nijverheid en han del a.i. aan de Tweede Kamer toegezonden betreffende den economischen toestand in ons land, en waarin ten opzichte van de bakkerijen o. a. wordt gezegd, dat deze on der den toestand niet te lijden hebben, heeft het centraal bestuur van den Neder- landschen Bakkersbond een adres aan den minister gezonden, waarin wordt verzocht een speciale commissie van broodbakkers tc benoemen, die hem van advies dient. Het adres zegt, dat de minister in be doelde nota den schijn heeft gewekt, dat de algemeene toestand der broodbakkerij gunstig zou zijn. De groote vergadering van het centraal en hoofdbestuur van den Bond was echter, 4 Nov. eenstemmig van meening, dat de toestand allesbehalve rooskleurig is voor het overgroote deel van de Nederlandsche broodbakkers, doch dat alleen enkele be voorrechte bakkers, die grooteh voorraad bloem hadden, goede zaken gemaakt heb ben. Die vergadering was zelfs van meening, dat, wanneer niet binnen korten tijd ver hooging der broodprijzen plaats heeft en ook tegen de door de regeering vastge stelde prijzen, bloem verkrijgbaar is, vele bakkers te gronde zullen gaan. Waarschijnlijk hebben, zegt adr., de hoo- gere prijzen van brood en broodjes, die in Den Haag thans gelden, den minister tot deze uiting over den toestand der bakkers geleid, terwijl in verreweg de meeste ge meenten van ons land lagere prijzen ge maakt worden. De Staatsbegrooting, Op de conferentie tusschen de voorzit ters der Kamerfracties en de ministers Cort van der Linden en Treub is men, naar men ons meldt, tot overeenstemming gekomen over de wijze van behandeling der begrooting. In verband hiermede vordert het afdeelingsonderzoek buitengewoon snel. Verwacht werd, dat het afdeelings onderzoek gisteren zou afloopen, In de openbare vergadering van de Ka mer zou men prinpipieele vraagstukken en beginselpunten laten rusten. Ontslag van een gemeenteambtenaar. Bij Koninklijk besluit van 15 April 1914 werd, wegens strijd met het algemeen be lang, vernietigd een besluit van den raad der gemeente Heiloo, waarbij het salaris van den ambtenaar ter secretarie was in getrokken, in verband met een verhoo ging van de jaarwedden van burgemees ter, secretaris en ontvanger door Gedepu teerde Staten onder Koninklijke goedkeu ring. Het Koninklijk besluit overwoog, dat aan bedoelde verhooging geen beweeg redenen mocht worden ontleend, om de jaarwedde van een ander ambtenaar in te trekken. De gemeenteraad heeft nu den betrokken ambtenaar zonder opgaaf van redenen medegedeeld, dat hij tegen 1 Ja nuari naar een andere betrekking moet uitzien en zijn jaarwedde op de begroo ting 1915 geschrapt. Het bestuur der afdeeling Noord-Holland van den Nederlandschen Bond van Ge meente-ambtenaren heeft zich in deze zaak gewend tot de Koningin en de Gedepu teerde Staten van Noord-Holland. Een stormaanval met vijf man. In een aan de ,,B. Z. am Mittag" ter beschikking gestelden veldpostbrief van den rechtei-vleugel in Fi-ankrijk, vertelll een „Einjariger" uit Hamburg: „Uit mijn laatste brieven weet je al wel, dat ik door een toeval van mijn regiment ben weggeraakt en mij nu bij het ....ste infanterieregiment aangesloten heb. Hier over moet ik je een paar kleine feiten vertéllen. Toen een scherf van een Engelsche granaat mijn geweer had stukgeslagen, en mezelven verdoofd had, zoodat ik uit mijn verdooving ontwaakt, mijn eigen regiment niet kon terugvinden, heb ik er m" onder herhaald levensgevaar toch nog kunnen doorheenslaan naar de ....divisie. Daar vond ik ook den staf van de divi sie, maar kon over het ^reriadier-regi ment.... niets té weten komen, omdat 'liet tijdelijk bij een andere divisie was toege- -poegd- Ik kwam, toen op bevel van den regimenVlïariir^ het.... loopgraven lag. 'Een leeraar uit BrêmënT mijn nieuwre sectieaanvoerder, nam me vriendelijk op en gaf me te eten, omda: ik vrijwel uitgehongerd was; hij stelde ine aan als zijn persoonlijk afstandschatter. Den geheelen nacht onderhielden we one over gemeenschappelijke bekenden van het gymnasium te Bremerhaven. Ons onderhoud werd alleen maar on derbroken door den dienst. Het bevel werd gegeven: „Aantreden!" en voorwaarts ging het den donkeren nacht in. Bij het ochtendgloren komen we in de stormstelling. Onze sectie rukt uit, plant de bajonet op het geweer en met geveld geweer en een hoeratje bestormen we den vijand in de loopgraven. Hier scheen alles vast te hebben geslapen, want het grootste deel der vijanden liet zich zonder tegen stand gevangen nemen. Dat was de eerste loopgraaf. We wierpen ons achter den dam neder, om de daaropvolgende loopgraaf on der vuur te nemen. Tot onzen schrik be merkten we echter, dat we opeens van links uit de flank vuur.kregen. Hier was namelijk door een ongelukkig toeval onz° schutterslinie afgebroken en een opening was ontstaan. Daardoor was er een vij andelijke loopgraaf geheel onaangetast ge bleven. En al spoedig was alles links van me dood of gewond. Ik verbond snel nog een paar kameraden en kroop toen naar rechts, waar ik mijn sectie vond. Hier kwamen langzamerhand nog drie man van onze sectie aan. We waren de laatsten. We legden ons zoodanig neer, dat we vai links gedekt waren en namen nu de voor ons liggende loopgraaf onder vuur. Zoo dra liet zich maar een vijand op onvoor zichtige wijze zien, of hij werd neerge schoten. Ik had ondertusschen al over de 250 pa tronen verschoten, zoodat de loop van mijn geweer gloeiend was. Ook werd onze sectiechef door een schampschot gewond, wat ons razend maakte. We besloten toen maar op eigen houdje een „stormaanval" op de vijandelijke loopgraaf te onderne men. En dit vooral, daar er links verster kingen kwamen opdagen, die de vijande lijke loopgraaf begonnen te beschieten. Wij hielden het met den vijand voor „af gedaan". Dr. H. commandeerde luide: „Opgesprongen! Marsch! Marschü" en vooruit ging het met geveld geweer en hoera! We brulden als bezetenen, ieder voor drie! Maar nauwelijks waren we uit onze stelling opgesprongen, of daar kwam aan den overkant reeds de witte vlag te voorschijn. Onze sectiechef riep op zijn Fransch, dat de „Messieurs" ieder apart en zonder wapens uit de loopgraaf moes ten komen. We dachten, dat er nog zoowat tien of twintig vijanden in zouden zitten, maar wie beschrijft onze verbazing, toen de rij der opkomende Franschen maar geen einde wilde nemen. We telden 40, 50, 60 en eindelijk 85 man! De heeren waren natuurlijk ook stom ver baasd, slechts vijf Duitschers aan te tref fen; maar dat hielp nu niets meer, want ze hadden immers hun wapens in de loop graaf achtergelaten. Daartoe gesommeerd wierpen ze ook nog hun ransels en pa- troontasschen weg en moesten maar „bon ne mine a mauvais jeu" maken. De mees ten vielen direct over hun in groote hoe veelheid meegebracht brood heen, en sebe nen best tevreden. Een klopte me op den schouder, en verftkerde in gebroken Duitsch: „Bon camarade, isse beser so. Ik had nadien nog gelegenheid een blik te werpen in de loopgraaf en me van onze trefzekerheid te overtuigen. Man aan man lagen daar de vijanden, een ontzeten.1 tooneel. Die roode broeken, die bleeke ge zichten, daartusschen wijnflessclien en brood, allés met bloed gedrenkt. Wc trok ken toen met onze gevangenen naar het regiment terug, waar we zeer geprezen werden. We zijn allemaal voor een onder scheiding voorgedragen." De prijs eener ziel. In een groot station te Parijs zoo le zen wij in Fransche bladen had men öp stroo een honderd vijftig gewonden neer gelegd. Men had hen ingedeeld naar ge lang den toestand waarin zij zich bevon den. Acht stervenden lagen ook reeds bij elkaar. De ziekenverpleegsters waren druk in de weer om aan ieder hulp en lafenis te brengen. Hebt gij veel pijn? Ja, mevrouw, veel, veel. Laat mij uw verband eens vernieu wen. Voorzichtig, het doet zooveel pijn. Gij draagt, een medaille, zie ik; heb vertrouwen. Gij moet uw lijden aan den goeden God opdragen ter wille van Frankrijk. De toestand van dezen gewonde, ge schokt door de reis, werd verontrustend. Hij vroeg om een priester. Op deze verklaring vroeg ik het is de ziekenverpleegster die verhaalt aan een der Roode Kruis-mannen of er een priester was. Helaas! neen. En toen ik weg ging~ trok men mij aan mijn kleeren. Ik zie een der stervenden, die zich een weinig opricht en mij wil spreken. Ik veronderstel, dat hij een of andere verlichting wenscht en ga naar hem toe. Zijn blik is koortsachtig en smeekend, maar zijn woorden zijn duidelijk: „Me vrouw ik ben priester, ik kan de absolutie geven.... draag mij naar dien man." Ik aarzel, want een bomscherf heeft de spieren verbrijzeld van dezen man; de minste beweging moet hem een verschrik kelijke pijn veroorzaken. Dan wordt de zwakke stem bevelender. Ik wilde dat ik kon uitdrukken wat ik gevoelde bij dien kreet van heilig verzet: „Gij, die het geloof hebt, gij kent dan niet- den prijs eener ziel!... Wat beteekent een kwartier levens tegenover een ziel die te redden is?" En hij richtte zich op en be proefde een uiterste inspanning om alleen te gaan naar dengene, dien hij wilde red- den. Het was een vreeselijk iets dien held op een draagbaar te leggen; zijn .arm lichaam plooide in tweeën; zijn lijden was ontzet tend; het zweet bedekte zijn gelaat en de -tnpf]fn hpfe.n in de lip om te beletten dat De biecht van zijn strijdmakker was kort, de krachten van den priester namen snel af. Toen hij de absolutie zou geven, wenkte hij mij; ik naderde: „Help mij het teeken der vergeving te makeii... ik kan niet meer." En ik hield den arm van dezen stervende vast voer de laatste absolutie. De dood kwam spoedig voor den pries ter. Hij opende de oogen en prevelde zacht, terwijl hij zijn hand op de mijne legde: „Bid, bid.... voor mij. Ter wille Gods!" En zijn stervende hand streelde den gewonde, zijn biechteling! Eenige minuten laten gaf hij den geest. De majoor, die het eind van dit tafereel bijwoonde, knieldé instinctmatig neer, zag mij aan met tranen jn de oogen en zeide: „Die dingen, ziet ge, doen goed!" Het zal waar zijn! Plutarchus kon in zijn levens van beroemde mannen zulk een edele heldendaad niet neerschrijven en het feit dient in wijden kring bekend. Ook omdat er gemakkelijk leerzame overwegingen aan kunnen worden vastge knoopt. Vóór alles spreekt uit de groote zelf opoffering vanv dien smartelijk lijdenden priester de enorme waarde, welke de ka tholiek hécht aan de menschelijke ziel en de moeite die gedaan wordt om aan een stervende een gelukkige eeuwigheid te openen. Waar de tegenwoordige tijd al fe zeer het stoffelijk belang van den mensch op den voorgrond plaaflte heeft zulk een krachtig getuigenis van het geestelijk en eenig werkelijke menschelijk belang ruim haar waarde. Groot kaliber geschut. In dezen oorlog, reeds door verschillen de technici als „Artillerie-oorlog" aange duid, is tot dusver wel het meest sprake van het 42 c.M. geschut. Deze geweldige bewapening aan Duitsche zijde wordt voorgesteld als een der zoi'gvuldig ver zwegen militaire geheimen van dit land, en de „Brummer" heeten uitvindingen van den allerlaatsten tijd. Het is nu eigenaardig in herinnering te brengen, dat reeds in 1893 door ons vol strekt niet militaire tijdschrift „Eigen Haard" onder zijn rubriek „Verscheiden heid" een artikel werd gegeven over „Ka nonnen van de nieuwste constructie" (dus in 1893). Wij nemen het bijna 20 jaar oude berichtje hier over: Onlangs maakten verschillende Duitsche bladen en tijdsclmften, o.a. „Promotheus" melding van de nieuwste, in de reusachtige werkplaatsen van Krupp te Essen vervaar digde kanonnen. Het eene kanon heeft een lengte van 14 M., een kaliber van 42 c.M. en een gewicht van 122,400 K.G. Elk met dit reuzen kanon te werpen projectiel weegt 1000 K.G. en vereischt een lading van 410 K.G. buskruit, die het projectiel een begin-snelheid mededeelt van 600 M. per sec. en het 8850 M. ver werpt. Op 1000 M. afstand zou zulk een projectiel gemak kelijk een ijzeren plaat van 1 M. dikte dooi'boreiL Het tweede type is nog merkwaardiger; de draagwijdte van dit geschut moet alles overtreffen wat tot dusver in dit opzicht bereikt is. Dit type bestaat uit stukken van slechts 21 c.M., zij zijn slechts 9.60 M. lang en 81,000 K.G. zwaar. Met een lading van 115 K.G. moeten zij een projectiel van 215 K.G. meer dan 22 K.M., of juister 22,226 M., ver werpen. Dit traject wordt binnen den tijd van 71 sec. afgelegd. Vurende onder een hoek van 41 graden zou de hoogte van den boog, om deze draagwijdte te bereiken, 6540 M. zijn, m. a. w. wanneer het kanon in den om trek van Saint Didier in de Alpen werd opgesteld, zou de daaruit afgevuurde ko gel gemakkelijk over den top van den Mont Blanc wegsnellen welks hoogte, gelijk men weet, 4180 M. bedraagt, en in omstreken van Chamonix nederkomen. Gelukkigerwijze zijn deze monsterkanon nen zoo goed als onhandelbaar en moeten ze derhalve meer als curiositeit beschouwd worden. -Over deze onhandelbaarheid valt nü, na 20 jaar en na de ervaringen uit de jongste praktijk niet meer et twisten. Het 42 c.M. kanon heeft in 1914 gede- buteei'd, nadat het echter reeds in 1893 verwaardigd was. Over het tweede type geschut, dat over een afstand van 22 kilometer en 6 kilome ter hoogte schiet, vernamen wij tot dusver echter nog niets. Wie zal ons echter zeggen, welke lugu bere verrassingen in dezen oorlog nog te wachten staan? Tarwebrood en alleen Tarwebrood. In verband met de bepaling der regee ring, dat de meelfabrikanten 50 pCt. van hun tarwe tot bloem mogen vermalen en het daaruit voortgevloeide besluit dier fa brikanten o mhoogstens evenveel bloem af te leveren als de afnemer tarwemeel he- werkt, beeft de Leidsche Bakkers Patroons- vereeniging gisternamiddag een verg;, ring belegd, waartoe ook de niet-leden waren uitgenoodigd. Deze vergadering was hoofdzakelijk uitgeschreven om na te gaan, of er thans al dan niet termen aaxi- wezig zijn om den burgemeester te advi seeren, het bakken van klein witbrood weer toe te staan. Ofschoon men vrij al gemeen van oordeeL was, dat het klein- brood' in verhouding tot het gi'oot brood meer winst afwerpt, kwam de meerder heid evenwel tot.de slotsom dat nu, wat vóór het thans opgeheven verbod om tar webloem te malen niet het geval was de bakkers verplicht zijn van de fabrieken evenveel tarwemeel te betrekken als tar webloem, het bakken van klein witbrood onder déze beperkende bepaling voor het meerendeel der broodfabrikanten en bak kerijen dit nadeel meebrengt, dat zij al het tarwem e e 1, dat zij worden gedwon gen van de meelfabriekanten te betrekken, niet kunnen verwerken. Op den langen duur zouden toch, indien het bakken van klein brood wercl toegestaan, talrijke bak- ■d tarwemeel héb ben ingeslagen, waarvoor mers hebben en zij dus verplicht zijn, dit tarwemeel voor een veel lageren pvijs van de hand, te doen, of, deze tarwe, zoo zij daarvoor geen afnemers konden vinden, tot bederf moeten laten overgaan. Met vrij groote meerderheid werd daar om besloten den burgemeester te advisee ren, om deze redenen het bakken van klein witbrood niet toe te staan. Naar aanleiding van deze vergadering heeft gisteravond ten stadhuize een con- ferenlie plaats gonad tussdien den burge meester en het bestuur der Leidsche-Bak- kerspatroonsvereenigng. Ook waren aan wezig Dr. J. J. van Eek, directeur van den gemeentelijken keuringsdienst, .meelfa brikanten en handelaren en directeuren van broodfabrieken. Ofschoon van zekere zijde werd geijverd om de gelegenheid tot het bakken van klein wittebrood open te stellen, werd dit door het bestuur der Leidsche Bakkers Patroonsverenigng bestreden op de gron den, die hebben geleid tot het besluit der vereeniging van gisteren, waaxwan in het bericht hierboven sprake is. Afgescheiden hiervan meende dé burge meester, dat het niet billijk was om het bak ken van klein wittebrood toe te laten, om dat dit tot gevolg zou Kebben, dat de meer- gegoeden in de gelegenheid werden ge steld om uitsluitend wittebrood te eten, texwijl de minderbedeelden zich geheel of hoofdzakelijk met tarwebrood moeten be helpen. Hij vergeleek den huidigen toe stand met een schipbreuk, waarbij een koe wordt geslacht en d§ rijken op het schip de biefstuk krijgen en de andei-en zich met 'L kopstuk moeten tevredexi stellen. De bak kerspatroonsvereeniging was er overigens wel voor te vindei. om de samenstelling van het brood te doen bestaan uit 50 tarwemeel en 50 bloem, waarbij dc meel fabrikant de Koster zich aansloot. Dit werd echter bestreden door de meelhande laren, omdat zij zoodoende de dupe van de historie zouden worden, omdat dan de broodbakkers niet anders konden dan hun meel betrekken van de meelfabrieken. Na een uitvoex'ige beraadslaging kwam de vebgadex-ing overeen, dat het 't beste was dat voorloopig in Leiden het verbod om ander dan tarwebrood te verbauken moet worden bestendigd, met dien ver stande evenwel, dat het toe te voegen per centage bloem met Ingang van Woensdag a.s. zal worden verhoogd van 20 op 30 Daaromtrent zal de burgemeester heden beslissen en tevens of de uitvoer van bloem uit Leiden weer zal worden toegestaan. Mij. v. Ned. Letterkunde. In de maand- vergadei*ing van de Mij. van Ned. Letter kunde heeft Dr. P. Fijnvandraat, leeraar aan de H. B. S. voor jongens te Utrecht, gisteravond een verhandeling gegeven over: „De cursus in het Angel-Suksischo Allitertatievers". Na het eindigen dezer verhandeling werd den spreker door den Voorzitter, Dr. H. J. M. Sterck, van Haarlem, namens de aanwezigen, dank betuigd voor zijne

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 2