28
BUITENLAND.
JAARGANG.
No. 1535.
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.'
Interc. Telefoon 935. -- Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN v
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en bet
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten H cent per week, f..45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. r
Afzonderlijke nummers 21/s cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
WOENSDAG
OCTOBER.
1914.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elko regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Extra parlementair.
Aanstonds na de vervanging van minister
Bertling door minister Treub hebben we als
onze optnie uitgesproken, dat de Regeering
beslist extra-parlernentair wilde blijven, an
ders zou zij b.v. mr. Patijn wel met de
portefeuille van financiën hebben kunnen
belasten.
Deze opinie vindt steun in de benoeming
van minister Posthuma. Reeds werd dr.
Bos voor den vacanten zetel genoemd, maar
ziet: aangesteld werd weer een man buiteu
de parlementaire kringen.
De kabinetsformeerder Cort v. d. Linden
heeft groot gelijk dat hij aldus aan zijn
opzet getrouw blijft; het kan zijn positie
slechts versterken.
Wat den nieuwen bewindsman betreft land
en tuinbouw hebben in hem nu eens een
specialiteit, welk feit wel velerlei goede
verwachtingen zal opwekken. Reeds in de
huidige omstandigheden kan hij veel doen
ten nutte dier voorname takken van bedrijf,
maar ook bij 't weder intreden van normale
verhoudingen toone de heer Posthuma eens.
dat de regeeringsbureaux ook dan vlug
werken verstaan. Land- en tuinbouw zijn
al zoo lang geduldig.
Evenals de heer Bei'tling mist ook de
nieuwe minister parlementaire ervaring,
maar zou dit nu heusch zoo'n groot be
zwaar zijn? We zullen dienaangaande het
optreden van den heer Posthuma eens af
wachten.
Y Troelstra is blij.
De leider onzer ,,S. D. A. P.", die thans
in 't buitenland een reparatiereis maakt in
'ibelang zijner internationale broederschap,
heeft te Berlijn van den onderstaatssecre
taris Zimmerman vernomen, dat Duitsch-
land er niet aan denkt te tornen aan Hol
lands politieke onafhankelijkheid.
Als de eerste de beste bourgeois is de heer
Troelstra hiermede zoo in zijn schik, dat hij
deze ..volkomen authentieke verklaring"
gauw naar H e t V o 1 k zond, daarbij de
verwachting uitsprekend, dat „(z)ijne land-
genooten hare beteekenis zullen weten te
vatten."
Troelstra in Het Volk beteekenisvol
sprekend tot al zijn landgenooten over iets
wat de ,.S. D. A. P." tot dusverre slechts
matig of niet of zelfs negatief interesseerde,
waarlijk, de wonderen zijn de wereld nog
niet uit.
De Duitschers in Frankrijk
en Beigië.
Uit de berichten van beide zijden blijkt
omtrent de bewegingen der linies niet veel
nieuws, maar toch genoeg om enkele klei
ne wijzigingen in de posities aan te bren
gen, die vooral daarop neerkomen, dat de
Duitschers een weinig verder Noordwaarts
staan.
Een der hevigste gevechten bijv. heeft
plaats gehad in het hoekje tusschen de
Yser en het Kanaal van Yperen. Daar ligt
het nu platgeschoten plaatsje Persyse. Met
het kanaal van Yperen en het Yser-ka-
naal schijnt echter bedoeld te wezen een
kanaal dat van Dlxmuiden naar Yperen
loopt. Het is daar n.l.. een echte warboel
van kajialen en dat de Yser, zelf ook ge
deeltelijk gekanaliseerd is, maakf. de zaak
niet duidelijker. Ook de herhaalde ver
melding, dat Rousselaere (Roulers) nog in
handen der Duitschers is, en de gisteren
avond geseinde bijzonderheid, dat de
Bondgenooten tusschen Y'peren en die
plaats vooruitgerukt zijn, wijst op een ver
andering in den stand van zaken, die een
weinig ten gunste van de Bondgenooten is.
Omtrent den toestand aan de Maas en
tusschen Maas en Moesel, dus op het verre
Oostelijke uiteinde van het front, zijn be
richten ingekomen, die doen gelooven, dat
de Bondgenooten ook daar den de winnen
de hand zijn.
Volgens de berichten aan het Belgische
ministerie van oorlog worden de verliezen
aan Belgiscse zijde in de gevechten aan de
Yser op 10,000 dooden en gewonden geschat.
Die van de Duitschers moeten veel grooter
zijn. Na aankomst van Fransche en En-
gelsche versterkingen is de stand van za
ken voor det bondgenooten op dit gedeelte
van het front veel gunstiger geworden.
Aan de Times mordt uit Noord-Frankrijk
geseind dat eergisterochtend na hevige
nachtelijke gevechten 2500 lijken van Duit-
SQliers in het Yserkanaal dreven. Het wa
ter was rood van het bloed. De straten
•van Dixmuiden waren met dooden bezaaid.
Het nachtelijk gevecht was een ware hel
geweest. Van 't vallen van den avond tot
het aanbreken van den dag, was van man
tot man gevochten. Soms vielen de strijders
samen in het kanaal en verdronken beiden.
De Duitschers hadden bevel gekregen, het
kanaal tot eiken prijs over te trekken. Een
gevangen genomen officier erkende het; ,,al
moet liet duizenden soldaten kosten, wij
moeten er over" was gezegd. De correspon
dent schat de verliezen aan Duitsclio zijde
alleen dien nacht op 5000 man. Hij seint
voorts, dat Zaterdag een Duitsche brigade,
die langs de kust marcheerde, tusschen
Nieuwpoort en Middelkerke door het vuur
der Engelsche oorlogsschepen vernietigd is.
Koning Albert en het
Belgische leger.
Sedert de Belgische Regeering te Havre
is gevestigd, wordt'door het Ministerie van
Oorlog driemaal per week een blad uitge
geven, ,,Le Courrier de l'Armée", een sol-
datencourant in de Fransche en Vlaamsche
taal. Elke compagnie, escadron en batterij
ontvangt geregeld tien exemplaren.
In het nummer van 20 October wordt een
verklaring van Koning Albert gepubliceerd,
waarin hij herinnert aan de gebeurtenissen
van de laatste maanden en aan de woorden
van den-minister-presidenj. op 4 Augustus
in het Parlement gesproken: „België kan
overwonnen worden, maar nimmer onder
worpen". i
Alsdan zegt Koning Albert:
„Officieren, onderofficieren en soldaten,
gij hebt gedurende twee maanden met voor-
beeldigen moed en zeldzame volharding ge
streden. Toch vermocht gij de invasie niet
te stuiten. Maar België is niet onderwor
pen en 't Belgische leger is niet vernietigd.
Dank zij den ver9tandigen maatregel be
treffende den terugtocht uit Antwerpen,,
zijn belangrijke strijdkrachten intact geble
ven. Door aanvulling met recruten en vrij
willigers kan het veldleger weer volledig op
sterljte gebracht worden, zoodat het den
strijd kan voortzetten aan de zijde van de
Fransche en Engelsche legers.
Te zamen zullen de bondgenooten voet
voor voet den vijand terugdringen, die den
oorlog heeft voorbereid en tegen ons gewel
dige strijdmiddelen in actie heeft gebracht.
Soldaten! Onze steden zijn verbrand, onze
velden verwoest, onze huizen vernield. De
rouw in ons geliefd vaderland is algemeen.
Maar nog gruwelijker rampen zullen onze
landgenooten treffen, als gij hen niet be
vrijdt van den indringer. Dit is gebiedende
plicht voor u.
Eens, na een nederlaag, zeide een groote
koning van Frankrijk: „Alles is verloren,
behalve de eer!" Gij hebt uw ongelukkig
vaderland bedekt met roem. Thans moet
dat vaderland weder worden opgericht. Sol
daten, voor u is meer te winnen dan roem
alleen: gij kunt uw vaderland bevrijden,
met de hulp van onze dappere bondgenoo
ten."
De worsteling van het Bel
gische leger.
De Belgische oorlogscorrespondent van
„de Tijd" schrijft d.d. 25 October uit Nieuw
poort het volgende:
Wellicht is de beslissing reeds gevallen,
wanneer deze mededeelingen na veel om-
zwervens den weg naar de gazet zullen ge
vonden hebben! Binst de eerstvolgende
dagen zal dit echter niet wezen, al voeren
de Duitschers ook nog zooveel hulptroepen
aan. Want de positie onzer troepen is m^t
den dag verbeterd.
Hoe groot vertrouwen ik ook had in de
leiding van ons leger, de lezer weet toch
hoezeer mij het prijsgeven van Antwerpen
aan het harte ging. En er zijn oogenblik-
ken geweest, dat ik en niet ik alleen hier
me afvroeg, of België zich nu niet ge
heel en al opofferde aan de helangéii'van
Frankrijk en Engeland.
Met den dag wordt het duidelijker, hoe
juist het echter gezien is geweest, tot deze
schijnbaar lamentabele daad over te gaan.
Wat had ons leger in Antwerpen kunnen
doen? Een verdedigingsoorlog voeren, zich
laten opsluiten feitelijk, terwijl de Duit
schers zuidwaarts tusschen Antwerpen en
den Franschen linkervleugel vrij spel had
den gehad.
Nu is ons leger echter plotseling als een
niet te onderschatten hulpleger de verbin
ding komen bewerken met den Franschen
linkervleugel, zoodat de verbondenen één
lange ononderbroken slaglinie hebben. In
plaats van zich gevangen te zetten in een
vesting, heeft het Belgische leger de daad
verkozen van den vrijen slag, waarbij het
niet als einddoel voor oogen heeft een lou
ter zich staande houden te midden van
den vijand, maar het terugslaan van den
tegenstander, hem een nederlaag toe te
brengen! En het is aan het moreel der
troepen zoo goed te bemerken, hoe de daad
to verkiezen is boven den demoraliseeren
den vestingkrijg.
Veertien dagen reeds, sinds den va] van
Antwerpen, dringen de Duitschers op, in
de laatste 10 dagen met groote geweldig
heid zelfs, maar nog hebben zij .het be
trekkelijk kleine Belgische leger niet kun
nen vernietigen. Op het kleine stukske
grond na, dat nu de overleveringen van
ons volksbestaan moet hoog houden, is
België in 's vijands handen, maar België
is België nog, want ons leger bleef staan
in den strijd.
De druk, dien de Duitschers op Dixmui
den, het nu zoozeer gehavende en erbar
melijk geleden hebbende Dixmuiden, heb
ben uitgeoefend, is schier onweerstaan
baar geweest. Ik meldde reeds, dat ze hier
een doortocht zich wilden banen. En met
wisselend welslagen. Er wordt met de
grootste.hardnekkigheid gevochten.
Helaas is de vijand steeds ten opzichte
zijner artillerie verreweg in de meerder
heid geweest. Sinds enkele dagen zijn
echter de zwaardere stukken van de Fran
schen aangekomen en hebben meer even
wicht gebracht. Klaarblijkelijk pogen de
Duitschers met alle geweld den kortsten
weg naar Duinkerken en Calais te bemach
tigen over Dixmuiden; is eenmaal deze
doortocht bewerkt, dan is het lot van
Nieuwpoort van zelf beslist.
In de afgeloopen week is er dan ook
dag en nacht gevochten om dien doortocht.
In den nacht van Donderdag slaagde de
vijand er in de IJzer en het kanaal van
IJperen over te trekken, maar werd daar
na weer teruggeslagen. Inmiddels kreeg
hij toen versterking, heeft den aanval her
nomen en staat nu weer over het water.
Het voordeel der vijandelijke troepen is
thans, dat ze onze stellingen en de loop
graven heftiger onder vuur kunnen ne
men.
Als er in de komende dagen een beslis
sing komen moet, dan is hel hier bij Dix
muiden, te meer wijl heden het zoo krach
tig onze bewegingen te land ondersteu
nende vuren der Engelsche monitors ge
staakt werd om mij onbekende redenen.
Zoo wonderlijk optimistisch als een En
gelsche confrater, die van aanhoudende
vorderingen en overwinningen spreekt,
ben ik daarom niet Wij staan er niet
kwaad voor, maar de laatste dagen heb
ben toch geleerd, dat een geduchte strijd
nog wacht! Nu eenmaal de vijand vasten
voet heeft gekregen aan deze zijde van de
Yzer, loopt de doortocht naar Duinkerken
meer gevaar. En dan zou het terugslaan
der Duitschers tot Rousselaere in 't begin
der week en de vorderingen en het stand
houden in de nabijheid van Yperen niet
zooveel beteekenis meer voor ons hebben.
Rousselaere en heel de vredige dichter
lijke streek van dit Zuid-West België, de
bakermat als 't ware van de jongsteVlaam-
sche beweging, is zwaar geteisterd door
het oorlogsbeest. Rousselaere moet, naar
vluchtelingen hier verhalen, gebombar
deerd en deels verbrand zijn, althans
zwaar beschadigd.
Bij Yperen houden de verbondenen
stand, bij Rijssel dringen zij meer en meer
op en doen heftige aanvallen. Maar mijns
inziens zal veel meer op dit oogenblik ai
hangen van de krijgsbedrijven rondom
Dixmuiden, daar de linkervleugel gevaar
loopt te worden omtrokken, als onze
weerstand tusschen Nieuwpoort en Dix
muiden bezwijkt.
De verliezen der Duitscher moeten, voor
al in 't begin der week, groot zijn ge
weest. Doch ook onze verliezen, met name
der Engelschen, waren helaas niet onbe-
teekenend.
De Russen.
Van het oostelijk front is het nieuws zeer
schaarsch. De Russische berichten, melding
makend -van de nederlaag der Duitsche
troepen bij Warschau, zijn door Duitsche
berichten nog niet bevestigd. Integendeel,
een officieel Duitsch bericht meldt, dat de
toestand bij Iwangorod gunstig is, al is de
uitslag van het gevecht nog niet zeker.
De Engelsche bladen nemen echter aan,
dat Warschau niet langer in gevaar is. Zij
meenen dat de Duitschers nu wel geen
nieuwen aanval zullen wagen, doch zich
terugtrekken in de uitvoerige defensieve
stellingen, die zij in Polen hebben gereed
gemaakt, en pogen zich daar met weinig
troepen te verdedigen, om de groote macht
van het oosten naar het westen te brengen,
en daar de schaal naar hun zijde te doen
overslaan. Dit nu moeien, volgens de En
gelsche strategen, de Russen beletten door
een voortdux-enden druk op de Duitsche
linies, opdat het overbrengen van groote
troepenmassa's onmogelijk worden zal. Dit
heeft natuurlijk bezwaren; de strijd wordt
gevoeld, als in Frankrijk, in het eigen land,
en dj tijd, waarop de vijandelijke hoofdstad
kan worden bedreigd, en dus een einde aan
don oorlog kan worden gemaakt door
Duilschland de vredesvoorwaarden voor to
scluijven, is nog ver af. Maar daartegen
over staat het voordeel zeggen deze En
ge'«me bladen dat de Duitsche troepen
it. twe groote fronten moeten strijden, wat
slechts iu het belang der bondgenooten kan
zijp
Verschillende Oorlogs
berichten.
Inkomende rechten in België. De
Duitschers hebben sedert enkele dagen in
België inkomende rechten geheven van
de artikelen, die er vroeger in België ook
aan onderhevig waren. Kaas, boter, cho
colade, koffie, enz. worden weer belast.
Van tabak zou 60 centimes per kilo gevor
derd worden. Dit schijnt echter tot heden
nog niet gebeurd te zijn.
Gebrek. Te Herstal, Wandre en an
dere plaatsjes ia de buurt van Luik is ge
brek aan brood en aardappelen. Het eer
ste werd te Maastricht de laatste dagen
voor een gedeelte opgekocht. In de ge
meente Herstal, een plaatsje van 22,000
zielen, worden dagelijks 14,000 porties
soep gratis uitgedeeld.
Het Missieleven te Grave. Uit het
Missiehuis van de H. Familie te Grave,
opgericht in 1895 door pater Berthier,
staan van de 383 bewoners er thans 235
onder de Duitsche wapenen, o.a. de alge-
ineene overste. Eenigen hunner zijn reeds
als gewond van het slagveld weggevoerd.
Terugkeer der Belgische vluchtelingen.
Uit Roosendaal wordt aan de „Tel."
gemeld: Op het grensstation Esschen zijn
Maandag de Duitschers teruggekeerd en
zagen daar de Duitsche door de Belgische
vlaggen vervangen. Dit was geschied door
den ontvanger van de douane, die daarop
gevankelijk is weggevoerd. De burgemees
ter moest een borgstelling van 1000 francs
geven. Dit voorval heeft weer veel onrust
in. de grensgemeenten veroorzaakt.
Dom Manuel. Reuter is gemachtigd
te verklaren, dat Dom Manuel niets heeft
FEUILLETON.
In 's levens maalstroom.
(Het autoursrecht van (loze vertaling is
voorbehouden).
7)
Hij kwam in zijn vaart met iemand in
botsing. Zonder iets te zeggen, wilde hij
verder gaan.
He, zijt gij Het Montfort, zei de zaak
gelastigde, want deze was het. Waar gaat
gij heen? De Canada vertrekt binnen
twee uren, dat weet gij.
Ja, ja, antwoordde Monfort, maar ik
moet eerst naar het station.
Geen gekheid! Het station is op dit
uur gesloten. Gij hebt uw engagement ge-
teekend en uw voorschot ontvangen. Gij
zijt toch niet voornemens om te bedriegen,
hoop ik.
Neen, mijnheer, zeide Monfort, plot
seling kalm. Ik heb mijn woord gegeven,
dat weet ik; maar ik moeteerst naar het
station.
Zich met een ruk ontworstelend aan den
agent, die een knoop van zijn jas in zijn
hand hield, hernam hij zijn loop naar het
station.
Als een krankzinnige liep hij het ge
bouw rond, de donkere hoeken onderzoe
kend, de schaarsche voorbijgangers onder
vragend; hij bezocht de goedkoope hotels
van den omtrek, alom het signalement
opgevend van zijn vrouw en zijn kind; hij
liet zich vrij uitschelden door de matrozen,
oio hij in de lage berookte zalen der volks:
restaurants in den weg liep.
Een langdurig, schor gefluit weerklonk
tweemaal; een bel werd bij tusschenpoo-
zen geluid.
De Canada, zeide hij bij zichzel-
ven. Al wat ik bezit is op dat schip; Ik
heb mijn woord gegeven, ik moet vertrek
ken. Maar ik zal terugkeeren, ja, terugkee-
ren zal ik, om mij te wreken.
Met het hoofd voorover, als een woeden
de stier, doorkliefde hij voor de tweede
maal de menigte, die de groote pakketboot
gadesloeg, en liep de loopplank over op
't oogenblik, dat de kapitein last gaf haar
in te trekken. Tegelijkertijd hoorde hij
achter zich de stem van den zaakwaarne
mer:
Duivelsche kerel! Ik had je al verlo
ren gewaand. Nu, desniettemin goede reis.
De Transatlantische stoomer wendde
langzaam den steven, de kade bespoelend
met golven van water. Weldra ging het
met spoed vooruit; de vuurtorens van
Hasse overgoten het schip met een stroom
van electrisch licht, terwijl in de verte een
lichte streep de nog verwijderde dageraad
aankondigde. Toen de dag aanbrak was
de Fransche kust voor de opvarenden nog
slechts een bijna onmerkbare streep.
Opgesloten in zijn hut, beweende Simon
Montfort zijn verloren geluk.
HOOFDSTUK VI.
Marcelle's nieuwe tehuis.
Toen Marcelle ontwaakte in het vreem
de bed, waar zij gastvrijheid gevonden
had, zag zij naar de zoldering en barstte
in een schaterlach uit, dien aanminnigen
lach der kin^heid, die, in stede van, als
wij, te bevitten, wat zij niet kent, zich té-
vreden stelt met het aardig te vinden en'
er zich om te vermaken.
Juffrouw Tanrot, die in de kamer aan
haar bezigheden was, wendde zich op dat
onverwachte geluid om, de richting vol
gend van Marcelle's blikken bemerkte zij,
dat het voorwerp dier vreugde een opge
zette hagedis was, opgehangen aan het
plafond.
Dat „aardige ding", een soort uithang
bord van den koopman, die haar in dit
huis was voorgegaan, had de goede koop
vrouw steeds geërgerd. Het dier had
overal in huis gezworven en was verwaar
loosd, totdat de kinderen zich het lieve
diertje" aantrokken, het den bek volstop
ten met* broodpap onder voorgeven, dat
het honger had en het ophingen op zijn
tegenwoordige plaats. Op een stoel staan
de kon Louise er nu met de hand bij; het
andere kind rustte, helaas, op het kerk
hof van Montmartre.
Marcelle, die op den rug lag, had nog
steeds schik in den hagedis, wiens uitge
spreide pooten, als gereed om te zwem
men, er zoo komisch uitzagen. Het ge
laat van de groentevrouw, zich over haar
heen buigend, deed haar vreugd en schrik
verkeeren.
Mama! riep zij uit, zich in de kus
sens omwerpend, op gevaar af zich te be-
zeeren aan het ijzer van het kleine ledi
kant.
Zij, die nooit den kreet hebben gehoord
van een verlaten kind, dat slechts één
naam kent en maar steeds dezen naam
uit, welke al haar gedachten omvat, zij
kennen den ganschen omvang van het
medelijden nog niet. Niets is meer hart
verscheurend dan het geroep van een on- i
schuldig wezen, dat plotseling beroofd is
van wat haar het dierbaarst was op
aarde.
De goede vrouw werd innig bewogen
op het hooren van dien kreet.
O, dacht zij, 't is mij toch liever, dat
mijn kleine ginds onder de boomen rust,
dan dat zij moest zijn als dit verlaten
kind, meer dan een wees, zonder andere
toevlucht dan de liefdadigheid van een
voorbijganger.
Uw moedertje zal terugkomen, liefje,
zeide zij zachtkens. Zij heeft gezegd, dat
gij u zoet moest laten aankleeden, dan
komt zij u halen.
Vader ook? vroeg Marcelle, niet zon
der wantrouwen.
Uw vader ook, natuurlijk! Hoe ziet
die er uit, uw vatfer?
Kent gij hem niet? vroeg het kleine
meisje verwonderd.
Wel neen! Hij is immers gisteren ver
trokken.
Marcelle dacht daar eens over na. Zij
begreep er niets van en het samentrekken
van haar wenkbrauwen getuigde, dat zij
trachtte, het zich duidelijk te maken.
Waar hebt gij gewoond? vroeg juf
frouw Tarros, terwijl zij het kind aan
kleedde.
Daar ginds, ver! zeide zij met een
aanvallig gebaar, dat zij nog herhaalde,
om aan te duiden, hoe ver het wel was.
Een heelen dag in 't spoor zitten en dan
zijt.gij er.
Wanhopend duidelijke verklaringen van
dat onschuldige wicht te erlangen, verge
noegde vrouw Tarrot zich er mede, haar
wat te laten praten, wat niet moeilijk viel.
Het kind babbelde aardig over. herinne
ringen van haar kort verleden en deed
nieuwsgierige vragen, onderbroken door
helder schaterlachen. En ieder oogenb'ik
keerde deze vraag terug:
En moedertje? Wanneer komt zij nu?
Zij was gemeenzaam met juffrouw Tar
rot, evenals met hare moeder, onbewust
als zij was van de plichten der wellevend
heid en van de plichten jegens haar wel
doenster onbewust van alles! Deze on
schuldige onwetendheid was zoo treffend
voor die haar alleen wisten op deze wereld.
Toen Marcelle's toilet bijna gereed was,
stad de waschvrouw het hoofd door de
deur.
Waar is de lieve kleine? Kijk, daar
staat zij. En waar hebt gij Louise gela
ten?
Die past op den winkel, vrouw Galin.
De zaken moeten haar gang gaan.
Heeft zij veel geweend? vroeg de goede
vrouw, fluisterend naderbij tredend.
Sinds gisteravond geen traan. Zij
vraagt ieder oogenblik naar haar moeder,
maar zij is rustig.
Arrn engeltje, zuchtte vrouw Galin;
dat heeft nog geen zorg gekend, 't Is een
troetelkindje hoor, wees daar verzekerd
van.
Ik geloof het graag. Je behoeft haar.
linnengoed maar aan te zien. 't Is alles
zoo fijn en zoo helder en zoo netje9 ver
steld. En haar krulletjes zijn zoo zorg
vuldig onderhouden, 't Wag een eenig
kindje hoor, die kleine.
Hadt gij zusjes? vroeg de wasch
vrouw, terwijl zij den hals streelde van de
kleine, die het hoofd op zijde hield en
lachte.
(Wordt vervolgd).