28 BUITENLAND. JAARGANG. No. 1535. BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.' Interc. Telefoon 935. -- Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN v De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en bet GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten H cent per week, f..45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. r Afzonderlijke nummers 21/s cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. WOENSDAG OCTOBER. 1914. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elko regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Extra parlementair. Aanstonds na de vervanging van minister Bertling door minister Treub hebben we als onze optnie uitgesproken, dat de Regeering beslist extra-parlernentair wilde blijven, an ders zou zij b.v. mr. Patijn wel met de portefeuille van financiën hebben kunnen belasten. Deze opinie vindt steun in de benoeming van minister Posthuma. Reeds werd dr. Bos voor den vacanten zetel genoemd, maar ziet: aangesteld werd weer een man buiteu de parlementaire kringen. De kabinetsformeerder Cort v. d. Linden heeft groot gelijk dat hij aldus aan zijn opzet getrouw blijft; het kan zijn positie slechts versterken. Wat den nieuwen bewindsman betreft land en tuinbouw hebben in hem nu eens een specialiteit, welk feit wel velerlei goede verwachtingen zal opwekken. Reeds in de huidige omstandigheden kan hij veel doen ten nutte dier voorname takken van bedrijf, maar ook bij 't weder intreden van normale verhoudingen toone de heer Posthuma eens. dat de regeeringsbureaux ook dan vlug werken verstaan. Land- en tuinbouw zijn al zoo lang geduldig. Evenals de heer Bei'tling mist ook de nieuwe minister parlementaire ervaring, maar zou dit nu heusch zoo'n groot be zwaar zijn? We zullen dienaangaande het optreden van den heer Posthuma eens af wachten. Y Troelstra is blij. De leider onzer ,,S. D. A. P.", die thans in 't buitenland een reparatiereis maakt in 'ibelang zijner internationale broederschap, heeft te Berlijn van den onderstaatssecre taris Zimmerman vernomen, dat Duitsch- land er niet aan denkt te tornen aan Hol lands politieke onafhankelijkheid. Als de eerste de beste bourgeois is de heer Troelstra hiermede zoo in zijn schik, dat hij deze ..volkomen authentieke verklaring" gauw naar H e t V o 1 k zond, daarbij de verwachting uitsprekend, dat „(z)ijne land- genooten hare beteekenis zullen weten te vatten." Troelstra in Het Volk beteekenisvol sprekend tot al zijn landgenooten over iets wat de ,.S. D. A. P." tot dusverre slechts matig of niet of zelfs negatief interesseerde, waarlijk, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. De Duitschers in Frankrijk en Beigië. Uit de berichten van beide zijden blijkt omtrent de bewegingen der linies niet veel nieuws, maar toch genoeg om enkele klei ne wijzigingen in de posities aan te bren gen, die vooral daarop neerkomen, dat de Duitschers een weinig verder Noordwaarts staan. Een der hevigste gevechten bijv. heeft plaats gehad in het hoekje tusschen de Yser en het Kanaal van Yperen. Daar ligt het nu platgeschoten plaatsje Persyse. Met het kanaal van Yperen en het Yser-ka- naal schijnt echter bedoeld te wezen een kanaal dat van Dlxmuiden naar Yperen loopt. Het is daar n.l.. een echte warboel van kajialen en dat de Yser, zelf ook ge deeltelijk gekanaliseerd is, maakf. de zaak niet duidelijker. Ook de herhaalde ver melding, dat Rousselaere (Roulers) nog in handen der Duitschers is, en de gisteren avond geseinde bijzonderheid, dat de Bondgenooten tusschen Y'peren en die plaats vooruitgerukt zijn, wijst op een ver andering in den stand van zaken, die een weinig ten gunste van de Bondgenooten is. Omtrent den toestand aan de Maas en tusschen Maas en Moesel, dus op het verre Oostelijke uiteinde van het front, zijn be richten ingekomen, die doen gelooven, dat de Bondgenooten ook daar den de winnen de hand zijn. Volgens de berichten aan het Belgische ministerie van oorlog worden de verliezen aan Belgiscse zijde in de gevechten aan de Yser op 10,000 dooden en gewonden geschat. Die van de Duitschers moeten veel grooter zijn. Na aankomst van Fransche en En- gelsche versterkingen is de stand van za ken voor det bondgenooten op dit gedeelte van het front veel gunstiger geworden. Aan de Times mordt uit Noord-Frankrijk geseind dat eergisterochtend na hevige nachtelijke gevechten 2500 lijken van Duit- SQliers in het Yserkanaal dreven. Het wa ter was rood van het bloed. De straten •van Dixmuiden waren met dooden bezaaid. Het nachtelijk gevecht was een ware hel geweest. Van 't vallen van den avond tot het aanbreken van den dag, was van man tot man gevochten. Soms vielen de strijders samen in het kanaal en verdronken beiden. De Duitschers hadden bevel gekregen, het kanaal tot eiken prijs over te trekken. Een gevangen genomen officier erkende het; ,,al moet liet duizenden soldaten kosten, wij moeten er over" was gezegd. De correspon dent schat de verliezen aan Duitsclio zijde alleen dien nacht op 5000 man. Hij seint voorts, dat Zaterdag een Duitsche brigade, die langs de kust marcheerde, tusschen Nieuwpoort en Middelkerke door het vuur der Engelsche oorlogsschepen vernietigd is. Koning Albert en het Belgische leger. Sedert de Belgische Regeering te Havre is gevestigd, wordt'door het Ministerie van Oorlog driemaal per week een blad uitge geven, ,,Le Courrier de l'Armée", een sol- datencourant in de Fransche en Vlaamsche taal. Elke compagnie, escadron en batterij ontvangt geregeld tien exemplaren. In het nummer van 20 October wordt een verklaring van Koning Albert gepubliceerd, waarin hij herinnert aan de gebeurtenissen van de laatste maanden en aan de woorden van den-minister-presidenj. op 4 Augustus in het Parlement gesproken: „België kan overwonnen worden, maar nimmer onder worpen". i Alsdan zegt Koning Albert: „Officieren, onderofficieren en soldaten, gij hebt gedurende twee maanden met voor- beeldigen moed en zeldzame volharding ge streden. Toch vermocht gij de invasie niet te stuiten. Maar België is niet onderwor pen en 't Belgische leger is niet vernietigd. Dank zij den ver9tandigen maatregel be treffende den terugtocht uit Antwerpen,, zijn belangrijke strijdkrachten intact geble ven. Door aanvulling met recruten en vrij willigers kan het veldleger weer volledig op sterljte gebracht worden, zoodat het den strijd kan voortzetten aan de zijde van de Fransche en Engelsche legers. Te zamen zullen de bondgenooten voet voor voet den vijand terugdringen, die den oorlog heeft voorbereid en tegen ons gewel dige strijdmiddelen in actie heeft gebracht. Soldaten! Onze steden zijn verbrand, onze velden verwoest, onze huizen vernield. De rouw in ons geliefd vaderland is algemeen. Maar nog gruwelijker rampen zullen onze landgenooten treffen, als gij hen niet be vrijdt van den indringer. Dit is gebiedende plicht voor u. Eens, na een nederlaag, zeide een groote koning van Frankrijk: „Alles is verloren, behalve de eer!" Gij hebt uw ongelukkig vaderland bedekt met roem. Thans moet dat vaderland weder worden opgericht. Sol daten, voor u is meer te winnen dan roem alleen: gij kunt uw vaderland bevrijden, met de hulp van onze dappere bondgenoo ten." De worsteling van het Bel gische leger. De Belgische oorlogscorrespondent van „de Tijd" schrijft d.d. 25 October uit Nieuw poort het volgende: Wellicht is de beslissing reeds gevallen, wanneer deze mededeelingen na veel om- zwervens den weg naar de gazet zullen ge vonden hebben! Binst de eerstvolgende dagen zal dit echter niet wezen, al voeren de Duitschers ook nog zooveel hulptroepen aan. Want de positie onzer troepen is m^t den dag verbeterd. Hoe groot vertrouwen ik ook had in de leiding van ons leger, de lezer weet toch hoezeer mij het prijsgeven van Antwerpen aan het harte ging. En er zijn oogenblik- ken geweest, dat ik en niet ik alleen hier me afvroeg, of België zich nu niet ge heel en al opofferde aan de helangéii'van Frankrijk en Engeland. Met den dag wordt het duidelijker, hoe juist het echter gezien is geweest, tot deze schijnbaar lamentabele daad over te gaan. Wat had ons leger in Antwerpen kunnen doen? Een verdedigingsoorlog voeren, zich laten opsluiten feitelijk, terwijl de Duit schers zuidwaarts tusschen Antwerpen en den Franschen linkervleugel vrij spel had den gehad. Nu is ons leger echter plotseling als een niet te onderschatten hulpleger de verbin ding komen bewerken met den Franschen linkervleugel, zoodat de verbondenen één lange ononderbroken slaglinie hebben. In plaats van zich gevangen te zetten in een vesting, heeft het Belgische leger de daad verkozen van den vrijen slag, waarbij het niet als einddoel voor oogen heeft een lou ter zich staande houden te midden van den vijand, maar het terugslaan van den tegenstander, hem een nederlaag toe te brengen! En het is aan het moreel der troepen zoo goed te bemerken, hoe de daad to verkiezen is boven den demoraliseeren den vestingkrijg. Veertien dagen reeds, sinds den va] van Antwerpen, dringen de Duitschers op, in de laatste 10 dagen met groote geweldig heid zelfs, maar nog hebben zij .het be trekkelijk kleine Belgische leger niet kun nen vernietigen. Op het kleine stukske grond na, dat nu de overleveringen van ons volksbestaan moet hoog houden, is België in 's vijands handen, maar België is België nog, want ons leger bleef staan in den strijd. De druk, dien de Duitschers op Dixmui den, het nu zoozeer gehavende en erbar melijk geleden hebbende Dixmuiden, heb ben uitgeoefend, is schier onweerstaan baar geweest. Ik meldde reeds, dat ze hier een doortocht zich wilden banen. En met wisselend welslagen. Er wordt met de grootste.hardnekkigheid gevochten. Helaas is de vijand steeds ten opzichte zijner artillerie verreweg in de meerder heid geweest. Sinds enkele dagen zijn echter de zwaardere stukken van de Fran schen aangekomen en hebben meer even wicht gebracht. Klaarblijkelijk pogen de Duitschers met alle geweld den kortsten weg naar Duinkerken en Calais te bemach tigen over Dixmuiden; is eenmaal deze doortocht bewerkt, dan is het lot van Nieuwpoort van zelf beslist. In de afgeloopen week is er dan ook dag en nacht gevochten om dien doortocht. In den nacht van Donderdag slaagde de vijand er in de IJzer en het kanaal van IJperen over te trekken, maar werd daar na weer teruggeslagen. Inmiddels kreeg hij toen versterking, heeft den aanval her nomen en staat nu weer over het water. Het voordeel der vijandelijke troepen is thans, dat ze onze stellingen en de loop graven heftiger onder vuur kunnen ne men. Als er in de komende dagen een beslis sing komen moet, dan is hel hier bij Dix muiden, te meer wijl heden het zoo krach tig onze bewegingen te land ondersteu nende vuren der Engelsche monitors ge staakt werd om mij onbekende redenen. Zoo wonderlijk optimistisch als een En gelsche confrater, die van aanhoudende vorderingen en overwinningen spreekt, ben ik daarom niet Wij staan er niet kwaad voor, maar de laatste dagen heb ben toch geleerd, dat een geduchte strijd nog wacht! Nu eenmaal de vijand vasten voet heeft gekregen aan deze zijde van de Yzer, loopt de doortocht naar Duinkerken meer gevaar. En dan zou het terugslaan der Duitschers tot Rousselaere in 't begin der week en de vorderingen en het stand houden in de nabijheid van Yperen niet zooveel beteekenis meer voor ons hebben. Rousselaere en heel de vredige dichter lijke streek van dit Zuid-West België, de bakermat als 't ware van de jongsteVlaam- sche beweging, is zwaar geteisterd door het oorlogsbeest. Rousselaere moet, naar vluchtelingen hier verhalen, gebombar deerd en deels verbrand zijn, althans zwaar beschadigd. Bij Yperen houden de verbondenen stand, bij Rijssel dringen zij meer en meer op en doen heftige aanvallen. Maar mijns inziens zal veel meer op dit oogenblik ai hangen van de krijgsbedrijven rondom Dixmuiden, daar de linkervleugel gevaar loopt te worden omtrokken, als onze weerstand tusschen Nieuwpoort en Dix muiden bezwijkt. De verliezen der Duitscher moeten, voor al in 't begin der week, groot zijn ge weest. Doch ook onze verliezen, met name der Engelschen, waren helaas niet onbe- teekenend. De Russen. Van het oostelijk front is het nieuws zeer schaarsch. De Russische berichten, melding makend -van de nederlaag der Duitsche troepen bij Warschau, zijn door Duitsche berichten nog niet bevestigd. Integendeel, een officieel Duitsch bericht meldt, dat de toestand bij Iwangorod gunstig is, al is de uitslag van het gevecht nog niet zeker. De Engelsche bladen nemen echter aan, dat Warschau niet langer in gevaar is. Zij meenen dat de Duitschers nu wel geen nieuwen aanval zullen wagen, doch zich terugtrekken in de uitvoerige defensieve stellingen, die zij in Polen hebben gereed gemaakt, en pogen zich daar met weinig troepen te verdedigen, om de groote macht van het oosten naar het westen te brengen, en daar de schaal naar hun zijde te doen overslaan. Dit nu moeien, volgens de En gelsche strategen, de Russen beletten door een voortdux-enden druk op de Duitsche linies, opdat het overbrengen van groote troepenmassa's onmogelijk worden zal. Dit heeft natuurlijk bezwaren; de strijd wordt gevoeld, als in Frankrijk, in het eigen land, en dj tijd, waarop de vijandelijke hoofdstad kan worden bedreigd, en dus een einde aan don oorlog kan worden gemaakt door Duilschland de vredesvoorwaarden voor to scluijven, is nog ver af. Maar daartegen over staat het voordeel zeggen deze En ge'«me bladen dat de Duitsche troepen it. twe groote fronten moeten strijden, wat slechts iu het belang der bondgenooten kan zijp Verschillende Oorlogs berichten. Inkomende rechten in België. De Duitschers hebben sedert enkele dagen in België inkomende rechten geheven van de artikelen, die er vroeger in België ook aan onderhevig waren. Kaas, boter, cho colade, koffie, enz. worden weer belast. Van tabak zou 60 centimes per kilo gevor derd worden. Dit schijnt echter tot heden nog niet gebeurd te zijn. Gebrek. Te Herstal, Wandre en an dere plaatsjes ia de buurt van Luik is ge brek aan brood en aardappelen. Het eer ste werd te Maastricht de laatste dagen voor een gedeelte opgekocht. In de ge meente Herstal, een plaatsje van 22,000 zielen, worden dagelijks 14,000 porties soep gratis uitgedeeld. Het Missieleven te Grave. Uit het Missiehuis van de H. Familie te Grave, opgericht in 1895 door pater Berthier, staan van de 383 bewoners er thans 235 onder de Duitsche wapenen, o.a. de alge- ineene overste. Eenigen hunner zijn reeds als gewond van het slagveld weggevoerd. Terugkeer der Belgische vluchtelingen. Uit Roosendaal wordt aan de „Tel." gemeld: Op het grensstation Esschen zijn Maandag de Duitschers teruggekeerd en zagen daar de Duitsche door de Belgische vlaggen vervangen. Dit was geschied door den ontvanger van de douane, die daarop gevankelijk is weggevoerd. De burgemees ter moest een borgstelling van 1000 francs geven. Dit voorval heeft weer veel onrust in. de grensgemeenten veroorzaakt. Dom Manuel. Reuter is gemachtigd te verklaren, dat Dom Manuel niets heeft FEUILLETON. In 's levens maalstroom. (Het autoursrecht van (loze vertaling is voorbehouden). 7) Hij kwam in zijn vaart met iemand in botsing. Zonder iets te zeggen, wilde hij verder gaan. He, zijt gij Het Montfort, zei de zaak gelastigde, want deze was het. Waar gaat gij heen? De Canada vertrekt binnen twee uren, dat weet gij. Ja, ja, antwoordde Monfort, maar ik moet eerst naar het station. Geen gekheid! Het station is op dit uur gesloten. Gij hebt uw engagement ge- teekend en uw voorschot ontvangen. Gij zijt toch niet voornemens om te bedriegen, hoop ik. Neen, mijnheer, zeide Monfort, plot seling kalm. Ik heb mijn woord gegeven, dat weet ik; maar ik moeteerst naar het station. Zich met een ruk ontworstelend aan den agent, die een knoop van zijn jas in zijn hand hield, hernam hij zijn loop naar het station. Als een krankzinnige liep hij het ge bouw rond, de donkere hoeken onderzoe kend, de schaarsche voorbijgangers onder vragend; hij bezocht de goedkoope hotels van den omtrek, alom het signalement opgevend van zijn vrouw en zijn kind; hij liet zich vrij uitschelden door de matrozen, oio hij in de lage berookte zalen der volks: restaurants in den weg liep. Een langdurig, schor gefluit weerklonk tweemaal; een bel werd bij tusschenpoo- zen geluid. De Canada, zeide hij bij zichzel- ven. Al wat ik bezit is op dat schip; Ik heb mijn woord gegeven, ik moet vertrek ken. Maar ik zal terugkeeren, ja, terugkee- ren zal ik, om mij te wreken. Met het hoofd voorover, als een woeden de stier, doorkliefde hij voor de tweede maal de menigte, die de groote pakketboot gadesloeg, en liep de loopplank over op 't oogenblik, dat de kapitein last gaf haar in te trekken. Tegelijkertijd hoorde hij achter zich de stem van den zaakwaarne mer: Duivelsche kerel! Ik had je al verlo ren gewaand. Nu, desniettemin goede reis. De Transatlantische stoomer wendde langzaam den steven, de kade bespoelend met golven van water. Weldra ging het met spoed vooruit; de vuurtorens van Hasse overgoten het schip met een stroom van electrisch licht, terwijl in de verte een lichte streep de nog verwijderde dageraad aankondigde. Toen de dag aanbrak was de Fransche kust voor de opvarenden nog slechts een bijna onmerkbare streep. Opgesloten in zijn hut, beweende Simon Montfort zijn verloren geluk. HOOFDSTUK VI. Marcelle's nieuwe tehuis. Toen Marcelle ontwaakte in het vreem de bed, waar zij gastvrijheid gevonden had, zag zij naar de zoldering en barstte in een schaterlach uit, dien aanminnigen lach der kin^heid, die, in stede van, als wij, te bevitten, wat zij niet kent, zich té- vreden stelt met het aardig te vinden en' er zich om te vermaken. Juffrouw Tanrot, die in de kamer aan haar bezigheden was, wendde zich op dat onverwachte geluid om, de richting vol gend van Marcelle's blikken bemerkte zij, dat het voorwerp dier vreugde een opge zette hagedis was, opgehangen aan het plafond. Dat „aardige ding", een soort uithang bord van den koopman, die haar in dit huis was voorgegaan, had de goede koop vrouw steeds geërgerd. Het dier had overal in huis gezworven en was verwaar loosd, totdat de kinderen zich het lieve diertje" aantrokken, het den bek volstop ten met* broodpap onder voorgeven, dat het honger had en het ophingen op zijn tegenwoordige plaats. Op een stoel staan de kon Louise er nu met de hand bij; het andere kind rustte, helaas, op het kerk hof van Montmartre. Marcelle, die op den rug lag, had nog steeds schik in den hagedis, wiens uitge spreide pooten, als gereed om te zwem men, er zoo komisch uitzagen. Het ge laat van de groentevrouw, zich over haar heen buigend, deed haar vreugd en schrik verkeeren. Mama! riep zij uit, zich in de kus sens omwerpend, op gevaar af zich te be- zeeren aan het ijzer van het kleine ledi kant. Zij, die nooit den kreet hebben gehoord van een verlaten kind, dat slechts één naam kent en maar steeds dezen naam uit, welke al haar gedachten omvat, zij kennen den ganschen omvang van het medelijden nog niet. Niets is meer hart verscheurend dan het geroep van een on- i schuldig wezen, dat plotseling beroofd is van wat haar het dierbaarst was op aarde. De goede vrouw werd innig bewogen op het hooren van dien kreet. O, dacht zij, 't is mij toch liever, dat mijn kleine ginds onder de boomen rust, dan dat zij moest zijn als dit verlaten kind, meer dan een wees, zonder andere toevlucht dan de liefdadigheid van een voorbijganger. Uw moedertje zal terugkomen, liefje, zeide zij zachtkens. Zij heeft gezegd, dat gij u zoet moest laten aankleeden, dan komt zij u halen. Vader ook? vroeg Marcelle, niet zon der wantrouwen. Uw vader ook, natuurlijk! Hoe ziet die er uit, uw vatfer? Kent gij hem niet? vroeg het kleine meisje verwonderd. Wel neen! Hij is immers gisteren ver trokken. Marcelle dacht daar eens over na. Zij begreep er niets van en het samentrekken van haar wenkbrauwen getuigde, dat zij trachtte, het zich duidelijk te maken. Waar hebt gij gewoond? vroeg juf frouw Tarros, terwijl zij het kind aan kleedde. Daar ginds, ver! zeide zij met een aanvallig gebaar, dat zij nog herhaalde, om aan te duiden, hoe ver het wel was. Een heelen dag in 't spoor zitten en dan zijt.gij er. Wanhopend duidelijke verklaringen van dat onschuldige wicht te erlangen, verge noegde vrouw Tarrot zich er mede, haar wat te laten praten, wat niet moeilijk viel. Het kind babbelde aardig over. herinne ringen van haar kort verleden en deed nieuwsgierige vragen, onderbroken door helder schaterlachen. En ieder oogenb'ik keerde deze vraag terug: En moedertje? Wanneer komt zij nu? Zij was gemeenzaam met juffrouw Tar rot, evenals met hare moeder, onbewust als zij was van de plichten der wellevend heid en van de plichten jegens haar wel doenster onbewust van alles! Deze on schuldige onwetendheid was zoo treffend voor die haar alleen wisten op deze wereld. Toen Marcelle's toilet bijna gereed was, stad de waschvrouw het hoofd door de deur. Waar is de lieve kleine? Kijk, daar staat zij. En waar hebt gij Louise gela ten? Die past op den winkel, vrouw Galin. De zaken moeten haar gang gaan. Heeft zij veel geweend? vroeg de goede vrouw, fluisterend naderbij tredend. Sinds gisteravond geen traan. Zij vraagt ieder oogenblik naar haar moeder, maar zij is rustig. Arrn engeltje, zuchtte vrouw Galin; dat heeft nog geen zorg gekend, 't Is een troetelkindje hoor, wees daar verzekerd van. Ik geloof het graag. Je behoeft haar. linnengoed maar aan te zien. 't Is alles zoo fijn en zoo helder en zoo netje9 ver steld. En haar krulletjes zijn zoo zorg vuldig onderhouden, 't Wag een eenig kindje hoor, die kleine. Hadt gij zusjes? vroeg de wasch vrouw, terwijl zij den hals streelde van de kleine, die het hoofd op zijde hield en lachte. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1