27
BUITENLAND.
De Oorlog.
BINNENLAND.
In 's levens maalstroom.
No. 1534.
6e JAARGANG.
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21/2 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent
DINSDAG
OCTOBER.
1914.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f 1.50, elke regel meor 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote lotters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cont.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Kuur- en Verhuur, Koop- en Vorkoop (guen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 csnt.
De toestand in Frankrijk en
België.
Als een Duitscli bericht vertrouwen ver
dient, heeft het zware Duitsche geschut de
Engelsche vloot ernstig gehavend.
Wat vaststaat (want het wordt van hei
de zijden gemeld) is, dat de Duitschers ten
deele over de Yser en het kanaal van
Yperen zijn gekomen, maar dat de daar
over getrokken troepen aan de overzijde
Yop zulk een muur van verzet stuitten, dat
zij, voorloopig althans, aan dit succes nog
niet veel hebben gehad.
Misschien is dit voor een deel te vijten
aan de uitwerking van de zware Engel
sche artillerie, die van het duin te Nieuw-
poort af hen belet, een krachtige actie op
dit punt te voeren.
Hoe dit zij, aan boord of aan den wal,
in elk geval schijnt het Engelsche geschut
een woordje mee te spreken. Dit volgt ook
uit de meerdere actie van weerszijden, zoo
dra men verder landwaarts komt. hij
Yperen b.v. (de stad zelf schijnt i.-og
steeds in het bezit der Bondgenooten te
zijn) is verbitterd gevochten. In Rijssel
werden hevige straatgevechten geleverd.
Wat er waar is van berichten aangaan
de gevechten bij Oudenbourg en Ettel-
ghem, enkele kilometers ten Z. van het
kanaal OstendeBrugge, is nog niet uit
te maken. Indien zij juist zijn, hebben de
Duitschers geducht klop moeten hebben
geli ad.
Dat er veel bloed gevloeid zal hebben,
aldus de overzichtschrijver van het ,,Vad."',
kan men opmaken uit de berichten aan
gaande het enorme vervoer van gewonden
naar de achter het Duitsche front gelegen
steden (Ostende, Brugge, Gent enz.), en
ook uit de erkentenis van beide zijden, dat
de vijand groote verliezep leed.
Wat het verdere nieuws van het front
in Frankrijk betreft, het is: dat er geen
nieuws is.
In Woëvre alleen schijnt een eenigszins
beteekenend succes door de Bondgenooten
bevochten te zijn in de buurt van Thiau-
court. Een weg, die een der voornaamste
verbindingen vormt van de tusschen Maas
en Moezel staande Duitschers met het door
hen veroverde en half door de Bondgenoo
ten ingesloten St. Mihiel, is daardoor on
der het bereik van het Fransche geschut
gekomen. Het feit zelf illustreert duidelijk
hoe alles daar voet voor voet gaat.
Uit België.
Nadat Ostende door Engelsche' oorlogs
schepen twee dagen was gebombardeerd,
heeft de Duitsche militaire commandant,
admiraal von Schroder, de volgende pro
clamatie in de stad en de omgeving doen
aanplakken:
„Het beschieten van Engelsche hotels
en Engelsche onderdanen op de Belgische
kust legt mij den plicht op, tot bescher
ming van de hier verblijvende Britsche
onderdanen, de noodigc veiligheidsmaat
regelen te nemen. Ik beveel dus, dat alie
Engelsche onderdanen in Ostende en in
de aangrenzende kustplaatsen ten spoe
digste deze plaatsen verlaten. Zij moeten
zich plaatsgewijze verzamelen en zullen
onder zeker geleide naar de Nederlandsche
grens overgebracht worden. Ik kan gee
nerlei verantwoording op mij nemen voer
de ellende, welke de nuttelooze Engelsche
beschieting op die wijze over de tot nu toe
onder Duitsche bescherming staande vrou
wen en kinderen brengt.
De afdeelingscommandanten moeten er
voor zorg dragen, dat de uitwijkende per
sonen met alle zorg uit het bereik der En
gelsche schepen verwijderd worden."
Men schrijft uit Ostende Zondagavond
aan de ,,N. R. Crt.":
Zonder oponthoud hoort men hier het
kanongedonder. De Duitschers beweren
dat zij reeds eergisteren Nieuwpoort bin
nen zijn getrokken, maar aan die berich
ten hecht men hier weinig geloof. Sedert
de Duitschers hjer zijn brandt het iicht
weer in de straten, rijds de electrische
tram weer, is 't leven weer geregeld. Eigen
aardig is het, dat in de haven nog een
schip van de Ostende-Doverlijn ligt.
Eergisteren heeft een Engelsch oorlogs
schip Ostende gebombardeerd. Dit veroor
zaakte even een paniek, de Duitschers ren
den van den zeedijk naar beneden en de
burgers vluchtten in de kelders. De be
schieting heeft echter maar enkele minu
ten geduurd en slechts eenige gaten ge
slagen in drie hotels aan de boulevard;
vooral 't hotel Majestic is beschadigd.
Twee officieren, een officier van gezond
heid en een marine-luitenant zijn er vol
gens de berichten bij gedood. Het is nu
verboden op den zeedijk te komen, of
schoon het bombardement niet is hervat.
Evenals Brugge is ook bier de stad ge
heel vol militairen; behalve marine-troe
pen, ook troepen van het 3e legercorps.
Men ziet ook vele licht gewonden, vooral
met hoofdverbanden, door de straten loe
pen. De stemming der soldaten is opmer
kelijk om hun algeheele vertrouwen in de
leiding en de zekerheid te zullen overwin
nen.
Hoe de zaken staan, hoort men hier na
tuurlijk niet. Het is zeker, dat er uiterst
bloedig gevochten is; vooral te Cortemarcq
aan deze zijde van de Yser, waar de Duit
schers in de moerassen vele vei liezen moe
ten hebben geleden. Te Ostende, evenals
te Brugge, komen cte laatste dagen voort
durend treinen en voertuigen vol gewon
den aan.
De Russen.
Betreffende het Oostelijk Oorlogstooneel
in Galicië en Oost-Pruisen is het
nieuws bijzonderschaarsch.
De korte mededeeling uit het Duitsche
hoofdkwartier wijst er o. i. op, dat de
strijd er voor de Russen niet zoo kwaad
uitziet. Een mededeeling ,,de strijd is gun
stig voor ons", beteekent gewoonlijk niet
meer dan ,,wij hebben nog geen zware ver
liezen geleden."
Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt
d.d. 26 October geseind:
Op liet Oostelijk oorlogsterrein zetten
wij ons aanvallend .optreden tegen Augus-
tof voort. Bij Iwangorod staat de strijd
gunstig voor ons. De beslissing is nog niet
gevallen.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Voor drie en een half millioen. Een der
Engelsche schepen, die door den Duitschen
kruiser ,,Emden" tot zinken zijn gebracht,
had 140 Oton rubber aan boord, welk quan
tum een waarde van ongeveer 3,600,000 gld.
vertegenwoordigt. Deze hoeveelheid rubber
staat gelijk aan circa een vierde dèel der
thans te Londen aanwezige voorraden. Het
uitblijven van dezen nieuwen aanvoer heeft
tot gevolg gehad, dat de rubberprijs te Lon
den gevoelig is gestegen.
Shrapnel. Shrapnel, het woord dat in
deze dagen zoo vaak gebruikt wordt, is
eigenlijk de naam van den uitvinder dier
granaten: generaal Henry Shrapnel, die on
geveer 100 jaar geleden zich wendde tot de
Board of Ordnance voor eenige geldelijke
tegemoetkoming ter wille van het moor
dende projectiel, dat hij geheel ter beschik
king van zijn land gesteld had. Hij kreeg
ten antwoord, dat die instelling geen fond
sen had ter belooning van verdienste. Toch
kreeg Shrapnel in 1814 een Rijkspensioen
van f 6000, dat hem 28 jaar lang werd uit
gekeerd.
Zijn uitvinding werd 't eerst gebruikt in
Suriname in 1804. Vier jaar later bewees
Wellington te Vimeira de deugdelijkheid
ervan. Daarna verklaarde Sir George Wood
die de artillerie te Waterloo aanvoerde, dat
de Britten zonder shrapnel nooit de boerde
rij van La Hoye Sainte hadden kunnen
herwinnen, van welke eenvoudige gebeur
tenis de beslissing van den strijd afhing.
Proclamatie of canard? In Namen is
de volgende proclamatie aangeplakt, geda
teerd op 16 October:
Ik deel de bevolging mede, dat de Duit
sche troepen, van Frankrijk komende, wel
dra zullen arriveeren. De troepen trekken
zich cm humanitaire redenen terug ten ein
de onder zich zelf en in de plaatsen, welke
zij zullen bezetten,niet cïe verschrikkelijke
cholera-epidemie te verspreiden, die in de
Fransche rangen woedt.
Ik nóodig de bevolking uit gewillig te vol
doen aan de requisities, welke de doortocht
der troepen met zich sleept. De gouverneur,
Von Debousbry.
De Trans-Siberische spoorweg bewaakt.
De Tsaar heeft een Oekase uitgevaardigd,
waarin wordt medegedeeld, dat de Trans-
Siberische spoorweg wegens den oorlogs
toestand onder militair toezicht is gesteld.
Een vermaarde klokketoren. De ver
maarde klokketoren van het stadhuis te
Atreclit, die vrijwel onbeschadigd was ge
bleven, toen in het begin dezer maand het
stadhuis zelf in vlammen was opgegaan, is
den 21sten dezer door de Duitsche artillerie
beschoten en vernield.
Volgens de „Times" hebben de Duitschers
hun geschut op de „beffroi" gericht, omdat
den vorigen dag*de Franschen de kerktoren
van het naburige dorp Tilloy-les-Mofflaines
waarop de Duitsche machinegeweren had
den opgesteld, in puin hadden geschoten.
Atrecht zelf heeft van de beschieting ei*g
geleden. Het meerendeel der bevolking is er
den 21sten uitgetrokken.
Duikbooten. De Kopenhaagsche cor
respondent van de „Times" seint dat de
Duitschers bezig zijn op de werf te Elbing
duikbooten van nieuwe type te bouwen, die
uitsluitend zullen dienen voor het vervoer
en de ontscheping van troepen. Ook te
Hamburg zullen verscheidene zulke booten
op stapel worden gezet.
Of ze moeten dienen om ongezien de En
gelsche kust te naderen en daar troepen te
landen?
Nederland en de Oorlog.
DienstregelingH. IJ. S. M.
Met ingang van 1 November zal ook op
de lijnen der H. IJ. S. M. een uitgebreider
dienstregeling in werking treden. Deze
komt voor het grootste deel overeen met
de regeling vóór den oorlog.
De Belgische vluchtelingen.
Te Sluis zijn, naar men schrijft, nog
8000 vluchtelingen aanwezig; er waren er
30,000, zoodat reeds velen vertrokken zijn.
Door het voortdurend gedreun der ka
nonnen bij Ostende vertrekken nu geen
vluchtelingen meer. De burgerwacht van
Sluis heeft daarom met de heeren Jacques
van Ackere, advocaat te Brussel, Henri
Delepiere en Johan Demaegt een comité
gevormd om de daar verblijvende kinderen
onderwijs te doen geven door de daar ver
toevende Belgische onderwijzers.
De gezondheidstoestand in Sluis blijft
goed en het gedrag der vluchtelingen ook.
Tot nog toe zijn slechts 5 roodvonk- en 2
typhusgevallen voorgekomen.
Zondagmorgen werden onder strenge
militaire bewaking een aantal Belgische
vluchtelingen, die te Utrecht door Belgi
sche politiemannen in een der gebouwen
waren ontdekt, naar Veenhuizen overge
bracht.
Het aantal vluchtelingen, dat via Roo
sendaal terugkeerde, bedroeg Vrijdag bij
na 13.000 en steeg Zaterdag tot ongeveer
17.000. De laatste trein, die Zaterdagmid
dag vertrok, vervoerde 3000 passagiers.
Voor de terugreis van Antwerpen werd
voor het eerst geëischt 1 franc per persoon
van Merxem tot Esschen.
In den afgeloopen week zijn uit Zun-
dert, Rijsbergen en omgeving ruim 10,000
vluchtelingen naar België teruggekeerd.
De terugkeer der Belgische
vluchtelingen.
Dr. Frans van Cauwelaert schrijft in „De
Tijd":
„De Leeuwardensche Courant heeft aan
een schrijven van den voorzitter van den
Belgischen Bond van Postbeambten het be
richt ontleend, dat Z. M. Koning Albert
in een telegram aan den heer advocaat mr.
Ter Schilz, den Belgen zou hebben afgera
den, terug te keeren.
Ik kan dit bericht beslist tegenspreken.
Niet alleen omdat het op zichzelf reeds
geheel ongelooflijk voorkomt, maar ik kom
uit Vlissingen en heb o. a. met. mijn con
frater en vriend mr.Ter Schilz in't lang en
in 't breed, de vraag besproken, wat er on
zen gevluchten landgenooten te doen staat;
ik heb in vei'schillende plaatsen het woord
gevoerd in het openbaar en honderden
vluchtelingen hebben mij privatim om raad
gevraagd. Door niemand is er ook maar
een half woord over het bestaan van
bedoeld telegram gerept, 't Is dus een van
die duizenden looze geruchtjes, welke tegon-
woordig in zoo groote menigte rondgonzen
als muggen 's zomers aan een waterkant."
Uitbetaling Belgisch Spoor
wegpersoneel.
Het Belgische gouvernement heeft, naar
de „Telegr." meldt, bij verschillende in
stellingen hier te lande gedragen gestort,
ter uitbetaling van het salaris voor het
Belgisch staatsspoorpersoneel over de
maand October vaix dit jaar. Die betalin
gen zullen geschieden Woensdag 28 en
Donderdag 29 October te Vlissingen; Vrij
dag 30 en Zaterdag 31 October te Roosen
daal; te Amsterdam Donderdag 29 October
voor den dienst der tractie; Vrijdag 30 Oc
tober voor de exploitatie en Zaterdag 31
October voor den dienst van weg en wer
ken.
Engelandende vluch telingen
in Nederland.
De toon van meewaren in de Engelsche
pers over „het arme, kleine Nederland",
dat amechtig worstelt met de moeilijkheid
om een miliioen Belgische gasten te huis
vesten en te voeden, die toon verandert
gelukkig.
In haar hoofdartikel zegt de „Daily
Chronicle" van Zaterdag:
„Wij achten het een plicht der eere dio
op Groot-Britannië rust om Nederland in
dezen bij te staan. Het kan moeilijk wezen
om die vluchtelingen op onze eigen kust
in veiligheid te brengen en het is mogeiijk
dat zij liever bij hun Nederlandsche buren
blijven. Laat de Britsche regeerihg in dat
geval aanbieden de geheele kosten van hun
onderhoud op zich te nemen. Deze banne
lingen op Nederlandsehen bodem zijn onze
beschermelingen; wij waren en blijven
verantwoordelijk voor hun welzijn. Dio
verantwoordelijkheid moeten wij niet van
ons ti'achten af te schuiven; laten we onze
verplichtingen met opgewektheid nako
men. De Britsche natie zal zich .er hartelijk
over verheugen wanneer de regeering vlug
handelt en de zaak zuiver opvat: uitstel
en schrielheid zal zij niet vergeven."
Ook Miss Marie Harrison, die bovenge
noemd blad te Vlissingen vertegenwoor
digt, schrijft in een kn Ir -er toon: „Ik ben
bang, dat, mocht Nedc..and de taak, om
voor de vluchtelingen te zorgen, op den
duur te zwaar vinden, het genoodzaakt zal
wezen, hen, hoe ongaarne ook, naar hun
land terug te zenden."
Men ziet, dat is wat anders dan de „last
gasp" en de smeekbede om geld en sche
pen, die ons de vorige week in den mond
werd gelegd.
Mitsdien is de hoop gewettigd dat men
in Groot-Brittannië op den duur tot het
inzicht zal komen dat Nederland niet al
leen bereid is te doen wat het kan en vindt
dat het moet doen, doch dit doet met het
zelfde gevoel dat de „Daily Chronicle" uit,
als zij zegt dat het voor de Britten, waar
het geldt hun 200,000 vluchtelingen te hel
pen: „het is voor ons een gewaardeerd
voorrecht dat we dit mogen doen."
Datzelfde gevoel drijft Nederland ook;
het is niet maar ean vlaag van geestdrift
die niet bijblijft; en ongetwijfeld zal Groot-
Brittannië inzien dat in deze omstandig
heden zijn hulp en medewei-king welkom
zullen zijn, doch dat het een anderen vorm
zal moeten vinden als een verzoek aan
ons „om de erkenning."
FEUILLETON.
(Het auteursrecht ran deze vertaling is
voorbehouden).
't Sloeg kwart voor vijf. Zijn ongedul
dige vader tot een langzamen stap dwin
gend, ging Montfort staan, waar hij des
ochtends gewacht had. Marie ging komen
en hij zou niet morren, dat zij den trein
had gemist, zoo' verheugd was hij over
haar komst.
V. HOOFDSTUK.
Alleen naar de Nieuwe Wereld.
De trein arriveerde; 't was een sneltrein
zonder derde klasse. De reizigers \yaren
weldra uitgestegen; meer dan één klein
meisje ging hem aan de hand van haar
moeder voorbij, maar geen van haar had
de heldere oogen en kastanjebruine haren
van Marcelle.
Monfort voelde plotseling een hevige
verstoordheid in zich opkpmen en een
groote koude vervulde zijn hart.
Zij was niet gekomen? Zij had dus niet
gewild? En ditmaal had zij geen veront
schuldiging. Zij bezat geld genoeg om des
noods eerste klas te reizen. Waarom hem
dan pijnigen door zulk wreed wachten?
Woedend liep hij naar het telegraaf
kantoor en verzond de volgende dépêehe
naar het hotel, waar hij te Parijs afge
gapt was:
..Wqarom zijn dame met meisje, gisteren^
gearriveerd, lieden niet aangekoifieii^"
Toen hij het bericht verzonden had be-
mei-kte hij met verbazing, dat hij er zijn
naam niet onder gezet had. De reden, dat
hij zijn vrouw niet nader aanduidde, was,
dat zij misschien logeerde onder haar
eigen naam.
Het betaald antwoord kwam eerst drie
uren later drie uren, die hij had door
gebracht met een koortsachtige opgewon
denheid heen en weer te loopen voor bet
telegraafkantoor.
Het luidde:
„Dame in quaestie gisteravond niet
thuis gekomen."
Monfort stond een oogenblik als aan c'en
grond vastgenageld; daarna maakte bij
een ruwe buiging en wankelde. De be
ambte, die hem het bericht had overhan
digd, kwam haastig uit zijn kantoor, om
hem te ondersteunen. Maar hij herstelde
zich spoedig, bedankte den hulpvaariigen
man, weigerde een aangeboden glas water
en ging heen, waggelend als een beschon-
kene.
Zij was niet thuis gekomen. Deze ge
dachte martelde onophoudelijk Monfort'3
hersenen. Zij was niet thuis gekomen. Niet
alleen had zij dus geweigerd zich hij hem
te voegen, maar^ zij wilde hem ook haar
spoor bijster maken! Zij vluchtte met de
kleine als een dievegge, onverschillig waar
om hij, de verlaten echtgenoot, de vader
zonder kind, ging vertrekken naar een on
bekend land, geheel alleen, als een tot de
portatie verooi-deelde misdadiger.
Zij had willen blijven, dat was duidelijk,
om zich te verbergen in dat groote Parijs,
waar nien zich zoo gemakkelijk aan na-
sppfingen kan onttrekken.
Thuisgekomen! 'j
Hij wandelde langzaam op, zonder er
acht op te geven, waar hij liep; plotseling
bevond hij zich te midden van een woelige
menigte, waar men hem verdi-ong zonder
zich te vei'ontschuldigen; hij struikelde
over pakken en toen hij opkeek riep een
bxmtale stem hem toe:
Pas op!
Het geluid van een zwaar voorwerp, dat
door de lucht zweefde op korten afstand
van zijn hoofd, deed hem onwillekeurig
opzien en hij bemerkte een groote kist,
die boven hem draaide, als een veer opge
nomen door een stoomkraan.
Pas dan toch op! kreet vlak bij hem
een nog ruwere stem.
Men trok hem bij den arm weg en op
de plaats, waar hij zoo even stond, viel
een zware ijzei-en ketting met een plof
neer.
Zijt gij soms uw leven moede, dat gij
daar gaat staan, bromde de man, die hem
gered had. Ga dan liever naar de havens,
in plaats van om hier in den weg te loo
pen.
Wat doet gij? vroeg Monfort, verbijs
terd door de duwen, die men hem niet
had bespaard.
Wij 'laden de Canada, die dezen
nacht vertrekt. Kom, maak dat je weg
komt. Aan' leegloopers hebben wij hier
niets.
Ik ben passagier van de Canada,
zeide Montfort werktuigelijk.
Ga dan maar gauw, anders wordt hier
uw hoofd nog verpletterd, tenzij het zoo
hard mocht zijn als een kanonskogel.
Vermoeid, geduwd naar alle zijden ge
duwd, en bespot, liet Montfort zich voort-
dringen naar de smalle loopplank van de
Canada. Spoedig stond hij daar tus
schen de openingen van twee laadruimen.
Allerlei kreten en uitroepen, vermengd
met het gedruisch van werktuigen stegen
eruit op. Groote stoomkranen waren voort
durend in werking, brommend en schud
dend; enorme kisten daalden in het ruim,
zware kettingen rezen en dat alles ge
schiedde even regelmatig, zonder botsin
gen te veroorzaken. Groote reflectors zon
den stroomen electrisch licht in het laad
ruim.
Op de brug, waar nog tal van koopmans
goederen lagen, liepen de passagiers heen
en weer, hun hutten zoekend, tegensti'ij-
dige bevelen gevend, en grommend, voor
al op het personeel, dat niet te vinden
was, om de eenvoudige reden, dat ieder
afscheidsbezoeken bracht aan die daar
recht op hadden.
En tusschen al dat leven door bromde
de machine, die reeds onder stoom lag.
•Ze deed het schip trillen en uit de machi
ne-kamer steeg een diepe toon op, als van
een orgel.
Montfort zocht werktuigelijk de hut, die
hij voor zich en zijn vrouw had gehuurd;
hij had er nu het volle bezit alleen van,
tenzij men hem het passage-geld van Ma
rie wilde teruggeven, waar niet veel kans
op was Maar daar dacht hij ook niet
aan. Wat hij zocht was een weinig afzon
dering, een weinig kalmte en die vond hij
daar..
Het water klotste zachtkens onder zijn
venstertje; aan die zijde van het vaariuig
was alles rust en frischheid; de geruchten
drongen slechts zeer gedempt tot hem
door. Hij zette zich neder en nam het
hoofd tusschen de handen.
Marie, verloren! Marcelle, verloren! Ver
loren voor hem ongetwijfeld voor goed.
Hij was verlaten.
Met hoeveel slim overleg had die koele,
berekenende vi'ouw haar vlucht geregeld.
Zij had hem verblind door vermoeidheid
voor te wenden en een weinig rust te ver
zoeken. Bij die gedachte voelde Montfort
zich het bloed naar het hoofd stijgen vau
afkeuring en verontwaardiging.
Maar Marcelle! Mijn dochtertje, mijn
lief kind, riep hij uit. Zij had niet liet
recht mij daarvan te berooven. Dievegge,
kinder-dievegge!
Hij sloeg met den vuist tegen de wan
den, tot hij zich bezeerde; daarna verviel
hij weder in somber gepeins.
Een dergelijk ongeluk overtrof alles,
wat hij ooit hacl kunnen vreezen. Waar hij
in de verwachting van grootcre onheilen
leefde, had hij toch altijd in de verwach
ting geleefd, dat Marcello's engelenkopje,
haar stralende oogen, haar onschuldige
lach, steeds bij hem zouden zijn. Maar nu
niets meer, niets! Nog minder dan dut zij
op 'tkerkhof zou rusten. Dan zou hij haar
nog kunnen beweenen, maar nu...
Hij verliet zijn hut. Hij stiet alles wat
zich op zijn weg bevond, op zij, sprong
van het schip op de kade, zonder van de
looplank gebruik te maken en sloeg den
weg naar het station in. Er waren nog
treinen, 't Was niet mogelijk, dat Mario
hem verlaten had. En anders zou hij naar
Parijs vertrekken, haar terugvinden, de
kleine haar ontnemen en met zijn doch
tertje vertrekken... Hij zou dan gewroken
zijn, door haar wat hij haar deed lijden!
(Wordt vervolgd).