27 BUITENLAND. De Oorlog. BINNENLAND. In 's levens maalstroom. No. 1534. 6e JAARGANG. BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/2 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent DINSDAG OCTOBER. 1914. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1-5 regels f 1.50, elke regel meor 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote lotters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cont. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Kuur- en Verhuur, Koop- en Vorkoop (guen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 csnt. De toestand in Frankrijk en België. Als een Duitscli bericht vertrouwen ver dient, heeft het zware Duitsche geschut de Engelsche vloot ernstig gehavend. Wat vaststaat (want het wordt van hei de zijden gemeld) is, dat de Duitschers ten deele over de Yser en het kanaal van Yperen zijn gekomen, maar dat de daar over getrokken troepen aan de overzijde Yop zulk een muur van verzet stuitten, dat zij, voorloopig althans, aan dit succes nog niet veel hebben gehad. Misschien is dit voor een deel te vijten aan de uitwerking van de zware Engel sche artillerie, die van het duin te Nieuw- poort af hen belet, een krachtige actie op dit punt te voeren. Hoe dit zij, aan boord of aan den wal, in elk geval schijnt het Engelsche geschut een woordje mee te spreken. Dit volgt ook uit de meerdere actie van weerszijden, zoo dra men verder landwaarts komt. hij Yperen b.v. (de stad zelf schijnt i.-og steeds in het bezit der Bondgenooten te zijn) is verbitterd gevochten. In Rijssel werden hevige straatgevechten geleverd. Wat er waar is van berichten aangaan de gevechten bij Oudenbourg en Ettel- ghem, enkele kilometers ten Z. van het kanaal OstendeBrugge, is nog niet uit te maken. Indien zij juist zijn, hebben de Duitschers geducht klop moeten hebben geli ad. Dat er veel bloed gevloeid zal hebben, aldus de overzichtschrijver van het ,,Vad."', kan men opmaken uit de berichten aan gaande het enorme vervoer van gewonden naar de achter het Duitsche front gelegen steden (Ostende, Brugge, Gent enz.), en ook uit de erkentenis van beide zijden, dat de vijand groote verliezep leed. Wat het verdere nieuws van het front in Frankrijk betreft, het is: dat er geen nieuws is. In Woëvre alleen schijnt een eenigszins beteekenend succes door de Bondgenooten bevochten te zijn in de buurt van Thiau- court. Een weg, die een der voornaamste verbindingen vormt van de tusschen Maas en Moezel staande Duitschers met het door hen veroverde en half door de Bondgenoo ten ingesloten St. Mihiel, is daardoor on der het bereik van het Fransche geschut gekomen. Het feit zelf illustreert duidelijk hoe alles daar voet voor voet gaat. Uit België. Nadat Ostende door Engelsche' oorlogs schepen twee dagen was gebombardeerd, heeft de Duitsche militaire commandant, admiraal von Schroder, de volgende pro clamatie in de stad en de omgeving doen aanplakken: „Het beschieten van Engelsche hotels en Engelsche onderdanen op de Belgische kust legt mij den plicht op, tot bescher ming van de hier verblijvende Britsche onderdanen, de noodigc veiligheidsmaat regelen te nemen. Ik beveel dus, dat alie Engelsche onderdanen in Ostende en in de aangrenzende kustplaatsen ten spoe digste deze plaatsen verlaten. Zij moeten zich plaatsgewijze verzamelen en zullen onder zeker geleide naar de Nederlandsche grens overgebracht worden. Ik kan gee nerlei verantwoording op mij nemen voer de ellende, welke de nuttelooze Engelsche beschieting op die wijze over de tot nu toe onder Duitsche bescherming staande vrou wen en kinderen brengt. De afdeelingscommandanten moeten er voor zorg dragen, dat de uitwijkende per sonen met alle zorg uit het bereik der En gelsche schepen verwijderd worden." Men schrijft uit Ostende Zondagavond aan de ,,N. R. Crt.": Zonder oponthoud hoort men hier het kanongedonder. De Duitschers beweren dat zij reeds eergisteren Nieuwpoort bin nen zijn getrokken, maar aan die berich ten hecht men hier weinig geloof. Sedert de Duitschers hjer zijn brandt het iicht weer in de straten, rijds de electrische tram weer, is 't leven weer geregeld. Eigen aardig is het, dat in de haven nog een schip van de Ostende-Doverlijn ligt. Eergisteren heeft een Engelsch oorlogs schip Ostende gebombardeerd. Dit veroor zaakte even een paniek, de Duitschers ren den van den zeedijk naar beneden en de burgers vluchtten in de kelders. De be schieting heeft echter maar enkele minu ten geduurd en slechts eenige gaten ge slagen in drie hotels aan de boulevard; vooral 't hotel Majestic is beschadigd. Twee officieren, een officier van gezond heid en een marine-luitenant zijn er vol gens de berichten bij gedood. Het is nu verboden op den zeedijk te komen, of schoon het bombardement niet is hervat. Evenals Brugge is ook bier de stad ge heel vol militairen; behalve marine-troe pen, ook troepen van het 3e legercorps. Men ziet ook vele licht gewonden, vooral met hoofdverbanden, door de straten loe pen. De stemming der soldaten is opmer kelijk om hun algeheele vertrouwen in de leiding en de zekerheid te zullen overwin nen. Hoe de zaken staan, hoort men hier na tuurlijk niet. Het is zeker, dat er uiterst bloedig gevochten is; vooral te Cortemarcq aan deze zijde van de Yser, waar de Duit schers in de moerassen vele vei liezen moe ten hebben geleden. Te Ostende, evenals te Brugge, komen cte laatste dagen voort durend treinen en voertuigen vol gewon den aan. De Russen. Betreffende het Oostelijk Oorlogstooneel in Galicië en Oost-Pruisen is het nieuws bijzonderschaarsch. De korte mededeeling uit het Duitsche hoofdkwartier wijst er o. i. op, dat de strijd er voor de Russen niet zoo kwaad uitziet. Een mededeeling ,,de strijd is gun stig voor ons", beteekent gewoonlijk niet meer dan ,,wij hebben nog geen zware ver liezen geleden." Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt d.d. 26 October geseind: Op liet Oostelijk oorlogsterrein zetten wij ons aanvallend .optreden tegen Augus- tof voort. Bij Iwangorod staat de strijd gunstig voor ons. De beslissing is nog niet gevallen. Verschillende Oorlogs berichten. Voor drie en een half millioen. Een der Engelsche schepen, die door den Duitschen kruiser ,,Emden" tot zinken zijn gebracht, had 140 Oton rubber aan boord, welk quan tum een waarde van ongeveer 3,600,000 gld. vertegenwoordigt. Deze hoeveelheid rubber staat gelijk aan circa een vierde dèel der thans te Londen aanwezige voorraden. Het uitblijven van dezen nieuwen aanvoer heeft tot gevolg gehad, dat de rubberprijs te Lon den gevoelig is gestegen. Shrapnel. Shrapnel, het woord dat in deze dagen zoo vaak gebruikt wordt, is eigenlijk de naam van den uitvinder dier granaten: generaal Henry Shrapnel, die on geveer 100 jaar geleden zich wendde tot de Board of Ordnance voor eenige geldelijke tegemoetkoming ter wille van het moor dende projectiel, dat hij geheel ter beschik king van zijn land gesteld had. Hij kreeg ten antwoord, dat die instelling geen fond sen had ter belooning van verdienste. Toch kreeg Shrapnel in 1814 een Rijkspensioen van f 6000, dat hem 28 jaar lang werd uit gekeerd. Zijn uitvinding werd 't eerst gebruikt in Suriname in 1804. Vier jaar later bewees Wellington te Vimeira de deugdelijkheid ervan. Daarna verklaarde Sir George Wood die de artillerie te Waterloo aanvoerde, dat de Britten zonder shrapnel nooit de boerde rij van La Hoye Sainte hadden kunnen herwinnen, van welke eenvoudige gebeur tenis de beslissing van den strijd afhing. Proclamatie of canard? In Namen is de volgende proclamatie aangeplakt, geda teerd op 16 October: Ik deel de bevolging mede, dat de Duit sche troepen, van Frankrijk komende, wel dra zullen arriveeren. De troepen trekken zich cm humanitaire redenen terug ten ein de onder zich zelf en in de plaatsen, welke zij zullen bezetten,niet cïe verschrikkelijke cholera-epidemie te verspreiden, die in de Fransche rangen woedt. Ik nóodig de bevolking uit gewillig te vol doen aan de requisities, welke de doortocht der troepen met zich sleept. De gouverneur, Von Debousbry. De Trans-Siberische spoorweg bewaakt. De Tsaar heeft een Oekase uitgevaardigd, waarin wordt medegedeeld, dat de Trans- Siberische spoorweg wegens den oorlogs toestand onder militair toezicht is gesteld. Een vermaarde klokketoren. De ver maarde klokketoren van het stadhuis te Atreclit, die vrijwel onbeschadigd was ge bleven, toen in het begin dezer maand het stadhuis zelf in vlammen was opgegaan, is den 21sten dezer door de Duitsche artillerie beschoten en vernield. Volgens de „Times" hebben de Duitschers hun geschut op de „beffroi" gericht, omdat den vorigen dag*de Franschen de kerktoren van het naburige dorp Tilloy-les-Mofflaines waarop de Duitsche machinegeweren had den opgesteld, in puin hadden geschoten. Atrecht zelf heeft van de beschieting ei*g geleden. Het meerendeel der bevolking is er den 21sten uitgetrokken. Duikbooten. De Kopenhaagsche cor respondent van de „Times" seint dat de Duitschers bezig zijn op de werf te Elbing duikbooten van nieuwe type te bouwen, die uitsluitend zullen dienen voor het vervoer en de ontscheping van troepen. Ook te Hamburg zullen verscheidene zulke booten op stapel worden gezet. Of ze moeten dienen om ongezien de En gelsche kust te naderen en daar troepen te landen? Nederland en de Oorlog. DienstregelingH. IJ. S. M. Met ingang van 1 November zal ook op de lijnen der H. IJ. S. M. een uitgebreider dienstregeling in werking treden. Deze komt voor het grootste deel overeen met de regeling vóór den oorlog. De Belgische vluchtelingen. Te Sluis zijn, naar men schrijft, nog 8000 vluchtelingen aanwezig; er waren er 30,000, zoodat reeds velen vertrokken zijn. Door het voortdurend gedreun der ka nonnen bij Ostende vertrekken nu geen vluchtelingen meer. De burgerwacht van Sluis heeft daarom met de heeren Jacques van Ackere, advocaat te Brussel, Henri Delepiere en Johan Demaegt een comité gevormd om de daar verblijvende kinderen onderwijs te doen geven door de daar ver toevende Belgische onderwijzers. De gezondheidstoestand in Sluis blijft goed en het gedrag der vluchtelingen ook. Tot nog toe zijn slechts 5 roodvonk- en 2 typhusgevallen voorgekomen. Zondagmorgen werden onder strenge militaire bewaking een aantal Belgische vluchtelingen, die te Utrecht door Belgi sche politiemannen in een der gebouwen waren ontdekt, naar Veenhuizen overge bracht. Het aantal vluchtelingen, dat via Roo sendaal terugkeerde, bedroeg Vrijdag bij na 13.000 en steeg Zaterdag tot ongeveer 17.000. De laatste trein, die Zaterdagmid dag vertrok, vervoerde 3000 passagiers. Voor de terugreis van Antwerpen werd voor het eerst geëischt 1 franc per persoon van Merxem tot Esschen. In den afgeloopen week zijn uit Zun- dert, Rijsbergen en omgeving ruim 10,000 vluchtelingen naar België teruggekeerd. De terugkeer der Belgische vluchtelingen. Dr. Frans van Cauwelaert schrijft in „De Tijd": „De Leeuwardensche Courant heeft aan een schrijven van den voorzitter van den Belgischen Bond van Postbeambten het be richt ontleend, dat Z. M. Koning Albert in een telegram aan den heer advocaat mr. Ter Schilz, den Belgen zou hebben afgera den, terug te keeren. Ik kan dit bericht beslist tegenspreken. Niet alleen omdat het op zichzelf reeds geheel ongelooflijk voorkomt, maar ik kom uit Vlissingen en heb o. a. met. mijn con frater en vriend mr.Ter Schilz in't lang en in 't breed, de vraag besproken, wat er on zen gevluchten landgenooten te doen staat; ik heb in vei'schillende plaatsen het woord gevoerd in het openbaar en honderden vluchtelingen hebben mij privatim om raad gevraagd. Door niemand is er ook maar een half woord over het bestaan van bedoeld telegram gerept, 't Is dus een van die duizenden looze geruchtjes, welke tegon- woordig in zoo groote menigte rondgonzen als muggen 's zomers aan een waterkant." Uitbetaling Belgisch Spoor wegpersoneel. Het Belgische gouvernement heeft, naar de „Telegr." meldt, bij verschillende in stellingen hier te lande gedragen gestort, ter uitbetaling van het salaris voor het Belgisch staatsspoorpersoneel over de maand October vaix dit jaar. Die betalin gen zullen geschieden Woensdag 28 en Donderdag 29 October te Vlissingen; Vrij dag 30 en Zaterdag 31 October te Roosen daal; te Amsterdam Donderdag 29 October voor den dienst der tractie; Vrijdag 30 Oc tober voor de exploitatie en Zaterdag 31 October voor den dienst van weg en wer ken. Engelandende vluch telingen in Nederland. De toon van meewaren in de Engelsche pers over „het arme, kleine Nederland", dat amechtig worstelt met de moeilijkheid om een miliioen Belgische gasten te huis vesten en te voeden, die toon verandert gelukkig. In haar hoofdartikel zegt de „Daily Chronicle" van Zaterdag: „Wij achten het een plicht der eere dio op Groot-Britannië rust om Nederland in dezen bij te staan. Het kan moeilijk wezen om die vluchtelingen op onze eigen kust in veiligheid te brengen en het is mogeiijk dat zij liever bij hun Nederlandsche buren blijven. Laat de Britsche regeerihg in dat geval aanbieden de geheele kosten van hun onderhoud op zich te nemen. Deze banne lingen op Nederlandsehen bodem zijn onze beschermelingen; wij waren en blijven verantwoordelijk voor hun welzijn. Dio verantwoordelijkheid moeten wij niet van ons ti'achten af te schuiven; laten we onze verplichtingen met opgewektheid nako men. De Britsche natie zal zich .er hartelijk over verheugen wanneer de regeering vlug handelt en de zaak zuiver opvat: uitstel en schrielheid zal zij niet vergeven." Ook Miss Marie Harrison, die bovenge noemd blad te Vlissingen vertegenwoor digt, schrijft in een kn Ir -er toon: „Ik ben bang, dat, mocht Nedc..and de taak, om voor de vluchtelingen te zorgen, op den duur te zwaar vinden, het genoodzaakt zal wezen, hen, hoe ongaarne ook, naar hun land terug te zenden." Men ziet, dat is wat anders dan de „last gasp" en de smeekbede om geld en sche pen, die ons de vorige week in den mond werd gelegd. Mitsdien is de hoop gewettigd dat men in Groot-Brittannië op den duur tot het inzicht zal komen dat Nederland niet al leen bereid is te doen wat het kan en vindt dat het moet doen, doch dit doet met het zelfde gevoel dat de „Daily Chronicle" uit, als zij zegt dat het voor de Britten, waar het geldt hun 200,000 vluchtelingen te hel pen: „het is voor ons een gewaardeerd voorrecht dat we dit mogen doen." Datzelfde gevoel drijft Nederland ook; het is niet maar ean vlaag van geestdrift die niet bijblijft; en ongetwijfeld zal Groot- Brittannië inzien dat in deze omstandig heden zijn hulp en medewei-king welkom zullen zijn, doch dat het een anderen vorm zal moeten vinden als een verzoek aan ons „om de erkenning." FEUILLETON. (Het auteursrecht ran deze vertaling is voorbehouden). 't Sloeg kwart voor vijf. Zijn ongedul dige vader tot een langzamen stap dwin gend, ging Montfort staan, waar hij des ochtends gewacht had. Marie ging komen en hij zou niet morren, dat zij den trein had gemist, zoo' verheugd was hij over haar komst. V. HOOFDSTUK. Alleen naar de Nieuwe Wereld. De trein arriveerde; 't was een sneltrein zonder derde klasse. De reizigers \yaren weldra uitgestegen; meer dan één klein meisje ging hem aan de hand van haar moeder voorbij, maar geen van haar had de heldere oogen en kastanjebruine haren van Marcelle. Monfort voelde plotseling een hevige verstoordheid in zich opkpmen en een groote koude vervulde zijn hart. Zij was niet gekomen? Zij had dus niet gewild? En ditmaal had zij geen veront schuldiging. Zij bezat geld genoeg om des noods eerste klas te reizen. Waarom hem dan pijnigen door zulk wreed wachten? Woedend liep hij naar het telegraaf kantoor en verzond de volgende dépêehe naar het hotel, waar hij te Parijs afge gapt was: ..Wqarom zijn dame met meisje, gisteren^ gearriveerd, lieden niet aangekoifieii^" Toen hij het bericht verzonden had be- mei-kte hij met verbazing, dat hij er zijn naam niet onder gezet had. De reden, dat hij zijn vrouw niet nader aanduidde, was, dat zij misschien logeerde onder haar eigen naam. Het betaald antwoord kwam eerst drie uren later drie uren, die hij had door gebracht met een koortsachtige opgewon denheid heen en weer te loopen voor bet telegraafkantoor. Het luidde: „Dame in quaestie gisteravond niet thuis gekomen." Monfort stond een oogenblik als aan c'en grond vastgenageld; daarna maakte bij een ruwe buiging en wankelde. De be ambte, die hem het bericht had overhan digd, kwam haastig uit zijn kantoor, om hem te ondersteunen. Maar hij herstelde zich spoedig, bedankte den hulpvaariigen man, weigerde een aangeboden glas water en ging heen, waggelend als een beschon- kene. Zij was niet thuis gekomen. Deze ge dachte martelde onophoudelijk Monfort'3 hersenen. Zij was niet thuis gekomen. Niet alleen had zij dus geweigerd zich hij hem te voegen, maar^ zij wilde hem ook haar spoor bijster maken! Zij vluchtte met de kleine als een dievegge, onverschillig waar om hij, de verlaten echtgenoot, de vader zonder kind, ging vertrekken naar een on bekend land, geheel alleen, als een tot de portatie verooi-deelde misdadiger. Zij had willen blijven, dat was duidelijk, om zich te verbergen in dat groote Parijs, waar nien zich zoo gemakkelijk aan na- sppfingen kan onttrekken. Thuisgekomen! 'j Hij wandelde langzaam op, zonder er acht op te geven, waar hij liep; plotseling bevond hij zich te midden van een woelige menigte, waar men hem verdi-ong zonder zich te vei'ontschuldigen; hij struikelde over pakken en toen hij opkeek riep een bxmtale stem hem toe: Pas op! Het geluid van een zwaar voorwerp, dat door de lucht zweefde op korten afstand van zijn hoofd, deed hem onwillekeurig opzien en hij bemerkte een groote kist, die boven hem draaide, als een veer opge nomen door een stoomkraan. Pas dan toch op! kreet vlak bij hem een nog ruwere stem. Men trok hem bij den arm weg en op de plaats, waar hij zoo even stond, viel een zware ijzei-en ketting met een plof neer. Zijt gij soms uw leven moede, dat gij daar gaat staan, bromde de man, die hem gered had. Ga dan liever naar de havens, in plaats van om hier in den weg te loo pen. Wat doet gij? vroeg Monfort, verbijs terd door de duwen, die men hem niet had bespaard. Wij 'laden de Canada, die dezen nacht vertrekt. Kom, maak dat je weg komt. Aan' leegloopers hebben wij hier niets. Ik ben passagier van de Canada, zeide Montfort werktuigelijk. Ga dan maar gauw, anders wordt hier uw hoofd nog verpletterd, tenzij het zoo hard mocht zijn als een kanonskogel. Vermoeid, geduwd naar alle zijden ge duwd, en bespot, liet Montfort zich voort- dringen naar de smalle loopplank van de Canada. Spoedig stond hij daar tus schen de openingen van twee laadruimen. Allerlei kreten en uitroepen, vermengd met het gedruisch van werktuigen stegen eruit op. Groote stoomkranen waren voort durend in werking, brommend en schud dend; enorme kisten daalden in het ruim, zware kettingen rezen en dat alles ge schiedde even regelmatig, zonder botsin gen te veroorzaken. Groote reflectors zon den stroomen electrisch licht in het laad ruim. Op de brug, waar nog tal van koopmans goederen lagen, liepen de passagiers heen en weer, hun hutten zoekend, tegensti'ij- dige bevelen gevend, en grommend, voor al op het personeel, dat niet te vinden was, om de eenvoudige reden, dat ieder afscheidsbezoeken bracht aan die daar recht op hadden. En tusschen al dat leven door bromde de machine, die reeds onder stoom lag. •Ze deed het schip trillen en uit de machi ne-kamer steeg een diepe toon op, als van een orgel. Montfort zocht werktuigelijk de hut, die hij voor zich en zijn vrouw had gehuurd; hij had er nu het volle bezit alleen van, tenzij men hem het passage-geld van Ma rie wilde teruggeven, waar niet veel kans op was Maar daar dacht hij ook niet aan. Wat hij zocht was een weinig afzon dering, een weinig kalmte en die vond hij daar.. Het water klotste zachtkens onder zijn venstertje; aan die zijde van het vaariuig was alles rust en frischheid; de geruchten drongen slechts zeer gedempt tot hem door. Hij zette zich neder en nam het hoofd tusschen de handen. Marie, verloren! Marcelle, verloren! Ver loren voor hem ongetwijfeld voor goed. Hij was verlaten. Met hoeveel slim overleg had die koele, berekenende vi'ouw haar vlucht geregeld. Zij had hem verblind door vermoeidheid voor te wenden en een weinig rust te ver zoeken. Bij die gedachte voelde Montfort zich het bloed naar het hoofd stijgen vau afkeuring en verontwaardiging. Maar Marcelle! Mijn dochtertje, mijn lief kind, riep hij uit. Zij had niet liet recht mij daarvan te berooven. Dievegge, kinder-dievegge! Hij sloeg met den vuist tegen de wan den, tot hij zich bezeerde; daarna verviel hij weder in somber gepeins. Een dergelijk ongeluk overtrof alles, wat hij ooit hacl kunnen vreezen. Waar hij in de verwachting van grootcre onheilen leefde, had hij toch altijd in de verwach ting geleefd, dat Marcello's engelenkopje, haar stralende oogen, haar onschuldige lach, steeds bij hem zouden zijn. Maar nu niets meer, niets! Nog minder dan dut zij op 'tkerkhof zou rusten. Dan zou hij haar nog kunnen beweenen, maar nu... Hij verliet zijn hut. Hij stiet alles wat zich op zijn weg bevond, op zij, sprong van het schip op de kade, zonder van de looplank gebruik te maken en sloeg den weg naar het station in. Er waren nog treinen, 't Was niet mogelijk, dat Mario hem verlaten had. En anders zou hij naar Parijs vertrekken, haar terugvinden, de kleine haar ontnemen en met zijn doch tertje vertrekken... Hij zou dan gewroken zijn, door haar wat hij haar deed lijden! (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1