21 In 's levens maalstroom. BUITENLAND. BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN Do ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21l<> cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. WOENSDAG OCTOBER. I9I4. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1--5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1--5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. 6e JAARGANG. No. 1529. Y Toen.... Toen dc bommen en granaten te Antwer pen bijna geheel de bevolking dezer stad met hare ontelbare paupers naar Holland dreven Toen in den guren najaarsnacht in Bra bant en Zeeland duizenden en duizenden arme vluchtelingen in de bosschen en op straat hulpeloos daar neerlagen Toen bij 't vernemen van dezen nood elk Nederlander in 't Zuiden, die helpen kon, naar de grenzen trok Toen priesters en predikanten, paters en liefdezusters, professoren en studenten,dok toren en advocaten, huismoeders en jonge dochters, soldaten en roode-kruis mannen dezen armen de eerste hulp boden Toen geheel ons wakker spoorwegperso neel in dienst was dezer ongelukkigen om hca naar beter oorden te brengen Toen alles wat in onze steden en op onze dorpen mobiel kon gemaakt worden, druk in de weer was Toen gestichten cn tehuizen wijd hunne poorten voor deze ongelukkigen openden en geheel de burgerij van groot tot klein koste loos 'iet hare aanbracht om deze armen te helpen Toen de rijken hunne villa's cn zelfs hun ne salons in vluchtelingen-hotels en vluchte lingen-slaapzalen herschiepen '1'oen de eenvoudige lui u'it den Midden stand de bedjes hunner eigen kinderen be schikbaar stelden voor de kinderen der vluchtelingen en hunne eigen kinderen op 'n kermisbed lieten slapen Toen boeren en arbeiders de bureau s der steuncomité's plat liepen om ook een kind, een moeder met kinderen of zelfs een geheel gezin te mogen opnemen..... Toen vrouwen uit alle standen tot laat in den nacht met militairen en leden der steun comité's medewerkten om cle later aange komen vluchtelingen nog 'n onderdak te be zorgen Toen geheel Nederland ook in geld rijke gaven offerde Toen onze Regeering,geholpen door een staf van wakkere ambtenaren, ter hulp kwam, daar waar particuliere'krachten on toereikend waren Toen, in één woord, Holland, zonder praal of opschik, maar kalm en waardig zich groot toonde, in dat waarin ook een klein land groot kan zijn..?. Toen Ja toen Zat in de lichtstad! Frankfurt op de bu reau's der in Duitschlantl zeer verspreide „Frankfurter Zeitung" 'n man in 't duis ter te werken om den Hollander den Prui- sischen Seitenhieb toe te dienen, daï wij ,,'n goed zaakje" met die vluchtelingen maakten. En in ernst voegde die man er nog aan toe: ,,üie arme stakkerds van Hollanders hebben dezen Zomer ook zoo weinig van le vreemdelingen te doen gehad, dat we hun dit profijtje wel gunnen." Is 't niet schandelijk? Maar we zullen ons dat niet laten welge vallen. En daaroiUjsJ.aartegen ons aller protest. A. KELLENAERS. FEUILLETON. (Het auteursrecht ran deze vertaling Is voorbehouden). I HOOFDSTUK. Het vertrek. Ge staat er dus op, zoo 't schijnt, mij al leen te laten vertrekken, vroeg Montfort, zijn vrouw met een ontevreden blik aan ziende. Het kleine meisje, dat hij tegen zijn knie liet steunen, sloeg de oogen tot hem op en glimlachte hem vertrouwelijk toe. Montfort liet zijn handen op de gekrulde kastanje bruine haren rusten, en zag weder naar -Ie jonge treurige vrouw, die langzaam en vermoeid haar kleêren in een klein reiskof- 'ertje pakte. Antwoordt dan, Marie, ge- wilt bepaald te Parijs blijven en mij niet eerder dan morgen nareizen? Ge wilt alleen met de kleine de reis naar Havre aanvaar den? De jonge vrouw richtte zich met veel tooeite op, en zag haar echtgenoot met tone matten en vermoeiden blik aan. Ik kan niet meer, Montfort, zeide zij toet eene bedrukte stem. Sinds wij voor der- "g uren ons oude huis verlaten hebben, vond ik nog geen oogenblik rust; nog een tocht in den trein te moeten doorbrengen, sclirikt mij af. Laat mij hier uitrusten en toorgen zullen we samen-vertrekken, Hoe kan dat? riep de man, terwijl hij zich oprichtte en met groote schreden de amer van 't hotel, waarin zij zich bevon- ea. op en neer liep. Men vertrekt niet naar Niet alle hout. 't Is bekend, dat de Russische kerk, wier hoofd de Czaar is, bijgestaan door een „Heilige Synode", ook het kloosterwezen kent. Uit tal van reisbeschrijvingen zijn dienaangaande bijzonderheden bekend, zij 't soms was vaag, want erg mededeelzaam is men ginds niet. Hoe 't zij: er bestaan in 't Rijk van „Vadertje" vele kloosters. Maar merk nu op het verschil met de Katholieke kerk. Terwijl daar waar de oorlogsgeesel woedt onze religieuzen zichzelf en hun woonsteden met al wat daarin was ter beschikking stelden in den dienst der menschenliefde, wordt van de kloosterlin gen in Rusland jets dergelijks niet ver nomen. Integendeel. Professor Spéranski te Moskou wijst ln een artikel erop, dat de Russische kloos ters, wier rijkdommen onuitputtelijk zijn, niet het minste bijdroegen voor de strijd middelen, noch iets deden om te zorgen voor zieken en gewonden. In de officieele lijsten komt geen enkel nonnenklooster voor, noch hebben de nonnen zich voor ziekenverpleging aangemeld. En in Mos kou is het gebrek aan hospitalen zoo groot, dat vele ziekentransporten dagen aan stations moeten blijven, voordat er onderkomen te vinden is voor de gewon den. Ziedaar wel een merkwaardige tegen stelling, welke in katholieke streken een voudig niet zou kunnen voorkomen. Men kan wel het Roomsche klooster wezen nabootsen, maar de opofferende liefde om Godswil verwerft men daarmede niet. Ook hier geldt de spreuk, dat niet alle hout timmerhout is. En allerminst het dorre. Onderhoud met Z. Em. Kar dinaal Mercier. De oorlogscorrespondent van de „Tijd" schrijft uit Antwerpen de volgende zeer interessante correspondentie: In de kamer van een groot, deftig ge bouw te Antwerpen wachtte jk de komst af van Z. Em. kardinaal Mercier, den me tropoliet van de Belgische Kerkprovincie, die als kerkvoogd en vaderlander zoo zwaar wordt beproefd in dezen oorlog, welke tegelijk zijn universiteitsstad en zijn bisschopsstad teisterde. Z. Em. had de goedheid mij, ondanks zijn ingespannen bezigheid, een onderhoud toe te staan. Terwijl ik nog in stilte peinsde over het tragische van zijn eerbiedwaardige figuur in deze harde krijgsdagen, werd plotseling de deur geopend en stond zijn slanke ge stalte voor mij. 't Was een oogenblik van ontroering voor me, en misschien zou ik me daarvan niet zoo spoedig hersteld heb ben, indien de goedige kerkvoogd me niet met zooveel minzaamheid was tegemoet gekomen. Amerika zonder plaatsen te nomen en het schip te hebben gezien. Onze plaatsen zijn besteld, zeide Marie zachtjes .terwijl zij de valies sloot. Goed, maar weten wij hoe zij zijn? En dan, ik heb nog honderden dingen in Il&vre te koopen die ik hier niet vinden kan, qj liep ik er den geheelen dag om; daar heb ik alles bij de hand... Ze zijn er daar op in gericht, om landverhuizers uit te rusten. Hij onderbrak zich en stond stil. Zijn hand rustte op het hoofd van het kleine meisje. Zij sprak niet, wanneer haar ouders redetwisten; ze wist, dat zij de storm moest laten voorbijdrijven; maar van tijd tot tijd gaf zij eene kleine liéfkoozing aan hem «.f haar die het ergste kwaad leek te zijn. Voor het oogenblik was het haar vader. Hij bukte zich over haar heen en omhelsde haar werktuigelijk. Zeg mij de waarheid. Marie, hernam hij met heftigheid, gij zijt mij moede, gij zijt het leven dat wij lijden, gij zijt alles moede niet? In waarheid moede, hernam zij, maar niet U Simon. Toen wij trouwden bemin den wij elkander. Ik bemin u nog, niette genstaande... Hij onderbrak haar met een driftig ge baar. Nietegenstaande mijn fouten, niettegen staande mijn dwaasheden, niettegenstaan de mijn zorgeloosheid, die uw bruidschat de erfenis van uw vader, in één woord, alles verkwistte? Ik ken uw onderwerping! En uw verwijten ken ik ook... Marie wendde met een vermoeid uiterlijk het hoofd af. Hij onderbrak plotseling den stroom va nbittere woorden en vervolgde in zenuwachtige opwinding. Ik ben ongelukkig geweest; ik heb te Toen Z.- Em. mij tot den ringkus had toegelaten, verzocht hij me te gaan zitten. Ik had toen een goede gelegenheid op te merken, hoe de smart gezeteld is op zijn geheel vergeestelijkt, gothisch gelaat in een lijst van witte haren, maar de buiten gewone vriendelijkheid in den omgang verliet hem geert oogenblik. Naar aanleiding van den namens het Aartsdiocees aan „De Tijd" afgezonden oproep, die dezen morgen ook in alle ker ken alhier werd voorgelezen, drong Z. Em. er ep aan, dat hij in zijn geheel zou wor den geplaatst, daar er vele priesters naar Holland waren uitgeweken, wier hulp in de parochie van het Aartsdiocees dringend noodig was. En vermeldt toch vooral aldus ging Z. Em. voort dat ik innig den terugkeer wensch der gevluchte bevolking, in alle oprechtheid, er is geen enkri gevaar te vreezen. Ik zou het bijzonder op prijs stel len, indien de bladen in Holland de aan dacht wilden vestigen op de volgende toe zeggingen, die ik van de Duitsche overheid verkreeg en welke ik gerechtigd ben in haren naam te doen: lo. De jongelieden behoeven niet te vreezen, naar Duitschland te worden weggevoerd, om in het Duitsche leger te dienen of tot dwangarbeid ver plicht te worden. 2o. Indien ergens het politiereglement door enkele personen over treden wordt, zal de overheid de daders opsporen en de plichtigen straffen zonder de schuld aan de gansche bevolking toe te schrijven. 3o. De Duitsche en Belgische overheden zullen alles in 't werk stellen om te beletten, dat er gebrek aan voedsel ontsta. Eminentie, U veroorlove mij op te merken, dat vooral de twetjde bepaling een zeer belangrijke is en heef wat gerust stellender dan de vroegere verklaring van den keizerlijk Duitschen gouverneur, dat hij er niet voor kon instaan, indien bij eventueele misslagen de onschuldige be volking mèt de schuldi-grr- zou moeten lijden? Mag ik vragen, is dit gunstig re sultaat door Uw persoonlijke bemiddeling verkregen? Dat wil zeggen.... ja, ik heb deze maatregelen voorgesteld en ze zijn goedge keurd geworden. Ik hoop, dat ze er toe zul len bijdragen, dat alle vluchtelingen in Holland onmiddellijk terugkeeren. Door een persbureau in uw land is het bericht verspreid, dat ook ik gevlucht was. Daar van is echter niets waar. 't Was mijn plicht, de mijnen niet te verlaten, niet waar? De herder moet bij zijn schaapkens blijven en dat moeten de pastoors ook doen, en de pastoors, die uitgeweken zijn, moe ten dus terugkomen. Uwe Eminentie is j.l. Dinsdag nog in Mechelen geweest, naar ik hoorde. Mag ik misschien vragen, hoe de toestand der kathedraal en de stad door Uwe Eminentie bevonden werden? Het gelaat van den kardinaal betrok nu eensklaps en op zachten toon klonk het: Vergeef me, het is misschien beter, me daarover op het oogenblik niet uit te laten. Wij beleven moeilijke tijden. Ik begreep en eerbiedigde de terughou ding van den Belgischen Primaat, die reeds voortging: De volgende week Dinsdag hoop ik weer te Mechelen te zijn en den 20sten dezer wordt de administratieve dienst van veel vertrouwen gehad in booswichten; ik heb mij laten misleiden door valsche vrien den; ik beken het... Maar, Marie wees nu toch, nu wij, na alles verkocht te hebben, nu wij gereed staan om naar Amerika te vertrekken, waar immers verstandige lieden fortuin maken, wees nu toch minder be droefd ,heb niet zoo'n verwijtende houding.. Ik heb ook moed noodig, dat verzeker ik je. Ik heb moed noodig voor twee, vooral nu gij de uwe laat zinken... Hij liet zich op een stoel nedervallen; vij naderde hem en legde haar gevouwen han den op zijn schouder. Ik bemin u, mijn arme Simon, zeide zij. Ik weet, dat gij eerlijk en moedig zijt; maar toen men ginds onze meubels ver kocht, zie, toen was het, of mij hier iets brak... en hierbij legde zij de hand op haar lijdend hart. Hij zag haar met opmerkzaam heid aan. Ik ben doodmoede, vervolgde zij, met moeite ee ntranenvloed weerhoudend, die in haar oogen opwelde. Soms schijnt het mij, of mijn hart stil staat, of ik stikken zal... Een weinig rust, ik smeek u er om... Een enkele nacht rust in een bed en mor genochtend komen wij met den eersten trein bij u... Toe, Simon? Hij aarzelde. Het kost mij veel, u hier te laten in dit groote Parijs, waar niemand u kent, u alleen met de kleine. Wat kan mij overkomen? vroeg zij. Hij zweeg, niet te weten wat te zeggen. Ah, hernam hij na een korte poos, als ik morgenochtend dien man niet moest ontmoeten, die mij een betrekking beloof t heeft ,zou ik met u beiden hier blijven... maar hij is alleen vóór elven te spreken. het aartsbisdom hieringericht. U betrekt het bisschoppelijk paleis dan weer, Eminentie? Ja, zeker, 't Zal natuurlijk tijd ver gen, maar onherstelbaar is de aan de St. Romboutskerk en het paleis aangerichte schade niet. De kerk heeft veel, heel veel geleden, de toren is minder beschadigd. Er zal veel noodig zijn, Eminentie, om te herstellen, wat in het ongelukkige land verwoest werd. Ja.... ja.... daartoe zal ontzaglijk veel noodig zijn. We gaan er komiteiten voor oprichten, maar er bestaat behoefte aan zoo véél. Ook jn Engeland worden al ko miteiten opgericht en ik ontving reeds geld uit Engeland, Schotland en Ierland. En Holland.... Een klein oogenbli kwerd Z. Em. de ont roering te machtig, hij aarzelde enkele se conden, en ik zag tranen in zijn oogen. Met trillende ste mvervolgde hij dan: Holland is een edelmoedig land. Hoe dankbaar... oneindig dankbaar ben ik het Hollandsche volk ook voor wat het voor onze arme vluchtelingen gedaan heeft. Dien dank kan ik niet genoegzam uitdruk ken. Ik heb verslagen gehoord van terug gekeerde priesters en ik ben er diep van ontroerd. Ze vertelden me, hoe de soldaten in Roosendaal hun brood aan de vluchte lingen gaven, terwijl ze wisten, dat ze vooreerst zelf geen ander krijgen zouden. Neen, voor zóó'n opoffering kan men nim mer dankbaar genoeg zijn. En katholiek en niet-katholiek hebben daar aan mee' gedaan. Dat is mooi, zeer, zeer schoon. Eminentie, wat Holland voor de arme Belgen gedaan heeft, is uit het hart des volks voortgekomen, en ik weet ook zekey dat Katholiek Nederland niet achter zal blijven om bij te dragen voor den herop bouw v^in de verwoeste kerken en wonin gen. Holland heeft reeds zoo veel gedaan. Maar als het ons ongelukkige volk ook hierin nog te hulp wil komen, zou het ons aartsbisschoppelijk bestuur zeer verblij den, dat gaarne in deze moeilijke dagen alle giften aanneemt. En ook Hunne Door luchtige Hoogwaardigheden de Neder- landsche Bisschoppen zouden de voor dit doel bestemde gaven wellicht aan Ons wil len doorzenden. Wij zouden het ontvan- gene dan over de zwaarst getroffen pa rochiën in den lande kunnen verdeelen. Welnu, in elk geval, Eminentie, be loof ik U, het ter kennis van Katholiek Ne derland te brengen, en U kunt betrouwen op zijn offervaardigheid. Maar nu wil ik niet langer Uw kostbaren tijd in beslag ne men, die door U'zoo naarstig aan de ar men en ongelukkigen wordt gewijd. Ik dank Uwe Eminentie ten zeerste voor het onderhoud, dat U me hebt willen verlec- nen. Het was in het belang voor ons ge troffen land, en Ons voegt de dank. Mag ik er nog eens op aandringen, onze .vluch telingen te verzoeken, naar Antwerpen terug te komen? En vermeld de drie ge noemde gunstige bepalingen.... Dan stond Z. Eminentie op, bood me weer vriendelijk de hand, waaraan ik den ring kuste en gaf mij tot de deur geleide op de beminnelijke, eenvoudige wijze, waarvan ik onvergetelijk de herinnering bewaar. Overmorgen te elf uur zulen wij verre zijn.. Het 'schip vertrekt te drie uur in den mor gen. Nog steeds aarzelde hij en vervolgde daarna met een ruw gebaar: Wel nu, 't zij dan zoo. Ik zal gaan. Hebt gij geld? Ik heb vijftig francs, antwoordde Marie. Dat is genoeg. Wij hebben hier gemi groote verteringen gemaakt; wij leven vaj weinig. Hij sloot zijn kleine koffer cn nam die 'op met een treurige en verstoorde beweging. Gaat gij mede naar het station, zeide hij, zich naar de deur wendend. De vrouw volgde hem, het meisje bij .ie hand nemend. Zij liepen langzaam en met moeite door de dichte, woelige menigte, die op dat uur, waarop ieder uitgaat, de straten vulde. 't Sloeg zes uur, toen zij het perron van het station Saint Lazare bereikten. Vlug, zeide Montfort, of ik zal den trein nog missen. Pas op mijn koffer, ter wijl ik naar het loket ga. De jonge vrouw en het kleine meisje ble ven bij de armelijke bagage staan; met ver bijsterde oogen en een beklemd hart sloe gen zij de drukte van het oogenblik van ver trek gade; het gedruisch verdoofde Marie, haastige reizigers drongen haar op zijde en zij waren bang en wisten niet wat te doen, toen Montfort terugkwam. Wacht mij daar, zeide hij. Hij nam zijn koffer liep hard weg en kwam spoedig te rug. 't Was hoog tijd, zeide hij hijgende; 't scheelde niet veel of ik had.hier moeten blijven. Nu, tot morgen. Ik zal u om twoe Het „beleg" van de Achel- sche kluis. Over de vermeestering door de Duitschers van het op de Brabantsche grens gelegen Trappistenklooster, bekend als de Achel- sche kluis, meldt men nader: Om tien uur Zaterdagochtend begon een schermutseling van de in de Kluis ver toevende Belgische soldaten met Duitsche voorposten. Daaibij werd een Belg en een Duitscher gewond. Rond 11 uur kwam een Duitsch parle mentair op de Kluis en vroeg den Belgi schen generaal De Schepper overgave. De generaal antwoordde: „Je refuse chaque capitulation" (Ik weiger alle capitulatie) en onverrichter zake keerde de Duitscher terug. Een tweede parlementair onderhoud werd later op de volgende wijze ingeleid: De heeren#Gijrath en Lehrnans uit Val- kenswaard waren per fiets naar Achel ge gaan. Toen zij bij de Kluis met de Belgen stonden te praten, verschenen eensklaps op den weg 500 Duitschers met een mili taire auto. De Belgen trokken zich haastig in het klooster terug en voor de twee Hol landers zich van de verwarring goed re kenschap hadden kunnen geven, stond de Duitsche auto bij hen. Een officier trad op hen taoe; Wir sind Hollander, zei een van hen. De Duitscher groette beleefd en verzocht hen naar de Kluis te gaan, ten einde den generaal een tweede parlemen tair onderhoud te vragen. De Hollanders voldeden aan het ve/.ock en Werden bij den generaal toegelaten. Hij gaf hun drie soldaten mede om den Duitschen parle mentair te halen. Toen zij bij de Duitschers waren gekomen, liet zich een der. officieren blinddoeken, en aan de hand der Belgische soldaten werd hij in gezelschap van de Hollandsche heeren bij generaal De Schep per gebracht. Na wederzijdsche kennisma king sprak de Duitsche officier: „Generaal, uw volk wil den vrede, maar gij verlangt den strijd. Geef u over en aan den strijd is een einde; zoo niet, dat wordt dit kloos ter gebombardeerd, wij gaan ons geschut halen ,om twee uur beginnen wij." „Je refuse chaque capitulation", ant- .woordde wederom de generaal. Dc Duitsche officier werd daarop weg geleid en klokslag 2 uur begon 't bombar dement. Weldra floten groote granaten door de lucht. Steeds heftiger werkte het Duitsche ge schut, dat op een afstand van 4 1/2 K.M. stond opgesteld. De Belgische mitrailleuse antwoordde; het geweervuur knetterde van alle kanten. Dit tooneel zal zoo ongeveer een 20 mi nuten geduurd hebben, toen ik het getuf van de Belgische auto's en motors hoor de. Zij kwamen recht op de Neder!undsche trcepen af, die dadelijk een begin maak ten met de interneering der Belgen. Dat ging erg gemoedelijk. Generaal De Schep per en de officieren groetten de Nedcr- landschc militaire overheid en begaven zich met hen naar de auto's. Onze soldaten ontvingen de Belgische soiduten cn al pra tende over de laatste gebeurtenisseri ga ven dezen wapens en patronen over, om later per extra-trein naar Eindhoven te worden gebracht. Geen enkele Belg is tijdens het bombar dement gewond. Zoodra de Duitschers in het klooster uren aan het station afhalen. Adieu Marie, zeide hij tot morgen, terwijl hij een af scheidskus op haar voorhoofd drukte. Marie omhelsde hem wederkeerig met een teederheid, die hem verwonderde; sinds lan gen tijd had hij zooveel teederheid niet op gemerkt als in dien laatsten blik van zijn arme vrouw. Ik had maar moeten meegaan, spra.c ze gejaagd. Is er nog tijd voor? Helaas niet! riep Montfort uit. En onze papieren, die in het hotel zijn? Je hadt wel wat vroeger een besluit mogen nemen, zeide hij zonder scherp te wezen. Hij tilde zijn dochtertje op cn omheldsde het Hartstochtelijk. Nogmaals omhelsde lij zijn vrouw en liep toen op den trein toe. Minder dan een minuut later deed zich een schril gefluit hooren en stoomde 'e trein weg. Marie klemde dc hand van haar dochtertje vast in de hare en ging met lou den schreden terug. Ik had gehoopt, dat hij den trein zou missen, zeide zij met zachte stem. Moeder, ik heb honger, zeide het kleine meisje. De jonge vrouw trad een eenvoudig res taurant binnen en bestelde een avondmaal. Niet lang toefde zij daar, want weldra maakte een bedompte atmosfeer haar be nauwd en hernam zij toen haar tocht door de straten, terwijl het meisje een laatste korst brood opat, het overschot van hot maal. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 1