21
In 's levens maalstroom.
BUITENLAND.
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
Do ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 10 cent per week f 1.25 per kwartaal; bij onze
agenten II cent per week, f 1.45 per kwartaal. Franco per post f 1.65 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 21l<> cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
WOENSDAG
OCTOBER.
I9I4.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1--5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
ingezonden mededeelingen van 1--5 regels fl.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (geen
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
6e JAARGANG.
No. 1529.
Y Toen....
Toen dc bommen en granaten te Antwer
pen bijna geheel de bevolking dezer stad
met hare ontelbare paupers naar Holland
dreven
Toen in den guren najaarsnacht in Bra
bant en Zeeland duizenden en duizenden
arme vluchtelingen in de bosschen en op
straat hulpeloos daar neerlagen
Toen bij 't vernemen van dezen nood elk
Nederlander in 't Zuiden, die helpen kon,
naar de grenzen trok
Toen priesters en predikanten, paters en
liefdezusters, professoren en studenten,dok
toren en advocaten, huismoeders en jonge
dochters, soldaten en roode-kruis mannen
dezen armen de eerste hulp boden
Toen geheel ons wakker spoorwegperso
neel in dienst was dezer ongelukkigen om
hca naar beter oorden te brengen
Toen alles wat in onze steden en op onze
dorpen mobiel kon gemaakt worden, druk
in de weer was
Toen gestichten cn tehuizen wijd hunne
poorten voor deze ongelukkigen openden en
geheel de burgerij van groot tot klein koste
loos 'iet hare aanbracht om deze armen te
helpen
Toen de rijken hunne villa's cn zelfs hun
ne salons in vluchtelingen-hotels en vluchte
lingen-slaapzalen herschiepen
'1'oen de eenvoudige lui u'it den Midden
stand de bedjes hunner eigen kinderen be
schikbaar stelden voor de kinderen der
vluchtelingen en hunne eigen kinderen op
'n kermisbed lieten slapen
Toen boeren en arbeiders de bureau s
der steuncomité's plat liepen om ook een
kind, een moeder met kinderen of zelfs een
geheel gezin te mogen opnemen.....
Toen vrouwen uit alle standen tot laat in
den nacht met militairen en leden der steun
comité's medewerkten om cle later aange
komen vluchtelingen nog 'n onderdak te be
zorgen
Toen geheel Nederland ook in geld rijke
gaven offerde
Toen onze Regeering,geholpen door een
staf van wakkere ambtenaren, ter hulp
kwam, daar waar particuliere'krachten on
toereikend waren
Toen, in één woord, Holland, zonder praal
of opschik, maar kalm en waardig zich
groot toonde, in dat waarin ook een klein
land groot kan zijn..?.
Toen
Ja toen
Zat in de lichtstad! Frankfurt op de bu
reau's der in Duitschlantl zeer verspreide
„Frankfurter Zeitung" 'n man in 't duis
ter te werken om den Hollander den Prui-
sischen Seitenhieb toe te dienen, daï
wij ,,'n goed zaakje" met die vluchtelingen
maakten.
En in ernst voegde die man er nog aan
toe: ,,üie arme stakkerds van Hollanders
hebben dezen Zomer ook zoo weinig van le
vreemdelingen te doen gehad, dat we hun
dit profijtje wel gunnen."
Is 't niet schandelijk?
Maar we zullen ons dat niet laten welge
vallen.
En daaroiUjsJ.aartegen ons aller protest.
A. KELLENAERS.
FEUILLETON.
(Het auteursrecht ran deze vertaling Is
voorbehouden).
I HOOFDSTUK.
Het vertrek.
Ge staat er dus op, zoo 't schijnt, mij al
leen te laten vertrekken, vroeg Montfort,
zijn vrouw met een ontevreden blik aan
ziende.
Het kleine meisje, dat hij tegen zijn knie
liet steunen, sloeg de oogen tot hem op en
glimlachte hem vertrouwelijk toe. Montfort
liet zijn handen op de gekrulde kastanje
bruine haren rusten, en zag weder naar -Ie
jonge treurige vrouw, die langzaam en
vermoeid haar kleêren in een klein reiskof-
'ertje pakte. Antwoordt dan, Marie, ge-
wilt bepaald te Parijs blijven en mij niet
eerder dan morgen nareizen? Ge wilt alleen
met de kleine de reis naar Havre aanvaar
den?
De jonge vrouw richtte zich met veel
tooeite op, en zag haar echtgenoot met
tone matten en vermoeiden blik aan.
Ik kan niet meer, Montfort, zeide zij
toet eene bedrukte stem. Sinds wij voor der-
"g uren ons oude huis verlaten hebben,
vond ik nog geen oogenblik rust; nog een
tocht in den trein te moeten doorbrengen,
sclirikt mij af. Laat mij hier uitrusten en
toorgen zullen we samen-vertrekken,
Hoe kan dat? riep de man, terwijl hij
zich oprichtte en met groote schreden de
amer van 't hotel, waarin zij zich bevon-
ea. op en neer liep. Men vertrekt niet naar
Niet alle hout.
't Is bekend, dat de Russische kerk, wier
hoofd de Czaar is, bijgestaan door een
„Heilige Synode", ook het kloosterwezen
kent. Uit tal van reisbeschrijvingen zijn
dienaangaande bijzonderheden bekend, zij
't soms was vaag, want erg mededeelzaam
is men ginds niet.
Hoe 't zij: er bestaan in 't Rijk van
„Vadertje" vele kloosters. Maar merk nu
op het verschil met de Katholieke kerk.
Terwijl daar waar de oorlogsgeesel
woedt onze religieuzen zichzelf en hun
woonsteden met al wat daarin was ter
beschikking stelden in den dienst der
menschenliefde, wordt van de kloosterlin
gen in Rusland jets dergelijks niet ver
nomen.
Integendeel.
Professor Spéranski te Moskou wijst ln
een artikel erop, dat de Russische kloos
ters, wier rijkdommen onuitputtelijk zijn,
niet het minste bijdroegen voor de strijd
middelen, noch iets deden om te zorgen
voor zieken en gewonden. In de officieele
lijsten komt geen enkel nonnenklooster
voor, noch hebben de nonnen zich voor
ziekenverpleging aangemeld. En in Mos
kou is het gebrek aan hospitalen zoo
groot, dat vele ziekentransporten dagen
aan stations moeten blijven, voordat er
onderkomen te vinden is voor de gewon
den.
Ziedaar wel een merkwaardige tegen
stelling, welke in katholieke streken een
voudig niet zou kunnen voorkomen.
Men kan wel het Roomsche klooster
wezen nabootsen, maar de opofferende
liefde om Godswil verwerft men daarmede
niet.
Ook hier geldt de spreuk, dat niet alle
hout timmerhout is. En allerminst het
dorre.
Onderhoud met Z. Em. Kar
dinaal Mercier.
De oorlogscorrespondent van de „Tijd"
schrijft uit Antwerpen de volgende zeer
interessante correspondentie:
In de kamer van een groot, deftig ge
bouw te Antwerpen wachtte jk de komst
af van Z. Em. kardinaal Mercier, den me
tropoliet van de Belgische Kerkprovincie,
die als kerkvoogd en vaderlander zoo
zwaar wordt beproefd in dezen oorlog,
welke tegelijk zijn universiteitsstad en
zijn bisschopsstad teisterde. Z. Em. had
de goedheid mij, ondanks zijn ingespannen
bezigheid, een onderhoud toe te staan.
Terwijl ik nog in stilte peinsde over het
tragische van zijn eerbiedwaardige figuur
in deze harde krijgsdagen, werd plotseling
de deur geopend en stond zijn slanke ge
stalte voor mij. 't Was een oogenblik van
ontroering voor me, en misschien zou ik
me daarvan niet zoo spoedig hersteld heb
ben, indien de goedige kerkvoogd me niet
met zooveel minzaamheid was tegemoet
gekomen.
Amerika zonder plaatsen te nomen en het
schip te hebben gezien.
Onze plaatsen zijn besteld, zeide Marie
zachtjes .terwijl zij de valies sloot.
Goed, maar weten wij hoe zij zijn? En
dan, ik heb nog honderden dingen in Il&vre
te koopen die ik hier niet vinden kan, qj
liep ik er den geheelen dag om; daar heb
ik alles bij de hand... Ze zijn er daar op in
gericht, om landverhuizers uit te rusten.
Hij onderbrak zich en stond stil. Zijn
hand rustte op het hoofd van het kleine
meisje. Zij sprak niet, wanneer haar ouders
redetwisten; ze wist, dat zij de storm moest
laten voorbijdrijven; maar van tijd tot tijd
gaf zij eene kleine liéfkoozing aan hem «.f
haar die het ergste kwaad leek te zijn.
Voor het oogenblik was het haar vader. Hij
bukte zich over haar heen en omhelsde
haar werktuigelijk. Zeg mij de waarheid.
Marie, hernam hij met heftigheid, gij zijt
mij moede, gij zijt het leven dat wij lijden,
gij zijt alles moede niet?
In waarheid moede, hernam zij, maar
niet U Simon. Toen wij trouwden bemin
den wij elkander. Ik bemin u nog, niette
genstaande...
Hij onderbrak haar met een driftig ge
baar.
Nietegenstaande mijn fouten, niettegen
staande mijn dwaasheden, niettegenstaan
de mijn zorgeloosheid, die uw bruidschat
de erfenis van uw vader, in één woord,
alles verkwistte? Ik ken uw onderwerping!
En uw verwijten ken ik ook...
Marie wendde met een vermoeid uiterlijk
het hoofd af. Hij onderbrak plotseling den
stroom va nbittere woorden en vervolgde in
zenuwachtige opwinding.
Ik ben ongelukkig geweest; ik heb te
Toen Z.- Em. mij tot den ringkus had
toegelaten, verzocht hij me te gaan zitten.
Ik had toen een goede gelegenheid op te
merken, hoe de smart gezeteld is op zijn
geheel vergeestelijkt, gothisch gelaat in
een lijst van witte haren, maar de buiten
gewone vriendelijkheid in den omgang
verliet hem geert oogenblik.
Naar aanleiding van den namens het
Aartsdiocees aan „De Tijd" afgezonden
oproep, die dezen morgen ook in alle ker
ken alhier werd voorgelezen, drong Z. Em.
er ep aan, dat hij in zijn geheel zou wor
den geplaatst, daar er vele priesters naar
Holland waren uitgeweken, wier hulp in
de parochie van het Aartsdiocees dringend
noodig was.
En vermeldt toch vooral aldus ging
Z. Em. voort dat ik innig den terugkeer
wensch der gevluchte bevolking, in alle
oprechtheid, er is geen enkri gevaar te
vreezen. Ik zou het bijzonder op prijs stel
len, indien de bladen in Holland de aan
dacht wilden vestigen op de volgende toe
zeggingen, die ik van de Duitsche overheid
verkreeg en welke ik gerechtigd ben in
haren naam te doen: lo. De jongelieden
behoeven niet te vreezen, naar Duitschland
te worden weggevoerd, om in het Duitsche
leger te dienen of tot dwangarbeid ver
plicht te worden. 2o. Indien ergens het
politiereglement door enkele personen over
treden wordt, zal de overheid de daders
opsporen en de plichtigen straffen zonder
de schuld aan de gansche bevolking toe
te schrijven. 3o. De Duitsche en Belgische
overheden zullen alles in 't werk stellen
om te beletten, dat er gebrek aan voedsel
ontsta.
Eminentie, U veroorlove mij op te
merken, dat vooral de twetjde bepaling
een zeer belangrijke is en heef wat gerust
stellender dan de vroegere verklaring van
den keizerlijk Duitschen gouverneur, dat
hij er niet voor kon instaan, indien bij
eventueele misslagen de onschuldige be
volking mèt de schuldi-grr- zou moeten
lijden? Mag ik vragen, is dit gunstig re
sultaat door Uw persoonlijke bemiddeling
verkregen?
Dat wil zeggen.... ja, ik heb deze
maatregelen voorgesteld en ze zijn goedge
keurd geworden. Ik hoop, dat ze er toe zul
len bijdragen, dat alle vluchtelingen in
Holland onmiddellijk terugkeeren. Door
een persbureau in uw land is het bericht
verspreid, dat ook ik gevlucht was. Daar
van is echter niets waar. 't Was mijn
plicht, de mijnen niet te verlaten, niet
waar? De herder moet bij zijn schaapkens
blijven en dat moeten de pastoors ook doen,
en de pastoors, die uitgeweken zijn, moe
ten dus terugkomen.
Uwe Eminentie is j.l. Dinsdag nog in
Mechelen geweest, naar ik hoorde. Mag ik
misschien vragen, hoe de toestand der
kathedraal en de stad door Uwe Eminentie
bevonden werden?
Het gelaat van den kardinaal betrok nu
eensklaps en op zachten toon klonk het:
Vergeef me, het is misschien beter,
me daarover op het oogenblik niet uit te
laten. Wij beleven moeilijke tijden.
Ik begreep en eerbiedigde de terughou
ding van den Belgischen Primaat, die
reeds voortging:
De volgende week Dinsdag hoop ik
weer te Mechelen te zijn en den 20sten
dezer wordt de administratieve dienst van
veel vertrouwen gehad in booswichten; ik
heb mij laten misleiden door valsche vrien
den; ik beken het... Maar, Marie wees nu
toch, nu wij, na alles verkocht te hebben,
nu wij gereed staan om naar Amerika te
vertrekken, waar immers verstandige lieden
fortuin maken, wees nu toch minder be
droefd ,heb niet zoo'n verwijtende houding..
Ik heb ook moed noodig, dat verzeker ik je.
Ik heb moed noodig voor twee, vooral nu
gij de uwe laat zinken...
Hij liet zich op een stoel nedervallen; vij
naderde hem en legde haar gevouwen han
den op zijn schouder.
Ik bemin u, mijn arme Simon, zeide
zij. Ik weet, dat gij eerlijk en moedig zijt;
maar toen men ginds onze meubels ver
kocht, zie, toen was het, of mij hier iets
brak... en hierbij legde zij de hand op haar
lijdend hart. Hij zag haar met opmerkzaam
heid aan.
Ik ben doodmoede, vervolgde zij, met
moeite ee ntranenvloed weerhoudend, die
in haar oogen opwelde. Soms schijnt het
mij, of mijn hart stil staat, of ik stikken
zal... Een weinig rust, ik smeek u er om...
Een enkele nacht rust in een bed en mor
genochtend komen wij met den eersten
trein bij u... Toe, Simon?
Hij aarzelde.
Het kost mij veel, u hier te laten in
dit groote Parijs, waar niemand u kent, u
alleen met de kleine.
Wat kan mij overkomen? vroeg zij.
Hij zweeg, niet te weten wat te zeggen.
Ah, hernam hij na een korte poos, als
ik morgenochtend dien man niet moest
ontmoeten, die mij een betrekking beloof t
heeft ,zou ik met u beiden hier blijven...
maar hij is alleen vóór elven te spreken.
het aartsbisdom hieringericht.
U betrekt het bisschoppelijk paleis dan
weer, Eminentie?
Ja, zeker, 't Zal natuurlijk tijd ver
gen, maar onherstelbaar is de aan de St.
Romboutskerk en het paleis aangerichte
schade niet. De kerk heeft veel, heel veel
geleden, de toren is minder beschadigd.
Er zal veel noodig zijn, Eminentie,
om te herstellen, wat in het ongelukkige
land verwoest werd.
Ja.... ja.... daartoe zal ontzaglijk veel
noodig zijn. We gaan er komiteiten voor
oprichten, maar er bestaat behoefte aan
zoo véél. Ook jn Engeland worden al ko
miteiten opgericht en ik ontving reeds
geld uit Engeland, Schotland en Ierland.
En Holland....
Een klein oogenbli kwerd Z. Em. de ont
roering te machtig, hij aarzelde enkele se
conden, en ik zag tranen in zijn oogen.
Met trillende ste mvervolgde hij dan:
Holland is een edelmoedig land. Hoe
dankbaar... oneindig dankbaar ben ik het
Hollandsche volk ook voor wat het voor
onze arme vluchtelingen gedaan heeft.
Dien dank kan ik niet genoegzam uitdruk
ken. Ik heb verslagen gehoord van terug
gekeerde priesters en ik ben er diep van
ontroerd. Ze vertelden me, hoe de soldaten
in Roosendaal hun brood aan de vluchte
lingen gaven, terwijl ze wisten, dat ze
vooreerst zelf geen ander krijgen zouden.
Neen, voor zóó'n opoffering kan men nim
mer dankbaar genoeg zijn. En katholiek
en niet-katholiek hebben daar aan mee'
gedaan. Dat is mooi, zeer, zeer schoon.
Eminentie, wat Holland voor de arme
Belgen gedaan heeft, is uit het hart des
volks voortgekomen, en ik weet ook zekey
dat Katholiek Nederland niet achter zal
blijven om bij te dragen voor den herop
bouw v^in de verwoeste kerken en wonin
gen.
Holland heeft reeds zoo veel gedaan.
Maar als het ons ongelukkige volk ook
hierin nog te hulp wil komen, zou het ons
aartsbisschoppelijk bestuur zeer verblij
den, dat gaarne in deze moeilijke dagen
alle giften aanneemt. En ook Hunne Door
luchtige Hoogwaardigheden de Neder-
landsche Bisschoppen zouden de voor dit
doel bestemde gaven wellicht aan Ons wil
len doorzenden. Wij zouden het ontvan-
gene dan over de zwaarst getroffen pa
rochiën in den lande kunnen verdeelen.
Welnu, in elk geval, Eminentie, be
loof ik U, het ter kennis van Katholiek Ne
derland te brengen, en U kunt betrouwen
op zijn offervaardigheid. Maar nu wil ik
niet langer Uw kostbaren tijd in beslag ne
men, die door U'zoo naarstig aan de ar
men en ongelukkigen wordt gewijd. Ik
dank Uwe Eminentie ten zeerste voor het
onderhoud, dat U me hebt willen verlec-
nen.
Het was in het belang voor ons ge
troffen land, en Ons voegt de dank. Mag
ik er nog eens op aandringen, onze .vluch
telingen te verzoeken, naar Antwerpen
terug te komen? En vermeld de drie ge
noemde gunstige bepalingen....
Dan stond Z. Eminentie op, bood me
weer vriendelijk de hand, waaraan ik den
ring kuste en gaf mij tot de deur geleide
op de beminnelijke, eenvoudige wijze,
waarvan ik onvergetelijk de herinnering
bewaar.
Overmorgen te elf uur zulen wij verre zijn..
Het 'schip vertrekt te drie uur in den mor
gen.
Nog steeds aarzelde hij en vervolgde
daarna met een ruw gebaar:
Wel nu, 't zij dan zoo. Ik zal gaan.
Hebt gij geld?
Ik heb vijftig francs, antwoordde
Marie.
Dat is genoeg. Wij hebben hier gemi
groote verteringen gemaakt; wij leven vaj
weinig.
Hij sloot zijn kleine koffer cn nam die 'op
met een treurige en verstoorde beweging.
Gaat gij mede naar het station, zeide
hij, zich naar de deur wendend.
De vrouw volgde hem, het meisje bij .ie
hand nemend. Zij liepen langzaam en met
moeite door de dichte, woelige menigte,
die op dat uur, waarop ieder uitgaat, de
straten vulde.
't Sloeg zes uur, toen zij het perron van
het station Saint Lazare bereikten.
Vlug, zeide Montfort, of ik zal den
trein nog missen. Pas op mijn koffer, ter
wijl ik naar het loket ga.
De jonge vrouw en het kleine meisje ble
ven bij de armelijke bagage staan; met ver
bijsterde oogen en een beklemd hart sloe
gen zij de drukte van het oogenblik van ver
trek gade; het gedruisch verdoofde Marie,
haastige reizigers drongen haar op zijde en
zij waren bang en wisten niet wat te doen,
toen Montfort terugkwam.
Wacht mij daar, zeide hij. Hij nam zijn
koffer liep hard weg en kwam spoedig te
rug.
't Was hoog tijd, zeide hij hijgende; 't
scheelde niet veel of ik had.hier moeten
blijven. Nu, tot morgen. Ik zal u om twoe
Het „beleg" van de Achel-
sche kluis.
Over de vermeestering door de Duitschers
van het op de Brabantsche grens gelegen
Trappistenklooster, bekend als de Achel-
sche kluis, meldt men nader:
Om tien uur Zaterdagochtend begon een
schermutseling van de in de Kluis ver
toevende Belgische soldaten met Duitsche
voorposten. Daaibij werd een Belg en een
Duitscher gewond.
Rond 11 uur kwam een Duitsch parle
mentair op de Kluis en vroeg den Belgi
schen generaal De Schepper overgave. De
generaal antwoordde: „Je refuse chaque
capitulation" (Ik weiger alle capitulatie)
en onverrichter zake keerde de Duitscher
terug. Een tweede parlementair onderhoud
werd later op de volgende wijze ingeleid:
De heeren#Gijrath en Lehrnans uit Val-
kenswaard waren per fiets naar Achel ge
gaan. Toen zij bij de Kluis met de Belgen
stonden te praten, verschenen eensklaps
op den weg 500 Duitschers met een mili
taire auto. De Belgen trokken zich haastig
in het klooster terug en voor de twee Hol
landers zich van de verwarring goed re
kenschap hadden kunnen geven, stond de
Duitsche auto bij hen. Een officier trad
op hen taoe; Wir sind Hollander, zei een
van hen. De Duitscher groette beleefd en
verzocht hen naar de Kluis te gaan, ten
einde den generaal een tweede parlemen
tair onderhoud te vragen. De Hollanders
voldeden aan het ve/.ock en Werden bij
den generaal toegelaten. Hij gaf hun drie
soldaten mede om den Duitschen parle
mentair te halen. Toen zij bij de Duitschers
waren gekomen, liet zich een der. officieren
blinddoeken, en aan de hand der Belgische
soldaten werd hij in gezelschap van de
Hollandsche heeren bij generaal De Schep
per gebracht. Na wederzijdsche kennisma
king sprak de Duitsche officier: „Generaal,
uw volk wil den vrede, maar gij verlangt
den strijd. Geef u over en aan den strijd
is een einde; zoo niet, dat wordt dit kloos
ter gebombardeerd, wij gaan ons geschut
halen ,om twee uur beginnen wij."
„Je refuse chaque capitulation", ant-
.woordde wederom de generaal.
Dc Duitsche officier werd daarop weg
geleid en klokslag 2 uur begon 't bombar
dement. Weldra floten groote granaten door
de lucht.
Steeds heftiger werkte het Duitsche ge
schut, dat op een afstand van 4 1/2 K.M.
stond opgesteld. De Belgische mitrailleuse
antwoordde; het geweervuur knetterde
van alle kanten.
Dit tooneel zal zoo ongeveer een 20 mi
nuten geduurd hebben, toen ik het getuf
van de Belgische auto's en motors hoor
de. Zij kwamen recht op de Neder!undsche
trcepen af, die dadelijk een begin maak
ten met de interneering der Belgen. Dat
ging erg gemoedelijk. Generaal De Schep
per en de officieren groetten de Nedcr-
landschc militaire overheid en begaven
zich met hen naar de auto's. Onze soldaten
ontvingen de Belgische soiduten cn al pra
tende over de laatste gebeurtenisseri ga
ven dezen wapens en patronen over, om
later per extra-trein naar Eindhoven te
worden gebracht.
Geen enkele Belg is tijdens het bombar
dement gewond.
Zoodra de Duitschers in het klooster
uren aan het station afhalen. Adieu Marie,
zeide hij tot morgen, terwijl hij een af
scheidskus op haar voorhoofd drukte.
Marie omhelsde hem wederkeerig met een
teederheid, die hem verwonderde; sinds lan
gen tijd had hij zooveel teederheid niet op
gemerkt als in dien laatsten blik van zijn
arme vrouw.
Ik had maar moeten meegaan, spra.c
ze gejaagd. Is er nog tijd voor?
Helaas niet! riep Montfort uit. En onze
papieren, die in het hotel zijn? Je hadt wel
wat vroeger een besluit mogen nemen, zeide
hij zonder scherp te wezen.
Hij tilde zijn dochtertje op cn omheldsde
het Hartstochtelijk. Nogmaals omhelsde lij
zijn vrouw en liep toen op den trein toe.
Minder dan een minuut later deed zich
een schril gefluit hooren en stoomde 'e
trein weg. Marie klemde dc hand van haar
dochtertje vast in de hare en ging met lou
den schreden terug.
Ik had gehoopt, dat hij den trein zou
missen, zeide zij met zachte stem.
Moeder, ik heb honger, zeide het kleine
meisje.
De jonge vrouw trad een eenvoudig res
taurant binnen en bestelde een avondmaal.
Niet lang toefde zij daar, want weldra
maakte een bedompte atmosfeer haar be
nauwd en hernam zij toen haar tocht door
de straten, terwijl het meisje een laatste
korst brood opat, het overschot van hot
maal.
(Wordt vervolgd).