„Leidsche Beelden". sproken, als voorstellen van de regee- ri ng ter tafel liggen. Het beoordeelen van de doeltreffende heid der door <d)e regeering in te dienen voorstellen op het stuk der defenise, zul len wij echter hebben over te laten aan de deskundigen. Wij kunnen t.:ans djs s!ec ti afwach ten, nadat wij ons hebben gek we.en van de taa.. de aandacht te vesigen op et belang, aan het behoud van Indië ver bonden, zonder daarbij de stoffelijke zij de van dat belang voorbij te zien. Waartegen wij echter nog wenschen te waarschuwen inet alle 'kracht, dat is tegen het gevaar van zich te laten in slaap sussen met zuiver ideëele argumen ten flos van de materie. Dergelijke slaapdeuntjes zijn te gevaar lijker, naar \mate zij schooner klinken en...i. goedkooper zijn. De Week in ft et Buitenland. Nu de lentezon is opgegaan in een zevenvoudige pracht, zich uitend in hetj jonge frissche leven van duizenderlei bloemen en planten, nu ontwaart onder- geteekende dat die alles koesterende zon, ook op het politieke veld zijn mach* tige en warme stralen duchtig heeft la ten schijnen. Als journalist-tuinman ben ik deze week in mijn tuintje eens gaan kijken hoe de stand der gewassen was, en ik heb paf gestaan van het aantal en de grootte eni dikte derkomr kommers. Ik daciu eerst dat mijn kwee kers alleen dat twijfelachtige voorrecht genoot, en met een kleine variant kon ge noemd worden: ,,Het land waar de komkommers bioeien." Maar jawel, mijn buurman wist er ook van mede te pra ten, en die z'n buurman ook, en zooj maar door. Overai komkommers en kan jers ook. Goede raad was duur. Hier in 't tand was er met die edele vrucht niets te verdienen, de markt was overvoerd. Handelslui als wij Hollanders zijn, trok ken we met een viertal andere komkom- merkweekers naar het buitenland om daar zaken te maken. Maar jawel. We kwamen met onzen voorraad in Duitsch- Iand. We werden uitgelachen, uitge jouwd, bijna mishandeld, men stikt daar bijna in de komkommers. Verbeeldt u, bij gebrek aan edeler ooft heeft men daar een al heel oude ui uit den grond gehaald, ik bedo-el eigenlijk de Zabern- geschiedienis weer eens onder handen ge nomen, met het gevolg, dat er eenige wijziging gebracht is in de voorschriften over het gebruik maken der militairen- van hun wapenen, ien "hun verdere be voegdheden. We waren blij het groote Vaderland achter ons te hebben, en begaven ons vol verwachting en goede hoop naar Frankrijk. Maar ach wat zijn wij Hol landers toch nuchter. Verbeeldt u. een' aller-aller-gedistingeeilden iFranschman of een uiterst elegante en gracieuse Frart- ^aise die zich reeds allerpijnlijkst aange daan gevoelen, wanneer zij in een hyper modern restaurant .door die nonchalante van een gar5on enkele minuten moeten wachten op een vork voor het consu- meeren van een kreeft. Stelt u zoo iemand voor bij het verorberen van een komkommer. Zou er grooter contradictie denkbaar zijn? We begrepen te laat, dat men zich in Frankrijk liever vergaapt aan een rotte, pardon, een in verren staat van ont binding verkeerende appel of peer, voor gezet in den vorm van een Caillauxpro»- ces, dan aan de edele vrucht van Neer- lands tuinen, een komkofmmer. Zoo iets is te bourgeois, te burgerlijk, te vulgair, te triviaal. Men jouwde ons niet uit in Frankrijk. Och neen, het Fransche volk is te hof- felijik, to fijïn beschaafd?. Met een aller liefst complimentje werden wij over de grenzen gezet. We waren er echter varr overtuigd, dat de komkccnmeroogst irt Frankrijk ook prachtig staat, hoewel men het daar niet weten wil. 1 Met dat al was onze voorraad kom kommers nog even groot. f Van het begin af was onze hoop ge vestigd geweest op Engeland. Misschien hadden we daar zaken kunnen maken als de groove industrieën, waarbij duizen den arbeiders betrokken zijn, niet lam waren geslagen. Tusschen de afgevaardigden der mijn eigenaars en der stakende mijnwerkers in Yorkshuire heeft nu een conferentie plaats gehad. Deze heeft echter nog geen- resultaat gehad en is tot na Pascherj verdaagd. De staking zal dus nog weL eenigen tijd aanhouden. Eergisteren hebben de gevolmachtig den van het mijnwerkers verbond van Grcot-Brittannië, de organisatie over 't geheele koninkrijk, vergaderd om te be slissen of het de stakers in Yorkshire financieel zal steunen. De uitslag der be sprekingen is nog niet bekend. Intusschen beginnen de mijnwerkers in den omtrek van Sheffield en Doncaster, die zich van den beginne af tegen de sta king hebben verklaard, te morren over den langen duur. Het is niet onmogelijk dat de staking in die streken eerlang, het werk hervatten, ook al komt er geen schikking over het minimum loon tot stand. Ook in de bouwvakken heerscht, zoo als we deze week reeds schreven, groo te malaise. Dat de staking van de mijn werkers ook op de andere takken van in dustrie en nijverheid gevoeiig werkt, be- uuefi geen bevoog. i_n dui o.ize onze komkommers ook daar geen aftrek geno- ien, geen mensen die t ueavijfelt z.oo- dat ik maar zeggen wii dat mijn voor raad komkommers nog enorm is en dat ondergeteekende zich bij eventueele af nemers warm en ten krachtigste auiibe veeit. Hoogachtend LEO. W eekpraatje. 't is bijzonder opmerkelijk, dat alle linksche bladen zich beijveren een plei dooi voor de lijkverbranding te houden. Zooals u weet, is onlangs het eerste lijk opf Nederlandschien bodem verbrand) -h ctw.z., zooals de „Leidsche Courant" op gemerkt heeft, het eerste lijk n a de oud- heidenschie tijlden, waarin men ook wel de Idooden verbrandde, doch dan niet op zulk een deftige wijlze, als de mo derne heidenen het doen. Juist, daar heb ik al gezegd, wat ik zeggen wilde, het verbranden van de afgestorvenen, dö crefmatie ,(om het eens met een uit- heemsch woord te .betitelen) is een ouid- heidensch gebruik. (Waarom? Ja, ik zou een artikel -gaan schrijtven, zoo ik op deze vraag een breed-opgezet antwoord wilde geven,. Maar ik mag toch wel in mijn vveekpraatjie er iets over zeggen, want het lij'kverbrandingsvraagstuk is of wordt althans door de voorstanders naar voren geschoven (dit laatste is juister gezegd) als een „question bruiante", een brandende kwestie, een vraagstuk van den jdag en dus ook van de... week, De crematie is een heidensche gewoonte, omdat zijl in strijd is imet de wijze, waar op de christenen aller eeuwen en aller landen hebben gemeend eerbied aan hunne dooden te moeten bewijzen, door hen nL aan de schoot der aarde toe te vertrouwen. Vervolgens, de lijkverbran ding is bij uitstek geschikt om uit de hoofden en harten der menschen weg te rukken, de gedachte, het geloof aan een leven na dit leven. En daarin ligt de redenu (dat de vurige voorstanders van de ljjkverbranding moeten worden ger- zo ch't onder hen, (die het Christendom Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 11 Apiilno. 1368. Uns belang bij het behoud van ind.e De aan de lezers van dit blad bekende artikelen onder den titel „Ons belang bij het behoud van Indië" h-ehben naast veel instemming ook eenige bestrijding uitgelokt, al kan niet worden gezegd!, dat de inhoud 'dier artikelen inderdaad is bestreden, veel minder weerlegd. Van zekere zijde zijn de artikelen „sen sationeel'? (genoemd. Als de qualificatie juist is, dan kuinnen zij) die eigenschap slechts hebben ontleend aan de daarin vermelde nuchtere feiten, waaruit de om vang van het belang bij het behoud van Indië duidelijk blijkt. De bestrijders lieten die feiten onaan getast, gingen ei* langs been, wat meer voorkomt Merkwaardiger is echter, dat een dier bestrijders, doemde of hij ons aanvalt, op menig punt hetzelfde zegt als wijL Zoo zal de lezer dier „bestrijding" b.v. meen en, dat door ons is beweerd, dat het behoud van Indië is een belang van zuiver stoffel ijlken aard, en dat het door ons is geschetst als een voordeel uit sluitend „voor de schatkist der Nedep- landsche handels- en andere maatschap pijen", waarbij slechts betrokken zijn de geldbelegger, „die kloppingen gevoelt in zijn lndisci.e-iondsen. art de sv..eep- vaartondernemer en de mijnontginner, die een voorrecht willen benouden boven anderen. Bij de opsomming der do ir ons genoemde economische yoordeelen, ver zwijgt de bestrijder dan zorgvuldig, en zulks nie.tegenstaande wij daaraan een geheel artikel hebben gewijd, de indi recte belangen, dat 2ijn die belangen, welke iedereen raken. Wie de bestrijding leest, zou meenen, dat de strekking onzer „gevaarlijke arti kelen" -was niet meer of minder dan „ten profijte van het conservatief mili taristisch element", de publieke opinkj te drijven „in de richting van de impe rialistische groot-doenerij" (als boeman wordt hierbij' de geest van Chamberlain opgeroepen) en het protectionisme, 'inet. inbegrip van de wederinvoering der diffe- rentieele rechten in Indië, benevens dd wering van de vreemdelingen en van het vreemd kapitaal uit onze koloniën. De lezers onzer artikelen weten echter, dat :wij niets van 'dit alles hebben aan bevolen integendeel 1 en dat wij evenmin ons hebben verklaard tegen de verheffing van de inlandsch.e bevolking, waaromtrent wijl juist schreven, dat het een slechte regeering zou zijln, die den drang voor geestelijke en economisch# ontwikkeling der inlamdsche bevolking zou tegengaan, in plaats van dien te 6teunen en aldus den band tusschen die Nederlandsche onderdanen in Jndië en het [moederland hechter te maken. Ter voorkoming van misverstand, ver meen-en wij hier ook nog in herinnering te moeten brengen, dat wij ons omtrenjt plannen tot vlootbouw niet hebben uit- pUten» Evenmin als al liet overige, dat men ons in de- schoenen tracnt te schuwen* nemen .wij voor onze rekening de „ge vaarlijke argumentatie van hen, die be- weren, dat ons land zonder Indië malc- i rieel niets zou te beteekenen hebben en i ten gronde zou gaan". I Eens en vooral wenschen wij hier te zeggen, dat wij niet willen verantwoorde lijk worden gesteld voor wat anderen, i zelfs diegenen, met wier streven wij tot J op zekere hoogte kunnen medegaan, tot XXXVJL „Volks-vischmarkt". Al zien we in allies rondom ons den tijldgeest in 't nieuwe, dat, wat voorheenl onbekend len onnoodig was en dat niet alleen in de vermoderniseering van straten en verkeersmiddelen, maar in alles, tot in de meest gewone 'dggelijksche en huishoudelijke artikelen en dingen toch blijlft zich nog menig iets, ondanks ver anderden tijdgeest en 't doordringen vai^ telkens iwat nieuws, in iden loop der jaren handhaven. Ook in Leiden natuurlijk. Electriciteit zagen we ook hier meer en jneer terrein veroveren. Op licht- en kracht-gebied. 'n Verouderde manier van vuil-ophalcn in 'n hoek duwen door 'n aller-modernr ste wijize van reinigingsdienst in ge meente-exploitatie. Op 't gebied van tramverkeer maakten we 't voorheen Jnee, fclat, (als £nze paarden tram-nietje in decimeter-vreters-gangetje kwam aansukkelen langs z'n afgemeten w% er gemoedelijk een agent bij die rails stond, die den conducteur of koet sier een „halt" toewenkte, waarna hij beleefd en vriendelijk, met 'n glunderen glimlach, om ,,'n beetje vuur" verzocht, waarna 't trammetje weer kalm z'n weg vervolgen kon. IEn thans, nietwaar, hebben we een «electriscbe", die met die beste in andere •teden wedijveren kan, en die voor zulke btaltes" niet te vinden is, al wondt ca sta ving van hunne meeriing wenschen i aan te voeren. Daarom kunnen wij voor bij gaan, wat tot bestrijding van onze argumenten wordt" aangevoerd, zoo dik wijl» men hetgeen door ons is gezegd, verwart met wat te lezen staat in de geschriften, afkomstig van anderen, die de aandacht voor de Indische quaesties vragen, en met name in de vaak tegen ons uitgespeelde brochure „''s Lands We.- vaart in gevaar", uitgegeven door de vereeniging „Onze Vloot". Met waardee ring voor veel van de goede bedoelingen der schrijvers, zijn wij van meening, dat men zich ook bijl het vermelden van be langen, verbonden aan het behoud, en de gevolgen van een eventueel verlies van Indië, heeft te hoeden voor over drijving. Nochtans zijtn die belangen, oo(k naar Onze meening, zeer groot, de materie el e zoowel als de ideëele. jWaj beseffen niet minder dan onze tegenstanders in wie wij voornamelijk op dit punt medestan ders ontmoeten de moreele beteekenis voor Nederland' van het behoud van zijln koloniën, waaraan ons volk voor een goed deel zijln aanzien dankt Ook ons lijkt de beste en meest veilige politiek, in Indië te volgen, die welke uitgaat van de verheffing der inlandsche bevolking, en ook wij wienschen de vrije openstelling voor den ondernemingsgeest van den vreemdeling, maar wij. voegen hier aan toe: niet voor den onderne mingsgeest van den vreemden over weldiger. En op den vreemden overweldiger, niet op den vreedzainen vreemden mede dinger hadden wij het oog, toen wij in een onzer artikelen waarsc luwden, da£ als Nederland de Oost verloor, wel is waar aiie bezittingen van Nederlanders in Indië niet met é.n slag zouden zijni verloren, omdat l.et gezag, dat net Neder landsche aldaar zou opvolgen, den eigen dom van particulieren zou hebben te eerbiedij e:i, maar dat liet verlies van Indië wel zou be.eekenen, dat de Neder landers gaandeweg uit Indië zouden ver drongen wonden. Een vreemde ovep< weldiger, zeiden tyA% zou zich zeker niet meester maken van den Archipel oin den tegenwoordigen gang van zaken te be- stendigen en den Hollanders het leeu wendeel der economische voordeelen (en dat hebben zij1 op dit oogenblik dan toch, onzen bestrijders ten spijt) te laten be houden. In de waardeering van de idieëele be langen, die wij. bij dniclië hebben, doen wij voor onze bestrijlders niet onder. Daarom kunnen Wij! volkomen onder schrijven, hetgeen blijkbaar tegen oils' was bedoeld, dat het belang bij het be houd van een Injdië, dat zich onder Nederlandsche vlag en Nederlandsch op perbestuur gaandeweg ontwikkèlt tot een zelfstandige volksgemeenschapvoor Nederland niet licht is te onderschatten, en 'dat ais Indië zich tot een zelfstan digen staat onder Nederlandsche oppen- regeering en nog zeer vele jaren onder Nederlandsche leiding ontwikkelt, deze haar merk zal zetten Qp den wordenden staat en dat dan de Nederlandsche taal, indien wij onze taak tegenover het onder- wijls in Indië behoorlijk opvatten, een groot verspreidingsgebied zal binden, en 'dan bovenal ons land met zijn koloniën te fhtnen .een plaats van bereeïrenis zal blijven innemen In de rij der volken, waardoor het aanzien van den Neder- landsclien stam wordt verhoogd. (Wij 2ijn het ook met onzen aanvaller eens, die zeide: „Verlies van onze kolo niën zou een ramp zijn", en wij gaan ook in zoover met hem mede, dat wij meenen, dat het althans minder nood lottig zou zijn, „wanneer dat later het geval wordt, als het oqgenblik zal zijn gekomen voor hare geheele zelfstandig heid" dan „wanneer het geschiedt door de overheersching door een ander volk". nog over een teveel aanstopplaatsen, geklaagd. Zie je, zoo verandert een en ander. Maar ar zijln ook idingen, the, b^danks alles, blijlven, die alle veranideriflg trot- seeren. Neem slechts,1de boide-karretjies, (die zich voorloopfig, lonjdanks alle toename van verkeers middelen, peg ,een tijld zulleri blijven handhaven, voornamielijk ook wel door 't feit, dlat alle nieuwe verkeersi- midd'elen nu juist niet 'de goedkoopste blijken te zijn, en niet «Üttijd de gemakke lijkste voor verzending^ Zoo blijlven verscheidene der voor naamste en drukste straten in onze stad' nog steeds „steeg" heeten. Neean maar Maarsmansteeg, fDtoiikersteeg enz., al heb ben we gelukkig in den loop ider jaren voor den kokerig-sniallen, maar niettemin drukken verkeersweg in ons stajds-entrée* die „Paardesteeg" heette, nu een ruime Prinsessekade gekregen. iWianneer dar nu eens eenmaal veran deren zal, laat zich ook moeilijik bepalen; Misschien wel tot na dien dag, dat de een of andere schrandere en voomitstnevendq winkelier uit één dier straten (of stegen) eenzelfde idee krijgt als z'n collega in Amsterdam, die tegen 'n dergelijken klei neerenden {straatnaam 1d'ejnaaim „steeg" deed in ''t oog van ouiten-de-stadsche klanten, (meende hij, z'n zaak in aanzien dalen in jprotest kwam, door op 'n goeden morgen met ladder en nijptang gewapend 't naambordje van de steeg te halen, zoodoende z'n straat „naamloos" makend. Enfin, ai deze "beschouwingen en gis singen in 't midden latend, wilden we Doch het tijdstip voor de algeheele zelfstandigheid ligt, zelfs bij een snelle ontwikkeling, in een verre toekomst ook naar fte meening van onzen be strijder in een verdere toekomst al licht dan het tijdstip, waarop de ramp zal komen, waarvan ook onze tegenstan der sprak, en welks komst zonder twij el I zal worden verhaast, als wij bij de pak ken llijven neerzLten, in ge.a'ienlw.d af; wachtende de dingen, die kouien zul.en. il men de handen niet u.t de mouwen steken nu het nog tijd is, dan stelle men zich van ons aandeel in de ont wikkeling van de inlandsche 'bevolking van Indië maar niet veel voor, en breke zich vooral het hoofd maar niet over de vraag, wanneer het tijdstip ,zal zijii aan gebroken, waarop Indië rijp zal zijn voor zelfbestuur. Over het al pf niet verleenen der emancipatie zal ons oo¥deel dan ver^ moedelijk wel ni§t meer worden ge vraagd. Daarom is het zoo gevaarlijk om, als het aankomt op handelen, ,hct materieele gedeelte ,van het vraagstuk geheel voor bij te gaan en uitsluitend aan het ideëele aandacht te schenken. Van welken kant tmen <de Indische vraagstukken ook beziet, men zal moe ten erkennen, dat zij ;hebben een zeer belangrijke ifinanrieele zijde. Wij gelooven niet, dat door een ver- wijlzing, zonder imeer, naar de wet van 1912, waarbij de scheiding tusschen Ne derland en Indië tot stand kwam, de Nederlandsche schatkist van de zaak af komt. Een liefde vOoi Indië, die de flnan- cieeie gevolgen uitsluitend ten laste van Indië wil brengen, is apcn.ieflde. Men ve.ulmv dan md~r roniu.t: Wij laten Indië liever los. Waar nu de gelddijLe legeLng dient vooraf te gaan, leek net oils p.aciiscn - en Lji .t ons dat nog, ondanks de ver- wfjien onzer aanvallers tegenover de eventueele verplici.tingen van maie.iee- len aard te wijten in de eerde plaats op de .materieele en niet op de idecele, gelijk onze tegenstanders-deden. Al nebben wij er nimmer aan gedacht te beweren, dat het belang bij het behoud van Indië slechts een materieeien kant zou hebben, wij zijn toch niet geno-eg idealist om te meenen, dat de doorsnee-Nederlander in Europa zoowel als in Indië tot groote -financieele offers zal worden be reid gevonden, wanneer men hem komt spreken bijv. over taalbelang, voor welk belang hij wel niet geheel ongevoelig is, jnaar toch alleen dan als het hem geen geld kost Ook de behartiging idler ideëele belan gen ledscht in Indië vóór alles materi eele bescherming), ipfit hebben wijl nog onlangs yernomen uit den mond van den Javaan Noto Soeroto, toen deze de ethi sche zijde van het vraagstuk, het een drachtig en in onderlinge waardeering samengaan van het Oostersche en Wes ters che element in Indië, in warme be woordingen bepleitte. Maatregelen materieele en ideëele moeten wofden getroffen vóór het te laat is. Alle doeltreffende maatregelen van wel ken aard ook, idle Icunnen strekken tot verhooging van de weerkracht, het weer standsvermogen van Indië, zullen wij toe juichen. Als tot de maatregelen, die ab soluut noodzakelijk moeten .wonden gej acht, ook behoort Uitbreiding van leger en vloot, of van een van b^ide, zullen wij ook die hebben te aanvaarden op gevaar af van militarisme -en 'impe rialistische groot-doenerij te werden be ticht [Doch dat deed men ons trouwens reeds bij voorhaat Wij zijn het inmiddels volkomen eens met onzen tegenstander, die zeide, dat, hoe de Verdediging in Indië te land en te water J>ehoort te worden gevoerd^ met vrucht -eerst zal kunnen worden be- maar even zeggen en aantoonen, dat 'r veel van vro-eger dingen en gébruiken ondanks de tijden, trouw ingeburgerd blijft in onze goede sleutelstad. En weet u, wanneer imen dat een en ander 'tduidelijkst in herinnering krijgt? Als men zooiets, dat men als kind' al kende, na al ide jaren, die er dan ver- loopen len (vervlogen zijln, later, op pijperen leeftijld, in precies dezelfde omstandig*, heden terugziet Zóó om op ons doel te komen als men op een goeden morgen onze Leidsche volksvischmarkt aan idie Volders gracht eens overkuiert Zoo'n brokje volksleven terugvindt, dat zich in den loop der jaren ongerept ge handhaafd heeft Misschien was menig onzer lezers als kind reeds dit typisch stukje volksleven bekend. [Heeft-ie, jong nog, bij diezelfde banken voor vischverhajideling gestaan, en 't bieden en dingen en aanprijizen van koopers en verkoopers of beter, ver koopsters, want 't vrouwelijk element zwaait wel den scepter onder de straat- vischhandelaars daar aangehoord. En zich verwonderd -en verbaasd, dat 'r een juffrouw was, die zóó afdingen durfde, dat ze ten leste d'r „zoodje visch" voor precies de helft mee naar huis kon dragen van hetgeen de handige, breedf- sprakerige vischvrouw als oorspronkel ijk en prijs had vastgesteld, met de meest besliste bekentenis erftiji, "dat 't„nielievd ziel, vèst nieë mindeir. kon, hoor". En 'n oogenblik later zich verbaasd over 't feit dat 'n bleu dienstmeisje, dat niert zoo afdingen durfde* waarschijnlijk minj- dar ingewijd in d« onfeilbare gchaime*. van 't vischmarkt-leven, bij dezelfde kwieke visch-matrone ''t dubbele gaf. En hij heeft op dat oogenblik misschien een flauwi vermoeden gekregen van "*t ont zettend ruim biegripsgebied, dat 't woortf „handel" omvat. En misschien ook heeft -menig onzer, als jongen nog, daar -even rc iddrentef- lend, (rich duidelijk de schooi leid en waarheid van 't gezegde, dat-ie uist dien morgen in de taalles op scho -1 te be handelen kreeg: „d:e taal is g. nsch een volk", voor oogen gezien, als-i daar de verschillende idialecten, ter vise markt in, omloop, te hooren kreeg, van pl t-Leidsch tot onvervalscht en zuiver Katw ksch toe. Of er de vischvrouw haar „spring levende beesies" met een wo rdenrijk heid, idie verbazen doet, heeft den aan prijzen of verhandelen. Of er glundere volkswijfjes d'r „vissie" voor bi d'r mid dagpotje heeft zien inslaan. Al, wie dat al in z'n jonge j ugd' daar daar soms heeft zien afspelen, n er dan op irijperen [Leeftijd precies jiatzel de gedoe eens gadeslaat, vindt idat diaai net zoo terug.. Precies 't zelfde brokje volks wen met dezelfde rompslomp^ Onze volksvischmarkt. En misschien vindt-ie er zelü nog de zelfde vischvrouwen olnder t rug van voorheen. En toch, ja, iets is er vera derd. Jarenlang hadden we onze Vb ihbanken staan op de vischmarkt, terhoog e Maars- mansteeg, bij- de groote kastar e. En daar heeft de moderne tijdgeest in gegrepen. Daar wu ''t wat «deler handel; zag je kabeljauw -en groote tarbot en tongen en dergelijke visch. Exemplaren uit de wereld -der waterbewoners, waar je op de „kleinie vischmarkt" tevergeefs naat zoeken zult Daar zag je 's morgens de gedienstige geesten van de Ledische „bon-ton", in helder kieurslijlfje en hagelwitte muts op 't net-gekapte hoofdje, met 'n snoezig boodschappenmandje onder -den arm, de inkoopen gaan doen, en zag je er ook wel 'n enkelen hotelhouder of chef-kok persoonlijk de visch voor de middags- diners komen uitzoeken. Dat is verandeiid De kastanje-reus viel onder den be kenden (Sjeptemb er-storm, en de visch markt verdween er door den modernen vooruitgang, idie er 'n and-er plekje voo-r uitzocht Op de Vischmarkt is nu de „visch markt" niet meer. Deze 'is* verhuisd naar 't bekende plekje op de VoldersgrachfJ bij de „kleine vischmarkt" ingelijfd. En of 't nu door de meer democrati sche richting van onzen tijdgeest is, dat kunnen we veilig in 't midden laten. Zeker is, dat -dit de eenige kleine ver andering in onze Volksvischmarkt is. Maar voor de rest is 't nog hetzelfde typische handelsplekje, dat menig Leide* naar, \en (menig huismoeder zeker, nog van jongen tijld kent -Onveranderd. "Met de zelfde typen van koopsters en visch vrouwen. 'n Brokje stadsleven, leuk om 'teens te gaan zien, voor wie niet kennen; JCEEa

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 3