Uit de Pers. BINNENLAND. 51) MAGNA. Tweede Blad, behoorende bjj De Leidsche Courant van Maandag 5 Jan. no. 1286. Treub's Plannen. Hierover vat het Katholieke Volk zij'n oordeel aldus samen: Het geheel overziende, kunnen wijl vooralsnog niet begrijpen, waarom aan stonds van socialistische en liberale zijde lof wen} gebracht aan de plannen van den minister, f) ja, wijl begrijpen diit wel, maar dat moeten wijl de re'clen elders zoeken. Dat minister Treub verbeteringien zal kunnen aanbrengen fijn de verzekerings wetten, staat vast; want in bijna iedere Wet zijn aanstonds na hare aanneming fouten aan te wijzen. De Ongevallenwet was nog geen jaar iin werking" of men ontdekte er fouten in, die die ontwerpers, hadden zij hiertoe de goede gielegjeniheid gehad, aanstonds zouden hebben verben terd. En de Bferoepswet? ,H;oe dwaas werd het reeds aanstonds gevonden, dat er geen beroep is op sommige beslish stiingen van de Rijksverzeikeriinglsiblank? Maar zou het niet door iedereen be treurd zijn, wanneer daarom de in*wer- Iking-trediing dier wetten was uitjgestelld? En zou het bovendien ook geen dwaas* held zijn geweest? Immers geen enkele wet kan zonder fouten zijn. Slaagt minister Treuh erin, zijne plannen tot uitvoering te brengen, hijzelve zal na korten tijd moeten con state eren, dat zijn weigevenden arbeid gebreken 'aankleven. Daarom blijven wij het betreuren, dat men de verzekeringswetten van Talma niet uitvoert, wachtend met eene herzie ning totdat ook de praktijk iets geleerd heeft l De arbeiders behoefden dan ook niiet langer te wachten. Er zou een begin zijjn. Wjj geven toe, dat dit voor minister Treub, die de ouderdomsverzekeiing van de invaliditeitswet moet scheiden, om iets te doen in de ricJuting van staatspensioen, onmogelijk is, maar is de beslissing ten slotte niet aan de Kamers? Over drie jaar móét de invaliditeitswet irt werking treden en heeft minister Treiuib hij ihoopt vóór JPaschen zijn ontwerpen reeds klaar te hebben vóór dien tijld iets beters tot stand gebracht, welnu, in dat geval zal niemand hierop iets. tegen kunnen hebben» Maar wiat wil de minister? Eerst herziening van de bepalingen be* treffende de ouderdomsrente en bijl deze herziening intrekking van het 'artikel der invaliditeitswet wat 'de wet na drie jaren dn wenking brengt» Daartegen bestaat onzerzijds overwie- gend bezwaar; want zou 'diiit gebeuren, alles hing in de lucht. Nu hebben \v5ijj .de zekerheid, dat er over drie jaren eene invaliditeiitsverzefce* ring ïs, óf die van Talma óf die iva'n Treub, 'ejj, daarom moet men niet be ginnen niet die zekerheid weg te nemen. Die moet er blijven, en dan zullen wij verder zien. Regeeren zonder begrootlng. In de N. Ven 1. Crt. schrijft dr W. Nolens: Volgens de Grondwet moeten de be grootingen van alle uitgaven des Rijks jaarlijks door de wet worden vastge steld. Natuurlijk: van alle uitgaven in een volgend dienstjaar te doem. De nor male, door de Grondwet gewilde toe stand zou derhalve zijn, dat alle Se- grootin'gen door de Tweede- en Eerste Kamer voor 1 Januari waren afgehan deld en als Wiet in het „Staatsblad" waren geplaatst. De practijk is daarvan in de laatste tientallen van jaren voortdurend afgewe ken. De Eerste Kamer toch behandelde in hoofdzaak, de begrootingen eerst im Januari en Februari van het loopenlde dienstjaar. En zij kon niet anders. Tot verleden jaar was althans de FEUILLETON. Tweede Kamer er rmee klaar gekomen^. In, den laatst'en tijd wel 'met eenig kunst en vliegwerk. Door het uitschakelen ri.l. vaïi debatten, Waarvan men voorzag, dat ze te veel uren in beslag zouden nemen. Maar de hoofdstukken der begrooting werden ten rnjnste afgehandeld. Verleden jaar moest echter de behan deling van geheele hoofdstukken naat het nieuwe jaar verschoven worden Wat toen gevreesd werd is gebeurd. Ook ditmaal liggen Oorlog, Marine en Bin- nenlandsche Zaken -nog onafgedaan. En het is te vreezen, dat dit niet den laat- steln keer zal zijn tenzij er iets op mocht gevonden worden. In hare Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Eerste Ka mer meende de Regeering 'rieden jaar te 'mogen aannemen, dat de vertraging een uitzondering zou Zijn, welke zicli niet zou herhalen. Het blijkt dat ze zich vergist heeft. In .het Voorioopijg Ver-, slag der 'Eerste Kamer werd er op ge wezen, dat 'de behandeling der begroe tingen ini de Tweede Kantor nog niet ten einde was gebracht, en de Regee ring inmiddels Voortging met het doen van uitbetalingen 'ten laste van het nieu we dien'stjaar, hoewel het zeer goiefd mogelijk zou zijn, dat sommige posten in de Tweede Kamer nog zouden ver mindert! of geschrapt worden. Men acht te dit in strijd met een behoorlijk comp/- tabel beheer. Daarom meenden de leden,, die de (zaak ter sprake brachten, dan ook het [uitspreken van een woord van ernstig protest niet te mogen nalaten. Protect tegen wien? Tegen de Re geering? Maar, zij kan den boel toch niet stop 'zetten. Tegen de Tweede Ka mer dan? Zijl zal wel beweren, dat ze zich zooveel mogelijk haast. Laten we dan maar aannemen: protest tegen de regeling en den gang van zaken. Terecht m. i. antwoordde do toenmali ge regeering dat de toestand, icfie ont staan was doordat de Tweede Kame-it ecnige hoofdstukken niet vóór den aan vang des jaars had aangenomen, voor zoover de comptabiliteit betreft, niet ab soluut, doch slechts gradueel afweek van dien, welke e?r telken jare ontstaat, doordat de begrootin|gswetten eerst half Februari in het „Staatsblad" ple gen te verschijnen, „immers", zoo schrijft zij in de Memorie van Antwoord, „ook in dit laatste geval moet een ge deelte van het jaar zonder begrootinlg geregeerd worden." Wel wordt er in deze redenaejrinlg nfiel op gelet dat de mogelijkheid van ver werping van een hoofdstuk door de "Eerste Kamer minder groot is dan de schrapping of vermindering van posten door de Tweede Kamer. iHoie dft zij fin orde is de zaak nieit. In ieder geval ware 'het te wenscheen dal althans de Tweede Kamier met den bel- grootin'gsarbeid vóór Januari klaar kwam. 'Ook om deze reden, dat er an ders hoe langer hoe minder tijd voor de overige werkzaamheden beschikbaar blijft. Maar wat er aan te doen? Onderwijs-commissie. Heel veel zegt de vrijzinnige pers over de op Oudejaarsavond voor het voet licht getreden Onderwijscommissie tot nog toe niet Slechts enkele bladen, o.a. de vrij-liberale Nieuwe Crt., hieeft er, voor zoover wij^op 'toogenbiik zien, een artikel aan gewijd; ;andere bladen laten het bij korte opmerkingen. De Kamer- correspohdent van het Handelsblad zegt o.a.: w „Het komt ontsyoor, dat, terwijl terecht het belang van bet politieke convenant op den voorgrond schijnt te zijn gesteld, tevens op gelukkige wijze gezorgd is voor vakkundige behartiging der onder- wijisbelangen. En dat dus Minister Cort van der Linden, op mens voordracht deze benoeming is [geschied, daarmee een daad van wijis beleid heeft verricht. Het gansch e land zal nu zeker m et bijlzond ere belangstelling het resultaat 'van den ar beid der commissie veilbeideiti" De Nieuwe Rotti, Crt wijjst 'er op, dat de opvoedkundige zelfstandig heid van de bijzondere school moet wor- nog niets gedaan, wat een zoo gunsti ge beoordeeling verdiende. Integendeel, hij had zich van iedere deelneming aan het openbaar, leven onthouden. Bernard vermeed echter, op dit on derwerp verder in te gaan eri vroeg slechts, waar Dornick intrek had geno men en hem treffen kon. De Sileziër ried Bernard aan, aan een klein diner deel te nemen, waar hij Dornick met ecnige vrienden zou ontmoeten. Bernard sloeg het voorstel af, druk ken arbeid voorwendend. Hij gaf dq hoop te kennen, Dornick wel spoedig te zullen zien en zich dan geheel aan hem te kunnen wijden. Behrenberg verlangde er naar alleen te zijn; de brief, die in zijn portefeuille stak, had hem zoozeer verwonderd. In zijn kamer aangekomen, las hij het schrijven eens ernstig na. De eigenlijke brief was van zijn gym nasiast Frans Hellbrinck en was ver gezeld door verschillende bijlagen, waar van een het handschrift van freule Tiny Landskron toonde. Deze verzocht daarin Frans Hell- Hellbrinck de ingesloten brieven naar de daarop aangegeven adressen te wil len verzenden door middel van post beambten, of ze anders den geadresseer den gewaarborgd, Het blad zegt o.m. „In zooverre de .wettelijke regeling dus zal kunnen komen tot gelijkgerechtigd heid van openbaar en bijzonder onder wijl, doch daartegenover het adagium: „bijzonder onderwijs regel, openbaar onderwijls uitzondering" zal moeten wor den prijlsgegeven, ligt in de opdracht reeds het begin van èen compromis op gesloten). i Daarom ®s 'het pok zeer begrijpelijk, dat de regeering niet net uijgangspuini lie eft genomen bij arb 192 van de Grond- wei. „Zoo noodig", zal de staatscom missie een nieuw grondwetsartikel kun nen voorstelen» Maar de regeering acht blijkbaar de mogelijkheid niet uitgeslo ten, om met behoud van het bestaande artikel tot eene regeling te komen, diie aan alle partijen voldoet" De Nieuwe Courant as van oor deel, dat het zifting nemen van de ver schillende groepen in deze commissie reeds de eer3te schrede is op den weg naar overeenstemming. Of de kansen goed staan oim tot oplossing van den schoolstrijd te komen, kan het blad niet zeggen.,Het blad wienscht het beste: „Moge 'de commissie de stuwkracht van een in waariheiid nationaal! verlangen on weerstaanbaar gevoelen rdat zou de machtigste drang zijn omi haar te 'doen slagen. Reeds binnen enkele weken ha haar samenjkoimst zou, meende de Mi nister, blijken, pf 'er kans is op. een compromis. Binnen enkele tweken dus kan een beslissing vallen, voor den staat kundigen toestand van ons land vatt overwegend belang» Wjelke toeschouwer zou daaibiij onverschillig blijven? Maar vooral, wie van de politieke mannen, tot medewerking aan zulk een beslissing ge roepen, zou niet het gewicht der per soonlijke verantwoordelijkheid gevoelen, Welke 'thans pp Jzijn schouders is gelegd?" Mr. Aalberse over de oneerlijke concurrentie. Van het volijverige Tweede Kamer-* lid, Mr. Aalberse, is Januari de indie ning van een wetsontwerp je wachten, waarbij de oneerlijke concurrentie straf-i baar zal worden, gesteld. H,et corres pondentie -bureau Vas Diaz vond dit in bladen opgenomen be nicht belangrijk genoeg ofrn te trachten van Mr. Aalberse eenige nadere inlichtingen te Verkrijgen», Ziijin standpunt inzake de bestrijding der oneerlijke concurrentie is wiel zeer be- kenjdimmers hij fis de voorstander bij, uitnemendheid van wetsbepalingen te de zer zake. Tpch meenen wij\ dat wat bij ons vertelde, inderdaad aan het publiek belang zal inboezemen, nu er tian ten laatste een stap betreffende deze mate rie, waarover zooveel gesproken en ge schreven 'is, wordt gedaan. Aanvankelijk ben ook' jk van meeting geweest, dalt het pto'osl noodzakelijk was een wijziging van art J4Q1 van het 'Bur gerlijk (Wetboek, begon Mr. Aalberse. Dat is, gelijk ge weet, het artikel over de onrechtmatige daad. Ik was -er Voor, aan deze 'Uitdrukking een Zoo ruim mo gelijke beteekenis toe te kennen en het artikel had dan zoo gewijzigd kunnen, worden, dat oneerlijke concurrentie ook volgens den letter detr wet binnen het begrip ^onrechtmatige daad" zou vhllen. Maar mijin rechtspraktijk heeft mjj een, ander inzicht gegeven. In zeer vele ge vallen nJ. heeft men er niets aan, of -hij*!, die oneerlijke concurrentie begaat, wegens handelingen fin strijd met a/rt 1401 vervolgd wordt Indien men tegen, hen procedeert, kan hij bdj dit civiele; proces uiit den aard der zaal *klleen tot het uitkeeren van een, schadevergoeding veroordeeld worden "en tot het betalen, van de kosten van het proces. Edoch,v. veelal fis niets op den man verhaalbaar* Wiaar niets is, verliest de keizer zijn, recht! Miaar zelfs dit 5 s op het pogenibliik; niiet eens mogelijk. De Hpoge Rtaad ver-, staat onder „onrechtmatige daad" alleen, een -d/aad, in strijd met de wet. En hef lis geen groote kunst om oneerlijke con- de zelf te overhandigen. Zij schreef er bij, deze 'gewichtige aangelegenheid aan zijn geschiktheid en beleid toe te ver vertrouwen en te hopen, dat hij haar dezen kleinen dienst wel wilde bewijzen. Dat liij dien brief van freule Behren berg ontving, kwam wijl zij 't het best had geacht, van dien omweg gebruik te maken. Van zijn vriend G. S. wist zij, welk levendig belang hij in de geschie denis van den, dag stelde. Dit verheug de haar zeer; zij zou zich zijlier zeker blijven gedenken. Frans HellbrinckCs brief leverde de opheldering van deze eenigermate raadselachtige woorden. Hij verzekerde hoe graag hij steeds bereid zou zijn, dq wenschen van zijn weldoeners te vervul len; de baron zou daaaraan zeker niet twijfelen. Ditmaal bad hij zich echter afgevraagd, of hij aan het verzoek wel zou gehoor geven en na lang nadenken, had hij gemeend niet beter te kunnen doen, dan den baron om raad te vra gen. Hij hoopte daardoor geen mis bruik van vertrouwen te maken en op de stilzwijgendheid van zijn raadgever te mogen rekenen. Hij geloofde n.l. te we ten, wat die ingesloten brieven beduid den, en zijn vermoeden was bij de afgif te van den eersten den beste reeds be vestigd. current e fte begaan en nochtans niet in iin strijd te handelen met eenig door, •de wet opgelegden rechtsplicht Wlan-ï neer iemand naast een gevestigde zaak. een dergelijke zaak opent onder den naam van den buurman, kan men daar tegen niets doen, want dat is niet bij de wet verboden. De voorbeelden op dit gebied zjjax voor het grijpen. Ik heb, als gezegd, door de praktijk geleerd, dat oneerlijke concurrentie al leen afdoende kan worden tegengegaan •door ide strafbaarstelling er van. 'Mijn, wetsontwerp te dezer zake wordt dan, ook 'een aanvulling van het Wetboek van Strafrecht De zaak fis aZ meermalen) in de Kar mer bespro Aan mi to-'Van Raal/te is destijds reeds door mij gezegd, dat ik plan had, zelf -een ontwerp 'fin te dienen. Deze minister uk was er niet voor te vinden* zijln eenmaal vastgesteld program ufrt te breiden. Zijn opvolger, minister Nelissen, was een groot Voorstander der bestriJt ding van de oneerlijke concurrentie. Hliji bereidde een wetsontwerp voor tot Wiji- ziilgdmg van art.' 1401 Burgerlijk Wetboek, welk wetsontwerp later door 'minister Regout werd ingediend. De behandeling er van zou geschieden nog vlak voor de verkiezingen van den afgeloopen zo* mer. Was de Kamer tpen nog eenige dagen langer -bijeen gebleven, dan had de kwestie waarschijnlijk reeds haar be slag gekregen. De tegenwoordige mfi- nlsièr van Justitie £s ook vóór strafbaar* stelling. Echter kan ,hij óp dit oogenblik, geen bepaald voorstel doen, omdat hijj later met een algeheele herziening van het Wetboek van Strafrecht zal kom en- Verder Wil ik u er aan, herinneren, dat minister Cort v* 4, Linden, toen hiji vroe* ger minister van Justitie was, Ook een, wijziging van het Wetboek van Straf recht in dit opzicht heeft voorgesteld. Hij stelde toen als maximum 'een jaar gevangenisstraf en een boete van ten hoogste f 9J0. Mijn oncwerp zal in den- zelfden geest zijn. Een zelfde bepaling werd ook door iriimister Loeif voorge steld. Dat t hans ook de heer Rink zich voor iets dergelijks verklaard heelt, ver heugt mijl zeer. v Hoe zal overigens het ontweip zjjin? Ik kan u nu wel reeds zeggen, dat het neerkomt op één algemeen, scherp gedefinieerd artikel, waarin de oneer-, lijlke "concurrentie als zoodanig wordt strafbaar gesteld. In Duitschland bevat de wet tegen de oneerlijke concurrentie ta> van afzonderlijke bepalingen, die ieder een bepaalden vorm afzonderlijk straf baar stellen. Deze wijrze van wetgeving iis juiidi&Gh mooier, maar voldoet in de praktijk minder, omdat de oneerlijke con*, currenten steeds nieuwe vormen vinden, welke fin de wet nog niet genoemd wo(T- den. Men heeft fin Dufitschland het aan tal wettelijke bepalingen te dezqr zakq dan ook feeds moeten uitbreiden bij de laatste herziening dier wet. U wensdht van deze zaak geen klacht delict te maken, nietwaar? Neen, fik acht het beter va'n niet Maar acht u dan wijlziglng van art 1401 'Burgerlijk Wetboek niet noodig? Zeker wel, doch om redeneh, die eigen lijk buiten het gebied der oneerlijke con currentie Bggen. Immers, wanneer er in het Wetboek van, Strafrecht een "bepa ling tegen oneerlijke concurrentie is op genomen, kan de oneerlijke concurrentie ook veroordeeld worden, krachtens het nu bestaande artikel 1401 van Tiet Bur gerlijk Wetboek wegens het plegen van, een onrechtmatige daad. Want.,., hij heeft a immers gehandeld in strijd met de wet en daarmede bok krachtens de op vatting van den Hjoogen Raad een on rechtmatige daad begaan. Feitelijk Zou het 'er dus op neerko men, dat er, wanneer er sprake Ts var? een bepaalden benadeelde, deze er tus* schen te kiezen heeft, of hij den délin quent tot schadevergoeding ,wfil dagvaar den, of een aanklacht 'tegen hem indie nen? Als u 't zoo wfilit opnemen, ja. Meent de benadeelde, dat de oneerlijke con current tot het betelen van schadever- Zijn vriend G, S., had zich aangeslo ten bij' het Engelsche legioen, een deel van het Harinoversche legler, dat in het buitenland een wending in den stand der zaken afwachtte, om zich dan ter beschikking van den koning te stellen, en had hem ook daartoe willen overha len. Die vriend was thans in Weenen, en de Hannoversche- partij daar zocht het legioen door het aanwerven van jon gelieden uit verwante streken te ver- grooten. Niemand werkte nu ijveriger hiervoor dan freule Tiny Landskron. Men wendde zich in 't bijzonder tot hen, die in de eerstvolgende jaren militie- plichtig werden. „Mij komt het echter voor", ging Frans voort, „tot dit alles de hand niet te mogen leenen. Het is waar, dat de onttroonde koning zich nog met mijn vaderland op voet van oorlog bevindt en voor hem is dat middel dan ook gerechtvaardigd. Maar ik ben Pruis en kan niet tot benadeeling van mijn vader land medewerken. Daarom ben ik nu zoo vrij, u om raad te vragen, want van den anderen kant is het toch moeilijk, die schijnbaar zoo nietswaardige moeite voor de freule niet te willen doen." Behrenberg kon, ondanks de zwaar moedige gedachte, door dit schrijven bij hem opgewekt, zich slechts verheu goeding in staat is, dan kan hij hem, op grond van artikel 1401 Burgerlijk Wetboek -dagvaarden tot schadevergoe ding. Wordt mijn ontwerp wet, dan snijdt om het zoo eens uit te drukken het mjes dus van twee "kanten. U sprak er straks Van, dat uw ontwjerp, één enkjele bepaling en die scherp ge definieerd, bevatten zal Geeft men daar in ons land algemeen de voorkeur aan. boven /een stel bepalingen als fin Dufitsch land Algemeen niet, neen. Al wordt een dergelijke bepaling zoo §cheip mogelijk gedefinieerd, er zijn steeds juristen, van hét ipchte, oude ras, die met juridische; bezwaren komen aandragen 'tegen één enkel artikel, dat huns inziens niet dui delijk genoeg He omlijnen, nfiet scherp genoleg te stellen üs. Men vreest voor rechtsonzekerheid. Ik zelf voel, van het standpunt van den jurist, ook wel iets. voor dit bezwaar, ,al acht fik het steric overdreven. Ik hoop pchter hartgrondig, dat men ton slotte zfich stellen zal op het ipcer practi&Che standpunt, dat toch. ook goed beschouwd, volstrekt niet in strijd fis met het systeem van ons wet-, b'oek van strafrecht 't Is echter noodig, dat "men geeft een preci/es gestelde om schrijving van 'het strafbaar f,efit. En dajt hoop jjk te doien. De Jeeken zijn het er over (eensop het congres van dien Mid denstandsbond fin 1904 fis niet bijna al gemeen e stemmen een motie aangenor men, waarbij de vergadering zich uitsprak; voor één enkele strafbepaling: Mogen wij u tenslotte vraghu, 6f u vermoedt, dat het ontwerp, dat ons par-: 1 em,ent te wachten staat, binnen kort zal behandeld worden? Ik hoop, dat de Kamer in den loop van het komende jaar er den tijd voor zal willen vinden. De zaak kan, is men wil, gemakkelijk fin een paar dagen wor den afgchandelcL Na de algemeenie be schouwingen zal er ^buitendien piet veel meer over tc pralen vallen; er fis maar cén artikel Wanneer denkt u het wetsontwerp in te dienen Ik hoop er in Januari) mee gereed, te zijn. Einde Jan. of begin Febr„ zal dus de indiening plaats hebben. Voor onzen Middenstand zal 'he^, zoo dachten w.e bij het weggaan, een suc ces zijn, als de wet fis aangenomen. Men heeft er nu rcéds lang genoeg op aan gedrongen. Woorden zijn genoeg gewis seld, men zal nu eindelijk daden zien. De woekerplant. Het is bekend, zegt de ^Tjjd", dat ér in Amsterdam t#l van geldschieters en geldsChietsters leven ien wij hebben on langs medegedeeld, dat ook de vroujw van een d'er fin de z.'g.n(. „werklieden* partijl" vooraanstaande personen zich miet zoo'n #ffaire b ig houdt. Men had ons den naam van de daderes genoemd en uit de sociaal-democratische partij is blij, emp herhaaldelijk geïnformeerd naar haar ega. Daar imen ons evenwel had verzekerd, dat de zaak door het bestuur der Si D. A. H zelf zou worden aangepakt, omdait een dergelijke manier van zaken doen weinig strookt met de waardigheid van wélke partij ook, hebben wij den naam ver zwegen. intusschen was het opmerke lijk, dat wij er niefts van hoorden. Het „Volk", anders zoo belust op 'allerlei kwaadsprekerij, als het anderen dan zijn partijgenooten geldt, nam van ons bericht geen notitie, maar het weersprak het niet Thans echter heeft de ^,Gemeente>- arbeider", orgaan van "den Ned. Fed. Bond van Gemeentewerklieden, de affaire Verder behandeld en windt er geen doekjes meer om. Ziehier wat het blad afdrukt „Onder de meest afzichtelijke para sieten, die zich op het lichaam van het proletariaat hebben vastgezet, behoort de woeker. (He* monster doet zich in eerste Instantie kewi-on als een, Verlokkelijk Wezen, 'dat slechte om de arbeiders of hunne vrouwen te helj>en zfich allerlei moeite en risico getroost Wee echter hén, 'dviie 2iich laten verlokken, en in de vuile klauwen van "het in Werkelijkheid af zfich telijlke gedrocht vallen. Het leed van de arbeiders en arbeidersvrouwen is'niet gen over het gezond verstand, dat en uit sprak. Het verraste hem, dat het jonge mensch zoo rijpe inzichten had en in zijn stijl, zoo eenvoudig, en klaar, zijn jaren zoo vooruit was. Bernard had eens in' een onderhoud met Tiny Landskron gezegd, dat het hem lief; Was, als de vrouw ook deel nam aan de openbare aangelegenheden van het vaderland. Na' dezen brief echte5 scheen het hem maar beter, dat dq vrouw verre bleef van dergelijke be slommeringen, immers, zonder de ge- Volgen te wegen,, leende zij zich tot groo te daden, die groote ellende na zich kon den sleepen. Zou zij echter wel eenigen raad aan nemen. Zou zij niet veeleer iedere in menging scherp afwijzen Bernard schoof ongeduldig de papie ren ter zijde. Hij kon op dit oogenblik geen besluit nemen. 'tWas hem dan ook een zekére ver lichting, dat Dornick zich bij hem deed aanmelden. Zij hadden elkaar sinds den bruiloft niet gezien en begroeten elkaar vroo- lijk. Dornick was daarbij hartelijker dan te voren. (Wordt vervolgd. Hij' kwam eergisteren en ik had het geluk hem nog een uitnoodiging voor het feest te kunnen verschaffen. Hij stelde er gtroot belang in, de leiders der verschillende partijen te leeren ken nen. Hij komt. uit uw provincie, niet waar, en is een goede kennis van u. We waren reeds in onze jeugd vrienden; onze bezittingen liggen dicht bij elkander. In zijn inzichten en denkwijze ver schilt hij intusschen zeer van u, sprak de ander. Ik had niet gedacht, dat velen ook bij u te lande over vele dingen zoo vrijzinnig dachten, 't Is een actieve, aardige, verstandige man, wien gewis een grootsche toekomst wacht, als hij zich in het staatkundig leven wil be geven. In zijn denkwijze staat hij bij ons tamelijk alleen en ik hoop, dat hij nog wel veranderen zal, gaf Behrenberg koel ten antwoord. Inwendig maakte hij zich vroolijk pi om, dat een zoo gunstigen indruk met een paar liberale denkbeelden verkre gen werd. Tot dusverre had Dornick

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1914 | | pagina 3