Uit de Pers.
BINNENLAND.
51) MAGNA.
Tweede Blad, behoorende
bjj De Leidsche Courant van
Maandag 5 Jan. no. 1286.
Treub's Plannen.
Hierover vat het Katholieke Volk
zij'n oordeel aldus samen:
Het geheel overziende, kunnen wijl
vooralsnog niet begrijpen, waarom aan
stonds van socialistische en liberale zijde
lof wen} gebracht aan de plannen van
den minister, f) ja, wijl begrijpen diit
wel, maar dat moeten wijl de re'clen
elders zoeken.
Dat minister Treub verbeteringien zal
kunnen aanbrengen fijn de verzekerings
wetten, staat vast; want in bijna iedere
Wet zijn aanstonds na hare aanneming
fouten aan te wijzen. De Ongevallenwet
was nog geen jaar iin werking" of men
ontdekte er fouten in, die die ontwerpers,
hadden zij hiertoe de goede gielegjeniheid
gehad, aanstonds zouden hebben verben
terd. En de Bferoepswet? ,H;oe dwaas
werd het reeds aanstonds gevonden, dat
er geen beroep is op sommige beslish
stiingen van de Rijksverzeikeriinglsiblank?
Maar zou het niet door iedereen be
treurd zijn, wanneer daarom de in*wer-
Iking-trediing dier wetten was uitjgestelld?
En zou het bovendien ook geen dwaas*
held zijn geweest?
Immers geen enkele wet kan zonder
fouten zijn. Slaagt minister Treuh erin,
zijne plannen tot uitvoering te brengen,
hijzelve zal na korten tijd moeten con
state eren, dat zijn weigevenden arbeid
gebreken 'aankleven.
Daarom blijven wij het betreuren, dat
men de verzekeringswetten van Talma
niet uitvoert, wachtend met eene herzie
ning totdat ook de praktijk iets geleerd
heeft l
De arbeiders behoefden dan ook niiet
langer te wachten. Er zou een begin zijjn.
Wjj geven toe, dat dit voor minister
Treub, die de ouderdomsverzekeiing van
de invaliditeitswet moet scheiden, om iets
te doen in de ricJuting van staatspensioen,
onmogelijk is, maar is de beslissing ten
slotte niet aan de Kamers?
Over drie jaar móét de invaliditeitswet
irt werking treden en heeft minister Treiuib
hij ihoopt vóór JPaschen zijn ontwerpen
reeds klaar te hebben vóór dien tijld
iets beters tot stand gebracht, welnu, in
dat geval zal niemand hierop iets. tegen
kunnen hebben»
Maar wiat wil de minister?
Eerst herziening van de bepalingen be*
treffende de ouderdomsrente en bijl deze
herziening intrekking van het 'artikel der
invaliditeitswet wat 'de wet na drie jaren
dn wenking brengt»
Daartegen bestaat onzerzijds overwie-
gend bezwaar; want zou 'diiit gebeuren,
alles hing in de lucht.
Nu hebben \v5ijj .de zekerheid, dat er
over drie jaren eene invaliditeiitsverzefce*
ring ïs, óf die van Talma óf die iva'n
Treub, 'ejj, daarom moet men niet be
ginnen niet die zekerheid weg te nemen.
Die moet er blijven, en dan zullen wij
verder zien.
Regeeren zonder begrootlng.
In de N. Ven 1. Crt. schrijft dr W.
Nolens:
Volgens de Grondwet moeten de be
grootingen van alle uitgaven des Rijks
jaarlijks door de wet worden vastge
steld. Natuurlijk: van alle uitgaven in
een volgend dienstjaar te doem. De nor
male, door de Grondwet gewilde toe
stand zou derhalve zijn, dat alle Se-
grootin'gen door de Tweede- en Eerste
Kamer voor 1 Januari waren afgehan
deld en als Wiet in het „Staatsblad"
waren geplaatst.
De practijk is daarvan in de laatste
tientallen van jaren voortdurend afgewe
ken. De Eerste Kamer toch behandelde
in hoofdzaak, de begrootingen eerst im
Januari en Februari van het loopenlde
dienstjaar. En zij kon niet anders.
Tot verleden jaar was althans de
FEUILLETON.
Tweede Kamer er rmee klaar gekomen^. In,
den laatst'en tijd wel 'met eenig kunst
en vliegwerk. Door het uitschakelen ri.l.
vaïi debatten, Waarvan men voorzag, dat
ze te veel uren in beslag zouden nemen.
Maar de hoofdstukken der begrooting
werden ten rnjnste afgehandeld.
Verleden jaar moest echter de behan
deling van geheele hoofdstukken naat
het nieuwe jaar verschoven worden Wat
toen gevreesd werd is gebeurd. Ook
ditmaal liggen Oorlog, Marine en Bin-
nenlandsche Zaken -nog onafgedaan. En
het is te vreezen, dat dit niet den laat-
steln keer zal zijn tenzij er iets op
mocht gevonden worden.
In hare Memorie van Antwoord op
het Voorloopig Verslag der Eerste Ka
mer meende de Regeering 'rieden jaar
te 'mogen aannemen, dat de vertraging
een uitzondering zou Zijn, welke zicli
niet zou herhalen. Het blijkt dat ze zich
vergist heeft. In .het Voorioopijg Ver-,
slag der 'Eerste Kamer werd er op ge
wezen, dat 'de behandeling der begroe
tingen ini de Tweede Kantor nog niet
ten einde was gebracht, en de Regee
ring inmiddels Voortging met het doen
van uitbetalingen 'ten laste van het nieu
we dien'stjaar, hoewel het zeer goiefd
mogelijk zou zijn, dat sommige posten
in de Tweede Kamer nog zouden ver
mindert! of geschrapt worden. Men acht
te dit in strijd met een behoorlijk comp/-
tabel beheer. Daarom meenden de leden,,
die de (zaak ter sprake brachten, dan
ook het [uitspreken van een woord van
ernstig protest niet te mogen nalaten.
Protect tegen wien? Tegen de Re
geering? Maar, zij kan den boel toch
niet stop 'zetten. Tegen de Tweede Ka
mer dan? Zijl zal wel beweren, dat ze
zich zooveel mogelijk haast. Laten we
dan maar aannemen: protest tegen de
regeling en den gang van zaken.
Terecht m. i. antwoordde do toenmali
ge regeering dat de toestand, icfie ont
staan was doordat de Tweede Kame-it
ecnige hoofdstukken niet vóór den aan
vang des jaars had aangenomen, voor
zoover de comptabiliteit betreft, niet ab
soluut, doch slechts gradueel afweek
van dien, welke e?r telken jare ontstaat,
doordat de begrootin|gswetten eerst
half Februari in het „Staatsblad" ple
gen te verschijnen, „immers", zoo
schrijft zij in de Memorie van Antwoord,
„ook in dit laatste geval moet een ge
deelte van het jaar zonder begrootinlg
geregeerd worden."
Wel wordt er in deze redenaejrinlg nfiel
op gelet dat de mogelijkheid van ver
werping van een hoofdstuk door de
"Eerste Kamer minder groot is dan de
schrapping of vermindering van posten
door de Tweede Kamer.
iHoie dft zij fin orde is de zaak nieit.
In ieder geval ware 'het te wenscheen dal
althans de Tweede Kamier met den bel-
grootin'gsarbeid vóór Januari klaar
kwam. 'Ook om deze reden, dat er an
ders hoe langer hoe minder tijd voor de
overige werkzaamheden beschikbaar
blijft. Maar wat er aan te doen?
Onderwijs-commissie.
Heel veel zegt de vrijzinnige pers over
de op Oudejaarsavond voor het voet
licht getreden Onderwijscommissie tot
nog toe niet Slechts enkele bladen, o.a.
de vrij-liberale Nieuwe Crt., hieeft er,
voor zoover wij^op 'toogenbiik zien, een
artikel aan gewijd; ;andere bladen laten
het bij korte opmerkingen. De Kamer-
correspohdent van het Handelsblad
zegt o.a.: w
„Het komt ontsyoor, dat, terwijl terecht
het belang van bet politieke convenant
op den voorgrond schijnt te zijn gesteld,
tevens op gelukkige wijze gezorgd is
voor vakkundige behartiging der onder-
wijisbelangen. En dat dus Minister Cort
van der Linden, op mens voordracht
deze benoeming is [geschied, daarmee een
daad van wijis beleid heeft verricht. Het
gansch e land zal nu zeker m et bijlzond ere
belangstelling het resultaat 'van den ar
beid der commissie veilbeideiti"
De Nieuwe Rotti, Crt wijjst 'er
op, dat de opvoedkundige zelfstandig
heid van de bijzondere school moet wor-
nog niets gedaan, wat een zoo gunsti
ge beoordeeling verdiende. Integendeel,
hij had zich van iedere deelneming aan
het openbaar, leven onthouden.
Bernard vermeed echter, op dit on
derwerp verder in te gaan eri vroeg
slechts, waar Dornick intrek had geno
men en hem treffen kon. De Sileziër
ried Bernard aan, aan een klein diner
deel te nemen, waar hij Dornick met
ecnige vrienden zou ontmoeten.
Bernard sloeg het voorstel af, druk
ken arbeid voorwendend. Hij gaf dq
hoop te kennen, Dornick wel spoedig
te zullen zien en zich dan geheel aan
hem te kunnen wijden.
Behrenberg verlangde er naar alleen
te zijn; de brief, die in zijn portefeuille
stak, had hem zoozeer verwonderd.
In zijn kamer aangekomen, las hij het
schrijven eens ernstig na.
De eigenlijke brief was van zijn gym
nasiast Frans Hellbrinck en was ver
gezeld door verschillende bijlagen, waar
van een het handschrift van freule
Tiny Landskron toonde.
Deze verzocht daarin Frans Hell-
Hellbrinck de ingesloten brieven naar
de daarop aangegeven adressen te wil
len verzenden door middel van post
beambten, of ze anders den geadresseer
den gewaarborgd, Het blad zegt o.m.
„In zooverre de .wettelijke regeling dus
zal kunnen komen tot gelijkgerechtigd
heid van openbaar en bijzonder onder
wijl, doch daartegenover het adagium:
„bijzonder onderwijs regel, openbaar
onderwijls uitzondering" zal moeten wor
den prijlsgegeven, ligt in de opdracht
reeds het begin van èen compromis op
gesloten). i
Daarom ®s 'het pok zeer begrijpelijk,
dat de regeering niet net uijgangspuini
lie eft genomen bij arb 192 van de Grond-
wei. „Zoo noodig", zal de staatscom
missie een nieuw grondwetsartikel kun
nen voorstelen» Maar de regeering acht
blijkbaar de mogelijkheid niet uitgeslo
ten, om met behoud van het bestaande
artikel tot eene regeling te komen, diie
aan alle partijen voldoet"
De Nieuwe Courant as van oor
deel, dat het zifting nemen van de ver
schillende groepen in deze commissie
reeds de eer3te schrede is op den weg
naar overeenstemming. Of de kansen
goed staan oim tot oplossing van den
schoolstrijd te komen, kan het blad niet
zeggen.,Het blad wienscht het beste:
„Moge 'de commissie de stuwkracht van
een in waariheiid nationaal! verlangen on
weerstaanbaar gevoelen rdat zou de
machtigste drang zijn omi haar te 'doen
slagen. Reeds binnen enkele weken ha
haar samenjkoimst zou, meende de Mi
nister, blijken, pf 'er kans is op. een
compromis. Binnen enkele tweken dus kan
een beslissing vallen, voor den staat
kundigen toestand van ons land vatt
overwegend belang» Wjelke toeschouwer
zou daaibiij onverschillig blijven? Maar
vooral, wie van de politieke mannen, tot
medewerking aan zulk een beslissing ge
roepen, zou niet het gewicht der per
soonlijke verantwoordelijkheid gevoelen,
Welke 'thans pp Jzijn schouders is gelegd?"
Mr. Aalberse over de oneerlijke
concurrentie.
Van het volijverige Tweede Kamer-*
lid, Mr. Aalberse, is Januari de indie
ning van een wetsontwerp je wachten,
waarbij de oneerlijke concurrentie straf-i
baar zal worden, gesteld. H,et corres
pondentie -bureau Vas Diaz vond dit
in bladen opgenomen be nicht belangrijk
genoeg ofrn te trachten van Mr. Aalberse
eenige nadere inlichtingen te Verkrijgen»,
Ziijin standpunt inzake de bestrijding der
oneerlijke concurrentie is wiel zeer be-
kenjdimmers hij fis de voorstander bij,
uitnemendheid van wetsbepalingen te de
zer zake. Tpch meenen wij\ dat wat bij
ons vertelde, inderdaad aan het publiek
belang zal inboezemen, nu er tian ten
laatste een stap betreffende deze mate
rie, waarover zooveel gesproken en ge
schreven 'is, wordt gedaan.
Aanvankelijk ben ook' jk van meeting
geweest, dalt het pto'osl noodzakelijk was
een wijziging van art J4Q1 van het 'Bur
gerlijk (Wetboek, begon Mr. Aalberse.
Dat is, gelijk ge weet, het artikel over
de onrechtmatige daad. Ik was -er Voor,
aan deze 'Uitdrukking een Zoo ruim mo
gelijke beteekenis toe te kennen en het
artikel had dan zoo gewijzigd kunnen,
worden, dat oneerlijke concurrentie ook
volgens den letter detr wet binnen het
begrip ^onrechtmatige daad" zou vhllen.
Maar mijin rechtspraktijk heeft mjj een,
ander inzicht gegeven. In zeer vele ge
vallen nJ. heeft men er niets aan, of
-hij*!, die oneerlijke concurrentie begaat,
wegens handelingen fin strijd met a/rt
1401 vervolgd wordt Indien men tegen,
hen procedeert, kan hij bdj dit civiele;
proces uiit den aard der zaal *klleen tot
het uitkeeren van een, schadevergoeding
veroordeeld worden "en tot het betalen,
van de kosten van het proces. Edoch,v.
veelal fis niets op den man verhaalbaar*
Wiaar niets is, verliest de keizer zijn,
recht!
Miaar zelfs dit 5 s op het pogenibliik;
niiet eens mogelijk. De Hpoge Rtaad ver-,
staat onder „onrechtmatige daad" alleen,
een -d/aad, in strijd met de wet. En hef
lis geen groote kunst om oneerlijke con-
de zelf te overhandigen. Zij schreef er
bij, deze 'gewichtige aangelegenheid aan
zijn geschiktheid en beleid toe te ver
vertrouwen en te hopen, dat hij haar
dezen kleinen dienst wel wilde bewijzen.
Dat liij dien brief van freule Behren
berg ontving, kwam wijl zij 't het best
had geacht, van dien omweg gebruik te
maken. Van zijn vriend G. S. wist zij,
welk levendig belang hij in de geschie
denis van den, dag stelde. Dit verheug
de haar zeer; zij zou zich zijlier zeker
blijven gedenken.
Frans HellbrinckCs brief leverde de
opheldering van deze eenigermate
raadselachtige woorden. Hij verzekerde
hoe graag hij steeds bereid zou zijn, dq
wenschen van zijn weldoeners te vervul
len; de baron zou daaaraan zeker niet
twijfelen. Ditmaal bad hij zich echter
afgevraagd, of hij aan het verzoek wel
zou gehoor geven en na lang nadenken,
had hij gemeend niet beter te kunnen
doen, dan den baron om raad te vra
gen. Hij hoopte daardoor geen mis
bruik van vertrouwen te maken en op de
stilzwijgendheid van zijn raadgever te
mogen rekenen. Hij geloofde n.l. te we
ten, wat die ingesloten brieven beduid
den, en zijn vermoeden was bij de afgif
te van den eersten den beste reeds be
vestigd.
current e fte begaan en nochtans niet in
iin strijd te handelen met eenig door,
•de wet opgelegden rechtsplicht Wlan-ï
neer iemand naast een gevestigde zaak.
een dergelijke zaak opent onder den
naam van den buurman, kan men daar
tegen niets doen, want dat is niet bij
de wet verboden. De voorbeelden op
dit gebied zjjax voor het grijpen.
Ik heb, als gezegd, door de praktijk
geleerd, dat oneerlijke concurrentie al
leen afdoende kan worden tegengegaan
•door ide strafbaarstelling er van. 'Mijn,
wetsontwerp te dezer zake wordt dan,
ook 'een aanvulling van het Wetboek
van Strafrecht
De zaak fis aZ meermalen) in de Kar
mer bespro
Aan mi to-'Van Raal/te is destijds
reeds door mij gezegd, dat ik plan had,
zelf -een ontwerp 'fin te dienen. Deze
minister uk was er niet voor te vinden*
zijln eenmaal vastgesteld program ufrt te
breiden. Zijn opvolger, minister Nelissen,
was een groot Voorstander der bestriJt
ding van de oneerlijke concurrentie. Hliji
bereidde een wetsontwerp voor tot Wiji-
ziilgdmg van art.' 1401 Burgerlijk Wetboek,
welk wetsontwerp later door 'minister
Regout werd ingediend. De behandeling
er van zou geschieden nog vlak voor
de verkiezingen van den afgeloopen zo*
mer. Was de Kamer tpen nog eenige
dagen langer -bijeen gebleven, dan had
de kwestie waarschijnlijk reeds haar be
slag gekregen. De tegenwoordige mfi-
nlsièr van Justitie £s ook vóór strafbaar*
stelling. Echter kan ,hij óp dit oogenblik,
geen bepaald voorstel doen, omdat hijj
later met een algeheele herziening van
het Wetboek van Strafrecht zal kom en-
Verder Wil ik u er aan, herinneren, dat
minister Cort v* 4, Linden, toen hiji vroe*
ger minister van Justitie was, Ook een,
wijziging van het Wetboek van Straf
recht in dit opzicht heeft voorgesteld.
Hij stelde toen als maximum 'een jaar
gevangenisstraf en een boete van ten
hoogste f 9J0. Mijn oncwerp zal in den-
zelfden geest zijn. Een zelfde bepaling
werd ook door iriimister Loeif voorge
steld. Dat t hans ook de heer Rink zich
voor iets dergelijks verklaard heelt, ver
heugt mijl zeer. v
Hoe zal overigens het ontweip zjjin?
Ik kan u nu wel reeds zeggen, dat
het neerkomt op één algemeen, scherp
gedefinieerd artikel, waarin de oneer-,
lijlke "concurrentie als zoodanig wordt
strafbaar gesteld. In Duitschland bevat
de wet tegen de oneerlijke concurrentie
ta> van afzonderlijke bepalingen, die ieder
een bepaalden vorm afzonderlijk straf
baar stellen. Deze wijrze van wetgeving
iis juiidi&Gh mooier, maar voldoet in de
praktijk minder, omdat de oneerlijke con*,
currenten steeds nieuwe vormen vinden,
welke fin de wet nog niet genoemd wo(T-
den. Men heeft fin Dufitschland het aan
tal wettelijke bepalingen te dezqr zakq
dan ook feeds moeten uitbreiden bij de
laatste herziening dier wet.
U wensdht van deze zaak geen klacht
delict te maken, nietwaar?
Neen, fik acht het beter va'n niet
Maar acht u dan wijlziglng van art
1401 'Burgerlijk Wetboek niet noodig?
Zeker wel, doch om redeneh, die eigen
lijk buiten het gebied der oneerlijke con
currentie Bggen. Immers, wanneer er in
het Wetboek van, Strafrecht een "bepa
ling tegen oneerlijke concurrentie is op
genomen, kan de oneerlijke concurrentie
ook veroordeeld worden, krachtens het
nu bestaande artikel 1401 van Tiet Bur
gerlijk Wetboek wegens het plegen van,
een onrechtmatige daad. Want.,., hij heeft
a immers gehandeld in strijd met de
wet en daarmede bok krachtens de op
vatting van den Hjoogen Raad een on
rechtmatige daad begaan.
Feitelijk Zou het 'er dus op neerko
men, dat er, wanneer er sprake Ts var?
een bepaalden benadeelde, deze er tus*
schen te kiezen heeft, of hij den délin
quent tot schadevergoeding ,wfil dagvaar
den, of een aanklacht 'tegen hem indie
nen?
Als u 't zoo wfilit opnemen, ja. Meent
de benadeelde, dat de oneerlijke con
current tot het betelen van schadever-
Zijn vriend G, S., had zich aangeslo
ten bij' het Engelsche legioen, een deel
van het Harinoversche legler, dat in het
buitenland een wending in den stand
der zaken afwachtte, om zich dan ter
beschikking van den koning te stellen,
en had hem ook daartoe willen overha
len. Die vriend was thans in Weenen,
en de Hannoversche- partij daar zocht
het legioen door het aanwerven van jon
gelieden uit verwante streken te ver-
grooten. Niemand werkte nu ijveriger
hiervoor dan freule Tiny Landskron.
Men wendde zich in 't bijzonder tot hen,
die in de eerstvolgende jaren militie-
plichtig werden.
„Mij komt het echter voor", ging
Frans voort, „tot dit alles de hand niet
te mogen leenen. Het is waar, dat de
onttroonde koning zich nog met mijn
vaderland op voet van oorlog bevindt
en voor hem is dat middel dan ook
gerechtvaardigd. Maar ik ben Pruis en
kan niet tot benadeeling van mijn vader
land medewerken. Daarom ben ik nu
zoo vrij, u om raad te vragen, want van
den anderen kant is het toch moeilijk,
die schijnbaar zoo nietswaardige moeite
voor de freule niet te willen doen."
Behrenberg kon, ondanks de zwaar
moedige gedachte, door dit schrijven
bij hem opgewekt, zich slechts verheu
goeding in staat is, dan kan hij hem,
op grond van artikel 1401 Burgerlijk
Wetboek -dagvaarden tot schadevergoe
ding. Wordt mijn ontwerp wet, dan snijdt
om het zoo eens uit te drukken
het mjes dus van twee "kanten.
U sprak er straks Van, dat uw ontwjerp,
één enkjele bepaling en die scherp ge
definieerd, bevatten zal Geeft men daar
in ons land algemeen de voorkeur aan.
boven /een stel bepalingen als fin Dufitsch
land
Algemeen niet, neen. Al wordt een
dergelijke bepaling zoo §cheip mogelijk
gedefinieerd, er zijn steeds juristen, van
hét ipchte, oude ras, die met juridische;
bezwaren komen aandragen 'tegen één
enkel artikel, dat huns inziens niet dui
delijk genoeg He omlijnen, nfiet scherp
genoleg te stellen üs. Men vreest voor
rechtsonzekerheid. Ik zelf voel, van het
standpunt van den jurist, ook wel iets.
voor dit bezwaar, ,al acht fik het steric
overdreven. Ik hoop pchter hartgrondig,
dat men ton slotte zfich stellen zal op
het ipcer practi&Che standpunt, dat toch.
ook goed beschouwd, volstrekt niet in
strijd fis met het systeem van ons wet-,
b'oek van strafrecht 't Is echter noodig,
dat "men geeft een preci/es gestelde om
schrijving van 'het strafbaar f,efit. En dajt
hoop jjk te doien. De Jeeken zijn het er
over (eensop het congres van dien Mid
denstandsbond fin 1904 fis niet bijna al
gemeen e stemmen een motie aangenor
men, waarbij de vergadering zich uitsprak;
voor één enkele strafbepaling:
Mogen wij u tenslotte vraghu, 6f u
vermoedt, dat het ontwerp, dat ons par-:
1 em,ent te wachten staat, binnen kort zal
behandeld worden?
Ik hoop, dat de Kamer in den loop
van het komende jaar er den tijd voor
zal willen vinden. De zaak kan, is men
wil, gemakkelijk fin een paar dagen wor
den afgchandelcL Na de algemeenie be
schouwingen zal er ^buitendien piet veel
meer over tc pralen vallen; er fis maar
cén artikel
Wanneer denkt u het wetsontwerp in
te dienen
Ik hoop er in Januari) mee gereed,
te zijn. Einde Jan. of begin Febr„ zal
dus de indiening plaats hebben.
Voor onzen Middenstand zal 'he^, zoo
dachten w.e bij het weggaan, een suc
ces zijn, als de wet fis aangenomen. Men
heeft er nu rcéds lang genoeg op aan
gedrongen. Woorden zijn genoeg gewis
seld, men zal nu eindelijk daden zien.
De woekerplant.
Het is bekend, zegt de ^Tjjd", dat ér
in Amsterdam t#l van geldschieters en
geldsChietsters leven ien wij hebben on
langs medegedeeld, dat ook de vroujw
van een d'er fin de z.'g.n(. „werklieden*
partijl" vooraanstaande personen zich miet
zoo'n #ffaire b ig houdt. Men had ons
den naam van de daderes genoemd en uit
de sociaal-democratische partij is blij, emp
herhaaldelijk geïnformeerd naar haar ega.
Daar imen ons evenwel had verzekerd, dat
de zaak door het bestuur der Si D. A. H
zelf zou worden aangepakt, omdait een
dergelijke manier van zaken doen weinig
strookt met de waardigheid van wélke
partij ook, hebben wij den naam ver
zwegen. intusschen was het opmerke
lijk, dat wij er niefts van hoorden. Het
„Volk", anders zoo belust op 'allerlei
kwaadsprekerij, als het anderen dan zijn
partijgenooten geldt, nam van ons bericht
geen notitie, maar het weersprak het
niet Thans echter heeft de ^,Gemeente>-
arbeider", orgaan van "den Ned. Fed.
Bond van Gemeentewerklieden, de affaire
Verder behandeld en windt er geen
doekjes meer om. Ziehier wat het blad
afdrukt
„Onder de meest afzichtelijke para
sieten, die zich op het lichaam van het
proletariaat hebben vastgezet, behoort de
woeker. (He* monster doet zich in eerste
Instantie kewi-on als een, Verlokkelijk
Wezen, 'dat slechte om de arbeiders of
hunne vrouwen te helj>en zfich allerlei
moeite en risico getroost Wee echter
hén, 'dviie 2iich laten verlokken, en in de
vuile klauwen van "het in Werkelijkheid
af zfich telijlke gedrocht vallen. Het leed van
de arbeiders en arbeidersvrouwen is'niet
gen over het gezond verstand, dat en
uit sprak. Het verraste hem, dat het
jonge mensch zoo rijpe inzichten had
en in zijn stijl, zoo eenvoudig, en klaar,
zijn jaren zoo vooruit was.
Bernard had eens in' een onderhoud
met Tiny Landskron gezegd, dat het
hem lief; Was, als de vrouw ook deel
nam aan de openbare aangelegenheden
van het vaderland. Na' dezen brief echte5
scheen het hem maar beter, dat dq
vrouw verre bleef van dergelijke be
slommeringen, immers, zonder de ge-
Volgen te wegen,, leende zij zich tot groo
te daden, die groote ellende na zich kon
den sleepen.
Zou zij echter wel eenigen raad aan
nemen. Zou zij niet veeleer iedere in
menging scherp afwijzen
Bernard schoof ongeduldig de papie
ren ter zijde. Hij kon op dit oogenblik
geen besluit nemen.
'tWas hem dan ook een zekére ver
lichting, dat Dornick zich bij hem deed
aanmelden.
Zij hadden elkaar sinds den bruiloft
niet gezien en begroeten elkaar vroo-
lijk. Dornick was daarbij hartelijker dan
te voren.
(Wordt vervolgd.
Hij' kwam eergisteren en ik had
het geluk hem nog een uitnoodiging
voor het feest te kunnen verschaffen.
Hij stelde er gtroot belang in, de leiders
der verschillende partijen te leeren ken
nen. Hij komt. uit uw provincie, niet
waar, en is een goede kennis van u.
We waren reeds in onze jeugd
vrienden; onze bezittingen liggen dicht
bij elkander.
In zijn inzichten en denkwijze ver
schilt hij intusschen zeer van u, sprak
de ander. Ik had niet gedacht, dat velen
ook bij u te lande over vele dingen
zoo vrijzinnig dachten, 't Is een actieve,
aardige, verstandige man, wien gewis
een grootsche toekomst wacht, als hij
zich in het staatkundig leven wil be
geven.
In zijn denkwijze staat hij bij ons
tamelijk alleen en ik hoop, dat hij nog
wel veranderen zal, gaf Behrenberg koel
ten antwoord.
Inwendig maakte hij zich vroolijk pi
om, dat een zoo gunstigen indruk met
een paar liberale denkbeelden verkre
gen werd. Tot dusverre had Dornick