Nieuwjaarswensclien.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 24 Dec.no. 1279
Even als vorige jaren stellen wij in
het No. dat op 31 December 1913 zal
verschijnen, voor belangstellenden de ge
legenheid open om op goedkoope en
doeltreffende wijze de gebruikelijke
Nieuwjaarswenschen
bij advertentie in „DB LEIDSCHE
COURANT" aan familie, vrienden en
begunstigers aan te bieden, voor den prijs
van f 025, grootte als onderstaand vakje.
Dubbele grootte, dubbele prijs v. f 0.50.
KAMEROVERZICHT.
TWEEDE KAMER.
Gêe'n Staat$p\è\Tï$i\o\eti.
Zooals men (had kunnen verwachten:
(Minister Treuiti verdedigde zijln gewij
zigde (houding ten opzichte van het staats
pensioen door te verklaren, dat hiji
daartoe gedwongen was door de invoe
ring van art 36^. De invoering van dit
artikel wenschte hiji niet te beschouwen
als een overgangsmaatregel, doc|h als een
stuik staatspensioen. Reedsi verscheidene
malen hebben wij die opvatting weer
legd. i
Minister Treub is en 'blijft echter, naar
hij verklaarde, een principieel) tegen
stander van staatspensioen! Hij wil het
sledhts invoeren, voorzoover het volgens
hem noodig is geworden door het in
werking treden van art. 369 van minister
Talma's ouderdomsverzekeriing. Maar.,
zoo verklaarde hij!, wat hij geven zal is
•toch eigenlijk geen staatspensioen. Die
daatspensioneerders willen immers meer
dan twee gulden per week; zij willen
Immers de uittik eering op 65-jarigen leef
tijd doen ingaan. Een prachtige beken
tenis! Minister Treub verklaart, dat wat
hij geven zal eigenlijk geen staatspen
sioen is. iW,aar blijven nu de beloften
van links Ibijl de verkiezingen Die be
loften, die. zij! niet zelf trachten te ver
wezenlijken, maar welks verwezenlijking
zij overlaten aan een extra-parlementaire
regeering. ,Dit is de grootste verdienste
van minister Treub's rede: H,ij| jieeft
aangetoond, dat de door liinJks bijlde
'tembus gedane beloften inzake staats
pensioen niet in vervulling zullen, gaan.
In de (Ziektewet wensdht 'ministerTreUb
op te hemen de zie'ktebeh an deling. De
trij'd met de doktoren wordt, dus aan
vaard, Veel succes ïis hem in deze niet
ie voorspellen.
Een Kerstvertelling.
Oorspronkelijk verhaal van
Eduard van Breemen.
Kerstmis. Een feest, door bijna de
geheele beschaafde wereld met gepasten
uister gevierd. Ook het Duitsche volk
viert op een waardige wijze het sch'oo-
re Kerstfeest. Overal in Duitschland,
nzonderheid te Berlijn, beerscht op den
vooravond een ongewone drukte en be
drijvigheid.
Het was op den vooravond van Kerst-
,nis. In de helverlichte winkelstraten van
FEUILLETON.
i4) MAGNA.
Dit alles bedenkend, was zljj' stil ge
worden en een droeve stilte heerschte
■n de kamer-.
Een beweging van den jongen man,
lie niet wist of hij zich terugtrekken zou
f blijven, bracht haar weder tot be
wustzijn van den toestand.
Ge zijt zeker bang, te laat thuis
e komen, zeide zij hem. Het verheugt
.rij, dat gij uw hart weder eens voor mij
opengelegd hebt. Denk niet, dat ik ver
toornd op u ben. Ik heb al uw beweeg
renen, bedenkingen 'en strijd zeer
'oed begrepen. Bekommer u echter om
'iets dan om uw studie. Eerst moet de
rondslag gelegd worden, 'dan kunt gij
-,an, wat gij het beste doen kunt, waar
,ij u het nuttigst kunt maken. Ik
oop in 't vaderland. Mij dunkt, er
eekt een redenaar in je. Die kan men
.hans gebruiken. Wij krijgen in Noord-
mitschland eep. Parlement, waarvoor
.der meekiezên kan. Daar hebt ge toch
deer wel van gehoord?
Frans knikte bevestigend. Deze aan-
- Tegenheid had zijn belangstelling in
ooge mate opgewekt.
Berlijn was een drukte van belang. De
straten waren zwart van de menschen
en velen hunner waren in 't bezit van
een kersrooorn, en die er nog geen had,
haastte zich 't eigenaardige, in Duitsch
land bestaande gebruik handhavend, er
een te koopen.
Een dikke sneeuwlaag bedekte de
straten en onder al die menschen, die
zóó bedrijvig en met opgewektheid heen
en weer. liepen, bewoog zich een scha
mel gekleede vrouw, met een heel lief
meisje, van ongeveer een jaar of vijf,
aan de hand. De moeder zag er nog
jong uit, doch kommer en ontbering
hadden op haar gelaat diepe sporen ach
tergelaten.
De arme stakkers rilden van koude,
en de kleine meid, de troost van het
moederhart, verborg telkens haar hoofd
achter moeders vuile en gehavende
schort, aldus trachtende haar gezichtje
zooveel mogelijk tegen de nijpende kou
te beschutten.
Nu en dan stiet de arme vrouw een
voorbijganger aan en vroeg hem onder
tranen beleefd om een aalmoes. Er wa
ren er die haar onverschillig voorbij
liepen, niet wetend onder welke smart
de vrouw gebukt ging. Daarentegen wa
ren er enkele weekhartigen, die haar
een geldstukje ijn de hand stopten; er
waren er, maar, helaas, toch zoo wei-
pigen. „O, moedoogenloos menschdom",
zuchtte de ongelukkige vrouw. Zij had
nog slechts een paar penningen ontvan
gen, nauwelijks voldoende om voor haar
en het kind eenig brood te koopen.
Maar zij1 was tevreden, tevreden omdat
het niet anders kon. Nu ging zij een
bakkerswinkel binnen en kocht voor haar
penningskens een oud brood. Langzaam]
sjokte ze nu met haar kind weer voort
over de krakende sneeuw en sloeg den
weg in- naar huis.
Huis? Die naam kwam feitelijk alles-
belialve tot zijn recht. Het was slechts
een armoedig zolderkamertje, dat zij be
woonde, een ellendig krot in1 een van die
nauwe duffe steegjes van de armenwij
ken der stad. Vrouw en kind versnelden
hun pas, ze waren koud en trachtten
door vlug loop en zich eenigszins te ver
warmen. Zij' waren nu het drukke stads
gewoel ontloopen en bevonden zich in
pen stille, deftige wijk. Maar ziet. Op
eens bleven zij stilstaan; de vrouw stiet
met haar voet tegen iets aan. Het was
een bruinachtig voorwerp, dat zich
scherp tegen het glinsterend sneeuwta
pijt afteekende. Haar hart begon sneller
te kloppen, ze zag om, of er ook iemand
aankwam; nu bukte ze snel, en raapte
het op. Ze was bezitster geworden van
een flink gespekte portefeuille. Het
duizelde haar in het hoofd; gejaagd
'sloeg heur hart. Ze had de portefeuille
even geopend en met een oogopslag
haar belangrijken inhoud aan banknoten
aanschouwd, en ze daarna weer haastig
gesloten, haar verbergend, zorgvuldig
onder haar schort. Haar geweten kwam
in opstand. Een stem roept haar toe:
„Houdt het geld. Ge kunt het best ge
bruiken en degeen, die' het verloren
heeft, kan het best missen. Het geld
komt je van pas, je lijdt gebrek, groot
gebrek, houdt het dus." Doch een an
dere stem daarentegen vermaande haar
en zeide: „Wees oprecht en eerlijk en
stel het gevondene ter beschikking van
den rechtmatigen eigenaar of eigena
res. Het geld komt je immers niet toe.
Het behoort een ander en niet aan u,
geef het dus terug."
In haar boezem klopte een edelmoe
dig hart. Ze was een rechtschapen
mensch en aan de vermanende Stem
haars gewetens besloot de vrouw ge
hoor te geven. Zeker. Ze begreep zeer
goed, dat zij met het geld alle gebrek
,en armoede kon verdrijven, maar alleen
haar trouw en eerlijk geweten weerhield
haar, zich aan zulk een grove onrecht
vaardigheid schuldig te maken. Ze
spoedde zich nu naar het politiebureau
en gaf den gevonden schat over. De
dienstdoende beambte zag de eerlijke
vrouw met een weemoedigen blik aan
en zeide: „Geef mij uw adres op, en
als de rechtmatige eigenaar komt op-
Mijnheer de Landraad zal hier ge
kozen worden, sprak hij. Ze zeggen in
het dorp, dat hij alle stemmen bekomen
zal. Mijn vader, die veel in den omtrek
kómt, verïelt ook, dat men in de heele
streek slechts hem zal kiezen.
Dat verheugt mij, antwoordde
Magna hartelijk, 't Is een teeken van
vertrouwen, dat ook mijn broeder ge
noegen zal doen. Dat denkbeeld van
een Parlement bevalt mij overigens toch
wel. Daar kan ieder zijn meening doen
gelden. Kan iedere partij haar kracht
toonen. Mogelijk komt daar dan later
nog wat goeds uit voort en voor het
minst, is ieder toch gehoord moeten
worden... Ik durf je echter niet langer
ophouden, besloot zij, hem krachtig de
hand drukkend. Moge het komende jaar
ons allen zegenvol zijn en eenige der
monden helen, door dit jaar geslagen.
Laten wij daar nog eens op klinken.
Op mijne weldoeners. Dat de Heer
hen vergeve en ik mij hunne weldaden
waardig toone.
Dank, zeide Magna geroerd. Dat
was goed gesproken. God zegene uwe
pogingen.
Toen Frans 'daarop door den zachten
winternacht naar huis ging, voelde hij
zich een geheel ander mensch. Al zijn
twijfel en onrust schenen verdwenen.
dagen, zal ik niet vergeten, hem uw
adres aan te wijzen, en ik twijfel er
niet aan, of hij zal u ruimschoots be-
loonen."
De arme vrouw noemde straat en
naam, de beambte teekende alles op en
zij ging heen. Haar geweten was nu
rustig. Het was haar, alsof een zware
last van haar schouders was weggeno
men. Ze voelde er zich volkomen van
bewust, dat zij haar plicht had gedaan.
Een kwartier later zaten moeder en
kind weder op het zolderkamertje. Ze
gaf het meisje wat brood en legde het
toen ofpi (wat stroo en een paar oude
lompen, dat een bed moest beteekenen,
te rusten. Daarna at zij zelf gretig van
het overgebleven voor haar bedel-pen,-
ningskens gekochte brood. De maan
wierp een zilverachtig lichtschijnsel door
het kleine dakraampje naar binnen. Het
was alsof zij heel het menschdom een
„Vrede op aarde" toeriep.
De vrouw had nu haar brood veror
berd, ze maakte het kruisteeken en bad
het „Onze Vcïder". Daarna stak zij een
klein lampje aan en zette zich neer
aan "tafel. Maar in haar hart was nog
lang geen vrede. „Ik, ongelukkige",
kreunde zij. „Ach., hoe wreed heeft mij
het lot getroffen. Ach, hoe wreed. Maar
was het niet haar eigen schuld?" klonk
het bijna als een verwijt in haar binnen
ste. Nu was zij de vrouw van een ge
schandvlekte. Het had immers geheel
anders kunnen wezen. Ondanks de felle
tegenkantingen barer ouders, had zij
hem, Rakers, toch genomen, zij, de
dochter van de geachte Weinthal's, 'n
'zeer beschaafde aristocratische familie.'
Hij, Rakers, was immers een gewoon ar
beider, die maar heel weinig inkomen
had. Was hij nu een oppassend man?
Neen. Zij wist maar al te goed voor
haar trouwen, dat hij veel dronk, mot
slechte kameraden om'ging, maar., maar
de liefde is blind. Ze beminde hem zoo
hartstochtelijk. Niets, zelfs niet de aan
houdende waarschuwingen barer ouders
konden haar overreden, op haar besluit
terug te komen. Ze nam hem, het ver
zet van haar ouders ten spijt. Het hu
welijk werd in stilte voltrokken. Nie
mand valn llaar familie woonde de plech
tigheid bij. Haar ouders, broers en zus
ters waren vuur en vlam over haar dwa
ze handeling. En zij ging heen, ver weg
naar de groote stad, zonder afscheid van
haar bloedverwanten te hebben geno
men en niet wetende, welk vreeselijk
lot haar bedreigde. Ze voelde zich over
gelukkig1, dachjt in 't minst niet aan haar
huis, aan haar ouders. Niets was er,
dat haar vermeend geluk kon verstoren.
Zij beminde hem vurig en dit
schonk haar kracht en sterkte en woog
tegen alles op. Hij alleen, zijn liefde,
'gaf haar het aardsche geluk. De eerste
weken gingen voorbij. Rakers had
beloofd" niet meer te zullen drinken,
en hij bleef dan ook, maar helaas,
slechts korten tijd, zijne belofte getrouw,
's Avonds vertoefde hij in huis bij haar,
zijn mooie, jonge vrouw. Maar de geest
is gewillig, het vleesch zwak. De drank
duivel zette plots weer zijn vreeselijke
klauwen in zijn slachtoffer. Rakers ging
nu 's avonds de deur uit en liet zijne
vrouw alleen, geheel alleen. Soms zat
zij tot middernacht te schreien, wach
tend op hem, haar eerst zoo liefdevollen
echtgenoot, die maar niet thuis kwam,
era wat beefde zij van angst, als de deur
open ging, en hij, door den drank bene
veld, kwam binnenstormen. Ep wat
kwetste hij haar vrome ziel, wanneer hij
haar de flauwste grappen verkocht en
allerlei liederlijke uitbrakingen naar het
hoofd slingerde. Hoe vreeselijk streed
zij onder den zwaren Idruk vajn |het lijden,
dat haar eindeloos toescheen. Wel werd
him huwelijk gezegend met een aardig,
(blond meisje, dat haar tenminste eeni-
gen troost en opbeuring schonk en vele
bekommernissen van haar afwierp. Maar
Belaas, weldra ontbrak haar het noodige
en kon zij slechts gebrekkig en met
moeite in het onderhoud van haar ge
zin voorzien. De drank speelde hier
weer een groote rol, hij was de oorzaak
en aanrichter van alles. De arme vrouw
Ja, dat was gewis het zekerste en beste,
op de plek, waar men gesteld was, te
doen, wat gedaan moest worden, was de
eerste voorwaarde. Het kwam hem noo
dig, noodzakelijk voor, weder aan het
werk te gaan. Hoe hartelijk, hoe krach
tig had zijn woeldoenster met hem ge
sproken.
Toen Frans thuis kwam, vond hij ook
■daar een opgewekte stemming. De lang
verwachtte beslissing was eindelijk ge
nomen. August zou spoedig op reis gaan
naar de kunststad aan de Isar, om de
academie te bezoeken.
Waar ben jij geweest? Ik zocht
je in alle hoeken, zeide August, nadat
hij het goede nieuws ook aan zijn' broe
der had verteld, zonder te.letten op de
zuchten, welke zijn moeder, aan de schei
ding denkend, toevoegde.
Frans vertelde waar hij geweest was.
Bij de freule, den heelen tijd. Zij'
heeft je zeker weer in 't verhoor geno
men'. Dan is mijn graaf een meer mee
gaander man. Die weet van leven en la
ten leven. Ga je mee op het goede
nieuws eens drinken?
Frans schudde ook ditmaal van neen.
Hij wilde den indruk, dien hij bekomen
had, niet door ij del gezwets ontwijden.
De eenzaamheid was hem liever.
Ook Magna was nadenkend achter ge-
vermagerde met den dag en smartelijk
troffen haar de harde slagen, die haar
man haar maar al te dikwijls op haar
verslapt en gebroken lichaam deed neer
dalen. En toen eerst zag zij in, echter
te laat, in welk vreeselijk ongeluk zij
zich gestort had. l
Doch zij kon maar weinig vermoeden,
dat alle ellenden en rampen, die elkaar
steeds opvolgden, hun hoogtepunt nog
pp lange na niet hadden Bereikt. Op
zekeren dag bedreef Rakers een schan
delijke daad. Van zijn meester stal hij
een aanzienlijke som gelds uit de lade.
Hij werd betrapt en gestraft met vijf
jaar gevangenisstraf. Slechts een jaar
bracht hij in de gevangenis door, toen
de dood hem wegrukte uit het leven.
Hoe vreeselijk. Zij was dus de vrouw
van een geschandvlekte. Nog erger was
het, dat zij nu alleen op de wereld
stond, van alles verlaten. Dikwijls
schreef zij aan haar ouders om onder
stand, doch nimmer kreeg zij eenig be
richt terug. Dit deed haar des te pijn
lijker aan. Zij begreep dat zij was uitge
bannen en verstooten, door haar familie,
voor eeuwig en geld had zij niet, om'
naar haar ouders te gaan, <Jie in Ham
burg woonden. Bovendien was zij zie
kelijk en niet meer tot werken in staat,
zoodat zij eindelijk tot den bedelstaf
verviel.
Tot overmaat van ramp werd zij, toen
zij ten slotte den huishuur niet meer kon
betalen, uit de woning, gezet. Toen nam
zij haar intrek in het zolderkamertje,
dat zij na veel moeite voor een 'kleinig
heid huurde.
Zoo treffen wij de'ongelukkige vrouw
nu aan. Waarom had zij den raad van
haar ouders ook niet opgevolgd? WAar-
om ook niet? vroeg zij zich af. Nu had
zich een zee van ellende voor haar ge
opend, en smartelijk troffen haar de fol
teringen van het dagelijksch Teven.
„Groote God", kreunde zij, „geef "mij
uitkomst." Zij bedekte haar gelaat met
beide handen, haar lichaam schokte en
in een heftig snikken brak dij los.
Bijna vijf jaar lang had zij niets meer
van haar familie vernomen, ze wist ook
niet, of zij nog leefden of wel gestor
ven waren. Een brandend verlangen
naar haar ouders maakte zich nu van
haar meester. Onrustig ging haar borst
op en neer. „God help mij", bad zij.
„Heer, sta mij bij."
Zij schrok op. Beneden werd een deur
toegeslagen; voetstappen klonken op de
trap. De voetstappen kwamen nader en
hielden op voor haar deur.
„Wie daar?" riep zij op bevenden
toon.
„Doe open, alsjeblieft", klonk het.
De vrouw deed open en eensklaps bleef
zij verrast staan. Vóór haar, in 't half
donker, stond een vriendelijke, oude
heer.
„Bent u de vrouw, die zoo eerlijk
was mijn verloren portefeuille op het
bureau van politie te brengen?" vroeg
hij op gejaagden toon.
Zij antwoordde bevestigend en ver-
rocht den vreemden heer binnen te ko
men, waaraan hij gevolg gaf. „Maar
God. Wie tref ik hier aan in dezen
tóestand. Mijn dochter", riep de oude
oude heer plotseling ontsteld uit.
„O God, mijn vader", kreet de vrouw
verrast. „Vader, vader, wilt u mij verge
ven?"
De oude heer werd bewogen en de
tranen liepen hem over de wangen.
,,'tls nu Kerstmis, de tijd van vrede
en verzoening", sprak hij diep geroerd,
„en de Goddelijke Voorzienigheid heeft
gewild, dat wij elkander wedervonden,
en daarom ook, mijn dochter, wil ik u
alles vergeven."
De arme vrouw vloog haar vader om
den hals en kuste hem.
„Maar in welk een ontzettenden toe
stand tref ik je hier aan, mijn arm)
kind, stamelde hij.
Zij vertelde hem nu de geheele ge
schiedenis. Diep geroerd hoorde hij haar
aan.
„Mijn arm kind", sprak hij tot haar,
toen zk} Ihaar verhaal "had geëindigd.
„Mijn arm kind, wat hebt gij onïioe-
bleven. Het gesprek had zooveel denk
beelden bij haar opgewekt. Liet inder
daad alles zich zoo licht verklaren als
zij het Frans beduid had.
't Was laat, toen zij het rijtuig van
haar broeder hoorde naderen.
Vergeef me, dat ik je van avond
zoo lang alleen heb gelaten, Sprak Ber
nard bij het binnentreden. Toen ik in de
stad mijn zaken had afgedaan, luidde
dé Dom voor het Oudejaarsavondlof.
Ik ging er heen. Toen de kerk uitging,
trof ik dat kleine juffertje, Edith Schul-
ze aan, die steeds zooveel voorliefde
voor onzen godsdienst aan den dag legt.
Zij verzocht mij mede te gaan naar hare
ouders. De Regeeringsraad en zijn
vrouw waren buitengewoon vriendelijk.
Ik' moest den avondmaaltijd bij hen ge
bruiken en daarna hebben Edith on haar
moeder muziek gemaakt. Feestelijk
schoone muziek, die bij dezen avond
paste.
Als juffer Edith wat ouder was,
kon dat heel romantisch voor je worden,
schertste Magna, verheugd, dat haar
broeder dezen avond een kleine ver
strooiing gevonden had. Het spijt mij,
het meisje niet te hebben leeren kennen.
Schuize wilde indertijd geen ver
deren omgang met ons hebben. Hij
vreesde, dat 't verkeer met een Trui-
melijk veel geleden. Maar aan alles
komt een einde. Voortaan wil ik u wee-
als mijn dochter aannemen."
„Maar mijn moeder. Leeft ook zij nog.
eveneens mijn broers en zuster©?" sta
melde de vrouw opgewonden. i
„Maak u niet noodeloos ongerust",
antwoordde haar vader kalm. „Wij zijn
ailen nog goed gezond en met blijd
schap zullen wij u ontvangen. Door het
verlies van één schat heb ik dus twee
schatten wedergevonden, en de kost
baarste dier schatten bent u, mijn doch
ter. En hoe verheugd zal ook uw moe
der zijn, als zij uw kind, haar kleinkind
zal mogen, streelen over ahar lieve wan
getjes. Alleen het kind reeds zal alles
goedmaken, het is een zonnetje in ons
huis, die lieve kleine engel. Welnu, het
is bijna Kerstmis, het heerlijke feest van
Christus' geboorte, en laten wij Hem
dankbaar zijn voor de groote weldaad
die hij ons heeft bewezen. Want 't is
waarlijk een treffende samenloop van
omstandigheden, die ons tot elkaar
brengt en in vrede vereenigt. Ik moest
heden voor zaken naar Berlijn, maar
nimmer had ik kunnen denken, dat ik
op dezen vooravond van Kerstmis mij
met u zou gaan verzoenen.'
De jonge vrouw begon te weenen.
„O, vader", riep zij uit, „ik dacht
dat ik voor altijd doocr u zou verstooten
blijven. Jaren lang smachte ik naar het
ouderlijk huis, naar mijn geboortestad
en familie, maar helaas, ik zag niets
van dit alles weder."
„Welnu, mijn dochter" hernam de
oude heer „laten wij ons spoeden naar
huis en daar het heerlijk Kerstfeest vie
ren en het kindje Jezus bedanken voor
alles, wat Hij ons heeft welgedaan."
„Ik ga met u, vader, ik en mijn
kind", riep de vrouw, schreiend van
blijdschap. Toen viel zij weer in haar
vaders armen. De maan bescheen beide
menschen, die elkaar een „Vrede op
aarde" toeriepen. Centruml
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Dinsdag 23 December.
Na de Suppletoire Buitenlandsche Ze
ken voor 1912 o.a. voor bewakingskos-
fen van ons gezantschapsgebouw te Pe
king wordt de behandeling van de be-
grooting van Landbouw, Nijverheid en
Handel voortgezet.
Minister Treub vervolgt zijn gister
afgebroken rede. 1 i
Omtrent den vrijen Zaterdag inj het
drukkersbedrijf kan de Minister geen
uitzicht openen.
Voorts is het de bedoeling bijl het
maken van arbeidsbepalin,gen dit te
doen, geleidelijk en zonder schokken,
ten eerste er voor te waken, uat de Ne-
derlandsche industrieelen achtergesteld
worden bij de buitenlandsche concurren
ten en stelt spreker zich voo.rloopig voor
den 1 O-urendag in te voeren voor d i e
bedrijven waar mannen en vrouwen ar
beiden.
Niet te verwachten is uitbreiding van
de veiligheidswet tot de kleine bedrij
ven, omdat er urgenter zaken zijn op het
oogenblik.
Die Minister zal overwegen een wij
ziging van art. 7 der veiligheid, ten einj-
de meer rechtsstreeksch te kunnen in
grijpen in zake het loodwitgevaar. De
Ministerraad heeft overigens reeds be
sloten door middel van het Departement
van Landbouw enz. tot meer eenheid
te komen in zake het gebruik van lood
wit bij uitvoering van Rijkswerken
Ten aanzien van art. 22 4e lid der ar
beidswet, rakende het schoolgaan van
leerplichtige kinderen die arbejid verrich
ten, verklaart de Minister zich tegen
schrapping van het geheele artikel, maar
acht hiji practisch den door den heer
van der Molen gegeven raad dien hiji zal
overwegen, om door sdhrappiingl van
eenige woorden het begrip schoolgele
genheid te verruimen waardoor de be
zwaren kunnen worden ondervangen.
De Minister erkende volmondig' de
bezwaren, verbonden uit hygiënisch, mo-
sisch ambtenaar hem bij zijn partij ver
dacht zou maken. Thans weet hij niet
wat hij doen zal, om mij dat te doen
vergeten... Het spijt mij anders, dat ge
zoo lang alleen waart.
Ik ben niet alleen geweest. Frans
Hellbrinck was bij mijwij hebben een
lang onderhoud gehad; het blijkt meer
en meer, dat hij een begaafde, ernstig
nadenkende kinaap is.
't Doet mij genoegen, dat gij be
zoek' gehad hebt, zeide Bernard, terwijl
hij uit den zak van zijn jas brieven en
kranten haalde en op tafel .legde, ik
heb de post nog niet doorgezien. Er is
ook wat voor u bij. Van wien is dien
brief? voegde hij er bij, toen Magna er
een open scheurde.
Tiny's groet bij; ft einde van 't jaar.
Met eenige ontgoocheling vond zij in
den omslag slechts een kaart, waarop
een kruis van passiebloemen. Tiny had
slechts haar naam en de woorden Merk-
teekën van het jaar" er op geschreven.
Zij heeft toch aan ons gedacht,
sprak Magna, haar broeder kaart en en
veloppe reikend.
Daarna hield zij rich met de overige
stukken bezig en vermeed een wiile hem
aan te zien.
(Wordt vervolgd.