De Tweedehands-phonograafpers. DE TWEE VRIENDEN. eff Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 15 Jan., No. 992. (Ingezonden.) Uit dat stuk van zijn betoog hadden wij gaarne den grievenden toon, de on verklaarbare verachting weg gezien, die Z.Ed. tegenover de kleine protectionis tische pers aanslaat, 't Hoort anders tot het gedoe van kleinzielige luijden de tegenstanders te begroeten met onge- vvenschte projectielen en wij kunnen niet beter doen, dan het stuk proza, dat daar ten beste gegeven werd, ter beoordee ling afdrukken. „Zeker niet het aangenaamste deel van sprekers taak is geweest het kennis ne men van de schrijverijen in de kleine protectionistische pers, de tweedehands- phonograafpers, zooals een lid der Twee de Kamer deze heeft genoemd. Hoewel onbekend met de geregelde lezers van dergelijke bladen, moet men toch vaak de schrijvers van die artikeltjes bekla gen, die hun lezers nog alleen schijnen te kunnen boeien door onwaarheden en ongekuischte taal. Deze wijze van be strijding heeft de taak van het be stuur niet altijd aangenaam gemaakt/' Wat zegt men nu van de gekuisdrte taal van den voorzitter van het Anti- Comité De provinciale bladen de kleine protectionistische pers of wel tweede hands-phonograafpers. De redacteurs alzoo leugenaars en on- geletterden, en de lezers stommelingen! En dan nog die klacht, die past als een tang op een varken, „de wijze van bestrijding, (door die ongeletterde leuge naars zeker!) heeft de taak niet altijd aangenaam gemaakt." De heeren hebben zeker gedacht als de Franschen in '70, aan een wandeling op effen banen. Zij hebben zich zeker voorgesteld, dat de phonograafpers den mond gehouden had bij' het optreden van het anti-comité. Neen, op den juisten tijd is men over al opgestaan, om door eene wettige en goed georganiseerde actie, zonder plak- zegeltjes of dergelijke prullen een dam op te werpen tegen de werking van het anti-comité. De schrijvertjes der tweedehands-pers hebben eenparig zich niet gestoord aan de bangmakerij der snorkende adverten ties, maar zijn rustig voortgegaan feiten tegenover theorieën te stellen en zullen dit blijven doen tot de strijd door hen met eerlijke middelen uitgevochten is. 't Is jammer, dat het verslag ontsierd wordt door dergelijke onnoodige grof heden. 't Is, hopen wij, geen voorproef van wat ons nog te wachten staat. Maar vast kan het anti-comifé er op rekenen, dat in deze materie de provin ciale pers krachtig zal optreden, waar noodig; zich niet-in een hoek zal laten stoppen met groote woorden; in den komenden strijd eerlijk haar plicht zal doen, zooals zij diemeent te moeten doen, al zal de voorzitter dan ook nog eens in zijne gekuischte taal het ana thema uitspreken over de kleine protec tionistische phonograaf-pers, de pers van de mannen van goeden wil, van degelijk denken en dapper durven. KAMEROVERZICHT. TW i A .Dl: KA ViEjk. Oorlogsbegrooting Gezag is het fundament aller rijken. Hoe zou het anders kunnen, dan dat het gezag ook de kracht is der legers, die de verschillende rijken, de staten, moe ten beschermen tegen vreemde overheer- sching. Dat is dan ook ten allen tijde ingezien, en daarom is juist bij de mili tairen die discipline, de tucht zoo groot. De kracht der legers ligt juist in de eenheid, en de eenheid is niet te ver krijgen, tenzij door een krachtig optre dend gezag. De socialisten denken er echter anders over. De minister consta FEUILLETON. De boerin was al bezig vuur aan te leggen en zij bereidde een avondmaal voor de gasten, van het beste wat zij in huis had, terwijl* haar man in den kelder ging om wijn te halen. Op uitdrukkelijk verlangen van Jean de Trémazan zetten de .pachter en zijn .vrouw zich met hem en zijn vrienden .aan tafel en onder het eten vertelde de pachter hem nog een gewichtig! nieuws: Er zijn gisteren menschen opi La Guyonnière geweest. Wat voor menschen Zij kwamen uit Lamballe; ik geloof dat het een deurwaarder was met zijn klerk. Wat kwamen die hier doen Ik weet het niet; hij zegde, dat hij hier nu meester was. Nu reeds? Zij kwamen om 12 1 en een uur later gingen zij weer he» Aan de poort van het kasteel hebben zij een groot pa pier geplakt, waarop de verkoop wordt aangekondigd van alle gjoederen, die aan teerde dat nog in de Kamerzitting van (gisteren, toen hij het had over de Onder- officierenvereeniging „Ons Belang." De heer Ter Laan had over deze ver eeniging, die hij een militaire vakveree- niging noemde in geheel andere zin ge sproken, dan de heer Van Vlijmen, die 't optreden dier vereeniging sterk afkeur de. Dat laatste standpunt neemt ook de •minister in. In het afgeloopen jaar is de vereeniging „Ons Belang" enkele ma len opgetreden op een wijze, die de mi nister moest afkeuren. En dan heeft de .minister 'daarbij vooral het oog op de vergadering in den Helder, een gecom bineerde vergadering van den Matrozen- bond en nog enkele andere Zeemans bonden met „Ons Belang", gehouden onder voorzitterschap van een mindere, en bedoelende een gemeenschappelijke actie op touw te zetten te verkrijgen eener betere tuchtrechtregeling. Deze actie van onderofficieren met mindere samen moet de minister onvoorwaarde lijk afkeuren. En wanneer „Ons Belangd er prijs op stelt, dat de minister in den vervolge ook rekening zal houden, met Wat in haar midden leeft, dan zal eerste voorwaarde zijn, dat de vereeniging zich begeeft op paden, waarop zij dit jaar de eerste stappen zette. Een krachtig verweer van den ministef, waarop de heer Ter Laan niet veel wist te antwoorden. Om nog even door te gaan op het chapiter onderofficieren. De Minister brak een lans voor het capitulantenstel- sel, het systeem, waarbij de manschap pen, de onderofficieren in het bijzonder, bij het verlaten van den dienst voor be paalde betrekkingen een streepje voor krijgen. Doch aan het toepassen, zeide de minister, kon vooreerst niet werden gedacht. Eerstens omdat de onderoffi cieren zelf het niet zouden willen, twee- dens omdat er wel wat te weinig be trekkingen zijn, daar het rijk over ge meentebetrekkingen geen zeggingschap heeft. Hoofdpunt vormde de reorganisatie plannen van den minister. Z.Exc. wil vóór alles een paraat leger, waartoe o.a. noodig is, dat bij mobilisatie niet uit alle deelen des lands elkander vreemd zijnde troepen en aanvoerders bij» elkaar wor den gebracht, doch dat reeds in vredes tijd de bataljons infanterie, die nu bij mobilisatie opnieuw moeten gevormd worden, zullen worden geformeerd en van kaders voorzien, en vervolgens dat de te sterke regimenten gespleten zul len worden, ieder in twee regimenten van 3 bataljons in brigade-verband. De kansen van den minister worden steeds "beter. Uil de Pers. Exc. E. Regout. Naar aanleiding van het droeve lot van onzen hooggeachten Minister van Justitie, schrijft „Politicus" in de O p r. Haarl. Cour. o.a. het volgende: Wie, bij de behandeling van Hoofd stuk IV der Staatsbegrooting voor 1913 Minister E. Regout, van Justitie, ga desloeg, moest getroffen worden door eene eigenaardige gewaarwording. De opvolger van Mr. Nelissen ver toonde steeds het levendige, dat den Limburger kenrnerkt. 't Zou hem niet mogelijk zijn geweest om, gelijk de heer De Waal Malefijt, uren achtereen haast onbeweeglijk in zijn fauteuil aan de Igroene tafel te zitten, nu en dan de rechterhand even bewegend om eene aanteekening op papier te brengen. De heer Regout hield ervan om telkens van zijn stoel op te springen en hier en daar een praatje aan te knoopen. Er was steeds iets onrustigs in die tamelijk klei ne, ischrale figuur met het gelaat van strak-nerveuse, scherpe lijnen, het bleeke en magere. Maar hij kon soms zoo ge noeglijk, zoo smakelijk lachen om een of ,ander polijk twoord, hem ingefluisterd, dat men 't gejaagde, gedrukte, hetwelk hem wel eens kenmerkte, weer vergat. En als de Minister het woord voerde, dan bleek 't, hoe volkomen hij zijn ge dachten beheerschte. 't Waren steeds den voormaligen graaf de Trémazan heb ben toebehoord: La Guyonnière, Ker- liouël, Lambihen en Corantec, op last van de revolutionnaire rechtbank. Die verkoop zal plaats hebben op den 8n dag der maand Ventose (Februani- Maart) van het jaar II der republiek, ten voordeele van de Natie, in de hoofd plaats van dit district. Jean de Trémazan balde woedend de vuisten en beet zich op de lippen, ter wijl zijn gelaat van verontwaardiging gloeide. Ofschoon hij op La Guyonnière was geweest, had hij dat papier niet kun nen zien, omdat tyj niet door de jjoort gegaan was, maar aan de achterzijdè het kasteel betreden had. Zoo was hij dan tot armoede gebrachtt. Van het vermogen zijner ouders bleef hem niets over dan de goudstukken* di'e hii in zijn bundel bij zich droeg. Wat moest er van hem worden En vooral, wat moest er van zijn on gelukkige zuster worden, bij het verla ten der gevangenis, wanneer zij die nog ooit verlaten zou? In zijn wanhoopl nam hij dadelijk een besluit. Totdat Rose in vrijheid was gesteld, zou hij in Bretagne blijven met zijn ge zellen en deelnemen aan den oorlog te keu riiggestyleerde, fraaie, kristalheldere zinnen, waaruit zulk een rede was opge bouwd. Slechts iemand van talent voor vorm en stijl, ook van artistieken aanleg kon zóó spreken. En de juridische kop stukken in de Kamer hadden allen groote achting voor den jurist Regout; be schouwden hem als „the right man in the right place," toen hem de portefeuil le van Justitie werd aangeboden. Men wist van Mr. Regout, dat hij over eene respectabele, zelfs buitengewone werk kracht beschikt. Hij is veel jonger dan ;Mr. Nelissen, en juist het gevaar, dat deze niet wist te overwinnen, nl.zich door overmaat van nauwgezetheid door „de stof" te laten overmeesteren, had men van dezen veerkrachtigen man niet te duchten. Te betreuren viel 't dus slechts 'dat het eenmaal-omlijnde, toch reeds volumineuze werkprogram van het Kabinet hem zou beletten, althans in de legislatieve periode, die in Juni 1913 eindigt, zelfs een gedeelte van beteeke- nis tot stand te brengen van 't zeer vele, hetwelk op justitiëel gebied „op afdoening wacht", zoöals 't in Kamer- taal heet. Toen werd 't najaar 1912 en in de afmattende avondzitiingen, na de lan ge dag-bijeenkomsten, werd ook Hoofd stuk IV afgedaan. De Minister verscheen in de verga derzaal der Tweede Kamer. En wie ge woon zijn met geoefen.d oog het parle ment fe bekijken, bespeurden alras iets ongewoons. De onrustigheid van den heer Regout had iets, dat den toeschou wer moest beklemmen. Het bleeke ge laat was strakker dan ooit en de don kere oogen waren somber. En in scherp contrast daarmee was dat rustelooze van den bewindsman, telkens begon hij met een der leden een gesprekje, dat in 'n ommezien werd afgebroken. Dan stond Z.Exc. weer voor het presidiaal bureau, pratend met praeses, griffier of een der commiezen-griffier. Met dat nerveus- gejaagde, hetwelk den zenuwzieken menseh zoo vaak kenmerkt.... Rad, gauw pratend; als iemand, die onder den druk verkeert van eene beklemmende, hinderlijke gedachte; eene obsessie!..... Er waren nog krasser symptomen van overspannen-zijn. 't Gebeurde, dat Mr. Regout het woord voerde. De logica van zijn betoog, het normale van z'n gedachtengang boden absoluut niets ongewoons. Wèl iviel ''top, dat zijn eigen Moorden hem schenen te agiteeren, op tc winden. Zoodat hij, zonder dat daar bijzondere aanleiding toe bestond, op toon van verontwaardiging, in elk ge val van gemoedsbeweging ging spreker. - soms den rechtervuist met een harden driftigen tik latend neerploffen op de groene tafel. Maar eens, midden in zijn rede, wendt de Minister zich om, legt de handen joviaal-hartelijk op de schouders van den zooeven binnenge treden premier en.... knoopt een discours aan met college Mr. Heemskerk plotseling erg vroolijk, en als blij-ver- ïast, alsof er geen naar hem luisterende i weede Kamer bestond.... Dat was ze ker héél vreemd. En de heer Th. Heems kerk had moeite genoeg om zich en den overprikkelden collega uit dit half - pijn lijk, half-grappig avontuurtje te redden. Dadelijk er op zette Mr. Regout zijne afgebroken rede voort. En, nogmaals ;ezegd, ojp de scherpzinnige wijze, iet de fraai-gestyleerde zinnen en den Jderen gedachtengang, dien men van :m gewend is. Maar allen, die het ge- :urde hadden opgemerkt, en niet t minst de premier konden niet van :h afschudden den weemoedigen in ruk, gemaakt door het schouwspel van mand, die' blijkbaar kalmte, rust, her- icming van den zwaren arbeid, „Er- -lung" noodig heeft om het verstoorde enwicht in zijn zenuwen te herstellen. Politieke dood. Wij lezen in het Centrum: Mr. Troelstra heeft Vrijdagavond te aarlem een rede gehouden, die hij, vol- -■ns het verslag der „Oprechte Haar- msche Courant" als volgt besloot: Tegenover al diegenen, die met het schrikbeeld aankomen, dat als het den en den vijand, die hem alles had onf- omen, ouders, vrienden en goederen. Na het avondmaal had de vrouw van en pachter bedden gespreid voor Jean, ierre en Gagnard, maar de jonge graaf an dien nacht geen oog sluiten. Den volgenden /norgen vertrok Juf, rgezeld van zijn vriend Pierre en Gag- ard, naar een verren bloedverwant, die eer oud was en woonde opi een kasteel n den zoom van het woud van Hut- iaudaye, waar zij zich konden verber en als er onraad was en ingeval van ood de zee konden bereiken. Dank zij dezen bloedverwant die hun n schuilplaats verleende, bleven z| aar tot het einde der maand Pluvióse ovember-December) en uit de dagbla- en, die geregeld opi het kasteel ontvang en werden, bleven zij op de hoogte van les wat er voorviel, zoowel in Brefag- e als te Parijs. Rose was nog steeds in de gevangienis Abbaye, misschien vergeten. De wanorde in de Nationale Conven- e en de comité's bereikte haar top- >unt. Zij loonden dus wachten. In Bretagne werd vinnig strijd ge- oerd tegen de overheid en haar hand- angers, een strijd waaraan zij steeds 'eelnamen en bij meenige gelegenheid vrijzinnigen gelukt, de coalitie er on der te krijgen, Troelstra «sinister zal worden, verklaar ik, zegt spr., voor de zooveelste maal, dat ik nog niet mijn politieken dood wil (donderend, lang aangehouden applaus.) De heer Troelstra heeft wèl gelijk. Wanneer hij zijn woorden in daden moest omzetten, zijn beloften inlossen, zijn politiek en sociaal systeem tot wer kelijkheid maken, zou sj>oedig de alge- heele onmacht, onbruikbaarheid en on deugdelijkheid van het socialisme blij ken. Afbreken en heftige redevoeringen houden is niet zoo moeilijk, maar opbou wen en goede wetten maken stelt zwaar dere eischen. De heeren Millerand en Briand in Frankrijk hebben het ondervonden. Zoodra zij minister werden, kwamen zij in het gedrang met hunne beginselen en in botsing met hun partijgenooten. Afvalligen werden zij gescholden, ver raders van het socialisme. Geen wonder, dat de heer Troelstra huiverig is voor den ministerieelen rok. Ook hangt die rok nog wel wat erg hoog misschien. Maar merkwaardig is in elk geval T.'s verklaring, dat een socialistisch leider politiek dood \g&ot, zoo3ra hij aan de groene tafel plaats neemt en practijk 'moet geven in plaats van theorie met dikke woorden. Harder vonnis kan moeilijk over de sociaal-democratische hersenschimmen worden uitgesproken. En dat nog wel door een man als mr. Troelstra onder donderend Lang aange houden applaus! Tegen Rechts. 't Is wel opmerkelijk, zegt de Gel derlander, dat door de Amsterdam- sche typografenstaking juist het eerst de bladen van rechts: „Standaard"* „Tijd", enz. getroffen werden. „De Standaard" is zelfs de heele week niet kunnen verschijnen. Zooals men in jons vorignummer heeft kunnen lezen, heeft de directie van de „Standaard?', wjer blad op de werkplaat sen der firma De Roever, Kröber :en Bakels werd gedrukt, tevergeefs ge poogd aan het terrorisme der stakers te ontkomen, door het drukken van het blad in haar eigen beheer te nemen, waardoor alzoo een nieuwe drukkersfir ma ontstond, die dadelijk het thans ge- eischte loon wenschte te betalen. Het mocht haar niet baten. De organisatie der arbeiders verbood eenvoudig dat de arbeid op de „Stan daard"-drukkerij hervat zou worden! Terecht spreekt de directie van een „zeer zeker onbillijke beslissing der or ganisatie, die een nieuwe firma belet op de door de organisatie zelve vastgestel de voorwaarden te werken." De beslissing is te onbillijker, daar op andere drukkerijen, zooals die van het „Hbld.", waar men n i e t op de eischen der organisatie inging, maar een voor- loopig accoordje met het personeel aan ging, wel doorgewerkt mocht worden. Duidelijk is dus dat men beslist het christ el ij-ke blad „'De Standaard" wil de treffen 1 STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Vergadering van Dinsd. 14 Jan. (ver.'.) Aan de orde is de Oorlogsbe- g r o o t in g. De minister verklaart, dat zal wor den gestreefd naar vereeniging van land en zeemacht. Wat betreft de l^gerorga- nisatie constateert de minister, dat de bestaande toestand door niemand in be scherming is genomen. Een kind kan dan ook begrijpen, dat c'e mobilisatie niet. behoorlijk kan ge schieden wanneer de duizenden verlof gangers opkomen en overal verspreid moeten worden gehuisvest. De aanvoe ring van de compagnie zou bestaan uit allerlei menschen, die elkaar niet ken nen^ nooit iets met elkaar van doen had den. Het is onmogelijk, zóó den vij and tegemoet te gaan. De reorganisatie gaven zij nieuwe blijken van dapperheid. Pierre Lasson week niet van de zijde van zijn vriend en volgde in alles diens voorbeeld. In elk gevecht zag men vooraan de twee jongemannen, onherkenbaar ver momd, die overal het gevaar zochten, vermetel waren tot roekeloosheid toe en voornamelijk hun aanval richtten op per sonen, die zich door hun wreedheden berucht gemaakt hadden. De Chouanen hadden een ware ver- cering voor die twee dappere strijders en de vijand duchtte hen het meest om liet - waas van geheimzinnigheid, waar mee zij zich door hun voortdurende ver momming hadden omgeven. Zelf9 de Chouanen kenden hun na men niet. Gagnard waakte over hen en meer malen redde hij hun leven met gevaar voor het zijne. 's Avonds van den dag, dat de verkoop an zijn goederen had plaats gehad, kwam Jean de Trcmazan omstreeks mid dernacht bij zijn vriend Gouray, die op zijn komst was voorbereid door een briefje, dat een vertrouwd man hem ge bracht had. Zijn vriend was bij hem. Gagnard was achtergebleven op het doorziet daarin. Zij heeft ook in vredes tijd reeds de bataillons geformeerd, zoo als die in oorlogstijd zullen optreden. Dat dit noodig was, hebben de vooraf gaande Ministers en .alle andere des kundigen, die zich erover uitlieten, er kend. Te weinig luitenants zullen er niet zijn, de Minister acht één .luitenant per compagnie voldoende, maar zal dan ook zorgen, dat erdan ook altijd één is, ook in den tijd dat het officierscorps op zijn zijn geringst is. Voor gebrek aan onderofficieren zal olp den duur niet te vreezen zijn, wel Izal in den aanvang wegens den achterstand, die er in militie-onderoffkieren is, een aantal miliciens voor kadervorming woe den opgeleid. Overlading in de hoogere rangen acht de Minister evenmin te vreezen als ge volg van de reorganisatie. De artillerie van, tegenwoordig zal in elk geval worden vermeerderd. De mo tie-Eland kan hij niet aanvaarden, hoe zeer hij de goede bedoeling waardeert reeds omdat de Kamer zich niet mag uit spreken over het gebruik van de troe pen. Dat is geen zaak van de Kamer. Het spreekt ook vanzelf na de verdedi ging van de voorgestelde reorganisatie dat h ijde motie-Ter Laan niet kan aan bevelen In 25 jaar in de oorlogsbegrooting gestegen met f8.472.573, waarvan f 3.867.000 is gtekomen voor rekening van de militiewet en f 1.814.000 voor pensioenen. Het overige bedrag van 2i/a millioen ongeveer is voor het grootste deel gegaan aan verbetering! der bezol- Idiging, kleeding, vorzorging, onderwijs, enz. De oorlogsbegrooting gaat dus van zelf omhoog, wie ook minister is. Men kan er tegen sputteren, er is niets aan te doen. Wanneer men onze legeruiit- gaven vergelijkt met die in andere lan den, dan vindt men dat in 1910 in ona land <per hoofd werd gegeven f 5.05, in België f 5.65, in Bulgarije f 4.45, Grie kenland f 4.03, Rumenië f 4.20, Zwe den f 6.60 en in het geipreen Zwitser land f 5.52, terwijl in ons land het on derhoud van den soldaat veel duurder Js dan ir» vele der genoemde 'lanxien en de bezoldiging veel beter. (In de looip der debatten heeft Minis ter Colijn op aandrang van den heer Nolens den post van 6 ton voor de uit voering van de kustVerdedigfinJgfeiwerken uit de oorlogsbegrootinlg teruggenomen om ze zoo spoedig mogelijk bij supple toir e-begrooting wederom in te die nen.) Avondvergadering. Aan de orde zijn de replieken over de Oorlogsbegrooting. De heer Eland (U.L.) constateerde, dat onjuist is, dat de stijging der oorlogs uitgaven een gevolg is van de Militiewet 1901, en verdedigde voorts zijn stelsel, waarbij' de landweer ter plaatse opkomt en geoefend wordt, tegenover dat van den Minister, die de landweer geheel wil bezigen in de stejjingen en liniën, waar toe zij uit alle provincies moet komen. Het veldleger moet sterk zijn, maar ook in de liniën en stellingen is een paraat leger noodig. Spr. zal de verdere debatten afwachten, alvorens tc beslissen over intrekking of gedeeltelijke handhaving zijner motie. De heer V e r h e ij (U.L.) pleitte nog voor het volksleger en het verdubbelings stelsel. De heer Duymaer van Twist (A.R.) nam acte van 's Ministers verkla ring, dat den muzikanten op Zondag geen dienst kan en mag worden bevolen. Als de Minister, om concert door de muzikanten op Zondag te voorkomen, geen hooger bezoldiging kan geven, zoo dat de betrokkenen hun bijverdiensten kunnen missen, idan moeten de muziek korpsen maar liever worden omgezet in fanfarekorpsen. Spr. ontwikkeld-e nader zijin critiek op de te zwakke compagnieën, en vreesde, dat de toeloop naar de Militaire Aca demie zal afnemen, nu één luitenant per compagnie voldoende wordt geacht. Ten slotte wees hij op het diepgaand verschil kosteel Saint-Gilles. De herbergier van Den Gouden Leeuw verwachtte de beide vrienden. Toen Jean Binnentrad vroeg hij: Welnu? Het is gedaan. Verkocht? Alles. Aan wien Aan een onbekende. Een agent uit Parijs heeft de goederen gekocht elf last van een ander en geweigerd den naam van den kooiper te noemen. Hij zal dien naam slecht daar, waar men het recht heeft hem te kennen, dat wil zeg gen aan de regeering. Dus weet gij cr niets vfan Neen. Wat denkt gij? Ik denk niets, of wanneer ik het al tfoe, dan komt mijn geedachte mij zoo onwaarschijnlijk voor, dat ik haar niet durf uitspreken. Hubert Nollan Misschien. Dat zou zonderling zijn. Zeker. Welke prijs? Alles bij elkaar voor 120,000 fr. >(Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1913 | | pagina 3