DE TWEE VRIENDEN. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 8 jan., No. 986. KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAMER. Avond vergaderingen. Zoo is de Kamer wederom, na het zeer kort Kerstreces, met de begrootin- gen voortgegaan. Een toestand, die, zoo als de heer Van Karnebeek opmerkte, nogl niet is voorgekomen. Wanneer nu alleen zou worden gewerkt den norma len tijd, van 11 tot 4 uur, zou het Ie voorzien zijn, dat het einde Februai zou worden, vóórdat de begrootingsar- befid gereed is. En daarom heeft de voorzitter voorgesteld om, zoolang de begrootingen nog niet afgehandeld zij enkele uren des avonds te vergaderen. En dit voorstel werd zonder stemming aangenomen. Ziet ge nu wel, dat links geen oppositie voert? juicht de Kamer overzichtschrijver van de N. Rott. Ct. Alsof het niet de linkerzijde is, waaraan het is te wijten, dat men nu gedwongen is om1 (avondvergaderingen te houden? En stelde de heer Goeman Borgesii s niet voor de rechterzijde lachte om1 de naïveteit ,van dit obstruction isme om als ,de begrootingen in Februari zi n afgehandeld, weer eens op reces le gaan Men zal zich nu dus zoo spoed,!;* mogelijk hebben heen te werken door Oorlog, Binnenlandsohe .Zaken, West- Ind. Begrootingen en Marine. Voord minister Colijn kwacht een zware taaie. De heer Borgesius merkte gisteren op, dat onder dergelijke omstandighe den het vele vergaderen het Ka merlidmaatschap veel van zijn aantrekk lijkheid gaat .verliezen. 'Met 1de constate ring van dit laatste feit kunnen wij oi s vereenigen, maar ,de oorzaak, de omstan digheden, liggen dieper. Is het niet het het obstructionisme yian links? Uit de Pers. Bescherming van Meisjes. Mevrouw O. HengstWittkampf, te Boxmeer, correspondente der R. K. ver- eeniging tot bescherming van meisjes, schrijft in het Boxra. W eekbl. dat zij op de jaarlijksche vergadering in Ekn Bosch geen verslag kan indienen om t'e eenvoudige reden, dat er nagenoeg nie:s te vermelden valt. Daarom richt zij aan de ouders het dringend en vriendeli k verzoek geeft mij werk. „Het is natuurlijk niet in mijn belang dat ik zoo spreek, het is het uwe en d it uwer kinderen. En als ge nu zegt: „Het is niet noodig, informaties te nemen tij de vereeniging, het gaat toch goed met onze meisjes in hun verschillende dienst betrekkingen, mag ik dan eens enkele voorbeelden aanhalen, waar het wél noodig was geweest,'en waar het niet goed ging? Ik vroeg eens een moeder, die zich verheugde in het bezit van verschillende dienstbare dochters, hoe het hare meisjes ging. O, die maakten het zoo goed. Ze waren wel niet meer in hun eersten dienst, maar nu hadden ze nergens over te klagen. Op mijn vraag waar en bij wie zij waren, moest zij gedeeltelijk het antwoord schuldig blijven. Waar de oudste was, wist zij niet. Ze zou echter zien, haar adres te krijgen. Eenigen tijd later was ik, zonder moe ders toedoen, op de hoogte, en kreeg 'n 'brief over die onbekende mevrouw, maar informatie was hier dringend noodig geweest. In één van de hoogst zeldzame ge vallen, waarin, voor een eersten dienst buiten het dorp, inlichtingen verzocht en gunstig luidende gekregen waren, vroeg ik, na verloop van tijd, de moeder, of zij tevreden was over de berichten van hare dochter, maar o, 'twa9 zoo tegen gevallen. De dienst was veel te zwaar, en zij wa9 al ergens anders, maar daar had zij het nu zoo goed. Meer verdienen en FEUILLETON. 83) De luitenant was er evenwel minder gerust op en hij hernam Het zou wel eens een boschkat opi twee been en kunnen zijn. Wat bedoelt ge daarmee? Dat het geluid ook wel kan zijn na gebootst door een manv die pp de loer ligt en zijn verder in hinderlaag liggen de kameraden van onze nadering kennis geeft. Vreest gij een aanval Ik weet althans dat er iets broeit in de herbergen van Rennes, Saint-Brieuc en Lamballe wordt gemompeld over een opstand, die aanstaande is en zooveel is zeker, dat de ontevredenheid, zoowel op het land als in de steden hand over hand toeneemt. Weer viel hij zichzelf n de rede: Hoor. Opnieuw klonk he •eluid, dat hem zooeven had opgesahriks, nu verder weg, het werd herhaald, het plantte zich voort over de heide. minder werk, dat was alles wat moeder tot dan toe wist. Later bleek dat 't kind bij anders denkenden terecht was gekomen, maar, zei moeder, toen, dat was niets. De lui waren nog beter dan Katholieken en gunden hare dochter veel meer ontspan ning en plezier. Ze mocht ook gerust een schilderijtje van O. L. Vr. op hai.r kamertje hebben. Een afdoend bewijs, voorwaar;, voor de soliditeit van den dienst. Is het te gelooven, dat het zoo gaat. Een vader was eens zeer verontwaar digd, over hetgeen ik hem vertelde, toe vallig gehoord te hebben van den dienst zijner dochter. Ik vroeg hem o.a. waarom hij mij toch niet had laten schrijven, maar alles wat ik zei, viel in verkeerde aarde. De dienst was zoo goed, het wa» maar kwaadsprekerij en jaloezie, omdc't het loon er zoo hoog was. Hij zou mij de brieven zijner dochter wel eens laten zien. Op dit oogenblik spreekt vader zoo niet meer, maar schreit bittere tranen oin het ongeluk van zijn lcind. Dal verdriet was hem bespaard geble ven, als hij tijdig had laten informeeren. Ouders, denkt toch aan uwe verant woordelijkheid. Uw gezag houdt toch niet op, als uwe kinderen het ouiderjs- huis verlaten. Al zijn zij niet meer bij u, daarom rmoogt ge hen toch niet aan hun lot overlaten en zooals het maar al te dik wijls gaat, voor zich zeiven laten zorgen. Zij worden daarin weliswaar gaarne door vriendinnen (of vrienden) gehol pen, maar'de gevolgen zijn toch te uwer verantwoording. Durft gij rekenen op een zonnigen levensavond, verlicht en verwarmd door de zorgende liefde en genegenheid uwer kinderen, als gij hun toestaajt jn hun moeielijkste jaren, on beschut en onbeschermd hun eigen weg te zoeken? Ik hoorde eens een practischen vader zeggen„Men moet z'n jongens goed nazien, anders zitten ze „ou" later op den kop." Wel een verheven opvatting van den ouderplicht. Maar toch, moeders, zou ik u dien raad ook willen geven, om te voorkomen, dat uwe dochters u 'later „op het hart zitten" en dat verdriet is veel moeilijker te dragen. Laat uwe meisjes toch niet vrij. Laat mij u helpen, voor hen te zorgen, dat toch is het doel van het correspondent schap. Als ge alle middelen gebruikt, die u ten dienste staan, zijt gij verantwoord*, en dan moogt ge vertrouwen, dat veilig zullen zijn uwe kinderen, onbezorgd en vredig ook uw ouden dag." De goede dorpsonderwijzer. Onder dit opschrift komt van de hand van (dir. L. Deckers te Eindjioven een belangrijke beschouwing voor in het Weekblad v. d. Noordbr. Chr. Boerenbond. Wel is de onderwijzer op1 het platte land door de bestaande wettelijke bepa lingen te zeer gebonden, maar toch kan hij met goeden wil heel wat bereiken en het schoolgaan van onze boerenkin deren nuttiger maken en minder verve lend dan het thans veelal is. In een Fransch tijdschrift vonden wij schrijft Dr. Deckers duidelijk aan gegeven de eischen waaraan de onder wijzer moet voldoen, wil hij een goed dorpsonderwijzer zijn. 's Avonds na schooltijd heeft mees ter op zijn wandeling een van zijn leer lingen gezien die daploer zijn vader hielp bij het eggen van den akker. Kranig liep hij naast het paard, terwijl de oude! boer de egge bestuurde en hij was et wat fier op, dat die grootc bruine zoo goed naar hem luisterde. Den volgenden dag vertelt de onder wijzer voor de heele klas wat hij gezien heeft. Hij prijst den jongen, omdat hij zijn vader zoo goed geholpen heeft. „En wat stapte je flink bij het paard. Als je zoo doorgaat, zal je een der beste boeren van 't dorp worden." De knaap krijgt een kleur bij al dien lof, een kleur van blijdschap en van Weer maakte de proconsul een onver schillig gebaar. Als een van die dieren schreeuwt geven de andere er altijd antwoord op, zegde hij. Maar als een schildwacht signaal geeft, wordt het ook door verdere pos ten beantwoord merkte de luitenant op. De proconsul glimlachte minachtend. Gij zijt bang. De officier fronste de wenkbrauwen en antwoordde bits: Bang Is ees woord dat de soldaat niet kent. Dat meende ik ook. Maar een goed soldaat paart de voorzichtigheid aan den moed, en een goed bevelhebber stelt zijn troep niét noodeloos aan gevaar bloot. Oii denkt dus dat er gevaar is Ja. Met zulk een macht als wij om ons heen hebben? Op een terrein als dit xicht men daarmee weinig uit tegen een handvol mannen die goed schieten kunnen en vol komen bekend zijn met het terrein. Dus... Ik raad u met nadruk terug te kee- ren, te meer omdat er in deze streek geen kasteelen van ci-devants meer zijn. Bourberouge was koppig. trots. He* doet hem zoo goed zijn werk, zijn boerenwerk door meester te hooren prijzen. 'Hij voelt het opnieuw hoe pret tig die arbeid op den akker was en bij zich zelf hernieuwt hij het voornemen zoo dikwijls reeds gemaakt boer te wor den, net als vader. O, als die goejde meester de werkzaamheden van den boer kent en lief heeft en er over sprekenf 4<an, zooals de boeren er over spreken als hij lief en leed deelt met de boeren als hij verdriet heeft wanneer de vele regens de landerijen overstroomen of voortdurende droogte de gewassen ver dorren doetals hjj zich vetjheugt van heeler harte wanneer hij ziet hoe d'e- korenhalmen het hoofd bogen onder het gewicht der korrels en de takken kirf den boomgaard dreigen te scheuren door de zwaarte van hun last, dan zullen de kinderen hem begrijpen.... De echte dorpsonderwijzer verliest nooit uit het oog dat bijna al zijn leerlingen jonge boeren zijndat zij 's morgens en 's avonds mede boeren, op hun manierdat ide jongen die vandaag zijn geschiedenis les opzegt, gisteren de aardappelsi hielp irooien of de koeien van de weide den stal indreef. Geen enkele gelegenheid laat hij voorbijgaan om in de oogen zijner leer lingen het beroep van den boer te ver- hoogen en hen te doen beseffen dat het dorpsleven mooier is en gezonder, dan het leven in het geraas en gewoel van de staddat zij niet behoeven onder te doen voor de schooljongens van Am sterdam en Den Haag, is, dat zij hun in lichaamskracht vaak de baas zijn. Hij wekt bij hen liefde op voor het be roep van den boer en doet hen met fierheid inzien, dat zij, als zij later vo ren ploegen in den akker, niets min der zijn dan de metselaar op zijn steiger de timmerman op het dak, de mijnwer ker in de groeve. Eenig begrip van de wereld van klei ne levende wezentjes, woelend in den bodem van het leven der gewassen, die men om zich heen zieteenige kennis van de samenstelling der werktuigen, die op de boerderij en in de boterfabriek gebruikt worden zullen de weetgierig heid der leerlingen prikkelen. Onge merkt gaan zij inzien, dat tusschen den landbouw en de wetenschap wel degelijk verband bestaat, zóóveel verband zelfs, dat de boer, die goed Zijn vak verstaat; onmogelijk een dom mensch kan zijn. Hoe lichtvaardig gaan sommige ge meentebesturen bij de benoeming der on derwijzers te werk. We reisden eens, met een dorpsburgemeester die Utrecht in trok en Noord-Holland, om persoon lijk kennis te maken met de onderwij zers, die dongen naar de betrekking aan zijn school. Hoeveel burgemeesters deen dat? En hoeveel gemeentebesturen too- nen er J>rijs op te stellen goede on derwijzers te behouden? Laten wij op onze dorpen gerust eischen stellen .aan de onderwijzers, hooge eischen zelfs, maar laten de gemeentebesturen diet dorpen zijn niet overal de boeden verreweg in jde meerderheid? toch' ook zoo verstandig zijn niet op een handvol goud te zien, waar het geldt de belooning dier goede krachten, die een zegen zijn voor den boerenstand^ voor heel de gemeente. Vrijheid en zedelijkheid. Wij lezen in de (A.R.) Rotter dammer: De liberale pers schrijft kolommen vol met tirades van de heftigste verontwaar diging, omdat de burgemeesters van Apeldoorn en Bergen-op-Zoom de op voering hebben verboden van twee too- neelstukken van Heyermans. Het eesie stuk wegens onzedelijkheid, het andere wegens zijn kwetsend karakter voor de roomsch-katholieken. De zaak zelf is zeer moeilijk te beoor- deelen. De burgemeester heeft volgens de wet te waken tegen vertooningjem van stukken, strijdig met de openbare orde en zedelijkheid. Wiat hieronder is te verstaan, hangt niet af van zijn per soonlijk gevoelen dienaangaande, maar dit moet beoordeeld in verband met allerlei gegevens, ontleend aan „aard en strekking der stukken, het karakter der Terugkeeren voor dit domme boe renvolk 1 riep hij uit. Nooit 1 Gij kent mij nog niet, luitenant. Wanneer ik eenmaal een plan gemaakt heb, dan laat ik mij door niets weerhouden h.et ten uitvoer te brengen. De officier keek den proconsul aan. Inderdaad verried diens gelaat vol strekt geen vrees. Hij was uit zijn koets gestapt en over zag den omtrek met zijn scherpen blik. Alles was nu weer stil en rustig. Er is niets, zegde de man van de Nationale Conventie. Voorwaarts, laten wij zoo spoedig mogelijk deze onherbergzame heide verlaten. Hij stapte weer in zijn koets en de 'uitenant bracht zijn bevel over. Dit bevel was echter gemakkelijker te geven dan uit te voeren. Hét geleide van d,en almachtigen regeeringscommissaris was te talrijk voor de ongebaande wegen in deze streek, d,e ruiters konden zich moeilijk bewegen over dezen met struiken en distels begroeiden bodem, vol putten cn oneffenheden, het voetvolk, de ge- legenheidfesoldaten van Ledoux, liep elkaar in den weg en de grootste moeite, waarmee men had te kampen, was vol doende ruimte te maken voor de reis koets van den pro-consul. Zoodoende vertooning, den geest der bevolking en de te vreezen gevolgen der opvoering", zooals Prof. Sitruycken het uitdrukt in een zeer lezenswaardig artikel over deze zaak in het weekblad „Van onzen Tijd". Eenerzijds moet alzoo gewaakt tegen subjectieve willekeur van den burge meester, anderzijds tegen vertooningen in strijd met de openbare orde en zede lijkheid. Voor het beoordeelen der bovenge noemde gevallen nu ontbreken ons de gegevens. Maar wel moet men zich met Prof. Sitruycken verbazen over den enorm en ophef, door de liberale bladen over deze gevallen gemaakt Immers het is een ieder bekend, hoe het zedelijk peil van tallooze tooneelvesr- tooningen verre en verre staat beneden het algemeene peil van het zedelijk leven van ons volk. Wij bedoelen hier niet de zedelijke leer, maar van de practische bestaande zedelijkheid van ons volk als zoodanig. Daartegen nu hoort men zelden of ooit van de zijde der groote liberale bladen eenig protest Dat door een slecht too- neel een groot deel van ons volk wordt gedemoraliseerd, het laat hen koud. Af en tpe een zwak protest van een toonoelr recensent. Maar de pers als zoodanig en de hoogstaande mannen van het libe ralisme laten zonder verweer dag in dag uit een stroom van vuil over het schouw burg-bezoekend publiek uitstorten. Nauwelijks echter ontstaat er ook maar een schijin van vrees, en hoe weinig komt htt voor dat aan de hoogge roemde „vrijheid" wordt te kort gedaan, of heel die pers vliegt in het vuur, en vordert de rechtsche persorganen op orn te zeggen, of dit nu langer zoo mag? Wij zijn van harte gekant tegen alle persoonlijke willekeur in ons openbaar leven. En dat wel om deze diep ge gronde overtuiging, dat een eeuwen lange ervaring heeft geleerd, dat mot dwaiig in het geestelijke en zedelijke niet alleen niets wordt bereikt, maar eerder schade berokkend. Maar nog veel dieper is onze over tuiging, dat ons openbaar leven dient gevrijwaard tegen alles, wat het zede- Üjike peil van ons volk ondermijnt En. wat nu zoo droef stemt dat is o-m te zien, dat de liberale pers voor de vrijheid in het geweer komt, bij de ge>- ringste kans, dat deze te kort wordt ge daan, maar als ijs zoo koud blijft, als in onze grootere steden het uitgaand publiek wordt vergiftigd met wat naar aller gevoelen, vuil en laag en gemeen is. Was het dan te veel gezegd, toen Prof. Struycken concludeerde, dat voor de liberale pers de vrijheid blijkbaar grootere waarde heeft dan de zedelijk heid van ons volk? Uit Stad en Omgeving. LFJDEIS, 8 Januari. Apologetische cursus. Gisteravond sprak ka|p. Th. <M. P. Bek kers over „Het Huwelijk". Spr. had dit onderwerp uitgekozen, omdat van den eenen kant het huwelijk is de grondslag van de samenleving, een instituut, dat Ood-zelf in de schepping heeft gelegd, en van den anderen kant in onzen tijd dat instituut ontroofd wordt van de eigen schappen, die het krachtens den wil van den Scheplper moet hebben. Het huwe lijk kan men beschouwen, zooals het door God geordend is bij de schepping, op zichzelf, als instelling der natuurlijke orde en in verband met Christus' verlos singswerk, als Sacrament. Onder het eer ste opzicht beschouwde spr. dezen keer het huwelijk, in de volgende en laatste conferentie zal hij handelen over het huwelijk als Sacrament. Het wezen en het doel van het huwen lijk wordt ons zeer duidelijk geleerd in het boek Genesis. God verbond één man met één vrouw, opdat zij zouden zor gen voor het voortbestaan van het tnen- schelijk geslacht en elkander behuflpizaam zouden zijn. Doch ook de rede zegt ons, dat het hoofddoel van het huwelijk is de voortplanting van het menschel ijk ge slacht d. i. het verwekken en opvoeden kroop de troep slechts langzaam voort en men zag nog lang het einde van deze heide niet De proconsul stampvoette van ongedfuld. Ik geloof, luitenant, zeide hij, dat ge mij op een dwaalspoor hebt gebracht. Het terrein is moeilijk, hier zijn geen gebaande wegen, dat heb ik vooruit ge zegd. Alle paden lijken op elkaar en men moet hier geboren zijn om den weg ts kunnen vinden. Gij weet, dat gij met uw leven borg staat voor het mijne. Ik,heb u aangeraden terug tekeeren, gij hebt bevolen, dat wij voort zouden trekken, daarmee ben ik van alle ver antwoordelijkheid af. Gij zegt immers, dat hier geen vijanden zijn. Als een antwoord op die laatste woor den klonk»eensklaps een schot nog geen honderd pas voor den troep uit. Een nationale garde viel getroffen neer. Onmiddellijk volgde een tweede schot, nu achter den troep gelost, en ook dit deed een man in het zand bijten. Geen vijand was te zien, zelfs kon men niet met zekerheid de plaats aan wijzen, vanwaar de schoten gelost waren. L>e troep was ingesloten. Een hevige geweervuur werd geopend, niet alleen van voren en van achteren, maar ook links en rechts en elk schot trof doel. van kinderen, en het ondergeschikte doeil, dat ook blijft als het eerste niet kart bereikt worden, de onderlinge hulpL De mensch toch kan zich zeiven niet helpen, als hij geboren is, maar moet worden opgevoed, in het lichame- lijken en in geestelijken zin. En dat kan op de beste wijze geschieden door den man en de vrouw, die hem ter wereld hebben gebracht, en die elkander in die moeilijke en veel zorg eischende taak voortdurend en onafgebroken ondersteu nen en elkander helpen. En het ligt ook in het karakter van den man en van de vrouw, dat zij bij elkander zijn en elkander als 't ware aanvullen hun eigenschappen grijpen in elxander en vervolmaken elkander. Uit dat doel des huwelijks leeren wij zijn wezen en zijn eigen scha pip en. Het wezen van het huwelijk is een vrije overeenkomst gesloten uit weder zijdsche liefde.» Het is een overeenkomst, want, opdat het doel van het huwelijk zeker bereikt worde, moeten man en vrouw verplicht zijn de vele en zware of fers te brengen. Het is een vrije overeenkomst, want, ofschoon voor het menschelijk geslacht, als geheel genomen, JdeJpllicht bestaat hu welijken te sluiten, is niet ieder individu verplicht te huwelijken. Eensdeels kup- ncn bijzondere levensomstandigheden het ongewenscht of onmogelijk maken om te trouwen, anderdeels vraagt het alge meen belang, dat er ongehuwden zijn, die zich ten volle en onverdeeld aan den dienst van God en den naaste kunnen! wijden. Ook is het huwelijk in dien zin een vrije overeenkomst, dat die fpfersonen, die met elkander huwen, elkander geheel vrij kunnen kiezen. Die vrije overeenkomst moet worden gesloten uit wederzijdsche lief- d e. Spr. toont aan, dat en de goede opA voeding der kinderen èn de oprechte wederzijdsche hulp alleen mogelijk is, als het huwelijk gesloten wordt niet uit hartstochtelijke verliefdheid, rnaar uit het innige besef, dat zij hun huwelijks geluk willen zoeken door zich aan elkan der te geven. Daarna behandelt spreker de eigen schappen van het huwelijk: de eenheid! en de onverbreekbaarheid. Het huwelijk moet gesloten worden tusschen één man en één vrouw. Duide lijk toont spr. aan, dat dit noodzakelijk is voor een goede opvoeding der kinde ren en geëischt wordt door de wederzijd sche liefde, die alleen oprecht en diép kan zijn als de echtgenooten zich ge heel a an elkander geven. In de na tuur ligt ook een duidelijke aanwijzing voor de eenheid van het huwelijk. Er worden nl. ongeveer evenveel vrouwen als mannen geboren. De polygamie of veelwijverij brengt, zooals blijkt uit de rede en uit de feiten, vele rampen voor de gehuwden zelf voor de kinderen en voor de maatschappij. God stond deze aan de Joden toe „wegens de verharding huns harten", als een barmhartige tege moetkoming aan het door de zonde zede lijk vervallen en nog niet Verloste mensch dom. De tweede eigenschap! van het huwe lijk is de onverbreekbaarheid. Daartegen vooral richt izich het moderne heldendom. En toch deze eigenschap' van het huwe lijk wordt geëischt door de ware huwe lijksliefde. Als twee menschen zidi ge heel en al aan elkander geven, dan moe ten zij dit doen voor altijd. Ook van de opvoeding der kinderen komt niet9 te recht, als de ouders ziuh scheiden hoe zullen zij b.v. leeren plichtsbesef en zelfbeheersehing vooral wanneer een van beide zijn liefde aan een ander schenkt. Als het huwelijk niet ononbind- baar was, zouden er ook veel meer on- ge'uk'c'ge huwelijken komen, doordat men zonder overleg het huwelijk sluit en bi; voorkomende moeielijkheden niet ge sterkt wordt door Jiet besef, dat men zich eenmaal voor het leven yerbonden heeft. Waar het huwelijk, zijn wezen en zijn eigenschappen zoo diep geworteld is in de menschelijke natuur, is het duidelijk, dat hét geen Instelling is door de men- Reeds lag een dozijn gendarmen en nationale gardes dood of gewond ter aarde en de schoten, die men terug zond, werden >in het wilde gelost en deerden niemand. De proconsul werd doodsbleek, meer van woede dan van angst. Had hij zich dan Inderdaad onnoozel in een hinderlaag laten lokken door het domme landvolk, waarvoor l\ij zulk een diepe minachting had? Had hij zich te veel bezig gehouden; met de ci-devants, die zich opsloten in hun kasteelen met de voortvluchtige priesters, id ie-zich verscholen in de basi sch en en in die rotskloven en daardoor verzuimd zijn aandacht te wijden aan de boeren, die op hun afgelegen hoeven rustig den oj)stand konden voorbereid'en, die nu zou uitbreken De luitenant trachtte eenige bevelen te geven, zijn mannen in slagorde te scharen terwijl hij zelf rondzag naaf middelen waardoor ook zij zich zouden kunnen verschansen, maar "de plotselinge, hevige aanval had wanorde in den troep! gebracht en de nationale garden liepen als radeloozen rond en gingen zoo on handig met hun wapens om, dat ?ij zelfs gevaar voor zichzelf en hun vrienden, meer dan voor hun vijanden deden ont staan. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1913 | | pagina 3