33 Waarheen bracht men ons? DE TWEE VRIENDEN. Ingezonden Meiedeelingen. 4e Jaargang. N". 976 Bureau OUDE SINGEL 54, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. Postbue 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week, 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco per post ƒ1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 2V, cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. Maandag December 1912 De ADVERTENTIEPRIJS beirngt vu 1—3 rejiis t ).l3, elke regel meer 15 cent ingezonden raededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Kleine Advertentiëngevraagde betrekkingen, huur en verhuur koop en verkoop (geenhandels-advertentiën) 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden betrekkingen 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. (Ingezonden.) Dwaze vragen worden soms gedaan aan 'het adires der voorstanders van pro tectie, welke vragen niet zoo zeer als vraag'bedoeld zijnmaar een effect moeten maken op de luisterende .menigte, vragen, gesteld ter eere van de tribune. Als men nul weet, dat links tegen de beschermende tarief wet is mieest om politieke redenen, rechts beschermend^) rechten wil heffen, om verbetering te brengen, kan het zijn nut hebben eene gewone vraag, die men aan de protec- tionisten doet en die herhaaldelijk op- dluikt, eens van naderbij te bezien. Daar uit ziet men ook den geest van obstruc tionism e, welke de tegenstanders overal aan den idag leggen. In vergaderingen ovetbrullen zij de voorstanders van be scherming; in de bladen stoppen ze overal advertenties, waar maar plaats is, in de Tweede Kamer praat men boeken vol, om todh maar te bewijzen, hoe goed wij er aan toe zijn. En men (stelt overal de vraag, of de protectionist en, zooals wij: kortheidshalve de voorstanders eener tariefwet zullen, noemen, voorstanders van bescherming zijn op grond hunner Christelijke be ginselen of wel .om andere redenen, b.v. om het algemeen belang te dienen. 't Is zoo'n vraag, alsgegeven een oorlogsschip, waarom is het morgen Sint Juttemis? De reden der vraag en de toelichting hebben absoluut niets met elkaar uit te staan. Maar het publiek moet in den waan gebracht worden, dat de tariefwet eene Christelijke wet is, en dus onaannemelijk voor hen, die van diie beginselen niets willen weten. Dan zijn eerstens alle liberalen tegen, tweedens alle socialen, iderdens alle anti- kerkelijken, vierdens alle agenten van buitenlandsChe huizen en wie al niet meer? Men weet wel beter, maar men zegt het zoo maar? Men zou op zoo'n domme vraag met de wedervraag kunnen antwoorden: als gij het stelsel in alle geval afkeurt, wat kan het U dan sahelen, of ik het uit godsdienstige beginselen, uit welvaarts- gronden of uit anderen hoofde wil' inge voerd hebben.? Waarom gunt gij mij' niet de vrijheid van denken, zeggen en han delen, die ge voor U zelf steeds opvor dert ejii. dat waar ge de grootste elastici teit vertoont in beginselen, gaande van blauw over purper heen tot diep rood. Echter behoeft men een regelrecht ant woord niet te ontgaan. Men zou kunnen antwoorden, dat tie keuze tussdhen vrijhandel en protectie niet bepaald wordt door ,de ideale leef regels van den kiezer, maar dat die keuze loopt over eene geheel stoffelijke zaak en dë invoering eener tariefwet is eene vrije kwestie, uitsluitend door opportunisme beheers dit, welke met beginselen een voudig niets te maken heeft. Laat ons eens zien, hoe de christelijke partijen, hoe de christelijke regeering 'er toe gekomen is, om den weg der be- FEUILLETON. 73) Hij verliet zijn schuilhoek en bevond zich nu voor de beide vrienden, verwon derd als had hij een doode uit zijn graf zien Oprijzen, Terwijl hij Jean de Trémazan onaf gewend aankeek, mompelde hij: Gijl Ja, ik, mijn beste Qagnard. Levend? Zeker. Niet mogelijk 1 En gij, wat doet gij hier? Ik leef zoo goed zoo kwaad ik kan op de heide, overdag verborgen in een gat onder den grond, zooals een; wolf in Zijn hol. Gij weet misschien niet, dat zij mij ook gevangen genomen had den, maar dat ik ontvlucht ben. Van dien tijd af maken de patriotten Van Lamlballe jacht op mij. Van het ©ogen blik af, dat ik mij aan hun klauwen heb kunnen onttrekken, hebben zij mijn on dergang gezworen, maar zii hebben mij nogniet. Ledoux zal mijn huid niet, hebben, maar ik wel de zijne, laat dat sdherming op te willen. Zij hebben de oogen goed opengedaan, gezien, bestudeerd, wat er rondom hen gebeurde. De behoeften des volles zijn in bijzon derheden nagegaan, het volk is geraad pleegd. Als men er niet op in wil hakken en het 'aan de toekomst overlaten, om de zaken, terecht te brengen, is daar tijldJ voor noodig. Dien heeft men goed ge bruikt! Men heeft zekerheid', dat het staatsschip de goede richting zal varen en wil het dus ook in 'die richting sturen. D&t is het, wat de christelijke partij- Wil Vooruitgang prengen! Waar drin gend behoefte is aan nieuwe bronnen van inkomsten, wil zij die tevens scheppen. Zij wenscht verzekerd te zijn, vooraf, dat de kosten, 'die de aanneming der sociale wetten vorderen, ook betaald kunnen worden. Men zorgt daarvoor bij tijds door eene wet, die daarenboven nog ^onhoudbare toestanden in industrie en handel wegwerken zal. Deze zal aldus eene dubbele nuttige strekking hebben. Al moge men nü van de andere zijde ook honderdjnaal roepen, dat het pro tectionisme altijd te ver gaat, men ver geet daarbij hoe ver men zelf den boel heeft laten onderkomen met al dat ge- vrijhandel, en het zal maar wat goed blijken te zijn het voorbeeld van Dtuitsöhland spreekt ludder dan boeken dat de productievoorwaarden gelijk gemaakt worden voor den inwoner met den vreemde en de buitenlander in zijne protectie minstens geneutraliseerd worde. Waar onze buuriièden Duitschland en België beide groot zijn gewor den op ind'ustrieel^gebied en steeds voor uitgaande bij de huldiging van het tarief- stelsel, waar deze twee landen ons reeds jaren lang een voorbeeld gaven van loonende staatsinrichtingen en alles daar bloeit en hier kwijht, ligt het voorzeker op den weg, is 'tde plicht onzer regee ring te trachten hierin verandering te brengen, zoo noodig een anderen koers in te slaan, om ook hier herleving te brengen. Om onze industrie weer leen passende plaats te geven.. Waarom nam men dan geen "proef? Met den ludht- hartigen zin, den ouden regeeringslieden eigen, ihad men zich al zeker het woordje moeten te binnen brengen: „W© alles Hebt, darf Karl allein nicht hassen", maar men heeft niets gedaan, men heeft den boellaten loopen. Men spande liever de paarden aahter den wagen. Nu nog vordert men op hoogen toon, om langs den' re deneer weg te bewijzen, dat het oude vrijhandelstelsel niet deugde, waar de patiënt Nederland door flauwte en geeuwhonger reeds plat uit ten gronde ligt en vlakaf door zijne buren uitgelachen wordt. Of men begrepen heeft^ dat men den boel scheef liet liggen. Men zou het zeggen. Prof. Eerdmans z.g„ zei toch in de concentratievenzadering van 16 Nov. 1912 te 'sGravenhage: ude Hberaal is een goedi'denker, maar een slecht organi sator, dat is gebleken/' Liever liet men het over aan !de Chrisr telijke regeering om-de kastanjes uit het maar aan mij over. De kruidenier is kwaadaardiger dan de koorts en giftige|ri dan een adder, maar laten Wij over u: spreken. Men zegde, dat gii yerdwenen dood, verdronken waart. Ik ben integendeel springlevend, zooals gij ziet, maar laat men maar ge- loov.en dat ik dood ben. Van waar komt gij? Van Parijs. Zoo. Gagnard aarzelde een oogenblik. Hii duchtte maar al. te zeer.de waar heid te weten v,an hetgeen daar was Voorgevallen. Toch vroeg hij even later, met bevende stem Dus dan weet gij...? Alles. De anderen? Geen hoop meer. Veroordeeld? Erger nog. Dood? Jean knikte. Allen? Neen. Rose alleen leeft nog, piaar zij is gevangen gehouden. Er volgde een pijnlijke stilte, maar zij duurde slechts een oogenblik. De graaf sdhudide zich als een man, die den bliksem voor zijn voeten heeft zien inslaan, als om zich te overtuigen, dat vuur te halen. Wat is nu natuurlijker, gezien de hooge dunk, welke de liberale partij altijd,1 nog heeft van haar regee- ringsbeleidi en van hare veelwetendlheiid, dat men die pogingen, te redden wat er te redden is, orde te brengen in dat onge ordend huishouden, met smalen begroet De vrijhandel blijkt er mooi maling aan te hebben, of onze markten door de monopolistische buitenlands che trusts en organisaties al overstroomd worden met waren aan dumping-prijzen. Spreekt men daarover, dan is men zeker in een twistgesprek te zitten of de waren wel behooren tot de over productie of niet wat ons eigenlijk niets kan schelen, waar inmiddels onze handel verstikt. Wiaar de buitenlander twee'desoort waren de grenzen overzendt aan „schleudier"- prijlzen, weert men die niet, maar gaat de vrijhandel redeneeren, of het verwteer door besahermende rechten [den Pruas wel gezond bekomen zou en welk gezicht hij zal gaan trekken. Wat hebben wij aan die beuzelvragen? Waar de warenhuizen tot den nok toe volgestopt worden met voorwerpen „made in Germany'', willen de vrijhandel- filosofen in ernst een onderzoek naar de herkomst der waren en dan weten of de voorwerpen wel degelijk afkomstig zijn van de grootfabdicatie met dumpingr practijken. Of is het onze handelaars en nijveren niet hetzelfde of ze van de kat of den hond gebeten werden? Als hier buit en lauds che huizen hun afzetgebied vindenl komen werken met de kracht hunner enorme kapitalen, roemt de vrijhandelaar i'tnne energie, maakt het eigen volk standjes en ziet met een onbezorgd gelaat toe, dat de Neder lander dienaar wordt van den vreemde. Is dat niet tergend? Als dan het vreemde grootkapitaal eindigt met den Nederlandschen nijvere in een hoek te duwen, haalt de vrij- handelaar de schouders op en zegt zonder blikken of blozen, dat is werelds loop, de eene zijn brood, is de andere zijn dood. Zijn stelsel kan dat niet voor komen, wijt het boven de alles staande vrijheid van het individu zou verkorten. Als eindelijk de vreemde grootmacht onZe kleinindustrie geheel gefnuikt heeft, zal men over onze grenzen een loflied hooren en de Nederlands che vrijhand e laar mag dat dan medezingen, op de overgroote gevolgen van het Nederland- sChe vrijhandelstelsel dat jammer genoeg dioor zal moeten kUnken tot die streken, waar de noodvlag op zoo menig fabrieks gebouw, zoo meniigen timmerwinkel, zoo menigen molen staat en daar de vuist zal doen ballen tegen die filosofen van den kouden grond. Maar 'tzal goedi zijn bepaalder en in bijzonderheden de zaak eens te gaan behandelen. Dagelijks kan men zien, men behoeft het den eersten den besten grootindus- rieel maar te vragen, hoe de Belgische meelindustrie hoe langer hoe meer met een groot net Nederland omvangt. De Belgische meeltrust is ook meester in hij nog levend en ongedeerd .was. Hij hernam Geen zwakheid. Wij zijn mannen. Moed Ga met ons imee, mijn arme vriend. W;ij zullen met ons drieën zijn en om ons te grijpen zullen zij wel twee bataljons nationale garden noodig hebben. Waar gaat gij! heen? Morgen zullen wij' ons voegen bij- hen, die willen strijden voor de vrijheid- Onder de groote revolutie was dit de godin, waarvoor elk knielde. Alleen, de verschillende partijen ihadiden elk haar eigen opvatting van de vrijheid De boschwadhter vrogg Gij weet dus Ik weet alleen, dat de Bretagners de tyrannje moede zijn en dat zij zullen be proeven er het hoofd aan te bieden. Morgen, zeide Gagnard, zijn .wij opgeroepen met een honderdtal van de flinkste kerels. Wiaar is de plaats van bijeenkomst? Op de heide van den grooten eik. Bij het bosClt van Lorges? Ja. - Hoe laat? - Om 7 uur 's morgens. -7 Het wachtwoord? Voor God! en den koning. Het is goed, wij zullen er met u zijn. Vandaag wil ik het ouderlijk) huis 6229 Holland'. Men kan in verschillende bladen advertenties vinden, over twee, drie ko lommen heen, waarin werkzame agenten allerwege gevraagd worden-, om in Neder land de bakkers stuk voor stuk te be zoeken en het Nederlandsch meel te verdringen. Waarom de 'Belgen hier goedkooper kunnen leveren dan de Hollanders, men trachte dat 'eens op te lossen, waar de vrijhandelaars luide 'zeggen „de Neder- landsche meelindustrie staat technisch hoog", zich zelf wijsmakend, dat men in België slaapt, of sliep. IWjat heb ik aan zuil'ken schralen troost, waar onze .meelindustrie last heeft haar meel kwijt te worden, waar Duitschland bijvoor beeld nog met bedekte uitvoerpremiën werkt? Het blijft een feit, dat tal van kleinere molens in het gedrang gekomen zijn, ledig staan en voor andere doeleinden worden als pakhuizen, die veel Treurig schouwspel. Bezet? Neen, ledig, d'e wind speelt er door alle ramen. Om het even, wij! zullen er heen gaan. De boeren? Zijn op him post, uitgezonderd! die van La Basse Cour, welke men heeft medegenomen naar Parijs, de arme drom mels. Deze boerderij grensde aan het kasteel. Alle brave menschen begaan met het lot van hun meesters. En 'Bonnet? Hij is verbannen naar Cayenne. Die ellendeling. Zij begaven zich naar La Ciuyonnière. Het was niet ver. De avond' viel. Het was vijf uur, maar in het einde van de maand November, van Brumaire, zooals men toen zeide, zijn de dagen niet lang. Weldra bevond Jean de Trémazan zich aan het einde van de groote laan, tegen over het 'gebouw met het hooge dak en den puntigen toren, die zich zwart af- teekende tegen de donkere lucht. Een hond blafte en deed langgerekte klaagtonen hooren, die Jean de Trémazan onwillekeurig deden huiveren, waarop de boschwachter tegen hem zeide: Dlat is de oude Mirant, uw lievelings hond, mijnheer Jean. Ik had hem willen meenemen. Onmogelijk. Hij wil den te groot zijn, als voorraadschuren, mou terijen, koffiebranderijen, droogzolders, terwijl de terreinen verhuurd zijn aan lawntennisclubs, aan praatclubs of ledig liggen. j i Bij zulk een toestand doet het pijnlijke aan, tfe hooren beweren, dat de zaken „niet onvoordeelig" gaan. Toch roepen de feiten luide anders. Er 'zijn echter geen eiger dooven dan zij, die niet hooren willen. Helaas, er zijn nog sprekender voor beelden. KAMEROVERZICHT. TWEEDE KAMER. Waterstaatsb&gwvting, Wat, als de rechterzijde in de min derheid was, nooit is gebeurd, aanschou wen we nu. De begrootingen worden zoo lang mogelijk gerekt. Niet alleen moeten de leden den '8sten Januari weer present drempel van het huis niet verlaten. Al in geen drie dagen heeft hij gegeten of ge dronken en hij huilt of èr een doode is. Het was zoo. Zou het dier door zijn instinct verwittigd zijn van het treurig einde zijns meesters Bij het zien van den overlevende legde het in het minst geen vreugde aan den dag en toen Jean den hond streelde, deed hij een droevig geluid hooren, als wilde hij zeggen: Zij zijn er niet meer. Toen volgde hij zijn jongen meester in huis. Jean de Trémazan Hep door aUe ledige vertrekken. Hij toonde zijn vriend de gebroken meubelen, de kasten, waar van de deuren ingeslagen waren, de zetels, gedachtenissen van voorouders, met los gerukt bekleedsel, waarin de plunderaars gemeend 'hadden, dat schatten verborgen waren. De boschwadhter bracht hen naar de kamer, waarin de gast van La Guyonnière overleden was, en zeide: Hier is baron de Guern gestorven. Vervolgens wees hij naar de kast met dubbelen wand. Zijn wapenen waren hier. Alle hoe ken zijn doorzocht, gouid, zilver, assig naten, juweelen, alles is verdwenen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 1