BE SOLIST
SMIS "INDEI5TüDS™,fl'
ingezonden Me eieelingen.
was, die door zijn voorgangers echter
was verwaarloosd, door Munchen's stra
ten schrijden achter het H. Sacrament
in de processie op Sacramentsdag. En
steeds woonde hij de kerkelijke feesten
bij en nam met zijn volk, immer als
eerste, werkzaam deel aan het kerke
lijk leven.
Zoo bleef zijn blik steeds op God ge
richt en wilde hij, ten vorigen jare, toen
hij zijn 25-jarig regentschap vierde, wel
verklaren, „dat de Almachtige God hem
in Zijn bescherming genomen had en
dat het Zijn genade Was geweest, die
zijn regeering in vrede had doen voor
bijgaan".
Zonder groote voorliefde voor plotse
linge veranderingen, wist hij de binnen
land die politiek van zijn land zoo te
leiden, dat deze langzamerhand, maar
zeker in de goede richting ging, op welk
schoon streven hij het vorige jaar de
kroon mocht zetten, toen hij den be
kenden Centrumsleider von Hertling als
leider van het kabinet tot zich riep. En
de lesuitenkwestie. die nu aan de orde
van den dag is in Duitschland, toont
duidelijk in welke richting deze staats
man zijn schip voert.
Uit zijn diepe godsdienstigheid sproot
natuurlijkerwijze voort zijn groote recht
schapenheid, die hem altijd als consti
tutioneel vorst de hand met gestrengheid
aan de wetten deed houden, in de eerste
plaats ten opzichte van zich zelf. On
danks den drang dan ook uit de boezem
van het volk, waaronder hij populair en
bemind was als geen, bleef hij liever een
plaatsvervangend dienaar van 't land als
regent voor zyn krankzinnigen neef, dan
zich diens kroon op het hoofd te zetten.
Zoo is derhalve de nalatenschap, die hij
voor zijn zoon achterlaat, de last van
het koningschap zonder den vollen luister
ervan.
Ook deze reeds 67-jarige zoon van
den regent zal slechts zijn volk besturen
in naam en in plaats van zijn neef, koning
Otto, die, krankzinnig als zijn voorganger
en broer Ludwig, op het kasteel Fur-
stenried vertoeft.
Moge prins-regent Ludwig met even
groote rechtschapenheid de voetstappen
van zim innig Katholieken vader volgen.
V.
Weelsïsrasife.
Ze kunnen er wel op smalen, dat de
Katholieken zich maar steeds afzonder
lijk organiseeren, maar telkens krijgt ge
de sterkste bewijzen, dat het heusch wel
noodig is. Daar hadt ge 1.1. Zondag de
vergadering van den Bond van Nederl.
Onderwijzers te 'sGravenhage. Die
toonde zich weer zoo rood «als een 'kreeft.
Men weet: de regeering had beloofd een
wetsontwerp in te dienen, waarbij den
gehuwden onderwijzers en speciaal dien
gehuwden onderwijzers, welke kinderen
hebben, een z.g. toeslag wordt gegeven
en wel als voorloopigen maatregel, daal
de regeering nog niet een definitieve
regeling kan treffen. En daar hadt ge
de heeren eens over moeten hoorenzulk
een* voorloopigen maatregel noemden ze
„vernederend en beleedigend'En... de
echo van deze woorden is nauwelijks
weggestorven, of het beloofde wetsont
werp is er. Het geeft zes ton aan de on
derwijzers, wier behoefte het grootst
zijn. De onderwijzers, die meer dan 2
kinderen hebben, beneden de 18 jaar,
ontvangen voor ieder kind boven de 2
een toeslag van f 40 's jaars. De gehuw
de mannelijke onderwijzer van bijstand
boven de 28 jaar ontvangt bovendien
f 50 's jaars voor huishuur. Men vergete
hierbij niet, dat deze toeslag als tijde
lijk bedoeld is, doch dat, wanneer de
definitieve regeling komt, deze redelij
kerwijze aan alle onderwijzers op ze
keren leeftijd moet geven, zooveel als
nu wordt gegeven aan de gehuwde
onderwijzers met een vijf- of zestal kin
deren. Dat wetsontwerp van de regee
ring, hetwelk, volgens voorstel van de re
geering, 1 Jan. 1914 in werking zal
treden, is dus noch in zich (van de week
heeft dit blad dat in een driestar aange
toond) noch in zijn gevolgen ^oo verne
derend of beleedigend!
Nogmaals: wat de regeering noodig
acht voor een onderwijzer, die een huis
houden heeft, met een gemiddeld aantal
kinderen, moet zij ook beschouwen als
een rechtvaardig loon voor iedereen, die,
zijn leeftijd in aanmerking genomen, in de
noodzakelijkheid zou kunnen verkeeren
zoo'n huishouden te moeten onderhou
den. 'tZiet er dus voor de onderwijzers
in de toekomst nog zoo heel kwaad niet
uit, a 1 s deze regeering de teugels van
het bewind in handen houdt.
Als... hoe 't met de verkiezingen in
1913 zal afloopen. Een nieuw gezichts
punt heeft zich deze week niet geopend
maar wel wordt het ik zou haast zeg
geniederen dag duidelijker, dat alles
wat vrijzinnig heet of linksch, gezamen
lijk zal optreden tegen de christelijke
regeering. In de Tweede Kamer en in
andere vergaderingen vertoont zich tel
kens en telkens het diepe meeningsver-
schil tusschen de verschillende groepen,
maar als ze 't er over hebben, dat rechts
van de zetel moet gewipt worden, dan
zijn ze 't roerend eens. En vooral de
Katholieke partij moet daarbij verdacht
worden gemaakt, 'n Mooi staaltje daar
van. Verleden week hield een vrijzinnige
candidaat, de beer Van Beresteijn, een
politieke rede te Veendam. Een der aan
wezigen vroeg hem. hoe '-ij sto
over de Katholieke Staaispanij en de
aeiie iegj.i..vci' de R. k. Ache, ac
spreker antwoordde toen:
„Dit vraagstuk behoort zonder twij
fel tot een der belangrijkste kwesties
van onzen tijd en laat zich voornamelijk
samendringen tot deze éénc vraag: Zijn
de R. K. ingezetenen in de eerste plaats
Nederl. staatsburgers en in de tweede
plaats leden der R. K. Kerk, of is het
omgekeerde het geval, met andere woor
den: zijn zij gehoorzaamheid schuldig
aan de Nederl. wetten, dan wel ontvan
gen zij hunne voorschriften ultra mon-
tes, d.w.z, van de overzijde der bergen
Helaas, ik kan niet anders dan de over
tuiging koesteren, dat het tweede het
geval is."
En verder lezen we in het verslag nog
deze fraaiigheid:
„Intusschen wast de invloed van Rome
op bedenkelijke wijze. Eerst als het te
laat is, zullen de Geuzen ondervinden,
dat zij, belust op tijdelijk succes, mede
hebben geholpen aan de uitbreiding van
ultra-montanisme en verheerlijking der
R. K. Kerk."
En zulke menschen van de week is
het nog in de Kamer gehoord beschul
digen de Katholieken, dat zij de natie
verdeden en de godsdienstige hartstoch
ten opblazen.
Wat moeten we te hooren krijgen, als
Juni, de maand der verkiezingen, is ge
komen? Dit staat vast, dat wij dan sterk
aaneengesloten en goed georganiseerd
moeten staan. Daarvoor te zorgen is het
nu de tijd. JAN.
STATEN-QENERAAL.
tweede KAMER.
Zitting van Donderdag 12 Dcc. (very.)
Aan de orde is het algemeen debat
Staatsbegrooting 1913.
De lieer De Savornin Lohman
(C. H.) erkent, dat er ter rechterzijde
eenige leden zijn, die ecu afwij
kende meening hebben ten opzich
te van regeeringsvoorstellen. Maar
rechts verviel niet in de fout van links
om de regeering door critiek te verzwak
ken, en men gaf de voorkeur aan wat
de regeering voorstelde boven niets tot
stand te brengen. Maar daarom mag men
niet spreken van stemmachines. De Chris
tel ijk-historischen zijn niet tot eenstem
migheid verplicht. Zij hebben zich bij
het tot stand komen der coalitie vrij
gehouden. Maar spr. ontkent dat de Ka
mer niet heeft kunnen voortwerken door
onvastheid der rechtsche partijen.
De regeering acht spr. niet aanspra
kelijk voor te late indiening van* haar
ontwerpen en de wijziging in dc volg
orde van de behandeling der verzeker
ingswetten acht hij verklaarbaar.
Spr. verdedigde Minister Talma tegen
het verwijt centralistisch en bureaucratisch
te zijn en acht't zonderling, dat dit verwijt
juist komt van vrijzinnig democratische
zijde die steeds gewild heeft wat Minis
ter Talma thans in practijk wil brengen.
Ook verdedigde hij de regeering te
gen de verwijten van partijdigheid bij
de benoemingen. Verder houdt spr. be
schouwingen over de vrijzinnige con
centratie en wijst er op dat het groote
lokaas voor de kiezers daarbij is Staats-
pensionneering, maar dat verzuimd werd
daarbij op te geven hoeveel dit kosten
zou. Intusschen heeft de Standaard al
reeds uitgerekend dat het neerkomt op
verdubbeling van de belastingen
op het bedrijf, het vermogen en
het personeel, en spreker meent, dat
deze berekening eer te laag dan te hoog
zal blijken. Verder betoogt hij, dat de
sociaal-democraten niet dan in theorie
de vrijzinnige concentratie afwijzen, maar
dat zij practisch er voor zijn, althans
moeten zijn, omdat het concentraiie-pro-
gram niets anders beoogt dan wat ook
de revisionisten onder de sociaal-demo
craten willen. Overigens zal het beeld, dat
de concentratie bij de verkiezingen zal
toonen, dit zijn, dat de aanbidders van
dr. Kuyper door links worden opgezet
tegen het Kabinet.
Ten slotte verdedigde spr. het Kabinet,
dat, hoewel evenmin onfeilbaar als ieder
ander Kabinet, getoond heeft samenwer
king met de Staten-Generaa! te willen en
alles te willen prijsgeven ter bereiking
van het einddoel, en verder alles gedaan
heeft wat het kon in 's lanJs belang
en de kosten van de sociale verzekering
billijk wil verdeelen over het gansche
volk.
Ten slotte prees hij het Kabinet als
verdienstelijk, aangezien het eenzijdig
heid heeft vermeden.
De heer Kooien (R.K.) hield finan-
cieele beschouwingen, in hoofdzaak daar
bij het beleid van Minister Kolkman ver
dedigende tegenover de critiek van den
heer Parijn en betoogende waarom hij
het beter acht, dat de Tariefsherziening
is aanhangig gemaakt vóór de Rijks-
inkomstenbelasting.
De heer de Meester (U. L.) Verde
digt tegenover den heer Duymaer van
Twist, de houding van de Liberale Unie
jegens de Militiewet. Ten aanzien van
de vereenigingen van ambtenaren stelt
spr. zich op het standpunt, dat zij het
recht van vereeniging en vergadering en
het recht van petitie vanzelf hebben, om
dat dit hun is gewaarborgd door de
Grondwet. Aan een anderen kant mag
men geen oogenblik aarzelen, wanneer
zulke vereenigingen iets ongeoorloofds
doen in te grijpen. Evenwel ziet hij nog
geen reden om thans reeds op te tre
den.
De heer S m e e n g e (U. L.) bespreekt
de 7"'' ^f'e. Hij ve 'K ''gt de
a.gdieele ürvuB._09hig als veel doelma-
i.£_r dan gwKvhci
De heer v. d. Voort v. Zijp (A. R.)
komt op tegen de opvatting van den
heer de Meester inzake de vakbonden
van militairen. De linkerzijde heeft waar
lijk geen recht zich schoon te wasschen
van het verwijt van sabotage in de Kamer
Er zijn thans 80 pet. van dc matrozen
gaan recht tegen het gezag van deover-
bij den Marinebond aangesloten en zij
beid in. Maatregelen moeten zeer zeker
tegen zulke bonden worden genomen.
De heer Nolens (R. K.) mist een
breed debat over beginselen. Men voegt
elkander dingen toe als deze, dat aan de
rechterzijde zooveel menschen zijn, die
nog niet geschikt zijn voor bode. Verder
betoogt spr., dat, als er van achterstand
in de wetgeving sprake is, dit niet ligt
aan het Kabinet, dat met de ontwerpen
klaar is, maar aan de Kamer, die de za
ken niet afdoet. De verzekeringswetten
zijn er, het tarief ook, de administratie
ve rechtspraak ligt al lang klaar, van
grondwetsherziening kon toch in deze
wetgevende periode niets komen, het
geen iedereen wel wist. Wel had spr.
gewenscht dat sommige ontw erpen wat
vr >eger waren ingediend en maar geen
commissies van voorbereiding waren be
noemd. Zulke commissies willen de za
ken zóó goed doen, dat het te lang
duurt. Maar zeker ligt het ook aan de
Kamer, dat er niet meer wordt afgedaan.
Uitvoerig verklaart spr. zijn standpunt
inzake de arbeiderswetgev ing, waarna hij
de invoerrechten verdedigt, zoowel om
dat ze noodig zijn voor de uitvoering
van de sociale wetten als omdat de va
der! andsche nijverheid er door wordt be
schermd.
Sprekende over de thans vereenvoudig
de partijgroepeerir.gen, zegt hij van de
coalitie dat deze bestand is gebleken
tegen stormen van buiten, zoowel als te
gen stormen van binnen én bewezen is,
dat verschii van gevoelen volstrekt geen
beletsel is voor krachtige samenwerking.
De Roomschen zullen door de andere
partijen moeten worden erkend als roya
le medewerkers en niet als te lastige
bondgenooten.
Bij de concentratie vraagt spr., waar
toch wel het centrum is. Volgens den
teekenaar van de „Groene Amsterdam
mer" zijn de Vrije Liberalen het cen
trum, maar wanneer dit zoo is, dan
vraagt men, wat er terecht zal komen
van de sociale wetgeving. Het program
van de concentratie-partij nagaande, zegt
hij omtrent de onderwijsparagraaf, dat
men zich moet verbazen, hoe de vrij
zinnigen thans nog meenen een open
bare school te kunnen hebben, „waar
ieders godsdienstige beginselen wdrden
geëerbiedigd". Omtrent de vrijhandel-pa
ragraaf, dat hier te lande ook thans
geen vrijhandel bestaat. Van de concen
tratie verwacht hij niet anders dan de
erkenning van de antithese. Noch met
noch zonder de hulp'van de sociaal-de
mocraten zullen de geconcentreerden kun
nen regeeren. Het is wel niet aan te ne
men, dat zij zooveel zetels zullen vero
veren, dat zij alleen de meerderheid zul
len krijgen, poch al geschiedde het, dan
is het' niet te verwachten, dat de banden
onderling zoo sterk zullen zijn, dat de
concentratie dezelfde hechtheid heeft als
thans de coalitie. Voorts zullen tal van
wetsontwerpen, welke thans zoo goed
als gereed zijn voor het Staatsblad, om
bepaald moeten worden uitgesteld. Zoo
wel om de beginselen als om de prac
tijk is het veel beter als het kabinet
in 1913 aan het bewind blijft om af te
doen, wat het begonnen is.
De heer De Stucrs (R.K.) bespreekt
de kwestie van het Amsterdamsche raad
huis, dat thans reeds zoo lang voorloo-
pig koninklijk paleis is, hoofdwacht en
zoo meer. Hij noemt dat een misbrui^
Het Raadhuis is gebouwd door en voor
de stad, koning Lodewijk Napoleon heeft
het geheel arbitrair geroofd. Als Am
sterdam nu eindelijk de onrechtvaardig
heid moede, zijn kapitaal terug wenscht
dan moet de Regeering niet zeggen: be
wijs mij uw juridisch eigendom, maar
zij moest er een zaak van nationale eer
uit maken, het dadelijk terug te geven.
De Minister van Binnenland-
sche Zaken, de heer H eemskerk,
zeer laat nog aan het woord komende,
verklaart met enkele woorden zijn rede
te zullen aanvangen. Hij beantwoordt
een paar speciale punten. Bij aanbeste
dingen zal worden overwogen, of men
den aannemers de" verplichting kan op
leggen ten aanzien van enkele voorzor
gen voor hun arbeiders. Wat de Am
sterdamsche Raadhuiskwestie aangaat, de
minister is geen Achilles, maar laat zich
ook niet uit zijn tent lokken. Het Am
sterdamsche gemeentebestuur heeft hem
een brief geschreven, hij heeft daarop
geantwoord. Welnu, als Amsterdam hem
weer iets te zeggen heeft, zal zij hem
wel weer een brief schrijven. De zaak
nu mm Jen heer De S'aers te behande
len, zal niet bevorderlijK z jn aan de goe
de a heeling. De minister breekt hier
zijn rede af.
Zitting van Vrijdag 13 December.
Aan de orde is het algemeen debat,
staatsbegrooting 1913.
De Minister van Binnenland-
sche zaken, de heer Heemskerk
zet zijn ede voort ter beantwoording van
de sprekers.
Den heer Helsdingen verklaart hij, dat
de zinsnede in de Troonrede betreffende
den gunstigen toestand van landbouw-,
nijverheid en handel natuurlijk betreft
dien toestand als bedrijven en niet kon
slaan on de bcbokben arbeiders.
Ouiu-ent het indienen van een Zon
a 30 cent per regel
KINDERTIJDSCHRIFT
VERSCHUNTALLE-M-DAGEN
ENISOVERALGRADSVCgKR'jfÈAAR-VOORiEÖERKQflPER
van JSa9LQAftR6ARINE. a *41 SSct Per-Tond
dagswet behoudt de Regeering zich nog
eenigen tijd van beraad voor in deze
moeilijke en teere kwestie.
Omtrent de wettelijkheid van het Ko
ninklijk Besluit vaststellende de lich
ting voor de Nationale Militie sluit de
Minister zich aan bij de bestrijding te
dien opzichte reeds door den heer Duy
maer van Twist gevoerd.
Spr. ontkent dat bij de kustverdediging
geen ernst zou zijn betracht. 'Een spoe
dige afwikkeling vindt de regeering nog
steeds gewenscht, maar in tiiden dat
tegen een regeeringsmaatregel een storm
in het buitenland opsteekt, is hefc gerader
en verstandiger een beetje geduld te
oefenen.
Ten aanzien der houding van de Re
geering tegenover de vakbonden ver
klaart de Minister wijzende op het ge
zag aanrandende optreden van den Bond
van Marine-personeel, dat ongetwijfeld
uit leger en vloot moeten verwijderd
worden, zij, die er op uit zijn bevelen
uit te vaardigen die ingaan tegen - het
geen door de overheid is voorgeschreven
en zij die aan die bevelen gehoorzamen.
De Minister bestrijdt hierna dat de
uitgaven voor ons leger en onze vloot
zoo ongunstig zijn vergeleken bij het
.buitenland. De stijging is 't gevolg van
wat vroegere kabinetten deden.
Den heer Parijn bestrijdende, wijst hii
op de indiening van het ontwerp tot
verruiming van het belastinggebied der
gemeenten, waarop echter nog zal moe
ten volgen een wetsontwerp strekkende
om belasting te kunnen heffen op de
winsten der naamlooze vennootschap
pen. Ten slotte zal spr. later met een
voorstel tot betere regeling gemeentefi-
nanciën komen.
Hierna behandelt de Minister het al-
gemeene regceringsbeleid en den poli-
rieken toestand en dankt daarbij den
leden der rechterzijde, die het kabinet
verdedigd hebben en den blijkbaren
wensch hebben geuit om de rechtsche
coalitie te bestendigen en zoo zij won
den mocht vertoonen zich bereid hebben
verklaard die wonden te genezen.
Over het algemeen heeft ook de re
geering, zooveel hare persoonlijke leden
betreft reden tot erkentelijkheid over de
waardeering door links geuit, met uit
zondering dan misschien van den Mi
nister van Landbouw enz., wiens beleid
niet de waardeering schijnt te hebben ge-
von 'en t ie het vei dient.
Wat nu betreft nd beweerde wei
nig tot stand brengen door de regeering,
wees de Minister er op dat daarvoor
inderdaad verschillende redenen gelden
in de eerste plaats het onzekere voort
bestaan van het Kabinet van 1909, en
in de tweede en voornaamste plaats
de veranderde werkwijze der Kamer, de
obstructionistische werking van het te
genwoordige parlement, die het de re
geering bijna ondoenlijk maakt groote
wetten tot stand te brengen. Als men
dit in het oog houdt en aanneemt dat
zonder de schuld op bepaalde perso
nen te werpen, er veranderingen in het
parlementaire leven zijn gekomen die 'n
hinderpaal zijn voor het tot stand ko
men van hervormingen.
In verder verbant liermede spreekt de
Minister over bet absenteïsme in de Ka
mer en sluit hii zich aan bij de bewe
ring dat de rechterzijde nooit zich daar
aan schuldig heeft gemaakt en dat 's
ministers standpunt is dat de oppositie
nooit door afwezigheid of door het rek
ken van debatten de zaken moet ophou
den.
Overigens kan d Reuring geen lei-
dim? gevfia aau de werkzaamheden der
Karreyii. li u en aa mo ii cn.
Kuypers wenk om de invaliditeits- en
ouderdoms-verzekering het allereerst af.
te handelen is nooit door de regeering
als ultimatum opgevat of aanvaard, maar
het lag zoozeer in de lijn van de regee-
riiig orn de groote wetten als de ouder-
domsverzekenng, ziektewet en Tarief-
wet zoo spoedi'g mogelijk af te laten
doen, dai het haar niet apders dan ver
heugen kon dat bij dr. Kuyper een der-
gelijken wensch is opgekomen.
Ten slotte behandelt spreker de vrij
zinnige concentratie en de politieke toe
standen, waarbij hij in de eerste plaats
ontkent dat de regeering uitdagend is
opgetreden. Nooit heeft het echter in de
bedoeling gelegen, omdat het Kabinet
steeds zacht en niet provoceerend op
trad, 'n politiek te gaan voeren, zoodanig
veranderd, dat daardoor de rechtsche
coalitie uit elkaar zou kunnen gaan.
Geen enkele reden heeft het kabinet ge
geven om dat te veronderstellen.
Verder ontkent de Minister dat helt!
Kabinet reactie dreef tegen de begin
selen van vrijheid en recht en dat het
de geloofsgeschillen zou aansterken.
Dit hebben integendeel veleer vroegere
vroegere vrijzinnige kabinetten gedaan,
door het christelijk element te weren
uit het openbare "leven. Gek het ver
wijt dat dit kabinet de eenheid van de
natie verhindert, wees de Minister af,
betoogend dat door 't hooghouden van
vrijheid en recht de rechterzijde de saam-
hoorigheid der natie bevorderd wordt.
Nadrukkelijk ontkent de Minister dat
door de benoemingen, door het kabinet
gedaan, de geestelijke vrijheid wordt
aangerand door begunstiging van een of
andere godsdienstige richting. De be
noemingen geschieden naar billijkheid en
met eerbiediging van ieder's aanspraken.
Het is 's Ministers stellige overtuiging
dat dit kabinet zoo na mogelijk komt
aan de onpartijdigheid, De benoeming
van den hoogleeraar de Savornin Lohman
geschiedde werkelijk omdat hij de meest
geschikste was en het feit dat hij an-,
ti-revolutionair of christelijk-historisch
was, was allerminst reden hem achter
te stellen
En wat de benoeming van dr. Noordtzij
betreft is de regeering van meening ge
weest, d/at, al aanvaardt zij allerminst
het stelsel dat de geheele Utrechtsche
Hoogeschool moet gereformeerd ge
maakt worden, zij desniettemin niet mag
verhinderen, d,at ook de Gereformeerden'
de gelegenheid krijgen hun stem aan
de Hoogeschool te doen hooren. J
Verder zijn de grieven tegen het ka
binet gericht ook al weder in het'
vrijzinnige concentratieprogram tegen
de sociale wetgeving, door welke de be-
drijfsvrijheid wordt aangerand, de bureau
cratie ten top gedreven en het particu
liere initiatief verstikt zou worden. Tegen
al die bedenkingen verdedigde spreker,
Minister Talma uitvoerig, verklarende
dat het kabinet zich gelukkig acht een
man als Talma in ^ijn midden te hebben,
die steeds tot overleg bereid is als zijn
temperament hem soms dreigt parten te
spelen, en die niet de minder elegante
vergelijking verdient, dat hij zoomin in
het kabinet behoort als een varken in
de synagoge. Spreker zegt, „zoo veilig!
tegen verslinding een varken in de sy
nagoge is, zoo veilig is Talma bij ons.'-4
(Onbedaarlijk gelach.)
De rede van den Minister wordt hieii
onderbroken door de pauze, waarna de
stemming plaats heeft, over het amende-i
ment-De Beaufort op de begrooting
la b .v, tot ve. min e ing van den post
voor vakantiegelden van de leden van