BE SOLIST SMIS "INDEI5TüDS™,fl' ingezonden Me eieelingen. was, die door zijn voorgangers echter was verwaarloosd, door Munchen's stra ten schrijden achter het H. Sacrament in de processie op Sacramentsdag. En steeds woonde hij de kerkelijke feesten bij en nam met zijn volk, immer als eerste, werkzaam deel aan het kerke lijk leven. Zoo bleef zijn blik steeds op God ge richt en wilde hij, ten vorigen jare, toen hij zijn 25-jarig regentschap vierde, wel verklaren, „dat de Almachtige God hem in Zijn bescherming genomen had en dat het Zijn genade Was geweest, die zijn regeering in vrede had doen voor bijgaan". Zonder groote voorliefde voor plotse linge veranderingen, wist hij de binnen land die politiek van zijn land zoo te leiden, dat deze langzamerhand, maar zeker in de goede richting ging, op welk schoon streven hij het vorige jaar de kroon mocht zetten, toen hij den be kenden Centrumsleider von Hertling als leider van het kabinet tot zich riep. En de lesuitenkwestie. die nu aan de orde van den dag is in Duitschland, toont duidelijk in welke richting deze staats man zijn schip voert. Uit zijn diepe godsdienstigheid sproot natuurlijkerwijze voort zijn groote recht schapenheid, die hem altijd als consti tutioneel vorst de hand met gestrengheid aan de wetten deed houden, in de eerste plaats ten opzichte van zich zelf. On danks den drang dan ook uit de boezem van het volk, waaronder hij populair en bemind was als geen, bleef hij liever een plaatsvervangend dienaar van 't land als regent voor zyn krankzinnigen neef, dan zich diens kroon op het hoofd te zetten. Zoo is derhalve de nalatenschap, die hij voor zijn zoon achterlaat, de last van het koningschap zonder den vollen luister ervan. Ook deze reeds 67-jarige zoon van den regent zal slechts zijn volk besturen in naam en in plaats van zijn neef, koning Otto, die, krankzinnig als zijn voorganger en broer Ludwig, op het kasteel Fur- stenried vertoeft. Moge prins-regent Ludwig met even groote rechtschapenheid de voetstappen van zim innig Katholieken vader volgen. V. Weelsïsrasife. Ze kunnen er wel op smalen, dat de Katholieken zich maar steeds afzonder lijk organiseeren, maar telkens krijgt ge de sterkste bewijzen, dat het heusch wel noodig is. Daar hadt ge 1.1. Zondag de vergadering van den Bond van Nederl. Onderwijzers te 'sGravenhage. Die toonde zich weer zoo rood «als een 'kreeft. Men weet: de regeering had beloofd een wetsontwerp in te dienen, waarbij den gehuwden onderwijzers en speciaal dien gehuwden onderwijzers, welke kinderen hebben, een z.g. toeslag wordt gegeven en wel als voorloopigen maatregel, daal de regeering nog niet een definitieve regeling kan treffen. En daar hadt ge de heeren eens over moeten hoorenzulk een* voorloopigen maatregel noemden ze „vernederend en beleedigend'En... de echo van deze woorden is nauwelijks weggestorven, of het beloofde wetsont werp is er. Het geeft zes ton aan de on derwijzers, wier behoefte het grootst zijn. De onderwijzers, die meer dan 2 kinderen hebben, beneden de 18 jaar, ontvangen voor ieder kind boven de 2 een toeslag van f 40 's jaars. De gehuw de mannelijke onderwijzer van bijstand boven de 28 jaar ontvangt bovendien f 50 's jaars voor huishuur. Men vergete hierbij niet, dat deze toeslag als tijde lijk bedoeld is, doch dat, wanneer de definitieve regeling komt, deze redelij kerwijze aan alle onderwijzers op ze keren leeftijd moet geven, zooveel als nu wordt gegeven aan de gehuwde onderwijzers met een vijf- of zestal kin deren. Dat wetsontwerp van de regee ring, hetwelk, volgens voorstel van de re geering, 1 Jan. 1914 in werking zal treden, is dus noch in zich (van de week heeft dit blad dat in een driestar aange toond) noch in zijn gevolgen ^oo verne derend of beleedigend! Nogmaals: wat de regeering noodig acht voor een onderwijzer, die een huis houden heeft, met een gemiddeld aantal kinderen, moet zij ook beschouwen als een rechtvaardig loon voor iedereen, die, zijn leeftijd in aanmerking genomen, in de noodzakelijkheid zou kunnen verkeeren zoo'n huishouden te moeten onderhou den. 'tZiet er dus voor de onderwijzers in de toekomst nog zoo heel kwaad niet uit, a 1 s deze regeering de teugels van het bewind in handen houdt. Als... hoe 't met de verkiezingen in 1913 zal afloopen. Een nieuw gezichts punt heeft zich deze week niet geopend maar wel wordt het ik zou haast zeg geniederen dag duidelijker, dat alles wat vrijzinnig heet of linksch, gezamen lijk zal optreden tegen de christelijke regeering. In de Tweede Kamer en in andere vergaderingen vertoont zich tel kens en telkens het diepe meeningsver- schil tusschen de verschillende groepen, maar als ze 't er over hebben, dat rechts van de zetel moet gewipt worden, dan zijn ze 't roerend eens. En vooral de Katholieke partij moet daarbij verdacht worden gemaakt, 'n Mooi staaltje daar van. Verleden week hield een vrijzinnige candidaat, de beer Van Beresteijn, een politieke rede te Veendam. Een der aan wezigen vroeg hem. hoe '-ij sto over de Katholieke Staaispanij en de aeiie iegj.i..vci' de R. k. Ache, ac spreker antwoordde toen: „Dit vraagstuk behoort zonder twij fel tot een der belangrijkste kwesties van onzen tijd en laat zich voornamelijk samendringen tot deze éénc vraag: Zijn de R. K. ingezetenen in de eerste plaats Nederl. staatsburgers en in de tweede plaats leden der R. K. Kerk, of is het omgekeerde het geval, met andere woor den: zijn zij gehoorzaamheid schuldig aan de Nederl. wetten, dan wel ontvan gen zij hunne voorschriften ultra mon- tes, d.w.z, van de overzijde der bergen Helaas, ik kan niet anders dan de over tuiging koesteren, dat het tweede het geval is." En verder lezen we in het verslag nog deze fraaiigheid: „Intusschen wast de invloed van Rome op bedenkelijke wijze. Eerst als het te laat is, zullen de Geuzen ondervinden, dat zij, belust op tijdelijk succes, mede hebben geholpen aan de uitbreiding van ultra-montanisme en verheerlijking der R. K. Kerk." En zulke menschen van de week is het nog in de Kamer gehoord beschul digen de Katholieken, dat zij de natie verdeden en de godsdienstige hartstoch ten opblazen. Wat moeten we te hooren krijgen, als Juni, de maand der verkiezingen, is ge komen? Dit staat vast, dat wij dan sterk aaneengesloten en goed georganiseerd moeten staan. Daarvoor te zorgen is het nu de tijd. JAN. STATEN-QENERAAL. tweede KAMER. Zitting van Donderdag 12 Dcc. (very.) Aan de orde is het algemeen debat Staatsbegrooting 1913. De lieer De Savornin Lohman (C. H.) erkent, dat er ter rechterzijde eenige leden zijn, die ecu afwij kende meening hebben ten opzich te van regeeringsvoorstellen. Maar rechts verviel niet in de fout van links om de regeering door critiek te verzwak ken, en men gaf de voorkeur aan wat de regeering voorstelde boven niets tot stand te brengen. Maar daarom mag men niet spreken van stemmachines. De Chris tel ijk-historischen zijn niet tot eenstem migheid verplicht. Zij hebben zich bij het tot stand komen der coalitie vrij gehouden. Maar spr. ontkent dat de Ka mer niet heeft kunnen voortwerken door onvastheid der rechtsche partijen. De regeering acht spr. niet aanspra kelijk voor te late indiening van* haar ontwerpen en de wijziging in dc volg orde van de behandeling der verzeker ingswetten acht hij verklaarbaar. Spr. verdedigde Minister Talma tegen het verwijt centralistisch en bureaucratisch te zijn en acht't zonderling, dat dit verwijt juist komt van vrijzinnig democratische zijde die steeds gewild heeft wat Minis ter Talma thans in practijk wil brengen. Ook verdedigde hij de regeering te gen de verwijten van partijdigheid bij de benoemingen. Verder houdt spr. be schouwingen over de vrijzinnige con centratie en wijst er op dat het groote lokaas voor de kiezers daarbij is Staats- pensionneering, maar dat verzuimd werd daarbij op te geven hoeveel dit kosten zou. Intusschen heeft de Standaard al reeds uitgerekend dat het neerkomt op verdubbeling van de belastingen op het bedrijf, het vermogen en het personeel, en spreker meent, dat deze berekening eer te laag dan te hoog zal blijken. Verder betoogt hij, dat de sociaal-democraten niet dan in theorie de vrijzinnige concentratie afwijzen, maar dat zij practisch er voor zijn, althans moeten zijn, omdat het concentraiie-pro- gram niets anders beoogt dan wat ook de revisionisten onder de sociaal-demo craten willen. Overigens zal het beeld, dat de concentratie bij de verkiezingen zal toonen, dit zijn, dat de aanbidders van dr. Kuyper door links worden opgezet tegen het Kabinet. Ten slotte verdedigde spr. het Kabinet, dat, hoewel evenmin onfeilbaar als ieder ander Kabinet, getoond heeft samenwer king met de Staten-Generaa! te willen en alles te willen prijsgeven ter bereiking van het einddoel, en verder alles gedaan heeft wat het kon in 's lanJs belang en de kosten van de sociale verzekering billijk wil verdeelen over het gansche volk. Ten slotte prees hij het Kabinet als verdienstelijk, aangezien het eenzijdig heid heeft vermeden. De heer Kooien (R.K.) hield finan- cieele beschouwingen, in hoofdzaak daar bij het beleid van Minister Kolkman ver dedigende tegenover de critiek van den heer Parijn en betoogende waarom hij het beter acht, dat de Tariefsherziening is aanhangig gemaakt vóór de Rijks- inkomstenbelasting. De heer de Meester (U. L.) Verde digt tegenover den heer Duymaer van Twist, de houding van de Liberale Unie jegens de Militiewet. Ten aanzien van de vereenigingen van ambtenaren stelt spr. zich op het standpunt, dat zij het recht van vereeniging en vergadering en het recht van petitie vanzelf hebben, om dat dit hun is gewaarborgd door de Grondwet. Aan een anderen kant mag men geen oogenblik aarzelen, wanneer zulke vereenigingen iets ongeoorloofds doen in te grijpen. Evenwel ziet hij nog geen reden om thans reeds op te tre den. De heer S m e e n g e (U. L.) bespreekt de 7"'' ^f'e. Hij ve 'K ''gt de a.gdieele ürvuB._09hig als veel doelma- i.£_r dan gwKvhci De heer v. d. Voort v. Zijp (A. R.) komt op tegen de opvatting van den heer de Meester inzake de vakbonden van militairen. De linkerzijde heeft waar lijk geen recht zich schoon te wasschen van het verwijt van sabotage in de Kamer Er zijn thans 80 pet. van dc matrozen gaan recht tegen het gezag van deover- bij den Marinebond aangesloten en zij beid in. Maatregelen moeten zeer zeker tegen zulke bonden worden genomen. De heer Nolens (R. K.) mist een breed debat over beginselen. Men voegt elkander dingen toe als deze, dat aan de rechterzijde zooveel menschen zijn, die nog niet geschikt zijn voor bode. Verder betoogt spr., dat, als er van achterstand in de wetgeving sprake is, dit niet ligt aan het Kabinet, dat met de ontwerpen klaar is, maar aan de Kamer, die de za ken niet afdoet. De verzekeringswetten zijn er, het tarief ook, de administratie ve rechtspraak ligt al lang klaar, van grondwetsherziening kon toch in deze wetgevende periode niets komen, het geen iedereen wel wist. Wel had spr. gewenscht dat sommige ontw erpen wat vr >eger waren ingediend en maar geen commissies van voorbereiding waren be noemd. Zulke commissies willen de za ken zóó goed doen, dat het te lang duurt. Maar zeker ligt het ook aan de Kamer, dat er niet meer wordt afgedaan. Uitvoerig verklaart spr. zijn standpunt inzake de arbeiderswetgev ing, waarna hij de invoerrechten verdedigt, zoowel om dat ze noodig zijn voor de uitvoering van de sociale wetten als omdat de va der! andsche nijverheid er door wordt be schermd. Sprekende over de thans vereenvoudig de partijgroepeerir.gen, zegt hij van de coalitie dat deze bestand is gebleken tegen stormen van buiten, zoowel als te gen stormen van binnen én bewezen is, dat verschii van gevoelen volstrekt geen beletsel is voor krachtige samenwerking. De Roomschen zullen door de andere partijen moeten worden erkend als roya le medewerkers en niet als te lastige bondgenooten. Bij de concentratie vraagt spr., waar toch wel het centrum is. Volgens den teekenaar van de „Groene Amsterdam mer" zijn de Vrije Liberalen het cen trum, maar wanneer dit zoo is, dan vraagt men, wat er terecht zal komen van de sociale wetgeving. Het program van de concentratie-partij nagaande, zegt hij omtrent de onderwijsparagraaf, dat men zich moet verbazen, hoe de vrij zinnigen thans nog meenen een open bare school te kunnen hebben, „waar ieders godsdienstige beginselen wdrden geëerbiedigd". Omtrent de vrijhandel-pa ragraaf, dat hier te lande ook thans geen vrijhandel bestaat. Van de concen tratie verwacht hij niet anders dan de erkenning van de antithese. Noch met noch zonder de hulp'van de sociaal-de mocraten zullen de geconcentreerden kun nen regeeren. Het is wel niet aan te ne men, dat zij zooveel zetels zullen vero veren, dat zij alleen de meerderheid zul len krijgen, poch al geschiedde het, dan is het' niet te verwachten, dat de banden onderling zoo sterk zullen zijn, dat de concentratie dezelfde hechtheid heeft als thans de coalitie. Voorts zullen tal van wetsontwerpen, welke thans zoo goed als gereed zijn voor het Staatsblad, om bepaald moeten worden uitgesteld. Zoo wel om de beginselen als om de prac tijk is het veel beter als het kabinet in 1913 aan het bewind blijft om af te doen, wat het begonnen is. De heer De Stucrs (R.K.) bespreekt de kwestie van het Amsterdamsche raad huis, dat thans reeds zoo lang voorloo- pig koninklijk paleis is, hoofdwacht en zoo meer. Hij noemt dat een misbrui^ Het Raadhuis is gebouwd door en voor de stad, koning Lodewijk Napoleon heeft het geheel arbitrair geroofd. Als Am sterdam nu eindelijk de onrechtvaardig heid moede, zijn kapitaal terug wenscht dan moet de Regeering niet zeggen: be wijs mij uw juridisch eigendom, maar zij moest er een zaak van nationale eer uit maken, het dadelijk terug te geven. De Minister van Binnenland- sche Zaken, de heer H eemskerk, zeer laat nog aan het woord komende, verklaart met enkele woorden zijn rede te zullen aanvangen. Hij beantwoordt een paar speciale punten. Bij aanbeste dingen zal worden overwogen, of men den aannemers de" verplichting kan op leggen ten aanzien van enkele voorzor gen voor hun arbeiders. Wat de Am sterdamsche Raadhuiskwestie aangaat, de minister is geen Achilles, maar laat zich ook niet uit zijn tent lokken. Het Am sterdamsche gemeentebestuur heeft hem een brief geschreven, hij heeft daarop geantwoord. Welnu, als Amsterdam hem weer iets te zeggen heeft, zal zij hem wel weer een brief schrijven. De zaak nu mm Jen heer De S'aers te behande len, zal niet bevorderlijK z jn aan de goe de a heeling. De minister breekt hier zijn rede af. Zitting van Vrijdag 13 December. Aan de orde is het algemeen debat, staatsbegrooting 1913. De Minister van Binnenland- sche zaken, de heer Heemskerk zet zijn ede voort ter beantwoording van de sprekers. Den heer Helsdingen verklaart hij, dat de zinsnede in de Troonrede betreffende den gunstigen toestand van landbouw-, nijverheid en handel natuurlijk betreft dien toestand als bedrijven en niet kon slaan on de bcbokben arbeiders. Ouiu-ent het indienen van een Zon a 30 cent per regel KINDERTIJDSCHRIFT VERSCHUNTALLE-M-DAGEN ENISOVERALGRADSVCgKR'jfÈAAR-VOORiEÖERKQflPER van JSa9LQAftR6ARINE. a *41 SSct Per-Tond dagswet behoudt de Regeering zich nog eenigen tijd van beraad voor in deze moeilijke en teere kwestie. Omtrent de wettelijkheid van het Ko ninklijk Besluit vaststellende de lich ting voor de Nationale Militie sluit de Minister zich aan bij de bestrijding te dien opzichte reeds door den heer Duy maer van Twist gevoerd. Spr. ontkent dat bij de kustverdediging geen ernst zou zijn betracht. 'Een spoe dige afwikkeling vindt de regeering nog steeds gewenscht, maar in tiiden dat tegen een regeeringsmaatregel een storm in het buitenland opsteekt, is hefc gerader en verstandiger een beetje geduld te oefenen. Ten aanzien der houding van de Re geering tegenover de vakbonden ver klaart de Minister wijzende op het ge zag aanrandende optreden van den Bond van Marine-personeel, dat ongetwijfeld uit leger en vloot moeten verwijderd worden, zij, die er op uit zijn bevelen uit te vaardigen die ingaan tegen - het geen door de overheid is voorgeschreven en zij die aan die bevelen gehoorzamen. De Minister bestrijdt hierna dat de uitgaven voor ons leger en onze vloot zoo ongunstig zijn vergeleken bij het .buitenland. De stijging is 't gevolg van wat vroegere kabinetten deden. Den heer Parijn bestrijdende, wijst hii op de indiening van het ontwerp tot verruiming van het belastinggebied der gemeenten, waarop echter nog zal moe ten volgen een wetsontwerp strekkende om belasting te kunnen heffen op de winsten der naamlooze vennootschap pen. Ten slotte zal spr. later met een voorstel tot betere regeling gemeentefi- nanciën komen. Hierna behandelt de Minister het al- gemeene regceringsbeleid en den poli- rieken toestand en dankt daarbij den leden der rechterzijde, die het kabinet verdedigd hebben en den blijkbaren wensch hebben geuit om de rechtsche coalitie te bestendigen en zoo zij won den mocht vertoonen zich bereid hebben verklaard die wonden te genezen. Over het algemeen heeft ook de re geering, zooveel hare persoonlijke leden betreft reden tot erkentelijkheid over de waardeering door links geuit, met uit zondering dan misschien van den Mi nister van Landbouw enz., wiens beleid niet de waardeering schijnt te hebben ge- von 'en t ie het vei dient. Wat nu betreft nd beweerde wei nig tot stand brengen door de regeering, wees de Minister er op dat daarvoor inderdaad verschillende redenen gelden in de eerste plaats het onzekere voort bestaan van het Kabinet van 1909, en in de tweede en voornaamste plaats de veranderde werkwijze der Kamer, de obstructionistische werking van het te genwoordige parlement, die het de re geering bijna ondoenlijk maakt groote wetten tot stand te brengen. Als men dit in het oog houdt en aanneemt dat zonder de schuld op bepaalde perso nen te werpen, er veranderingen in het parlementaire leven zijn gekomen die 'n hinderpaal zijn voor het tot stand ko men van hervormingen. In verder verbant liermede spreekt de Minister over bet absenteïsme in de Ka mer en sluit hii zich aan bij de bewe ring dat de rechterzijde nooit zich daar aan schuldig heeft gemaakt en dat 's ministers standpunt is dat de oppositie nooit door afwezigheid of door het rek ken van debatten de zaken moet ophou den. Overigens kan d Reuring geen lei- dim? gevfia aau de werkzaamheden der Karreyii. li u en aa mo ii cn. Kuypers wenk om de invaliditeits- en ouderdoms-verzekering het allereerst af. te handelen is nooit door de regeering als ultimatum opgevat of aanvaard, maar het lag zoozeer in de lijn van de regee- riiig orn de groote wetten als de ouder- domsverzekenng, ziektewet en Tarief- wet zoo spoedi'g mogelijk af te laten doen, dai het haar niet apders dan ver heugen kon dat bij dr. Kuyper een der- gelijken wensch is opgekomen. Ten slotte behandelt spreker de vrij zinnige concentratie en de politieke toe standen, waarbij hij in de eerste plaats ontkent dat de regeering uitdagend is opgetreden. Nooit heeft het echter in de bedoeling gelegen, omdat het Kabinet steeds zacht en niet provoceerend op trad, 'n politiek te gaan voeren, zoodanig veranderd, dat daardoor de rechtsche coalitie uit elkaar zou kunnen gaan. Geen enkele reden heeft het kabinet ge geven om dat te veronderstellen. Verder ontkent de Minister dat helt! Kabinet reactie dreef tegen de begin selen van vrijheid en recht en dat het de geloofsgeschillen zou aansterken. Dit hebben integendeel veleer vroegere vroegere vrijzinnige kabinetten gedaan, door het christelijk element te weren uit het openbare "leven. Gek het ver wijt dat dit kabinet de eenheid van de natie verhindert, wees de Minister af, betoogend dat door 't hooghouden van vrijheid en recht de rechterzijde de saam- hoorigheid der natie bevorderd wordt. Nadrukkelijk ontkent de Minister dat door de benoemingen, door het kabinet gedaan, de geestelijke vrijheid wordt aangerand door begunstiging van een of andere godsdienstige richting. De be noemingen geschieden naar billijkheid en met eerbiediging van ieder's aanspraken. Het is 's Ministers stellige overtuiging dat dit kabinet zoo na mogelijk komt aan de onpartijdigheid, De benoeming van den hoogleeraar de Savornin Lohman geschiedde werkelijk omdat hij de meest geschikste was en het feit dat hij an-, ti-revolutionair of christelijk-historisch was, was allerminst reden hem achter te stellen En wat de benoeming van dr. Noordtzij betreft is de regeering van meening ge weest, d/at, al aanvaardt zij allerminst het stelsel dat de geheele Utrechtsche Hoogeschool moet gereformeerd ge maakt worden, zij desniettemin niet mag verhinderen, d,at ook de Gereformeerden' de gelegenheid krijgen hun stem aan de Hoogeschool te doen hooren. J Verder zijn de grieven tegen het ka binet gericht ook al weder in het' vrijzinnige concentratieprogram tegen de sociale wetgeving, door welke de be- drijfsvrijheid wordt aangerand, de bureau cratie ten top gedreven en het particu liere initiatief verstikt zou worden. Tegen al die bedenkingen verdedigde spreker, Minister Talma uitvoerig, verklarende dat het kabinet zich gelukkig acht een man als Talma in ^ijn midden te hebben, die steeds tot overleg bereid is als zijn temperament hem soms dreigt parten te spelen, en die niet de minder elegante vergelijking verdient, dat hij zoomin in het kabinet behoort als een varken in de synagoge. Spreker zegt, „zoo veilig! tegen verslinding een varken in de sy nagoge is, zoo veilig is Talma bij ons.'-4 (Onbedaarlijk gelach.) De rede van den Minister wordt hieii onderbroken door de pauze, waarna de stemming plaats heeft, over het amende-i ment-De Beaufort op de begrooting la b .v, tot ve. min e ing van den post voor vakantiegelden van de leden van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 6