Huisvrienden NZE TROUWSTE Ingezonden Medeneelingen. DE TWEE VRIENDEN. Tweede Blad behoorende bij DeLeidsche Courant van Zaterdag 14 Dec. no. 969 Onze Rechten en het tot Stand- komen van onze eenvormige wetgeving. In November 1807 werd 'door koning Lode wijk Napoleon eene commissie be noemd, die tot taak bad de Code Na poléon of het wetboek Napoleon ook voor Holland te bewerken, welk wet boek den len 'Mei 1809 werd ingevoerd. [Wat betreft de hier bestaande wetten ;én ordonnantiën, deze werden meest al len afgeschaft. Hoewel het wetboek Na poleon lang niet volmaakt was, toch was bet voor ons land een weldaad. Wat betreft den Burgerlijken Stand, hiervoor werden bijzondere reglementen geëischt. [Een lang bestaan was het wetboek Na poleon evenwel niet beschoren, daar Lo- idewijk Napoleon den len Juli 1810 af stand van de regeering deed ten behoeve ivan zijn zoon. "De Fransche keizer even wel besloot den 9en Juli d.a.v. het ko ninkrijk Holland bij zijn gebied in te lijven'op grond, dat het eigenlijk slechts een aanslibbing was der rivieren van het Fransche keizerrijk en het, daar het gebukt ging onder een ontzettenden schuldenlast, bij de vereeniging slechts zou winnen. Art. 1 van voornoemd Keizerlijk de creet luidde: „La 'Hollande est réunie i 1'Empire", wat ten gevolge had, dat in November 1810 bepaald werd. dat ide Code Napoléon en andere wetboeken Voor ons land van kracht zouden worden (den len Maart 1811. Zoo we weten uit de geschiedenis, was het despotiek bestuur van Napoleon voor ons land 'hoogst drukkend. Toch is de invloed, die de Fransche over- heersching op het Nederlandsche volk heeft uitgeoefend, in één opzicht zeer heilzaam geweest. De gemeenschappelijke nood maakte, zooals altijd, vijanden tot vrienden, terwijl het algemeen verlan gen naar verlossing de laatste sporen der binnenlandsche verdeeldheid, de oor zaak van het verlies onzer nationale zelf standigheid, deed verdwijnen. ,Toen dan ook Napoleon in den volkerenslag bij Leipzig een geduchte nederlaag had ge leden en kort daarop de Pruisen en [Russen de grenzen van ons land over trokken, begonnen de Franschen ons land te ontruimen. Van deze gelegenheid werd gebruik, gemaakt en kwam het bestuur Sn handen van den Prins van Oranje, den oudsten zoon van Willem V, welke in [Engeland vertoefde en der. 30en Novem ber 1813 te Scheveningen landde en den len December te Amsterdam door Kern- per en Scholten tot soi.vereinen vorst werd uilgeroepen, welke waardigheid hij op 2 December aanbreide. Deze bepaalde, dat de Fransche wet boeken van kracht zouden blijven, totdat ze vervangen waren door een zooge- "na-airi'de echt nationale wetgeving. Met uitzondering van de Code Pénal zijn ze tot stand gebleven tot 1 October 1830, op welk tijdstip de nieuwe wetboeken van kracht werden. Wat den Burgerlij ken Stand betretf, art, 100 der Orondwet .181 1 eischte een nieuw Burgerlijk Wet boek, waarvoor bij Koninklijk besluit van IS April 1814 een commissie benoemd werd en belast 'met het ontwerpen daar van. Wat de-Grondwet zelve betrof, deze verschilde in zeer vele opzichten belang rijk met hare voorgangsterszij centra liseerde veel, terwijl Willem zich dik wijls allerlei bevoegdheden aanmatigde in" strijd met den geest er van. Zoo'n [Grondwet kon nieT van langen duur zijn ,en een aanleiding tot herziening was 'de vereeniging van ons land met België, waarvoor wederom een commissie be noemd werd, bestaande uit Noord- en 'Zuid-Nederlanders. Wat betreft de commissie voor het ontwecp-Burgerlijk Wetboek, waarover .wij hierboven spraken, deze diende in [Maart 1816 een ontwerp in, gegrond op FEUILLETON. 66) Het was een onbeschrijfelijke verwar ring en zij, die maar iets van de krijgs kunde verstonden, moesten bij het aan schouwen van dit leger onmiddellijk be merken, dat het zekere nederlagen tege moet ging- Jean de Trérna'zan vond eenige aflei ding voor zijn rouw in het schouwspel, dat hij op zijn gemak kon gadeslaan, verloren onder de menigte, die met nieuwsgierigheid gemengd met onrust deze wilde plunderaars met hun ruige gezichten aangaapte. Dit waren dus de soldaten, die zouden moeten strijden in.de Vendée, waar de opstand zich reeds over het geheele grondgebied had uitgebreid en in Bre tagne,- dat druk bezig was het voorbeeld [der naburige provincie te volgen. Hij voelde zich veilig in deze stad, waar niemand hem kende en met zijn [papieren, die in volmaakte orde waren ,en zoo trad hij een herh-rg binnen, die reeds vol met soldaten was. nationale rechten, zeden en gewoonten, en hoewel door de vereeniging met Bel gië weer stagnatie dreigde, werd boven genoemd ontwerp tot onderzoek naar den Raad van State verzonden den 20en Aug. 1817. Hieruit is geboren het tweede ontwerp van het Burgerl. Wetboek, dat 22 November 1820 aan de .Tweede Ka mer werd ingediend. Een gul onthaal viel het evenwel niet ten deel en wel omdat er te veel in werd gevonden, dat behoorde tot de rechtswetenschap, waar van het gevolg was een wjjaiging be treffende de inleiding. Deze wijziging werd 3 Maart 1821 aan de Tweede Ka mer verzonden, onder een afzonderlijken titel, n.l. Algemeene bepalingen der Wet geving van het Koninkrijk, en werd een wet op zi zelf en wel die van 15 Mei 1829. Bij Koninklijk 'besluit van 28 April 1821 werd een commissie benoemd, welke een flinken stoot gaf aan de vol tooiing van het Burgerlijk Wetboek en werden de titels dan ook achtereenvol gens in de jaren 1821—26 door de Ka mers aangenomen en afgekondigd, hoe wel niettegenstaande de afkondiging het zelve pas werd ingevoerd den len Octo ber 1838. iWiat de wetboeken van strafvordering, koophandel, Burgerlijke Rechtsvordering betreft, deze zouden worden ingevoerd pp 1 Februari 1831, ware het niet, dat de afscheiding van België de zaken een anderen keer deed nemen; immers door die afscheiding deed zich de noodzake lijkheid gevoelen om de wetboeken uit sluitend voor de zeden en behoeften van het eigenlijke Nederland in te richten en om tot een goed doel te geraken, wilde de regeering zich nog wel eenig uitstel getroosten; immers werd bij Ko ninklijk besluit van 5 Januari 1831 de invoering der nieuwe wetgeving weer opgeschort en bij dat van 24 Febr. d.a.v. het herzieningswede nogmaals bevolen, ten einde: de reeds aangenomen wet boeken, benevens de wet op de organi satie der rechterlijke macht eii het be leid dier Justitie te doen herzien en in overeenstemming te brengen met de be langen van d.e Oud-Nederlandsche Pro vinciën. Aan eene commissie van redactie werd de herziening' opgedragen. Deze com missie kweet zich vrij spoedig van haar taak, want in de jaren 18321834 wer den de verschillende ontwerpen van wet betreffende de vier 'boeken van het Bur gerlijk Wetboek ingediend en nadat ein delijk in December 1837 ook <ie herzie ning der overige wetboeken met inbe grip van de wet op den overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving was voltooid, werd bij Koninklijk be sluit van 10 April 1S38 bepaald, dat de Nederlandsche wetboeken op 1 October 1838 zouden worden ingevoerd en van bindende kracht zouden zijn met dien klokslag van middernacht tusschen den 30 September en 1 October van dat iaar. Het wetboek van Strafrecht werd vast gesteld bij de wet van 3 Maart 1SS1 en ingevoerd bij die van 15 April 1886, waarvan art. 2 bepaalde, 'dat het wet boek van Strafrecht zou in werking tre den op 1 September 1S86. In een voigend blad zullen we als slot plaatsen de wet van 15 Mei 1829 Stbl. no. 28, houdende algemeene bepa lingen der wetgeving V,an het koninkrijk. VAN DELFT. ,Wtarmond, Nov. 1912. Uit de Pers. Dr. de Visser. De Standaard driestart: In de „Overijsselaar", het weekblad van de Christ. Hist, in Overijssel, schreef Dr. de Visser over Ommen een stuk dat hem eert. Zonder iemand te willen kwetsen, legt hij er nadruk op .lo. dat de Christ.-Hist. in Ommen vrij buiters-politiek voerden, als stonden ze in geen enkel verband. 2o. bij allen ijver dien hij in Van Dor- land waardeert, keurt hij zijn wijze van. optreden openlijk af. Zonder dat nog eenig overleg gepleegd was, had hii niet publiek zich mogen aanstellen, alsof 't Op zijn bevel bracht men hem een kan wijn en terwijl hij deze ledigde, vernam hij berichten, zonder dat hij er iemand naar behoefde te vragen. Hij had slechts te luisteren om zich heen. Dicht bij hem zaten twee soldaten in druk gesprek. Wat deedt gij daarginds vroeg de oudste aan den jongeren. Ik liep de straten door om werk te zoeken. En gij vondt het niet? Niets te krijgen voor mij. Ik was kamerdienaar geweest bij een markies, dien men het hoofd heeft afgehakt en toen stond ik op straat, zonder een sou op zak. Denkt gij, dat ik anders mijn huid zou hebben gewaagd om op die dolle boeren los te gaan En gij Ik zat in mijn woning aan de rue des Amandiers van honger te sterven. Vóór de revolutie uitbrak was ik be hanger en daarmee kon men goed 4zijn brood verdienen, maar na de revolutie was het niets meer. De goede klanten vluchtten het land uit en die achterble ven werden een kopje kleiner gemaakt. Toen dacht ik of men te Parijs van hon ger sterft of door een vijand wordt neer geschoten of öesabelTi, dat komt op het uitgemaakt was, dat men het district aan de antirevolutionaire partij ontnemen wilde. 3o. het districtsbestuur heeft op ge heel revolutionaire wijze het provinciaal bestuur verloochend. Dit was „een zuiver revolutionaire daad." 4o. de wijze, waarop men voor de H.H. Mackay en Bichon propaganda maakte, kan niet door den beugel. 5o. anderzijds heeft het Provinciaal bestuur z. i. niet genoeg leiding aan de zaak gegeven en niet genoegzaam saam werking [pogen te bevorderen. en 6o.j dat het Prov. Bestuur de con ferentie jeerst tegen den dag der caridi- daatstelling saam riep, was onvoorzich tig. Overigens handelde het correct. Ten slotte merkt Dr. de Visser op, dat ieder voelt hoe uit het gebeurde bleek, dat de organisatie der Christ.-Hist. te kort schoot. Lof heeft Dr. de Visser daarentegen voor Dr. Kromsigt, die flink aanpakken wil, met name door in 1913 niet saam scheep te gaan danop vastaccoord. Zonder aarzeling komt dit schrijven van Dr. de Visser ons het beste voor van al wat dusver van Christ.-Hist. zjjde over Ommen verluidde. Er had nog iets bij gekimd, dat we noode misten. Maar in elk geval sprak hier bezonnenheid en waarheidszin, en bovenal schrijnde er niets in den toon van zijn schrijven tégen de broederlijke liefde, gjplijk die immers, ook bij verschil van inzicht, onder Christenen steeds heerschen moet. Vervalsching van voedingsmiddelen. Aan een artikel in de Nieuwe Cou rant over bovenstaand onderwerp ont- leenen wij het volgende Wat het brutaal en gewetenloos ver- valschen een verschillende eet- en drink waren betreft, is het althans een zegen dat verschillende gemeenten daartegen den strijd hebben aangebonden. Wij noemden dat een zegen, want overal waar een keuringsdienst bestaat en streng de hand wordt gehouden aan de verbodsbepalingen tegen het in omloop brengen van minderwaardige of voor de gezondheid schadelijke artikelen, neemt het kwaad zienderoogen af, dat wil zeg gen neemt het kwaad plaatselijk af. Daarmee is het echter niet verdwenen. Het zoekt een uitweg naar plaatsen in den omtrek van het rayon waarbinnen de lokale keuringsdienst werkt, vermijdt zorgvuldig de gemeenten die een veror dening tegen het ten verkoop aanbieden en in omloop brengen van ondeugdelijke of minderwaardige voedingsmiddelen hebben afgekondigd en woekert elders in den'lande des te noodlottiger voort. Het zm'.vooral de kleinere platte- landsgerfrcèntén in de nabijheid van ste den waar keuringsdiensten in werking zijn, die van het kwaad dat zich van daar verplaatst, de onmiddellijke dupes worden. Nog niet lang geleden waarschuwde de heer Meuwsen in „De Middenstands bond1", in een artikel, waarin hij ander maal op de urgentie van een rijkswet wees, tegen de praktijken van sommige bedriegers en signaleerde hij een circu laire van een maatschappij, zich noemen de de Albino-maatschappij te Groningen, 'aan haar ten getale van 150 zegge honderdvijftig over het land versprei de verkoophuizen, waarbij die firma haar filialen waarschuwt bepaalde artikelen niet ten verkoop aan te bieden in plaat sen waar keuringsdiensten op eet- en drinkwaren gevestigd zijn. Dat wil dus zeggen, dat op al die plaatsen, waar deze nuttige instellingen niet bestaan, het pu bliek wordt volgestopt met vervalschte en bedorven waren. Dat onder die omstandigheden de be sturen van gemeenten in den omtrek van steden, waar keuringsdiensten gevestigd zijn, pogingen in ;'t werk stellen om zich bij die diensten aan te sluiten, ligt voor de hand. Sedert de slechte waar geweerd wordt in de naburige stad, vindt die een des te gewilliger afvoer in de omstreken. Daartegen zelf te agee- ren door oprichting v$n een .eigen keu ringsdienst, is te kostbaar. Aansluiting is hier de aangewezen weg. Er bestaan nu reeds in ons land een achttal gemeentelijke keuringsdiensten zelfde neereigenlijk is die laatste ma nier van doodgaan nog wel zoo aange naam, het gaat vlugger. Gij gaat den kant van Reimes op? Ja, tenminste dat heeft een kame raad mij zooeven gezegd. Ik ook. Kent gij onze officieren Volstrekt niet. Wat doen zij Zij vermaken zich, eten als wolven en drinken tot zij niet meer kunnen. Het zijn me de aanvoerders wèl! De gewezen kamerdienaar had op bit teren toon gesproken. Zijn kameraad haalde de schouders op en bromde ik stel geen vertrouwen in hen. Ik evenmin. Hebt gij wel eens met een geweer geschoten Nooit. Staat dat beroep u aan Niet erg en dan zijn er onder ons echte galgentronies. Slecht gezel schap! De oud-behanger sprak het niet tegen. In deze revolutie was alles groot, niet het minst de afschuwelijkheden, welke zij teweeg bracht; overal was het ver hevene naast het belachelijke, het schoo- in Rotterdam, Leiden, Den Haag, Dor drecht, Amsterdam, Haarlem, Groningen en Arnhem, en in Deventer en Utrecht zijn dergelijke diensten in staat van voor bereiding. Evenals electrische centrales in groo- te steden in grooterê en kleinere rayons de daar binnen gelegen gemeenten van $troom voorzien, evenals zelfs reeds een intercommunaal hulpbetoon door de brandweer wordt georganiseerd en de gemeente 's-Gravenhage voornemens is met de gemeenten Zoetermeer en Zegwaard, die per staatsspoor ge makkelijk te bereiken zijn, een overeen komst te treffen, waardoor de bluschmid- delen der residentie voor hen beschik baar zullen zijn, evenzoo kan een keu ringsdienst zich decentraliseeren en zijn heilzame werking uitstrekken tot de be woners van omliggende gemeenten. De gemeentelijke keuringsdienst te Leiden heeft in die richting het voor beeld gegeven, door op aanvrage van Voorschoten en Warmond (ook L i s s e, red. „L. Crt.") deze gemeen ten in zich op te nemen, en in Haarlem en Arnhem zijn thans onderhan delingen met naburige gemeenten voor gelijk doel gaande. Naar wij vernemen zijn bij B. en W. van Den Haag ook reeds dergelijke aan vragen ingekomen en is de actieve di recteur van den Haagschen keurings dienst dr. J. D. Filippo sinds eenjgen tijd in onderhandeling met de gemeenten Naaldwijk en Wassenaar. Die onder handelingen hebben te meer kans van slagen, omdat waar de gemeente Leiden contracten heeft afgesloten berekend te gen 12 cents 's jaars per inwoner en Haarlem en Arnhem de kosten berekenen tegen 10 c., Den Haag zijn diensten kan aanbieden tegen 8 c. Js jaars en per inwoner. Al blijft het desideratum een alge meen geldende rijkskeur, zoo kunnen der gelijke contracten van bestaande keu ringsdiensten met gemeenten waar deze wegens te hooge kosten, vooralsnog niet opgericht kunnen worden, er veel toe bijdragen om het groote sociale euvel van levensmiddelen binnen engere gren zen te beperken. ne naast het leelijke, poëzie naast terug- stuitende werkelijkheid, schurkerij en los bandigheid naast edele daden van moed en zelfopoffering. Een groote jongen van omstreeks 20 jaren, baardeloos, met een gelaat waarop de ellende was te lezen, gekleed in een uniform dat hem te groot was en al vol modder zat, klom op een tafel en begon met een valsch klinkende stem een lied te zingen van Marie-Joseph Ché- njer. den secretaris der Nationale Con ventie, die zijn eigen broeder had laten fusileeren. Een storm van toejuichingen brak los. De zanger werd omringd door- zijn vrienden. Men riep hem toe: Bravo, Marius! Het jongemensch had den naam van dezen beroemden Romein aangenomen. Rome was destijds in de mode. Aangemoedigd door zijn succes ging Marius met forscher en vaster stem door. Deze vaderlandslievende verzen waren zeker niet zooveel waard als die, welke de broeder van den dichter had gemaakt, de ongelukkige André Chénier, die zijn verzen schreef in de gevangenis, welke hij slechts zou verlaten om het schavot te beklimmen, maar deze geleg .-.ïlieids- De Week in Het Buitenland). Een stilte is er ingletreden in het ru moer Kitat over en op dén Balkan de wereld bezig hield. Het oorlogsgekwakkel houdt niemands belangstelling meer gaan de. Nu de partieele wapenstilstand ge sloten is, kan het niemand meer schelen wat Griekenland eigenlijk en óf het zelfs wat uitvoert. En de berichten over on- eenigheid tusschen de bondgenooten, die hun terugslag zouden kunnen hebben op de onderhandelingen over den vrede met den .Turk en net al of niet behouden van iden ouderlingen vrede, worden niet meer geloofd, sedert men uit de vreemd soortige houding van Griekenland inzake den wapenstilstand heeft kunnen bemer ken, dat alles nog in onderlinge afspraak geschiedt. Nadat nu nog de verschillende mogend heden in hun parlementen hadden doen verklaren, dat de algemeene toestand zeer bevredigend was en men zich v^or een algemeenen oorlog niet ongerust behoef de te maken; sedert bekend is geworden dat naast de vredesconferentie der Bal- kanmogendheden nog een andere wordt gehouden door de gezanten der groote mogendheden, welke conferentie wel tot niets anders kan bedoeld zijn dan om invloed uit te oefenen op den gang van zaken in de eerste en aldus een nog| grooteren waarborg schijnt te geven voor hét behoud van den internationalen vre de, zal bij de meesten de belangstelling voor wat er buiten onze grenzen voorviel wel aanmerkelijk, zoo niét geheel tot nul, gedaald zijn. .Tot eensklaps deze belangstelling ween rauwelijks wakker geschud wordt door. de tijding van den plotselingen dood van den prins regent 'Leopold van Beieren. En dit feit is onze belangstelling over- waardig, omdat deze oudste dér Euro- peesche vorsten, de rechtschapenheid in persoon, katholiek was in merg en heem Men zag dit reeds bij het begin zijner regeering, die hij aanvaardde onder de verklaring, dat de Voorzienigheid hem aan den avond van zijn leven een zwa- ren plicht oplegde. En dra zag men hem' krijgsLieden werden er niettemin door, in geestdrift gebracht en zij schreeuwden luidkeels Bravo! Hoerah! Marius kwam van zijn verheven stand plaats af en liet zich met welbehagen een glas brandewijn in het keelgat glijden. Evenwel waren er ook in hem pproe- rige denkbeelden ontstaan. Ook wij zijn slaven! declameerde hij. Terwijl wij ons hier met brandewijn moeten tevreden stellen, drinken onze officieren edele wijnen en laten het zich ook aan het overige niet ontbreken. Wee ons! De gelijkheid zal nooit meer zijn dan een holle klank. Er zullen altijd ontevredenen, zijn. Jean de Trémazan meende, dat hij ef nu genoeg van wist. riet leger dat naar Bretagne oprukte, droeg de kiemen van wanorde en bande loosheid reeds in zich om. Voor Bretagne had het uur der neder lagen en onderwerping nog niet geslagen. Hoche en zijn soldaten, echte soldaten, waren er nog niet. Jean betaalde zijn gelag, maakte z.ch stil uit de voeten, keerde terug naar Hen post, nam een versch paard en verliet Ch; rtres ongemerkt in de verwarring, die er heerschte. '(Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5