DE TWEE VRIENDEN. Uit de Pers. Derde Blad, behoorende 0ij DeLeidsche Courant van Zaterdag 2 Nov. no. 933. „Van goed en ziek vleesch...." '(Een interview naar aanlei ding eener actueele kwestie.) Nu het vooral in den laatsten tijd pieermalen en zelfs herhaaldelijk voor- loomt, dat we in de bladen berichten aantreffen betreffende den ongeoorloofl- jden invoer van vleesch van aan, ziekte gestorven dieren, en meermalen door Imiddel der pers de gevolgen van dezen 'gewetenloozen handel, als worstvergifti ging enz. enz. onder de oogen, hebben gezien, meenden we, waar ook in on^e (fetad den laatsten tijd meermalen derge lijke feiten plaats hadden, goed1 te doen jdeze zaak een weinig nader te bescbou- twen. Daar evenwel een journalist geen sla ger is was een der eerste stappen jte trachten met ma runen van; ^t vak en ipractijk in aanraking te komen ter nadere inlichting, wat ons na eeryge moeite dan ook gelukte. Eenige door ons bezochten waren in den beginne zéér ge preserveerd met hunne woorden, doch na- jdat wijhadden duidelijk gemaakt, dat juist jönze bedoeling was te trachten zooveel jmogelijk, bij alle praatjes die er loo- Ip.en, zonder iemand te kwetsen en, met absolute doodzwijlging van namen of na- jdere aanduidingen, de waarheid aan ihet daglicht te brengen, hetgeen er zeker ftoe zou medewerken den eerlijken <vakman voor blaam of verdachtmaking te vrijwaren, en één en ander niet an ders dan in het belang, van elk rechtge zind slager kon zijn eerst toen kregen ,we het vertrouwen van hen, wien we om jm ede werking en inlichtingen; wilden yragen. Onze eerste vraag was danis het •wezenlijk waarheid, dat er, bij Onzen bestaand en keuringsdienst en, ons voor treffelijk abattoir toch nog zooveel vleesch frauduleus wordt ingevoerd? Een gulle lach bewees ons al direct, dat we daar een voor den vakman dom- 'ime vraag gedaan hadden. Doch de ver zekering, dat we werkelijk „leek" op dat gebied waren, vermocht ons uit onze jpositie te redden. Kijk mijnlioer, als wij '?eens mochten deelen datgene wat hier nog wordt binnengehaald zon,der een abattoir gezien te hebben, alzoo fraudu leus, dan behoefde U geen letter neer te zetten en ik kon het mes gfcru&t wegleggen, want dat aantaal ponden, is aiog zóó groot, dat wij dan gerust loon den gaan rentenieren,. Toen begrep,en wij 'sinans lachen, En toen ons door spre ker werd duidelijk gemaakt, hoe zulks geschiedde en kon geschieden, stonden ..we niet meer verbaasd erover, dat die 'handel in inferieure vleescnsoorien zoo'n omvang had, als spreker ons beduidde. ';Met alle mogelijke middelen van ver- Voer worden die heerlijke boutjes hier ingebracht: per automobiel, kinderwagen ,of melkbus; per rijtuig waarin heer en 'dame plaats nemen, met onder den zit plaats een paar zakken lekkers (vleesch) 'of een uitgebeend beestje om het lijf gebonden, onder de kleerenen, ook wel in zeepvaatjes, enz. Ziet, vervolgd- de spreker, dat zijn slechts eenige staak jes, maar daar zijn begrijpelijkerwijze bp die manier zooveel wijzen van invoer,; dat we niet uitgeptraat zouden rakejn. 'Zoo wordt er veel ingevoerd per fiets, zulks is een gemakkelijke gelegenheid. De persoon die de fiets berijdt is al tijd veel vlugger dan de keurmeester, en bij een beetje uitkijken wordt de controle bijna altijd zeker verschalkt. Al heb ben we geoefende keurmeesters en een bekwamen directeur aan 't slachthuis, wat (kunnen zoo'n paar person,en, laat 't dan zijn met medewerking der politie, om 'v heele stad te controleeren 'n Anderen avond vervoegden, we ons bij een collega van eerstgenoemde, waar we begonnen te vertellen wat we alzoo ervaren en gehoord hadden, en vroe gen, of dat alles werkelijk mogelijk FEUILLETON. 30) Hij sprong uit zijn bed, schreeuwde om zijn wapens en wilde de ongelukkige vorstin, die hij zich herinnerde eenmaal te Versailles gezien te hebben, toen hij haar, nog in allen glans van haar jeugd •en schoonheid, was komen begroeten, ter hulp snellen. in zijn ijlende koorts meende hij haar rechters en beulen voor zich te zien hij dreigde hen met de vuisten en riep hen allerlei scheldwoorden toe. Met veel moeite slaagde men er in hem tot kalmte te brengen en daarna zonk hij bewusteloos op zijn bed terug. De gravin, die hem met volle toewij ding verpleegde, hoorde nog hoe hij 'mompelde, terwijl hij het bewustzijn ver loor: Wij hebben te lang gewacht. Het «-s gedaan. Alles is verloren. Dit voorval overwon de laatste aar zeling der familie. Dokter Nollan gold voor zeer bekwaam jen daarbij oefende hij de praktijk te Parijs uit, wat zijn gezag in de oogen was. Ook deze moest het ten volle beamen. Ja mijnheer, U schijnt zéér goed ingelicht, het is helaas een te betreuren w a a r h e i d, dat zulks hier ge beurd. Waarom aan ito .wijzen degenen die zich aan dfergelijlke vergrijpen schuldig maken? Beter was het dat dergelijke handel kon worden voorkomen, want juist door dezen frauduleuzen handel in minderwaardig vleesch, in vleesch dat vaak diende op den mesthoop te wor den geworpen, door dien handel is het in de bestaande omstandigheden zoo moeilijk eerlijk zijn brood te verdienen. Wiel zijn er menlsdhen, die dergl-'lijk vleesch aan den man brengen,, docih er zijn gelukkig toch óók nog vele eerlijke slagers, die zich met dergelijke schan delijken handel niet inlaten,. Deze spreker deed ons ook nog ge heel andere toestanden zien, dlan, zijn collega. Ziet zoo vervolgde hij ik geloof niet dat die knoeierijen, dat zich schul dig maken aan het verkoopen van vleesch dat vaak niet verkocht mag worden), en alléén nolg geschikt is om er mest specie van te maken dat zulks niet zóó zou, voortwoekeren, als niet de slager en zijn bedrijf zoo zwaar gedrukt was door hooge belastingen, abattoir-kosten enz. Vóórdat hier een abattoir was, kostte mij het slachten van een var ken bijna rilets. Ik ging naar de fa briek, haalde voor 3 of 4 centen een ton heet water om het dier van de haren te kunnen ontdoen,. En thans krijg ik aan het abattoir óók zooveel kookend water, doch moet daarvoor f 1.85 betalen, be halve stalgeld en assuranties om moge lijke afkeuringisschade te kunnen dek ken. Alzoo, behalve tijdverlies om heeri en terug n,aar het abbattoir te gaaln moet ik van de te maken winst van ieder beestje door mij geslacht f2.50 missen; en daar ik gemidedld 2 a 2i/2 varken nooidig heb, is zulks voor mij een schade post van 6 a 7 guldjen per w|ee*tk. Dat gaat van mijn winst af, maar, zóó is het ook' naar evenredigheid bij die grootere slagers, of bij hen, die slechts één beestje in de weelk kunnen, slacht ten. Daarbij komen zwaar drukkfenldje belastingen. Onze zegsman begon, dan verder eens recht zakelijk mede te diee- len hoe de toestanden eigen tl ijk zijn,. Eerstens dat reeds eeaiige jaren die in koopsprijzen veel te hoog zijn, door de velen uitvoer naar het buitenland; dat de inkoopsprijzen thans reeds het dub bele bedragen van vóór eenige jaren, doch de verkoopsprijs zich daar niet tiaar regelen kan door de groote concur rentie en mede door dien invoer van vleesch van slechte kwaliteit of van ge storven dieren. Neem daarbij djat hier ter stede de eerste klasse klanten spora disch gaan worden, en de werkman, inzonderheid de fabrieksarbeider hier in 't algemeen niet zoo'n loon, verdient om vleesch van 50 of 55 centen die vijlf ons te kunnen koopen,; allemaal re denen van malaise, waardoor de fijne stukken van een beest niet voor die waarde kunnen verkocht worden, en wij den vakmansstand alléén Zaterdags in, onzen winkel vertegenwoordigd zien. Maar wij moeten de andere dagen van de week toch ook leven? Zóó is er weinig omzet, dus bijgevolg ook geeni verdienste. Geen wonder dat er zijn die trachten, door oiiffckeurd (goedkooper) vleesch mèt Ihet gekeurde te verkoopen, zich zóó staande te houden. En dat zou niet gebeuren, althans bij velen niet, in dien op die manier de menschen zich niet genoodzaakt zagen aan dergelijk'en hand el el de voorkeur te geven. Heusch, de toestand is bitter. Ik zelf kan menschen patroons of collega's, bekwame vak- menschen, die Ihun vak, hun bedrijf lief hebben, en die thans, uit nood gedwong- gen en met terzijdestelling hunner voornemens om eenmaal hunn,e zaken vaan de kinderen te kunnen nalaten of aan opvolgers goed te kuninen verkoo pen of overdoen het vak dat zij een maal met liefde aanleerden, zouden wil len verlaten, uit nood gedrongen,, om op andere wijze voor zich en hpn huis gezin in het onderhoud te kunnen voor zien. Voor den kleineren slager, zonder zijner landgenooten in Bretagne niet wei nig verhoogde. Dokter Bachelfiii drong er zelf op aan, dat men zijn collega Nolian zou roepen en daarom werd de trouwe Gagnard naar Lamballe gezonden met een bood schap voor den zoon van den rentmeester In een paar uren was de boschwachter terUg, vergezeld van dokter Nollan, die een consult 'had met zijn collega Bachelin •en vervolgens bij den gewonde werd toegelaten. De Parijsche dokter gedroeg züch op onberispelijke wijze tegenover de familie de Trémazan. Hij nam den graaf ter zijde en sprak tot hem Ik Wil niet in uw geheimen drin gen. Uw gast zal f'n mijn oogen nooit anders zijn dan een patiënt en een on bekende, omtrent wien ik u geen enkele vraag steil en wil. Hij is uw vriend en als zoodanig heeft hij aanspraak op mijn hulp, die ik hem naar mijn beste weten zal verleenen. Hij onderzocht den baron nauwkeurig en deed hém eenige bescheiden vragen naar 't ongeluk, waardoor hij deze ver wondingen had opgedaan. In overeenstemming met zijn collega uit Lamballe vond hij de ziekte zeer ernstig en achtte hij kraohtige middelen dringend noodig. veel bedrijfskapitaal, voor hem is de tijid zoo moeilijk, zoo hij éérlijk wil blijven, temeer, waar hij met 5 U il ei beesten moet concureeren, tegen hen; die zich sdhuldig maken aan Ijet vejrkoo- pen van ongekeurd en b.ijgevolg goed kooper vleesch. Ook van dit bezoek gingen we dien avond vrij laat huiswaarts, met de inn nige overtuiging, dat slagertje zijn, thans niet meevalt, en deze categorie van bur gers thans meer dan ooit gedrukt gaat door allerlei wantoestanden. Na dezen,i die Voor de waarheid1 van wat ons was medegedeeld volkomen instond, spraken we ook nog andere vak menschen, doCh ook dit alles kwam, met soms 'n kleine uitzondering, op hetzelfde neer. Meer dere klachten, vooral onder dfe kleine re slagers, over zwaren belastingdruk. Toen wij bij één opmerkten dat hij dan toch met zijne boeken zou kunn.en bewijzen den teruggang van verdienste/ kregen we ten antwoordrtOd!i, wij als kleine slagers, mijnheer, wij heb ben geen boeken, kunn,en geen boeken hebben. Wij doen alles zelf; onze klant jes afloopen, gaan slachten en an dere werkzaamheden verrichten, en ook vaak als moeder de vrouw den winkel niet kan waarnemen zelf achter de toonbank en zoo komt er van boeken bijhouden niet veelals je werkt van 's morgens tot 's avonds is de nacht toch ook voor ons om te rusten. Kon de zaak zulks opleveren, 'n boekhouder was ook voor ons de aangewezen persoon, al was 't alléén om ons te behoeden voor 't betalen van teveel belastiln{g^ maar zóó levert 't bedrijf niet voldoen de op, om dat te kunnen doem Ook deze spreker gaf nog verscheidene middelen ,aan om zijn vak op te werken en loo- nenid te kunnen, maken, en zag nog wel wegen om den frauduleuzen vleeschin- voer, door betere toestanden te schep*- pen, sterk te beknotten. Allereerst; Iaat het stadsbestuur ons niet alléén alle on kosten van een abattoir laten betalen. Een melkboer, kruidenier, enz. en op op alle koopwaar waar keuring van ge meentewege op is, daar behoeft door den winkelier uiets extra's voor betaald te worden. Maar de slager moet alle onkosten voor die keuring zelf betalen* terwijl die keuring nu juist niet alléén voor den s'.ager voorieelig is, maar ook in het voordeel van heel de burgerij, daar door een goede controle op vleesch de burgers de zekerheid krijgen goed en gezond vleesch voor hun geld te beko men. Waarom dan deze lasten gedrukt enkel op ongeveer 'n tachtig slagers? 'n Andere regeling hierin zou voor ons slagers al 'n opkomst, een heelen stap vooruit zijn. Dat vetder de keuring zóó worde ingericht door een stelsel, waar door die ongeoorloofde invoer moet ophouden, dooreen Rijkskeuring, opdat alle plaatsen in Nederland vrij met elkaar kunnen handelen,. En dan thans wordt wel de slager die zich aan ongeoorloofden invoer, zon der keuring, schuldig maakt gestraft, hetzij dan met 'n geldboete of gevangen nisstraf, doch juist de hoofdpersoon, de gene die den slager in do verleiding- brengt, dat is de veehouder, de hoofd persoon, de man achter de coulissen, blijft ongestraft, al verkoopt hij ook het walgelijkste, of een door ziekte ge storven dier. Dat de Regeering strafbe palingen instelle om den verkooper van cadavers (dierenlijken) te kunnen, tref fen, dat zou dien frauduleuze invoer al 'sTterk doen tegengaan, in 0113 aller belang. Want zoolang de veehouder de vrijheid behoudt om cadavers van gestorven dieren te verkoopen, zoolang zullen er ook menschen gevonden worden, die er zich voor leenen om dat vleesch in te voeren èn te verhandelen,, vleesdh van dikwijls aan tuberculose, vlekziekte pestziekte enz. gestoroven dieren. En al gebeurdt dit nu door nette of minder nette vilders of kiiorsen, 't blijft in ieder geval, zoo daar op die manier geen straf bepaling opis, bestemd om voor menschen als voedsel te dienen, zoolang de vee houder dergelijk walgelijk en voor dfe gezondheid dikwijls zeer schadelijk vee Dl;e schreef hij voor en de onvermoei bare Gagnard moest nogmaals de reis naar Lamballe maken met den dokter, om de medicijnen mee te brengen op zijn terugkeer naar La Guyonnière. Naast elkaar rijdend in vriendschap pelijk gesprek maakten de dokter en de boschwachter de reds. Hubert Nollan sprak tegenover Gag nard met den grootsten eerbied en met diepe genegenheid over den graaf de Trémazan, die van zijn kinderjaren af zoo goed voor hem was geweest, hetgeen hij noodt vergeten zou. s De boschwachter, die een scherpzinnig man was, had het in den aanvang niet zeer begrepen gehad op dezen dokter uit Parijs, die zich zoo sierlijk kleedde en zulke verfijnde manieren had, maar Hubert Nollan had al meer harten voor zlich ingenomen en door de wijze, waar op hij over den graaf de Trémazan en zijn hudisgenooten sprak, was Gagnard, die aan zijn meesters innig gehecht was, al spoedig voor den dokter gewonnen. Daarbij sprak de dokter zoo vriende lijk, zoo gemeenzaam met hem, den een- voudigen boschwachter, dat hij er zich ten slotte van overtuigd hield, dat het leven te Parijs geen ongunstigen invloed op Nollan had uitgeoefend en deze in zijn hart een echte Bretagner was ge bleven. blijft verkoopen. Voor den boerenstand wordt van Regeeringswege zooveel go- daan: voor Landbouwtentoonstellingen,, voor Landbouwscholen, Bosdhbouw, Zui velbereiding, enz. Ik misgun den boer zulks niet, doch laat men dan ook d'en slager een rijkskeuring geven, om daar door vrijheid te bekomen om met alle Nederlandsche slagers of grossiers te kunnen zaken doen, zoodat wij onzen handel niet in beperkten kring belhoe- ven te drijven. Hier onderbraken wij onzen zegisman met de opmerking of er dan op de dorpen in 't geheel geene keuringi was, en ot er zoo dikwijls dood of ziek vee voorkwam. In sommige go- vallen, antwoordde onze zegsman, wordt er een veearts geroepen, wanneer er althans een dier sterft aan besmettelijke ziekte Doch ee.n dereglijke keuring biedt zoo weinig zekerheid. Want vergeet? de eigenaar van zoo'n ziek dier (per abuis) om aangifte te doen, dan brengt dat zieke en gestorven beestje meer op, dan het door den veearts te laten afkeu ren en dan te begraven. Ook zijn, er wel gemeenten waar een veehouder voor keurmeester optreedt, doch in de meeste gemeenten is de veehouder geheel vrij vrij en kan zijne door zieke gesttori ven dieren gerust aan den man. brengen. En zoolang zulke toestanden nog be staan, zullen er ook knoeierijen blijven, plaais vinden. Ook meenden we nog te moeten vragen of vleesch van gestor ven dieren altijd schadelijk was. Waarop spreker antwoordde: een dier dat een plotseling ongeluk krijgt door b.v. ver drinking of andere oorzaken is dSk- wijls nog voor voedsel geschikt Ik voor mij als slager zou een mooie oplossing zien, indien alle dieren cfce aan -ziekte sterven, bijgevolg lijken* tegen eene kleine vergoeding aan het abattoir weid den gebracht, om dan naar het oordeel van den keuringsdienst verder behan deld te worden. Doode of gestorven dieren zijn dikwijls een groote schade post voor den bezitter, doch ook deze dieren kunnen npg geld opbrengen. De industrie kan alles gebruiken, zooals de huiden; de beenderen voor beenen voorwerpen, been-zwart, beendermeel, lijm, mest enz. Denkt U, dat, wanneer de doode dieren zóó werden benut het groote publiek niet met heel wat meer gerustheid zijn stukje vleesdh bij het middagmaal zou gebruiken De veehou- houder zou ongetwijfeld in den begin- se zulks wel in zijne beurs voelen, doch slechts tijdelijk, daar voor al die dui zenden kilogrammen inferieur vleesch thans nog ongeoorloofd in den handel ge bracht, dan de aanvrage voor gezond! vleesch zou komen. Maar bovendien, ook de slager gevoelt zulks, van ons wordt zoo dikwijls afgekeurd hetgeen voor veel geld gekocht is. Wij moeten ons dekken tegen mogelijke schade door on derlinge assurantie, zulks kan de veehou der toch ook doen Maar de vèr strek kende gevolgen zouden zijn, dat de boer zijn veestapel kon vergrooten, terwijl hét vee prijs zou houden. En dan, dit moet ons toch- óók nog van 't hjjrt. Ik heb mijne meening medegedeeld betref fende een rijkskeuring. Doch deze zal er gewis morgen of de volgende weetó nog niet zijn. Maar laat men tenminste óók in den handel, hart en geweten, laten spreken. Alle inferieure handela ren zou ik de vraag willen stellen „Kunt gij dergelijken handel naar plicht en geweten verantwoorden Of men, dan veehouder of tussolienpersoon is,, door beslist schadelijk vleesch op een of andere manier bedriegelijk voor con sumptie schijnbaar geschikt temaken, en zoo, de feiten zijn er niet waar, de ge zondheid en het leven van zijn, mede- mensch in de waagschaal stellen? Ziet* mijnheer, eindigde onze zegsman, dat is iets waar ik niet bijkan En wij bedankten voor alle opgedane ervaringen en mededeelingen„ en meen den één en ander, vooral waar er voor niemand éénige kwetsing of stooten,ds in ligt, doch alleen toestanden laat zien, zooals die werkelijk bestaan, in 't belang van ieder eerlijk en rechtgeaard burger en vakman, eens, vooral nu de Niet het minst was de boschwachter getroffen door den lof, waarmee Hubert Nollan sprak over mej. Rose, die Gagnard van haar geboorteuur af gekend had en van wie hij zooveel hield als van een eigen kind. Toen Hubert Nollan, na de genees middelen aan Gagnard ter hand gesteld te hebben, te Lamballe met een hand druk van hem scheidde, geloofde de brave boschwachter vast en stellig, dat de familie de Trémazan geen trouwer en oprechter vriend had dan deze Pa rijsche dokter; en van zijn achterdocht tegen den verrader was niets over gebleven. De volgende dagen kwam Hubert Nollan geregeld op het kasteel La Guyon nière terug, soms in gezelschap van zijn collega uit Lamballe en soms alleen. Ondanks deze geneeskundige hulp, werd de toestand van baron de Guern er niet beter op. Integendeel. De zieke ging zienderoogen achteruit en alle mid delen, die de gencesheeren aanwendden om de kwaal te bestrijdenbleven vruchteloos. Te Lamballe liep het gerucht, dat mej. Rose de Trémazan gevaarlijk ziek was. De vurigste pariotten geloofden het en van die zijde dreigde er ook geen on raad. Sedert eenTge dagen evenwel waren er onbekendent voorzien van geheime kwestei zoo actueel is, langs dezen weg méér in 't publiek te brengen. a v. o Gehuwde onderwijzeressen. Aan een artikel ln het Katholiek Sociaal Weekblad van Mr.Aalberse ontleen en we het volgende: Dan hier ,dan daar, duikt in de Ge meenteraden het vraagstuk opmoet aan een onderwijzeres, wanneer ze huwt, ont slag worden gegeven? Wij meenen van ja. Vooreerst op dezen principieelert grond: de gehuwde vrouw behoort ia haar gezin, en niet in fabriek, werkplaats, school of ambtenaars-bureau. Maar vervolgens ook op dezen pracs- tischen grond: dat ontslag is in 't belang van het onderwijs. Dit laatste wordt door hen, die pria- cipieel anders over deze vraag denken* in den regel ook betwist In den regel, niet steeds. Zoo schreef „Het Handelsblad": „Indien de Gemeenteraad zich in bedoelden zin uitspreekt, zal iemand, die voortaan een onderwijzeres huwt* er op moeten rekenen, dat hij de kost winner moet zijn voor het gezin. Voor de onderwijzeres zal dit geen rampl zijn en voor de school is het beter.'* En toen in October 1911 de Amster- damsche Raad in tegenovergestelde rich ting had beslist, schreef hetzelfde vrij zinnig blad „Deze overwinning van het ultra- feminisme heeft vrouwen een recht, een voor recht gegeven, maar ten koste van het onderwijs, ten koste van de kinderen. En velen zullen er bijvoegen; ten koste van de moraliteit" Maar in den regel voelen de prind- pieele tegenstanders ook niets of weinig voor het practische bezwaar. Integendeel,; zij aphten 't juist voor 't onderwijs ge- wenscht, dat de onderwijzeres, Hie huwt; onderwijzeres blijve. Immers, zoo zegt men, de gehuwde onderwijzeressen win nen vooraf wanneer zij moeder zijn, veel in waarde, daar zij beter dan ongehuwde onderwijzeressen de kinderziel door gronden. In theorie is dit juist Maar de practijk? De Amsterdamsche wethouder van on derwijs, mr. de Vries, deelde in October 1911 in den Raad mede, dat aldaar van de 96 gehuwde klasse-onderwijzeressen er 64 zijn zonder kinderen, 17 met één kind, 11 met twee, 1 met drie, 2 met vier en 1 met 8 kinderen. Dus 64 van de 96 hadden zelfs in het geheel geen kinderen. Cijfers, die waarlijk geen commentaar behoeven Van_den gunstigen invloed, dien do gehuwde onderwijzeres als moeder op do schoolkinderen zou hebben, komt du» bitter weinig terecht! In een rapport van de Nederl. Vereeni- ging van Hoofden van Scholen zegt Mr. Aalberse verder wordt de uitslag weergegeven van een gehouden enquête bij de hoofden van scholen. Van de 410 ingekomen antwoorden waren er maar 48 vóór, doch 362 tégen de toelating der gehuwde onderwijzeres. Vooral drie argumenten worden door die 48 voorstanders aangevoerd. Vooreerst 't moederschap-argument* hetwelk wij zoo juist reeds onder da oogen zagen. Zwaar weegt 'tdus niet! Vervolgens dit argument: „De opge wektheid der onderwijzeres neemt toa door haar huwelijk; het kribbige, onge durige, nukkige, vermindert of verdwijnt.'* Heel erg vleiend voor de talrijke onge huwde onderwijzeressen is dit argument zeker niet! Gelukkig wordt 'tdoor het zooveel grootere getal der tegenstander» beslist weersproken, 't Spreekt toch ook van zelf, dat de gehuwde vrouw, die ook voor haar gezin, zij 'tdan veelal een klein gezin, heeft te zorgen, meer vermoeid, minder opgewekt in de scltool zal zijn, dan de ongehuwde, die veel volmachten en belast met een belangrijke zending, te Plancoët en in de omgeving gekomen, maar te Lamballe had men hen nog niet gezien. Het verschijnen van die mannen be- teekende niet veel goeds, zij spiedden en snorden overal rond en wonnen in lichtingen in omtrent de aristocraten en de cidevants van het land. Voornamelijk gold hun aandacht da families Keroual, Balazé en d'Achet. Nie mand hunner had nog den naam van de familie de Trémazan genoemd, als be stond er een afspraak, dat men bij deze familie geen argwaan zou wekken. De overste had zijn hoofdkwartier ge vestigd te Saint-Malo en van daar zond hij zijn speurders uit in den omtrek. Dokter Nollan deed alsof hij hem niet kende. Hij bracht ook meermalen be zoeken op het kasteel van d'Achet, waar hij berichten overbracht van de familie) de Trémazan, en zoo onderhield hij de! gemeenschap tusschen deze kasteden* waarvan de bewoners niet reditstreek» met elkaar verkeeren durfden, uit vrees voor de spionnen, die het land afliepen. Het vertrouwen in hem was onbeperkt en hij was ingewijd in al hun geheimen* (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 9