DE TWEE VRIENDEN.
Uit de Pers.
Derde Blad, behoorende
0ij DeLeidsche Courant van
Zaterdag 2 Nov. no. 933.
„Van goed en ziek vleesch...."
'(Een interview naar aanlei
ding eener actueele kwestie.)
Nu het vooral in den laatsten tijd
pieermalen en zelfs herhaaldelijk voor-
loomt, dat we in de bladen berichten
aantreffen betreffende den ongeoorloofl-
jden invoer van vleesch van aan, ziekte
gestorven dieren, en meermalen door
Imiddel der pers de gevolgen van dezen
'gewetenloozen handel, als worstvergifti
ging enz. enz. onder de oogen, hebben
gezien, meenden we, waar ook in on^e
(fetad den laatsten tijd meermalen derge
lijke feiten plaats hadden, goed1 te doen
jdeze zaak een weinig nader te bescbou-
twen.
Daar evenwel een journalist geen sla
ger is was een der eerste stappen
jte trachten met ma runen van; ^t vak en
ipractijk in aanraking te komen ter nadere
inlichting, wat ons na eeryge moeite
dan ook gelukte. Eenige door ons
bezochten waren in den beginne zéér ge
preserveerd met hunne woorden, doch na-
jdat wijhadden duidelijk gemaakt, dat juist
jönze bedoeling was te trachten zooveel
jmogelijk, bij alle praatjes die er loo-
Ip.en, zonder iemand te kwetsen en, met
absolute doodzwijlging van namen of na-
jdere aanduidingen, de waarheid aan ihet
daglicht te brengen, hetgeen er zeker
ftoe zou medewerken den eerlijken
<vakman voor blaam of verdachtmaking
te vrijwaren, en één en ander niet an
ders dan in het belang, van elk rechtge
zind slager kon zijn eerst toen kregen
,we het vertrouwen van hen, wien we om
jm ede werking en inlichtingen; wilden
yragen.
Onze eerste vraag was danis het
•wezenlijk waarheid, dat er, bij Onzen
bestaand en keuringsdienst en, ons voor
treffelijk abattoir toch nog zooveel
vleesch frauduleus wordt ingevoerd?
Een gulle lach bewees ons al direct,
dat we daar een voor den vakman dom-
'ime vraag gedaan hadden. Doch de ver
zekering, dat we werkelijk „leek" op
dat gebied waren, vermocht ons uit onze
jpositie te redden. Kijk mijnlioer, als wij
'?eens mochten deelen datgene wat hier
nog wordt binnengehaald zon,der een
abattoir gezien te hebben, alzoo fraudu
leus, dan behoefde U geen letter neer
te zetten en ik kon het mes gfcru&t
wegleggen, want dat aantaal ponden, is
aiog zóó groot, dat wij dan gerust loon
den gaan rentenieren,. Toen begrep,en wij
'sinans lachen, En toen ons door spre
ker werd duidelijk gemaakt, hoe zulks
geschiedde en kon geschieden, stonden
..we niet meer verbaasd erover, dat die
'handel in inferieure vleescnsoorien zoo'n
omvang had, als spreker ons beduidde.
';Met alle mogelijke middelen van ver-
Voer worden die heerlijke boutjes hier
ingebracht: per automobiel, kinderwagen
,of melkbus; per rijtuig waarin heer en
'dame plaats nemen, met onder den zit
plaats een paar zakken lekkers (vleesch)
'of een uitgebeend beestje om het lijf
gebonden, onder de kleerenen, ook
wel in zeepvaatjes, enz. Ziet, vervolgd-
de spreker, dat zijn slechts eenige staak
jes, maar daar zijn begrijpelijkerwijze
bp die manier zooveel wijzen van invoer,;
dat we niet uitgeptraat zouden rakejn.
'Zoo wordt er veel ingevoerd per fiets,
zulks is een gemakkelijke gelegenheid.
De persoon die de fiets berijdt is al
tijd veel vlugger dan de keurmeester, en
bij een beetje uitkijken wordt de controle
bijna altijd zeker verschalkt. Al heb
ben we geoefende keurmeesters en een
bekwamen directeur aan 't slachthuis, wat
(kunnen zoo'n paar person,en, laat 't dan
zijn met medewerking der politie, om 'v
heele stad te controleeren
'n Anderen avond vervoegden, we ons
bij een collega van eerstgenoemde, waar
we begonnen te vertellen wat we alzoo
ervaren en gehoord hadden, en vroe
gen, of dat alles werkelijk mogelijk
FEUILLETON.
30)
Hij sprong uit zijn bed, schreeuwde om
zijn wapens en wilde de ongelukkige
vorstin, die hij zich herinnerde eenmaal
te Versailles gezien te hebben, toen hij
haar, nog in allen glans van haar jeugd
•en schoonheid, was komen begroeten, ter
hulp snellen.
in zijn ijlende koorts meende hij haar
rechters en beulen voor zich te zien
hij dreigde hen met de vuisten en riep
hen allerlei scheldwoorden toe.
Met veel moeite slaagde men er in
hem tot kalmte te brengen en daarna
zonk hij bewusteloos op zijn bed terug.
De gravin, die hem met volle toewij
ding verpleegde, hoorde nog hoe hij
'mompelde, terwijl hij het bewustzijn ver
loor:
Wij hebben te lang gewacht. Het
«-s gedaan. Alles is verloren.
Dit voorval overwon de laatste aar
zeling der familie.
Dokter Nollan gold voor zeer bekwaam
jen daarbij oefende hij de praktijk te
Parijs uit, wat zijn gezag in de oogen
was. Ook deze moest het ten volle
beamen. Ja mijnheer, U schijnt zéér
goed ingelicht, het is helaas een te
betreuren w a a r h e i d, dat zulks hier ge
beurd. Waarom aan ito .wijzen degenen die
zich aan dfergelijlke vergrijpen schuldig
maken? Beter was het dat dergelijke
handel kon worden voorkomen, want
juist door dezen frauduleuzen handel
in minderwaardig vleesch, in vleesch dat
vaak diende op den mesthoop te wor
den geworpen, door dien handel is het
in de bestaande omstandigheden zoo
moeilijk eerlijk zijn brood te verdienen.
Wiel zijn er menlsdhen, die dergl-'lijk
vleesch aan den man brengen,, docih er
zijn gelukkig toch óók nog vele eerlijke
slagers, die zich met dergelijke schan
delijken handel niet inlaten,.
Deze spreker deed ons ook nog ge
heel andere toestanden zien, dlan, zijn
collega.
Ziet zoo vervolgde hij ik geloof
niet dat die knoeierijen, dat zich schul
dig maken aan het verkoopen van vleesch
dat vaak niet verkocht mag worden),
en alléén nolg geschikt is om er mest
specie van te maken dat zulks niet
zóó zou, voortwoekeren, als niet de slager
en zijn bedrijf zoo zwaar gedrukt was
door hooge belastingen, abattoir-kosten
enz. Vóórdat hier een abattoir was,
kostte mij het slachten van een var
ken bijna rilets. Ik ging naar de fa
briek, haalde voor 3 of 4 centen een ton
heet water om het dier van de haren te
kunnen ontdoen,. En thans krijg ik aan
het abattoir óók zooveel kookend water,
doch moet daarvoor f 1.85 betalen, be
halve stalgeld en assuranties om moge
lijke afkeuringisschade te kunnen dek
ken. Alzoo, behalve tijdverlies om heeri
en terug n,aar het abbattoir te gaaln
moet ik van de te maken winst van ieder
beestje door mij geslacht f2.50 missen;
en daar ik gemidedld 2 a 2i/2 varken
nooidig heb, is zulks voor mij een schade
post van 6 a 7 guldjen per w|ee*tk.
Dat gaat van mijn winst af, maar, zóó
is het ook' naar evenredigheid bij die
grootere slagers, of bij hen, die slechts
één beestje in de weelk kunnen, slacht
ten. Daarbij komen zwaar drukkfenldje
belastingen. Onze zegsman begon, dan
verder eens recht zakelijk mede te diee-
len hoe de toestanden eigen tl ijk zijn,.
Eerstens dat reeds eeaiige jaren die in
koopsprijzen veel te hoog zijn, door de
velen uitvoer naar het buitenland; dat
de inkoopsprijzen thans reeds het dub
bele bedragen van vóór eenige jaren,
doch de verkoopsprijs zich daar niet
tiaar regelen kan door de groote concur
rentie en mede door dien invoer van
vleesch van slechte kwaliteit of van ge
storven dieren. Neem daarbij djat hier ter
stede de eerste klasse klanten spora
disch gaan worden, en de werkman,
inzonderheid de fabrieksarbeider hier
in 't algemeen niet zoo'n loon, verdient
om vleesch van 50 of 55 centen die
vijlf ons te kunnen koopen,; allemaal re
denen van malaise, waardoor de fijne
stukken van een beest niet voor die
waarde kunnen verkocht worden, en wij
den vakmansstand alléén Zaterdags in,
onzen winkel vertegenwoordigd zien.
Maar wij moeten de andere dagen van
de week toch ook leven? Zóó is er
weinig omzet, dus bijgevolg ook geeni
verdienste. Geen wonder dat er zijn die
trachten, door oiiffckeurd (goedkooper)
vleesch mèt Ihet gekeurde te verkoopen,
zich zóó staande te houden. En dat zou
niet gebeuren, althans bij velen niet, in
dien op die manier de menschen zich niet
genoodzaakt zagen aan dergelijk'en hand
el el de voorkeur te geven. Heusch, de
toestand is bitter. Ik zelf kan menschen
patroons of collega's, bekwame vak-
menschen, die Ihun vak, hun bedrijf lief
hebben, en die thans, uit nood gedwong-
gen en met terzijdestelling hunner
voornemens om eenmaal hunn,e zaken
vaan de kinderen te kunnen nalaten of
aan opvolgers goed te kuninen verkoo
pen of overdoen het vak dat zij een
maal met liefde aanleerden, zouden wil
len verlaten, uit nood gedrongen,, om
op andere wijze voor zich en hpn huis
gezin in het onderhoud te kunnen voor
zien. Voor den kleineren slager, zonder
zijner landgenooten in Bretagne niet wei
nig verhoogde.
Dokter Bachelfiii drong er zelf op aan,
dat men zijn collega Nolian zou roepen
en daarom werd de trouwe Gagnard
naar Lamballe gezonden met een bood
schap voor den zoon van den rentmeester
In een paar uren was de boschwachter
terUg, vergezeld van dokter Nollan, die
een consult 'had met zijn collega Bachelin
•en vervolgens bij den gewonde werd
toegelaten.
De Parijsche dokter gedroeg züch op
onberispelijke wijze tegenover de familie
de Trémazan.
Hij nam den graaf ter zijde en sprak
tot hem
Ik Wil niet in uw geheimen drin
gen. Uw gast zal f'n mijn oogen nooit
anders zijn dan een patiënt en een on
bekende, omtrent wien ik u geen enkele
vraag steil en wil. Hij is uw vriend en
als zoodanig heeft hij aanspraak op mijn
hulp, die ik hem naar mijn beste weten
zal verleenen.
Hij onderzocht den baron nauwkeurig
en deed hém eenige bescheiden vragen
naar 't ongeluk, waardoor hij deze ver
wondingen had opgedaan.
In overeenstemming met zijn collega
uit Lamballe vond hij de ziekte zeer
ernstig en achtte hij kraohtige middelen
dringend noodig.
veel bedrijfskapitaal, voor hem is de
tijid zoo moeilijk, zoo hij éérlijk wil
blijven, temeer, waar hij met 5 U il ei
beesten moet concureeren, tegen hen;
die zich sdhuldig maken aan Ijet vejrkoo-
pen van ongekeurd en b.ijgevolg goed
kooper vleesch.
Ook van dit bezoek gingen we dien
avond vrij laat huiswaarts, met de inn
nige overtuiging, dat slagertje zijn, thans
niet meevalt, en deze categorie van bur
gers thans meer dan ooit gedrukt gaat
door allerlei wantoestanden. Na dezen,i
die Voor de waarheid1 van wat ons was
medegedeeld volkomen instond, spraken
we ook nog andere vak menschen, doCh
ook dit alles kwam, met soms 'n kleine
uitzondering, op hetzelfde neer. Meer
dere klachten, vooral onder dfe kleine
re slagers, over zwaren belastingdruk.
Toen wij bij één opmerkten dat hij
dan toch met zijne boeken zou kunn.en
bewijzen den teruggang van verdienste/
kregen we ten antwoordrtOd!i, wij
als kleine slagers, mijnheer, wij heb
ben geen boeken, kunn,en geen boeken
hebben. Wij doen alles zelf; onze klant
jes afloopen, gaan slachten en an
dere werkzaamheden verrichten, en ook
vaak als moeder de vrouw den winkel
niet kan waarnemen zelf achter de
toonbank en zoo komt er van boeken
bijhouden niet veelals je werkt van
's morgens tot 's avonds is de nacht toch
ook voor ons om te rusten. Kon de
zaak zulks opleveren, 'n boekhouder was
ook voor ons de aangewezen persoon,
al was 't alléén om ons te behoeden
voor 't betalen van teveel belastiln{g^
maar zóó levert 't bedrijf niet voldoen
de op, om dat te kunnen doem Ook deze
spreker gaf nog verscheidene middelen
,aan om zijn vak op te werken en loo-
nenid te kunnen, maken, en zag nog wel
wegen om den frauduleuzen vleeschin-
voer, door betere toestanden te schep*-
pen, sterk te beknotten. Allereerst; Iaat
het stadsbestuur ons niet alléén alle on
kosten van een abattoir laten betalen.
Een melkboer, kruidenier, enz. en op
op alle koopwaar waar keuring van ge
meentewege op is, daar behoeft door
den winkelier uiets extra's voor betaald
te worden. Maar de slager moet alle
onkosten voor die keuring zelf betalen*
terwijl die keuring nu juist niet alléén
voor den s'.ager voorieelig is, maar ook in
het voordeel van heel de burgerij, daar
door een goede controle op vleesch de
burgers de zekerheid krijgen goed en
gezond vleesch voor hun geld te beko
men. Waarom dan deze lasten gedrukt
enkel op ongeveer 'n tachtig slagers?
'n Andere regeling hierin zou voor ons
slagers al 'n opkomst, een heelen stap
vooruit zijn. Dat vetder de keuring zóó
worde ingericht door een stelsel, waar
door die ongeoorloofde invoer moet
ophouden, dooreen Rijkskeuring,
opdat alle plaatsen in Nederland vrij met
elkaar kunnen handelen,.
En dan thans wordt wel de slager
die zich aan ongeoorloofden invoer, zon
der keuring, schuldig maakt gestraft,
hetzij dan met 'n geldboete of gevangen
nisstraf, doch juist de hoofdpersoon, de
gene die den slager in do verleiding-
brengt, dat is de veehouder, de hoofd
persoon, de man achter de coulissen,
blijft ongestraft, al verkoopt hij ook
het walgelijkste, of een door ziekte ge
storven dier. Dat de Regeering strafbe
palingen instelle om den verkooper van
cadavers (dierenlijken) te kunnen, tref
fen, dat zou dien frauduleuze invoer
al 'sTterk doen tegengaan, in 0113 aller
belang.
Want zoolang de veehouder de vrijheid
behoudt om cadavers van gestorven
dieren te verkoopen, zoolang zullen
er ook menschen gevonden worden, die
er zich voor leenen om dat vleesch in
te voeren èn te verhandelen,, vleesdh
van dikwijls aan tuberculose, vlekziekte
pestziekte enz. gestoroven dieren. En
al gebeurdt dit nu door nette of minder
nette vilders of kiiorsen, 't blijft in ieder
geval, zoo daar op die manier geen straf
bepaling opis, bestemd om voor menschen
als voedsel te dienen, zoolang de vee
houder dergelijk walgelijk en voor dfe
gezondheid dikwijls zeer schadelijk vee
Dl;e schreef hij voor en de onvermoei
bare Gagnard moest nogmaals de reis
naar Lamballe maken met den dokter,
om de medicijnen mee te brengen op
zijn terugkeer naar La Guyonnière.
Naast elkaar rijdend in vriendschap
pelijk gesprek maakten de dokter en
de boschwachter de reds.
Hubert Nollan sprak tegenover Gag
nard met den grootsten eerbied en met
diepe genegenheid over den graaf de
Trémazan, die van zijn kinderjaren af
zoo goed voor hem was geweest, hetgeen
hij noodt vergeten zou. s
De boschwachter, die een scherpzinnig
man was, had het in den aanvang niet
zeer begrepen gehad op dezen dokter
uit Parijs, die zich zoo sierlijk kleedde
en zulke verfijnde manieren had, maar
Hubert Nollan had al meer harten voor
zlich ingenomen en door de wijze, waar
op hij over den graaf de Trémazan en
zijn hudisgenooten sprak, was Gagnard,
die aan zijn meesters innig gehecht was,
al spoedig voor den dokter gewonnen.
Daarbij sprak de dokter zoo vriende
lijk, zoo gemeenzaam met hem, den een-
voudigen boschwachter, dat hij er zich
ten slotte van overtuigd hield, dat het
leven te Parijs geen ongunstigen invloed
op Nollan had uitgeoefend en deze in
zijn hart een echte Bretagner was ge
bleven.
blijft verkoopen. Voor den boerenstand
wordt van Regeeringswege zooveel go-
daan: voor Landbouwtentoonstellingen,,
voor Landbouwscholen, Bosdhbouw, Zui
velbereiding, enz. Ik misgun den boer
zulks niet, doch laat men dan ook d'en
slager een rijkskeuring geven, om daar
door vrijheid te bekomen om met alle
Nederlandsche slagers of grossiers te
kunnen zaken doen, zoodat wij onzen
handel niet in beperkten kring belhoe-
ven te drijven. Hier onderbraken wij
onzen zegisman met de opmerking of
er dan op de dorpen in 't geheel geene
keuringi was, en ot er zoo dikwijls dood
of ziek vee voorkwam. In sommige go-
vallen, antwoordde onze zegsman, wordt
er een veearts geroepen, wanneer er
althans een dier sterft aan besmettelijke
ziekte Doch ee.n dereglijke keuring biedt
zoo weinig zekerheid. Want vergeet?
de eigenaar van zoo'n ziek dier (per
abuis) om aangifte te doen, dan brengt
dat zieke en gestorven beestje meer op,
dan het door den veearts te laten afkeu
ren en dan te begraven. Ook zijn, er wel
gemeenten waar een veehouder voor
keurmeester optreedt, doch in de meeste
gemeenten is de veehouder geheel vrij
vrij en kan zijne door zieke gesttori
ven dieren gerust aan den man. brengen.
En zoolang zulke toestanden nog be
staan, zullen er ook knoeierijen blijven,
plaais vinden. Ook meenden we nog te
moeten vragen of vleesch van gestor
ven dieren altijd schadelijk was. Waarop
spreker antwoordde: een dier dat een
plotseling ongeluk krijgt door b.v. ver
drinking of andere oorzaken is dSk-
wijls nog voor voedsel geschikt Ik voor
mij als slager zou een mooie oplossing
zien, indien alle dieren cfce aan -ziekte
sterven, bijgevolg lijken* tegen eene
kleine vergoeding aan het abattoir weid
den gebracht, om dan naar het oordeel
van den keuringsdienst verder behan
deld te worden. Doode of gestorven
dieren zijn dikwijls een groote schade
post voor den bezitter, doch ook deze
dieren kunnen npg geld opbrengen. De
industrie kan alles gebruiken, zooals
de huiden; de beenderen voor beenen
voorwerpen, been-zwart, beendermeel,
lijm, mest enz. Denkt U, dat, wanneer
de doode dieren zóó werden benut het
groote publiek niet met heel wat meer
gerustheid zijn stukje vleesdh bij het
middagmaal zou gebruiken De veehou-
houder zou ongetwijfeld in den begin-
se zulks wel in zijne beurs voelen, doch
slechts tijdelijk, daar voor al die dui
zenden kilogrammen inferieur vleesch
thans nog ongeoorloofd in den handel ge
bracht, dan de aanvrage voor gezond!
vleesch zou komen. Maar bovendien, ook
de slager gevoelt zulks, van ons wordt
zoo dikwijls afgekeurd hetgeen voor
veel geld gekocht is. Wij moeten ons
dekken tegen mogelijke schade door on
derlinge assurantie, zulks kan de veehou
der toch ook doen Maar de vèr strek
kende gevolgen zouden zijn, dat de boer
zijn veestapel kon vergrooten, terwijl
hét vee prijs zou houden. En dan, dit
moet ons toch- óók nog van 't hjjrt. Ik
heb mijne meening medegedeeld betref
fende een rijkskeuring. Doch deze zal
er gewis morgen of de volgende weetó
nog niet zijn. Maar laat men tenminste
óók in den handel, hart en geweten,
laten spreken. Alle inferieure handela
ren zou ik de vraag willen stellen
„Kunt gij dergelijken handel naar plicht
en geweten verantwoorden Of men,
dan veehouder of tussolienpersoon is,,
door beslist schadelijk vleesch op een
of andere manier bedriegelijk voor con
sumptie schijnbaar geschikt temaken, en
zoo, de feiten zijn er niet waar, de ge
zondheid en het leven van zijn, mede-
mensch in de waagschaal stellen? Ziet*
mijnheer, eindigde onze zegsman, dat
is iets waar ik niet bijkan
En wij bedankten voor alle opgedane
ervaringen en mededeelingen„ en meen
den één en ander, vooral waar er voor
niemand éénige kwetsing of stooten,ds
in ligt, doch alleen toestanden laat zien,
zooals die werkelijk bestaan, in
't belang van ieder eerlijk en rechtgeaard
burger en vakman, eens, vooral nu de
Niet het minst was de boschwachter
getroffen door den lof, waarmee Hubert
Nollan sprak over mej. Rose, die Gagnard
van haar geboorteuur af gekend had
en van wie hij zooveel hield als van
een eigen kind.
Toen Hubert Nollan, na de genees
middelen aan Gagnard ter hand gesteld
te hebben, te Lamballe met een hand
druk van hem scheidde, geloofde de
brave boschwachter vast en stellig, dat
de familie de Trémazan geen trouwer
en oprechter vriend had dan deze Pa
rijsche dokter; en van zijn achterdocht
tegen den verrader was niets over
gebleven.
De volgende dagen kwam Hubert
Nollan geregeld op het kasteel La Guyon
nière terug, soms in gezelschap van zijn
collega uit Lamballe en soms alleen.
Ondanks deze geneeskundige hulp,
werd de toestand van baron de Guern
er niet beter op. Integendeel. De zieke
ging zienderoogen achteruit en alle mid
delen, die de gencesheeren aanwendden
om de kwaal te bestrijdenbleven
vruchteloos.
Te Lamballe liep het gerucht, dat mej.
Rose de Trémazan gevaarlijk ziek was.
De vurigste pariotten geloofden het en
van die zijde dreigde er ook geen on
raad. Sedert eenTge dagen evenwel waren
er onbekendent voorzien van geheime
kwestei zoo actueel is, langs dezen
weg méér in 't publiek te brengen.
a v. o
Gehuwde onderwijzeressen.
Aan een artikel ln het Katholiek
Sociaal Weekblad van Mr.Aalberse
ontleen en we het volgende:
Dan hier ,dan daar, duikt in de Ge
meenteraden het vraagstuk opmoet aan
een onderwijzeres, wanneer ze huwt, ont
slag worden gegeven?
Wij meenen van ja.
Vooreerst op dezen principieelert
grond: de gehuwde vrouw behoort ia
haar gezin, en niet in fabriek, werkplaats,
school of ambtenaars-bureau.
Maar vervolgens ook op dezen pracs-
tischen grond: dat ontslag is in 't belang
van het onderwijs.
Dit laatste wordt door hen, die pria-
cipieel anders over deze vraag denken*
in den regel ook betwist
In den regel, niet steeds.
Zoo schreef „Het Handelsblad":
„Indien de Gemeenteraad zich in
bedoelden zin uitspreekt, zal iemand,
die voortaan een onderwijzeres huwt*
er op moeten rekenen, dat hij de kost
winner moet zijn voor het gezin. Voor
de onderwijzeres zal dit geen rampl
zijn en voor de school is het beter.'*
En toen in October 1911 de Amster-
damsche Raad in tegenovergestelde rich
ting had beslist, schreef hetzelfde vrij
zinnig blad
„Deze overwinning van het ultra-
feminisme heeft vrouwen een recht, een
voor recht gegeven, maar ten koste
van het onderwijs, ten koste van de
kinderen. En velen zullen er bijvoegen;
ten koste van de moraliteit"
Maar in den regel voelen de prind-
pieele tegenstanders ook niets of weinig
voor het practische bezwaar. Integendeel,;
zij aphten 't juist voor 't onderwijs ge-
wenscht, dat de onderwijzeres, Hie huwt;
onderwijzeres blijve. Immers, zoo zegt
men, de gehuwde onderwijzeressen win
nen vooraf wanneer zij moeder zijn, veel
in waarde, daar zij beter dan ongehuwde
onderwijzeressen de kinderziel door
gronden.
In theorie is dit juist
Maar de practijk?
De Amsterdamsche wethouder van on
derwijs, mr. de Vries, deelde in October
1911 in den Raad mede, dat aldaar van
de 96 gehuwde klasse-onderwijzeressen
er 64 zijn zonder kinderen, 17 met één
kind, 11 met twee, 1 met drie, 2 met
vier en 1 met 8 kinderen.
Dus 64 van de 96 hadden zelfs in het
geheel geen kinderen.
Cijfers, die waarlijk geen commentaar
behoeven
Van_den gunstigen invloed, dien do
gehuwde onderwijzeres als moeder op do
schoolkinderen zou hebben, komt du»
bitter weinig terecht!
In een rapport van de Nederl. Vereeni-
ging van Hoofden van Scholen zegt
Mr. Aalberse verder wordt de uitslag
weergegeven van een gehouden enquête
bij de hoofden van scholen.
Van de 410 ingekomen antwoorden
waren er maar 48 vóór, doch 362 tégen
de toelating der gehuwde onderwijzeres.
Vooral drie argumenten worden door
die 48 voorstanders aangevoerd.
Vooreerst 't moederschap-argument*
hetwelk wij zoo juist reeds onder da
oogen zagen. Zwaar weegt 'tdus niet!
Vervolgens dit argument: „De opge
wektheid der onderwijzeres neemt toa
door haar huwelijk; het kribbige, onge
durige, nukkige, vermindert of verdwijnt.'*
Heel erg vleiend voor de talrijke onge
huwde onderwijzeressen is dit argument
zeker niet! Gelukkig wordt 'tdoor het
zooveel grootere getal der tegenstander»
beslist weersproken, 't Spreekt toch ook
van zelf, dat de gehuwde vrouw, die
ook voor haar gezin, zij 'tdan veelal
een klein gezin, heeft te zorgen, meer
vermoeid, minder opgewekt in de scltool
zal zijn, dan de ongehuwde, die veel
volmachten en belast met een belangrijke
zending, te Plancoët en in de omgeving
gekomen, maar te Lamballe had men hen
nog niet gezien.
Het verschijnen van die mannen be-
teekende niet veel goeds, zij spiedden
en snorden overal rond en wonnen in
lichtingen in omtrent de aristocraten en
de cidevants van het land.
Voornamelijk gold hun aandacht da
families Keroual, Balazé en d'Achet. Nie
mand hunner had nog den naam van de
familie de Trémazan genoemd, als be
stond er een afspraak, dat men bij deze
familie geen argwaan zou wekken.
De overste had zijn hoofdkwartier ge
vestigd te Saint-Malo en van daar zond
hij zijn speurders uit in den omtrek.
Dokter Nollan deed alsof hij hem niet
kende. Hij bracht ook meermalen be
zoeken op het kasteel van d'Achet, waar
hij berichten overbracht van de familie)
de Trémazan, en zoo onderhield hij de!
gemeenschap tusschen deze kasteden*
waarvan de bewoners niet reditstreek»
met elkaar verkeeren durfden, uit vrees
voor de spionnen, die het land afliepen.
Het vertrouwen in hem was onbeperkt
en hij was ingewijd in al hun geheimen*
(Wordt vervolgd.)