tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Dinsdag 17 Sept, no. 894.
Uit de Pers.
Geen animo.
Ook nu weer bevestigt zich, wat reeds
jvroeger keer op keer uitkwam, hoe
schraal en schriel bijl het groote publiek
Biet animo voor het Algemeen Kies
recht is, schrijft de Standaard.
Indien waar was, wat men voorgeeft,
flat er uit heel het volk één geroep om
zulk Kiesrecht opging, zou 't volstrekt on-
aioodig zijn, om er de groote trom voor te
roeren. Nu men daarentegen weet, dat
{zonder gedreun van allen kant, geen
schijn zelfs van belangstelling er voor te
.wekken is, nu wordt allerlei kunstmiddel
(Uitgedacht, om het rumoer gaande te
jmaken.
Hier zou natuurlijk geen sprake van
zijn, en er zou niet aan gedacht worden,
lats 'tvan zelf ging; en alleen omdat het
van zelf niet gaat, moet men wel tot
deze extra-geforceerde toereii zijn toe
vlucht nemen.
Zoo nu weer met den dusgenaamden
ïRooden Dinsdag.
Eens naar Den Haag een middag te
gaan, vooral zoo 'ter druk en overdruk
is met de opening der Kamers, is voor
duizenden en duizenden een pretje, waar
van telken jare greiig gebruik wordt ge
haakt, ook al is er geen Socialisten-
jm eeting.
Van alle kanten klapt men nu met de
zweep, om de goê gemeente toch te
bewegen a.s. Dinsdag' weer naar 't
•Haagje te trekken. Daar komen dan aller
eerst voor op de Socialisten die reeds
[kiezers zijn. Wie gehuwd is, brengt zijn
.vrouw en dochters mee, voor wie een uit
stapje naar Den Haag altoos iets aan
lokkelijks heeft, vooral zoo er na den
jmiddag nog een uitstapje naar Schfeve-
liingen bijkomt. Dan loopt bovendien meê
teen heele groep jonge mannen, die ook
imeê willen doen. En zoo krijgt men dan
(een tamelijk groot aantal personen bij
ielkander.
Doch laat men nu een volgend jaar
©ens niets doen, dan een advertentie
plaatsen, waarbij een ieder, die aan^de
iactie meedoet, wordt uitgenoodigd een
briefkaart, met het request er Op, naar
[Binnenlandsche Zaken te zenden, en de
imassa zoik versmelten als sneeuw voor
de zon.
Verband met elkaar?
Wij lezen in de Eindhovenschd
Courant:
Opvallend is 't, hoe de laatste dagen
de nieuwsbladen telkens en telkens be
richtten over zoogenaamde „familiedra
ma's". Dat zijn drama's, waarbij een
.waanzinnige vader of een waanzinnige
moeder al hun kinderen en daarna zich
zelf gedood hadden of althans getracht
hadden dit te doen.
Men staat gewoonweg versteld als
men zoo iets leest en men begrijpt niet,
hoe een vader of een moeder tot zulk1
ieen ontzettende daad of zelfs op de ge
dachte van zulk een .daad komen kan.
En toch is er misschien eene omstan
digheid, die zulke „familiedrama's" be
vordert of in de hand werkt, alhoewel
*er van een oorzakelijk verband tusschen
die omstandigheid en de daad heelemaal
geen sprake kan zijn.
Die omstandigheid isde couranten
berichten, waarin deze „familiedrama's"
Iworden medegedeeld,
i Het zou ons althans geenszins verwon
deren, indien zulk een courantenbericht
de aanleiding tot een ander „familiedra-
jma" geworden is.
Door zulke berichten komen anderen,
pvvakke geesten, op 't idéé iets derge
lijks te doen wanneer het leven hen te
zwaar of zekere omstandigheden hun te
machtig worden. Zulke berichten werken
Aanstekelijk en prikkelen dikwijls tot na
volging. Daar zijn nog altijd menschen,
Avier dierlijke natuur maar nauwelijks
ïwordt bedwongen door den redelijken
geest die 't ten slotte tegen die natuur
aflegt.
j Zou 't daarom niet raadzaam' zijln, dat
althans de katholieke Pers van zulke be
richten zich zelf etn hare lezers wist te
spenen? Tot de veredeling der menschen
iets wat ook' tot de taak der kath. Pers
behoort, zijn zulke berichten allerminst
geschikt.
Zij ontsieren in de hoogste mate de
kolommen onzer kath. dagbladpers.
STATEN-GENERAAL.
FEUILLETON.
De Erfgenaam van hertog Jean.
NAAR HET FRANSCH.
45)
(Slpt.)
Ik zou hem hoegenaamd geen
verdriet meer aandoen. Integendeel,
lik zou hem aïleen genoegen kunnen ver
schaffen, hem gelukkig maken. Ik zou
het hem aanstonds gaan zeggen.
Aan de greep van mijn vader ontsnap
pend, was ik met een paar sprongen de
trap op gesneld en zonder te klopipen,'
trad ik het slaapvertrek binnen.
Ik zie het nog, dat vertrek met zijn
gewitte muren, zijn withouten meubelen
Zijn matten stoelen en zijn armelijke
jdrie bedden. Dat van broeder Claudius
stond .achteraan >en had oude sitsen gor
dijnen met groote bloemen. De zieke
Sliep ongetwijfeld, want twee zwarte ge
le gedaanten, welke ik onmiddellijk her-
Jkende, als den pastoor en broeder Re-
jgimbertus, zaten onbèwegel ijk bij het
hoofdeinde van het ledikant, en men had
de jaloezieën geslqtep, 't geen hst v.er-
TWEEDEKAMER.
Invaliditeits en Ouderdomsverzekering
Aan het verslag van de commissie van
voorbereid!pg wordt het volgende ont
leend
Nadat het wetsontwerp in October
1911 in de afdeelingen was onderzocht,
werd het in verschillende vergaderin
gen van de commissie besproken. Deze
besprekingen leidden tot aanbieding aan
de Ministers van Landbouw, Nijverheid
en Handel, van Justitie en van Finan
ciën van twee nota's, houdende punten
van overleg betreffende al gem eene be
schouwingen en betreffende de artikelen
van liet ontwerp. Op elke van deze beide
stukken werd door de Ministers een
schriftelijk antwoord ingezonden. Bij het
tweede antwoord was een gewijzigd
wetsontwerp gevoegd. Voorts had op 22,
23, 24, 25, 26, 29, 30 en 31 Juli en
1 en 2 Augustus j.l. een mondeling over
leg plaats, waarbij de .Regeering verte
genwoordigd werd door den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel,
vergezeld door de heeren Mr. W. A. van
Emden, raadsadviseur, Mr .A. L. Schol-
tens, referendaris en Mr. H. W. Oroene-
veld, hoofdcommies bij zijn Departement
Tengevolge van dit overleg werden vele
veranderingen in het wetsontwerp ge
bracht.
Een gewijzigd wetsontwerp, waarin
alle tot dusver door de Ministers aange
brachte wijzigingen zijn opgenomen, is
bij dit verslag gevoegd.
Gebruik makende van haar bevoegd
heid, heeft de commissie bepaald, dat
de leden vóór den 15den October a.s.
bij haar wijzigingen op het wetsontwerp
kunnen inzenden.
Dat Staatsinmenging ter zake van de
geldelijke gevolgen van invaliditeit en
ouderdom door het Staatsbelang gerecht
vaardigd wordt, vond geen tegenspraak.
Daarentegen bestond verschil van ge
voelen omtrent de vraag, of de wettelijke
voorziening zich behoort te bepalen tot
de loontrek'kenden en of daarvoor een
stelsel van verplichte verzekering moet
worden ingevoerd.
Verscheidene leden kwamen tegen de
beperking der overheidszorg tot loom-
trekkenden op. In verband met deze
bezwaren werd door een aantal leden
Staatspensionneering aanbevolen.
Vele leden konden zich met het stelsel
van het wetsontwerp vereenigen.
Op deze beschouwingen werd door
de Ministers o.a. geantwoord, dat het
aangeboden wetsontwerp een regeling
poogt te treffen voor het geval van
ouderdom en van invaliditeit,;
terwijl zelfs, blijkens den opzet, de in
validiteit tot het primaire in de rege
ling is gemaakt. Inderdaad is de invali-
diteitszorg voor de practijk ook verreweg
de voornaamste. (In 1909 werden bijv.
in Duitschland 115000 invaliditeits-,
daarentegen slechts 11*000 ouderdoms
renten toegekend, terwijl op 1 Jan. 1910
tegenover 800.000 loopende invaliditeits-
renten slechts 102.000 ouderdomsren
ten stonden). De invalidite/tsverzorging
biedt anders dan de ouderdomsvoorzie
ning, de gelegenheid, om, door preven
tieve maatregelen, de gesteldheid van
het volk, de volkskracht te verheffen.
De Ministers vroegen zich af, of dit
niet eenigszins uit het oog is verloren
door de voorstanders van staatspension
neering zoowel als door hen, die vrijwil
lige verzekering bepleiten.
Men moet zich van de voordeelen van
staatspensionneering geen overdreven
denkbeeld maken de bezwaren bij in
voering van het stelsel zouden zeer we
zenlijk zijn. Een jaarlijksch bedrag van
aanvankelijk 7 ten slotte 12 millioen
zou noodig zijn om aan de arbeiders
op den voet van hetgeen de voorstanders
van het stelsel wenschen, een staats
pensioen te geven. Maar daarbij wil men
het niet laten. Eén van de aantrekkelijk
heden van het stelsel wordt juist hi er-
trek in een half-donker hulde.
Ik' naderde voorzichtig, op mijn tee-
nen, zonder het minste gedruisch, en
geen van beiden merkte nfijin komst op,
op, voodat ik den pastoor was genaderd.
Deze stond snel op en maakte een
baar, om mij te beduiden dat ik heejn
moest gaan. Doch het was reeds te laat,
ik had alles gezien en alles begrepen.
Ja, men had m'ij de waarheid gezegd
broeder Claudius leed niet meer. Hij
gienoot ieen rust, welke ik geen gevaar
liep, te verstoren, op zijn smal en hard
bed, als de legerstede van een soldaat.
Hij was gekleed in zijn oude verstelde
toog, welke hij gewoonlijk droeg, de
armen gekruist in een militaire houding,
met een rozenkrans tusschen zijn fijne
vingers.
Later vernam ik, dat men hem in die
houding had gevonden toen de lieden
van den omtrek, na het gebergte te heb
ben doorkruist, om mij te zoeken, ons
's avonds eindelijk vonden. Een wollen
borstrok, welke hij droeg, had hij uitge
trokken, om er m'ij mede te bedekken, en
toen hij voor mijn redding alle middelen,
die in zijn macht waren, had uitgeput,
en zelf bevangen was geworden door de
koude, had hij zich .naast mi] te slape.n
in gezien, dat het er op is ingericht, om
ook anderen dan loonarbeiders onder
de regelingt e betrekken.
Een stelsel van v r ij w i 11 i g e verze
kering, betoogden de Minister, is prac-
tisch niet uitvoerbaar.
Bij de behandeling van het ontwerp-
Ziektewet is reeds de vraag besproken
of het niet wenschelijk ware vóór alles
de ouderdomsverzekering ter hand te ne
men. In verband hiermede kwam nader
de vraag ter sprake of het gewenscht is
de invaliditeitsverzekering met de ouder
domsverzorging in ééne wet ter hand
te nemen. In hun schriftelijk antwoord
stelden de ministers op den voorgrond
de erkenning, dat het van zeer groot
belang is eene wettelijke regeling van
de zorg voor den ouden dag tot stand
te brengen. Dat het in den huidigen
stand van voorbereiding van het verze-
keringsvraagstuk met het oog op den
spoed aanbeveling zou verdienen, het
ontwerp om te werken, zoodat het al
leen de ouderdomsvoorziening zal rege
len, zal intusschen ook van de zijde der
Kamer niet worden betoogd.
Sommigen verlangden overdracht van
het risico der Rijksverzekeringsbank aan
particuliere vereenigingen toegelaten te
zien op soortgelijke voorwaarden als in
de Ongevallenwet. Anderen konden zich
hiermede niet vereenigen. In hun schrif
telijk antwoord sloten de ministers zich
volkomen aan bij die leden, naar wier
oordeel overdracht van het risico bij de
invaliditeitsverzekering niet kan worden
toegelaten.
Wat de gestelde vraag betreft, hoe het
bij de invoering der verzekering zal
moeten gaan met bestaande arbeiders-
pensioenfondsen, moge worden opge
merkt, dat die fondsen bedoeld zijn
welouderdomspensioenfondsen
theoretisch, geheel ongewijzigd kunnen
blijven werken.
De minister verklaarde bij het mon
deling overleg, dat de regeering gaarne
zou zien, dat het invaliditeitsontwerp
in October a.s. in openbare behandeling
werd genomen.
Van verschillende zijden werd aange
voerd, dat naar de voorgestelde regeling
de premie voor de laagste loonen het
hoogst is, en daalt naarmate het loon
klimt. Naar aanleiding van deze be
schouwing werd in het schriftelijk ant
woord des ministers opgemerkt, dat tus
schen de totaal-premie en de te verkrij
gen renten bij gelijken duur der verze
kering, volkomen evenredigheid bestaat
Een artikel 47a werd in het ontwerp
ingevoegd, bepalende dat hij, die uit de
verplichte verzekering treedt, voor zich
een tegoed op de vrije verzekering zal
zien geboekt. Heeft de betrokkene ech
ter den leeftijd van 35 jaar niet bereikt
dan geschiedt de boeking zoo spoedig hij
den leeftijd van 36 jaar heeft bereikt
Overlijdt hij voor dien tijd, dan zal dit
te goed komen op naam van zijn vrouw,
of van zijn kinderen beneden 13 jaar.
Verder kwam de vraag ter sprake, of
het aannemelijk is, van arbeiders met
lage loonen, betaling van de helft der
premie te vergen. Een der leden meende
dat hiertegen geen bezwaar kon bestaan
Vele leden meenden dat aan laag be
zoldigde arbeiders de verplichting tot
betaling der halve premie niet mag wor
den opgelegd. Sommigen meenden dat,
naar mate het loon lager is, een grooter
deel van de premie ten laste van de
werkgevers moet worden gebracht. An
deren meenden dat de premiebetaling,
welke van de arbeiders niet gevergd
kan worden, omdat hun loon te laag is,
ten laste van den Staat behoort te wor
den gebracht.
De minister meende dat de bezwaren
tegen zijn regeling overdreven waren.
Naar zijn meening behooren de lasten
der verzekering ten laste van het bedrijf
te komen en waar de verzekering is op
gezet als een loonregeling kan ae Staat
die met de loonen niet te maken heeft,
niet bezwaard worden, met de betaling
van een deel der premie.
Over de Ouderdoms-, Invaliditeits-,
weezen- en weduwenrenten werd breed
voerig gesproken. Het resultaat was dat
de ministers niet konden medegaan met
den wensch naar verlaging van den leef
tijd voor het verkrijgen van een ouder
domsrente en evenmin kónden zij bevor
deren dat op 70 jaar een'ouderdomsren-
gelegd, zijne ziel aanbevelend aan God
en den dood afwachtend met een blijde
kalmte, te oordeel en naar den zegevie
renden glimlach, die om zijn lippen was
gebeiteld gebleven. En het stralende van
zijn gelaat was van een aard, dat na
mijin eersten indruk van grooten schrik
en hevige smart een godsdienstige aan
doening volgde, die smart vol eerbied
en hoop, welke de dood der rechtvaar
digen inboezemt Het lichaam, dat daar
rustte, was niet meer hij, de arme oude
broeder Claudius, maar het kostbare
overblijfsel van een heilige, die de hard
heden en zorgen der aarde had verwis
seld voor de hemelsche geneugten.
Ik vond zelfs niet de trekken terug,
waaronder ik hem gekend had, in die
door den dood geïdealiseerde figuur,
wellicht teruggekomen tot haar aanvan
kelijke, sinds lang verdwenen schoonheid.
De roode kleur, die het gelaat versierde,
was verdwenen; het vermagerd, scherp
profiel had zijn zuiverheid van lijnen
weergekregen, en in de majestueuze
regelmatigheid, in de marmerbleekheid
van dat gelaat met gesloten oogen trof
mij eene gelijkenis met iemand, dien ik
niet kende, maar wiens beeltenis ik
ergens gezien h^ w|st niet .waar. Ik
te ten bedrage van het volle loon zal
worden toegekend.
Ook het verhoogen van den leeftijd
tot 16 jaar voor de weezenrente, wees
de regeering af op grond van de kosten
(pl.m. f800.000.)
De ministers herhaalden, dat toeken
ning van een weduwenrente naast eelal
weezenrente eene verhooging van do
premie tengevolge zou moeten hebben,
die hun op practische gronden bedenke
lijk zou toeschijnen.
Tegen de bepaling van de weezenren
te op een bedrag per kind voerde de
minister aan dat de daaruit voor gezin
nen met weinig kinderen voortvloeiende
verlaging der uitkeering hem bezwaar
lijk voorkwam.
Nader deelde de minister mede, dat
het na het aannemen van een rentevoet
van 31/2 pet- mogelijk was, om rente te
geven ook aan landeren van een verze
kerden vader, die bij zijn overlijden in-
validiteitsrente genoot.
Voorts zou weezenrente ter zake van
het overlijden van een verzekerde moe
der kunnen worden toegekend, ook als
de man leefde, doch de moeder de kost
voor de kinderen verdiende. En einde
lijk zouden kinderen van een verzekerde
moeder rente kunnen krijgen bij het
overlijden van den vader, dus terwijl de
moedèr zelf leefde. Bovendien werd de
wachttijd door den verzekerde te vervul
len, opdat zijne kinderen recht op een
rente zouden krijgen, aanzienlijk ver
kort
Kon de weezenrente dus in tal van op
zichten worden verbeterd en uitgebreid
de regeering kon niet overgaan tot het
voorstellen van een weduwenrente.
De minister bleef van meening, dat,
waar de verplichte verzekering als een
loonregeling is te beschouwen, er alleen
als overgangsmaatregel van het verlee-
nen van eene staatsbijdrage sprake kan
zijn. Het voorstel om de administratie
kosten der verzekering ten laste van
den Staat te brengen ïs billijk, waardoor
de wet een algemeene organisatie
voor de verzekering wordt voorgeschre
ven en de wet dus den arbeiders de ge
legenheid ontneemt om te trachten zidi
met behulp van een goedkoope adminis
tratie tegen de gevolgen van ouderdom
en invaliditeit te verzekeren.
De regeering verdedigt voorts art.
357 (waarin vervat zijn de gevolgen van
de overgangsbepaling). Alle 70-jarigen
die in het door de wet bedoelde tijd
vak van 10 jaar slechts de helft van de
tijd arbeider zijn geweest, zullen ouder
domsrente kunnen krijgen, zonder pro-
miebetaling. Die regeling merkt de re
geering op, is gunstiger voor hen, dan
de correspondeerende artikelen in de
ontwerpen-Kuyper en -Veegens.
Hoeveel tijd UföscTïeB ae aanneming
en de inwerkingtreding van de wet zal
moeten verloopen, is thans moeilijk met
eenige nauwkeurigheid te bepalen. Wel
staat vast, dat tal van uitvoeringsmaat
regelen aan de invoering van art. 1
zullen moeten voorafgaan, maar tevens
dat met die invoering niet zal worden ge
talmd al was 't alleen maar met het
oog op art 357.
Of men dat artikel reeds spoedig na
aanneming van de wet dus vóór het
in werking treden van art. 1 zou kun
nen doen in werking treden, is ten slot
te in hoofdzaak een financieele kwestie.
Natuurlijk is voor de daardoor ontstane
meerdere uitgaaf in het ontwerp geen
dekking voorzien. De ministers zouden
echter geneigd zijn om een deel van
het bedrag dat volgens art. 27 der Ta-
riefwet zal worden gereserveerd, te be
stemmen voor een spoedig in werking
treden van art. 357. Immers, het denk
beeld op zich zelf is hun sympathiek.
Blijkt het mogelijk, in de richting van
den thans geuiten wensch te handelen
dan zullen de ministers dat te zijner tijd
gaarne bevorderen.
Ten aanzien van de vraag, of de
kringen van verzekerden volgens onge
vallen, ziekte, en invaliditeitswet gelijk
kunnen worden genomen, verwezen de
ministers naar het verslag, betreffende
het ontwerp Ziekteverzekering. De mi
nisters achtten het niet wenschelijk de
verzekering vroeger te doen aanvangen,
dan den 16-jarigen leeftijd. Wat den
weistandsgrens betreft, meende de mi
nister dat het niet gewenscht is, bij
iedere stijging van het loon boven d
f1200 de gelegenheid te geven zich aa
de verzekering te onttrekken en ve
klaarde daarom in het w. o. de bepu
ling te zullen opnemen, dat de in art.
46 bedoelde verklaring alleen kan wor
den afg)elegd door hen wier jaarloon
meer dan f 2000 bedraagt
Op eene vraag bij artikel 19 ant
woordde de minister, dat indien te eeni-
geir tijd mocht blijken, dat de con
tante waarde van het tekort op het over
gangstijdperk te laag is berekend, die!
renteaanspraken zullen moeten worden'
verminderd, of de premiëri worden ver-i
hoogd óf wel op eenige andere wijze!
eene extra bijdrage bijv. door het rijk
aan het invaliditeitsfonds moeten worn
den verstrekt Intusschen zijn de bereken
ningen zóó voorzichtig geschied, dat
vertrouwd mag worden, dat de bijdra
ge ad 7.3 millioen gedurende 75 jaar*
voldoende zal blijken voor de dekking!
van het tekort van den overgangstijd.
Bij eene nota van \yijziging bracht de
regeering wijzigingen aan in de artt
21, 183, 193, 258 en 267, epi werd
een nieuw artikel 391a ingelascht.
Deze wijzigingen hadden bli^cens de
daarbij gegeven toelichting de strekking
om tegemoet te komen aan de bedenkin
gen bij de behandeling van het ontwerp
Radenwet geopperd tegen bepalingen,
krachtens welke aan de Raden van Ar
beid „verordenenjde" bevoegdheid zou
toekomen, omgezet in den zin van eene
bevoegdheid tot het stellen van alge
meen werkende regelen. j
Aangedrongen werd op vrijstelling van
verzekeringsplicht voor arbeiders, die in
de bedrijfsbelasting zijn aangeslagen. De
minister verklaarde zich bereid, dat na
der te overwegen. Naar aanleiding van
die overwegihg werd art 37a inge
lascht.
Op een desbetreffende vraag ant
woordde de minister dat iemand, die een
been verliest, niet als ziek wordt be
schouwd, wanneer hij weder in staat is
tot werk dat door een persoon met één
been kan worden verricht.
Bij het mondeling verslag over art. 61
werd de vraag gesteld, of er wel reden
voor is voor de ouderdomsrente .de ver
vulling van een wachttijd te vorderen.
Van de zijde der regeering werd hier
tegenover opgemerkt dat het vervallen
van den mwachttijd den prikkel tot voort
zetting van de betaling der premie zeer.
zou doen verminderen.
Eenige leden meenden, dat het te ver
gaat wegens grove schuld de invaliditeits-
rente te ontzeggen. De minister wijzigde
grove schuld in misdrijf; wees er op, dat
de bepaling facultatief was en weigerde
schrapping daarvan.
Bij 67 hrarhf dp minister A-
bleef op het gelaat staren, zwijgend als
versteend, en ik kon eerst schreien toen
ik dicihtbij een wild snikken hoorde. Het
was de kleine Gauchenet, die, geknield
en half achter een der gordijnen verbor
gen, bitter schreide. Alsdan knielde ik
ook neder, en ik schreide met hem, met
een droefheid, die geen mate kende, de
eerste ware droefheid, die ik tot nu toe
had gevoeld.-
Mijn vader hief mij op eii wendde een
poging aan om mij het vertrek te doen
verlaten, maar ik wilde blijven; ik kon
mij nog niet verwijderen.
„Omhels hem, en kom mee!" sprak
mijn vader.
Ik durfde hem niet omhelzen, maar ik
kuste zijn koude handen, en ook mijn
vader drukte er zijn lippen op. Vervol
gens voerde deze mij met zacht geweld
heeu en droeg mij schier de trap af.
Ik hoorde steeds het wanhopig gebrul
van den kleinen Gauchenet, en dat deed
me pijn, meer dan de smart van een
redelijk mensch. Die idioot, dat door
ailen gesmade, ongelukkige kind, was de
eetnige, die den armen broeder Claudius
begrepen en bemind had, die zijn droeven
ouderdom had geiroost, en op dat oogen-
1 blik bqiiijd.de ik het getuigenis, 't welk hij
wachttijd voor weezenrente terug op 40
weken.
Gevraagd werd, waarom men zich vrij
willig niet ook voor tijdelijke invaliditeit
kan verzekeren. Naar het oordeel van
prof. Kluyver is het toelaatbaar het arti
kel uit te breiden en, zonder premiever-
hooging, ook bij tijdelijke invaliditeit een
rente uit te keeren. Het artikel is in dien
zin gewijzigd.
JBij het mondeling overleg werd in
overweging gegeven het bestuur der.
bank de bevoegdheid te geven de in
art. 87 bedoelde uitkeering ook te ver
strekken ten behoeve van pleegkinderen,
in wier onderhoud door verzekerden
wordt voorzien. De minister verklaarde
zich bereid, aan dezen wensch gevolg
te geven.
Teruggekomen werd bij het mondeling
overleg op het denkbeeld om, evenals
bij het ontwerp-Ziektewet geschied is,
bij de regeling der premie voor deze ver
zekering, rekening te houden met het be-
drijfsgevaar.
Aan huisarbeiders de verplichü\jg tot
betaling der premie op te leggen, acht
ten eenige leden piet gewenscht. Dó
minister meende, dat de voorgestelde
regeling in het belang der huisarbeiders
is en berichtte nader, dat naar de mee
ning van den directeur-generaal van den
arbeid de voorgestelde regeling ongewij
zigd behoort te worden gehandhaafd.
Gevraagd werd, of de loopers van een
courant, die mede anderen arbeid ver
richten, tengevolge van art. 191 buiten
de verzekering zullen vallen. Teneinde
dit te voorkomen, gaf men in overwe-
zich geven kon; ik had in zijne plaats
willen zijn, ten koste van mijn verstand
en positie, van alle voordeelen, waarmede
de Hemel mij boven hem had bevoor
recht
Ik geloof, dat ook broeder Regim-
bertus zich niet bijzonder op zijn gemak'
gevoelde, wa|nt hij scheen erg zenuw
achtig, etn ons begeleidend, fluisterde hij
mijn vader onbegrijpelijke volzinnen toe,
einder welke ik steeds hetzelfde refrein
hoorde
„Als ik dat geweteln had, mijnheer
Ravelnof!Als ik dat had kunnen
gissein
Mijn vader antwoordde met slechts
enkele woordenzijn aandoening was een
stille, in het hart besloten. Bij hei ver
laten van het huis ontmoetten wjj broeder
Cisiurnus. Hij was zeer opgewonden, en
stond stil, om ons met zijn schitterende
teringlijdersoogen aan te kijken en ons
toe te roepen:
„Sedert ik broeder Claudius heb ge
zien, ben ik niet tang meer om te
sterven L"
Wij stapten weder in ons rijtuig. Wil
spraken niet meer. Het rijtuig stond stil
voor het Raadhuis. Mijn vader stapte Iiiei
uit, iets mompelend over een akte, een