tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Dinsdag 17 Sept, no. 894. Uit de Pers. Geen animo. Ook nu weer bevestigt zich, wat reeds jvroeger keer op keer uitkwam, hoe schraal en schriel bijl het groote publiek Biet animo voor het Algemeen Kies recht is, schrijft de Standaard. Indien waar was, wat men voorgeeft, flat er uit heel het volk één geroep om zulk Kiesrecht opging, zou 't volstrekt on- aioodig zijn, om er de groote trom voor te roeren. Nu men daarentegen weet, dat {zonder gedreun van allen kant, geen schijn zelfs van belangstelling er voor te .wekken is, nu wordt allerlei kunstmiddel (Uitgedacht, om het rumoer gaande te jmaken. Hier zou natuurlijk geen sprake van zijn, en er zou niet aan gedacht worden, lats 'tvan zelf ging; en alleen omdat het van zelf niet gaat, moet men wel tot deze extra-geforceerde toereii zijn toe vlucht nemen. Zoo nu weer met den dusgenaamden ïRooden Dinsdag. Eens naar Den Haag een middag te gaan, vooral zoo 'ter druk en overdruk is met de opening der Kamers, is voor duizenden en duizenden een pretje, waar van telken jare greiig gebruik wordt ge haakt, ook al is er geen Socialisten- jm eeting. Van alle kanten klapt men nu met de zweep, om de goê gemeente toch te bewegen a.s. Dinsdag' weer naar 't •Haagje te trekken. Daar komen dan aller eerst voor op de Socialisten die reeds [kiezers zijn. Wie gehuwd is, brengt zijn .vrouw en dochters mee, voor wie een uit stapje naar Den Haag altoos iets aan lokkelijks heeft, vooral zoo er na den jmiddag nog een uitstapje naar Schfeve- liingen bijkomt. Dan loopt bovendien meê teen heele groep jonge mannen, die ook imeê willen doen. En zoo krijgt men dan (een tamelijk groot aantal personen bij ielkander. Doch laat men nu een volgend jaar ©ens niets doen, dan een advertentie plaatsen, waarbij een ieder, die aan^de iactie meedoet, wordt uitgenoodigd een briefkaart, met het request er Op, naar [Binnenlandsche Zaken te zenden, en de imassa zoik versmelten als sneeuw voor de zon. Verband met elkaar? Wij lezen in de Eindhovenschd Courant: Opvallend is 't, hoe de laatste dagen de nieuwsbladen telkens en telkens be richtten over zoogenaamde „familiedra ma's". Dat zijn drama's, waarbij een .waanzinnige vader of een waanzinnige moeder al hun kinderen en daarna zich zelf gedood hadden of althans getracht hadden dit te doen. Men staat gewoonweg versteld als men zoo iets leest en men begrijpt niet, hoe een vader of een moeder tot zulk1 ieen ontzettende daad of zelfs op de ge dachte van zulk een .daad komen kan. En toch is er misschien eene omstan digheid, die zulke „familiedrama's" be vordert of in de hand werkt, alhoewel *er van een oorzakelijk verband tusschen die omstandigheid en de daad heelemaal geen sprake kan zijn. Die omstandigheid isde couranten berichten, waarin deze „familiedrama's" Iworden medegedeeld, i Het zou ons althans geenszins verwon deren, indien zulk een courantenbericht de aanleiding tot een ander „familiedra- jma" geworden is. Door zulke berichten komen anderen, pvvakke geesten, op 't idéé iets derge lijks te doen wanneer het leven hen te zwaar of zekere omstandigheden hun te machtig worden. Zulke berichten werken Aanstekelijk en prikkelen dikwijls tot na volging. Daar zijn nog altijd menschen, Avier dierlijke natuur maar nauwelijks ïwordt bedwongen door den redelijken geest die 't ten slotte tegen die natuur aflegt. j Zou 't daarom niet raadzaam' zijln, dat althans de katholieke Pers van zulke be richten zich zelf etn hare lezers wist te spenen? Tot de veredeling der menschen iets wat ook' tot de taak der kath. Pers behoort, zijn zulke berichten allerminst geschikt. Zij ontsieren in de hoogste mate de kolommen onzer kath. dagbladpers. STATEN-GENERAAL. FEUILLETON. De Erfgenaam van hertog Jean. NAAR HET FRANSCH. 45) (Slpt.) Ik zou hem hoegenaamd geen verdriet meer aandoen. Integendeel, lik zou hem aïleen genoegen kunnen ver schaffen, hem gelukkig maken. Ik zou het hem aanstonds gaan zeggen. Aan de greep van mijn vader ontsnap pend, was ik met een paar sprongen de trap op gesneld en zonder te klopipen,' trad ik het slaapvertrek binnen. Ik zie het nog, dat vertrek met zijn gewitte muren, zijn withouten meubelen Zijn matten stoelen en zijn armelijke jdrie bedden. Dat van broeder Claudius stond .achteraan >en had oude sitsen gor dijnen met groote bloemen. De zieke Sliep ongetwijfeld, want twee zwarte ge le gedaanten, welke ik onmiddellijk her- Jkende, als den pastoor en broeder Re- jgimbertus, zaten onbèwegel ijk bij het hoofdeinde van het ledikant, en men had de jaloezieën geslqtep, 't geen hst v.er- TWEEDEKAMER. Invaliditeits en Ouderdomsverzekering Aan het verslag van de commissie van voorbereid!pg wordt het volgende ont leend Nadat het wetsontwerp in October 1911 in de afdeelingen was onderzocht, werd het in verschillende vergaderin gen van de commissie besproken. Deze besprekingen leidden tot aanbieding aan de Ministers van Landbouw, Nijverheid en Handel, van Justitie en van Finan ciën van twee nota's, houdende punten van overleg betreffende al gem eene be schouwingen en betreffende de artikelen van liet ontwerp. Op elke van deze beide stukken werd door de Ministers een schriftelijk antwoord ingezonden. Bij het tweede antwoord was een gewijzigd wetsontwerp gevoegd. Voorts had op 22, 23, 24, 25, 26, 29, 30 en 31 Juli en 1 en 2 Augustus j.l. een mondeling over leg plaats, waarbij de .Regeering verte genwoordigd werd door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, vergezeld door de heeren Mr. W. A. van Emden, raadsadviseur, Mr .A. L. Schol- tens, referendaris en Mr. H. W. Oroene- veld, hoofdcommies bij zijn Departement Tengevolge van dit overleg werden vele veranderingen in het wetsontwerp ge bracht. Een gewijzigd wetsontwerp, waarin alle tot dusver door de Ministers aange brachte wijzigingen zijn opgenomen, is bij dit verslag gevoegd. Gebruik makende van haar bevoegd heid, heeft de commissie bepaald, dat de leden vóór den 15den October a.s. bij haar wijzigingen op het wetsontwerp kunnen inzenden. Dat Staatsinmenging ter zake van de geldelijke gevolgen van invaliditeit en ouderdom door het Staatsbelang gerecht vaardigd wordt, vond geen tegenspraak. Daarentegen bestond verschil van ge voelen omtrent de vraag, of de wettelijke voorziening zich behoort te bepalen tot de loontrek'kenden en of daarvoor een stelsel van verplichte verzekering moet worden ingevoerd. Verscheidene leden kwamen tegen de beperking der overheidszorg tot loom- trekkenden op. In verband met deze bezwaren werd door een aantal leden Staatspensionneering aanbevolen. Vele leden konden zich met het stelsel van het wetsontwerp vereenigen. Op deze beschouwingen werd door de Ministers o.a. geantwoord, dat het aangeboden wetsontwerp een regeling poogt te treffen voor het geval van ouderdom en van invaliditeit,; terwijl zelfs, blijkens den opzet, de in validiteit tot het primaire in de rege ling is gemaakt. Inderdaad is de invali- diteitszorg voor de practijk ook verreweg de voornaamste. (In 1909 werden bijv. in Duitschland 115000 invaliditeits-, daarentegen slechts 11*000 ouderdoms renten toegekend, terwijl op 1 Jan. 1910 tegenover 800.000 loopende invaliditeits- renten slechts 102.000 ouderdomsren ten stonden). De invalidite/tsverzorging biedt anders dan de ouderdomsvoorzie ning, de gelegenheid, om, door preven tieve maatregelen, de gesteldheid van het volk, de volkskracht te verheffen. De Ministers vroegen zich af, of dit niet eenigszins uit het oog is verloren door de voorstanders van staatspension neering zoowel als door hen, die vrijwil lige verzekering bepleiten. Men moet zich van de voordeelen van staatspensionneering geen overdreven denkbeeld maken de bezwaren bij in voering van het stelsel zouden zeer we zenlijk zijn. Een jaarlijksch bedrag van aanvankelijk 7 ten slotte 12 millioen zou noodig zijn om aan de arbeiders op den voet van hetgeen de voorstanders van het stelsel wenschen, een staats pensioen te geven. Maar daarbij wil men het niet laten. Eén van de aantrekkelijk heden van het stelsel wordt juist hi er- trek in een half-donker hulde. Ik' naderde voorzichtig, op mijn tee- nen, zonder het minste gedruisch, en geen van beiden merkte nfijin komst op, op, voodat ik den pastoor was genaderd. Deze stond snel op en maakte een baar, om mij te beduiden dat ik heejn moest gaan. Doch het was reeds te laat, ik had alles gezien en alles begrepen. Ja, men had m'ij de waarheid gezegd broeder Claudius leed niet meer. Hij gienoot ieen rust, welke ik geen gevaar liep, te verstoren, op zijn smal en hard bed, als de legerstede van een soldaat. Hij was gekleed in zijn oude verstelde toog, welke hij gewoonlijk droeg, de armen gekruist in een militaire houding, met een rozenkrans tusschen zijn fijne vingers. Later vernam ik, dat men hem in die houding had gevonden toen de lieden van den omtrek, na het gebergte te heb ben doorkruist, om mij te zoeken, ons 's avonds eindelijk vonden. Een wollen borstrok, welke hij droeg, had hij uitge trokken, om er m'ij mede te bedekken, en toen hij voor mijn redding alle middelen, die in zijn macht waren, had uitgeput, en zelf bevangen was geworden door de koude, had hij zich .naast mi] te slape.n in gezien, dat het er op is ingericht, om ook anderen dan loonarbeiders onder de regelingt e betrekken. Een stelsel van v r ij w i 11 i g e verze kering, betoogden de Minister, is prac- tisch niet uitvoerbaar. Bij de behandeling van het ontwerp- Ziektewet is reeds de vraag besproken of het niet wenschelijk ware vóór alles de ouderdomsverzekering ter hand te ne men. In verband hiermede kwam nader de vraag ter sprake of het gewenscht is de invaliditeitsverzekering met de ouder domsverzorging in ééne wet ter hand te nemen. In hun schriftelijk antwoord stelden de ministers op den voorgrond de erkenning, dat het van zeer groot belang is eene wettelijke regeling van de zorg voor den ouden dag tot stand te brengen. Dat het in den huidigen stand van voorbereiding van het verze- keringsvraagstuk met het oog op den spoed aanbeveling zou verdienen, het ontwerp om te werken, zoodat het al leen de ouderdomsvoorziening zal rege len, zal intusschen ook van de zijde der Kamer niet worden betoogd. Sommigen verlangden overdracht van het risico der Rijksverzekeringsbank aan particuliere vereenigingen toegelaten te zien op soortgelijke voorwaarden als in de Ongevallenwet. Anderen konden zich hiermede niet vereenigen. In hun schrif telijk antwoord sloten de ministers zich volkomen aan bij die leden, naar wier oordeel overdracht van het risico bij de invaliditeitsverzekering niet kan worden toegelaten. Wat de gestelde vraag betreft, hoe het bij de invoering der verzekering zal moeten gaan met bestaande arbeiders- pensioenfondsen, moge worden opge merkt, dat die fondsen bedoeld zijn welouderdomspensioenfondsen theoretisch, geheel ongewijzigd kunnen blijven werken. De minister verklaarde bij het mon deling overleg, dat de regeering gaarne zou zien, dat het invaliditeitsontwerp in October a.s. in openbare behandeling werd genomen. Van verschillende zijden werd aange voerd, dat naar de voorgestelde regeling de premie voor de laagste loonen het hoogst is, en daalt naarmate het loon klimt. Naar aanleiding van deze be schouwing werd in het schriftelijk ant woord des ministers opgemerkt, dat tus schen de totaal-premie en de te verkrij gen renten bij gelijken duur der verze kering, volkomen evenredigheid bestaat Een artikel 47a werd in het ontwerp ingevoegd, bepalende dat hij, die uit de verplichte verzekering treedt, voor zich een tegoed op de vrije verzekering zal zien geboekt. Heeft de betrokkene ech ter den leeftijd van 35 jaar niet bereikt dan geschiedt de boeking zoo spoedig hij den leeftijd van 36 jaar heeft bereikt Overlijdt hij voor dien tijd, dan zal dit te goed komen op naam van zijn vrouw, of van zijn kinderen beneden 13 jaar. Verder kwam de vraag ter sprake, of het aannemelijk is, van arbeiders met lage loonen, betaling van de helft der premie te vergen. Een der leden meende dat hiertegen geen bezwaar kon bestaan Vele leden meenden dat aan laag be zoldigde arbeiders de verplichting tot betaling der halve premie niet mag wor den opgelegd. Sommigen meenden dat, naar mate het loon lager is, een grooter deel van de premie ten laste van de werkgevers moet worden gebracht. An deren meenden dat de premiebetaling, welke van de arbeiders niet gevergd kan worden, omdat hun loon te laag is, ten laste van den Staat behoort te wor den gebracht. De minister meende dat de bezwaren tegen zijn regeling overdreven waren. Naar zijn meening behooren de lasten der verzekering ten laste van het bedrijf te komen en waar de verzekering is op gezet als een loonregeling kan ae Staat die met de loonen niet te maken heeft, niet bezwaard worden, met de betaling van een deel der premie. Over de Ouderdoms-, Invaliditeits-, weezen- en weduwenrenten werd breed voerig gesproken. Het resultaat was dat de ministers niet konden medegaan met den wensch naar verlaging van den leef tijd voor het verkrijgen van een ouder domsrente en evenmin kónden zij bevor deren dat op 70 jaar een'ouderdomsren- gelegd, zijne ziel aanbevelend aan God en den dood afwachtend met een blijde kalmte, te oordeel en naar den zegevie renden glimlach, die om zijn lippen was gebeiteld gebleven. En het stralende van zijn gelaat was van een aard, dat na mijin eersten indruk van grooten schrik en hevige smart een godsdienstige aan doening volgde, die smart vol eerbied en hoop, welke de dood der rechtvaar digen inboezemt Het lichaam, dat daar rustte, was niet meer hij, de arme oude broeder Claudius, maar het kostbare overblijfsel van een heilige, die de hard heden en zorgen der aarde had verwis seld voor de hemelsche geneugten. Ik vond zelfs niet de trekken terug, waaronder ik hem gekend had, in die door den dood geïdealiseerde figuur, wellicht teruggekomen tot haar aanvan kelijke, sinds lang verdwenen schoonheid. De roode kleur, die het gelaat versierde, was verdwenen; het vermagerd, scherp profiel had zijn zuiverheid van lijnen weergekregen, en in de majestueuze regelmatigheid, in de marmerbleekheid van dat gelaat met gesloten oogen trof mij eene gelijkenis met iemand, dien ik niet kende, maar wiens beeltenis ik ergens gezien h^ w|st niet .waar. Ik te ten bedrage van het volle loon zal worden toegekend. Ook het verhoogen van den leeftijd tot 16 jaar voor de weezenrente, wees de regeering af op grond van de kosten (pl.m. f800.000.) De ministers herhaalden, dat toeken ning van een weduwenrente naast eelal weezenrente eene verhooging van do premie tengevolge zou moeten hebben, die hun op practische gronden bedenke lijk zou toeschijnen. Tegen de bepaling van de weezenren te op een bedrag per kind voerde de minister aan dat de daaruit voor gezin nen met weinig kinderen voortvloeiende verlaging der uitkeering hem bezwaar lijk voorkwam. Nader deelde de minister mede, dat het na het aannemen van een rentevoet van 31/2 pet- mogelijk was, om rente te geven ook aan landeren van een verze kerden vader, die bij zijn overlijden in- validiteitsrente genoot. Voorts zou weezenrente ter zake van het overlijden van een verzekerde moe der kunnen worden toegekend, ook als de man leefde, doch de moeder de kost voor de kinderen verdiende. En einde lijk zouden kinderen van een verzekerde moeder rente kunnen krijgen bij het overlijden van den vader, dus terwijl de moedèr zelf leefde. Bovendien werd de wachttijd door den verzekerde te vervul len, opdat zijne kinderen recht op een rente zouden krijgen, aanzienlijk ver kort Kon de weezenrente dus in tal van op zichten worden verbeterd en uitgebreid de regeering kon niet overgaan tot het voorstellen van een weduwenrente. De minister bleef van meening, dat, waar de verplichte verzekering als een loonregeling is te beschouwen, er alleen als overgangsmaatregel van het verlee- nen van eene staatsbijdrage sprake kan zijn. Het voorstel om de administratie kosten der verzekering ten laste van den Staat te brengen ïs billijk, waardoor de wet een algemeene organisatie voor de verzekering wordt voorgeschre ven en de wet dus den arbeiders de ge legenheid ontneemt om te trachten zidi met behulp van een goedkoope adminis tratie tegen de gevolgen van ouderdom en invaliditeit te verzekeren. De regeering verdedigt voorts art. 357 (waarin vervat zijn de gevolgen van de overgangsbepaling). Alle 70-jarigen die in het door de wet bedoelde tijd vak van 10 jaar slechts de helft van de tijd arbeider zijn geweest, zullen ouder domsrente kunnen krijgen, zonder pro- miebetaling. Die regeling merkt de re geering op, is gunstiger voor hen, dan de correspondeerende artikelen in de ontwerpen-Kuyper en -Veegens. Hoeveel tijd UföscTïeB ae aanneming en de inwerkingtreding van de wet zal moeten verloopen, is thans moeilijk met eenige nauwkeurigheid te bepalen. Wel staat vast, dat tal van uitvoeringsmaat regelen aan de invoering van art. 1 zullen moeten voorafgaan, maar tevens dat met die invoering niet zal worden ge talmd al was 't alleen maar met het oog op art 357. Of men dat artikel reeds spoedig na aanneming van de wet dus vóór het in werking treden van art. 1 zou kun nen doen in werking treden, is ten slot te in hoofdzaak een financieele kwestie. Natuurlijk is voor de daardoor ontstane meerdere uitgaaf in het ontwerp geen dekking voorzien. De ministers zouden echter geneigd zijn om een deel van het bedrag dat volgens art. 27 der Ta- riefwet zal worden gereserveerd, te be stemmen voor een spoedig in werking treden van art. 357. Immers, het denk beeld op zich zelf is hun sympathiek. Blijkt het mogelijk, in de richting van den thans geuiten wensch te handelen dan zullen de ministers dat te zijner tijd gaarne bevorderen. Ten aanzien van de vraag, of de kringen van verzekerden volgens onge vallen, ziekte, en invaliditeitswet gelijk kunnen worden genomen, verwezen de ministers naar het verslag, betreffende het ontwerp Ziekteverzekering. De mi nisters achtten het niet wenschelijk de verzekering vroeger te doen aanvangen, dan den 16-jarigen leeftijd. Wat den weistandsgrens betreft, meende de mi nister dat het niet gewenscht is, bij iedere stijging van het loon boven d f1200 de gelegenheid te geven zich aa de verzekering te onttrekken en ve klaarde daarom in het w. o. de bepu ling te zullen opnemen, dat de in art. 46 bedoelde verklaring alleen kan wor den afg)elegd door hen wier jaarloon meer dan f 2000 bedraagt Op eene vraag bij artikel 19 ant woordde de minister, dat indien te eeni- geir tijd mocht blijken, dat de con tante waarde van het tekort op het over gangstijdperk te laag is berekend, die! renteaanspraken zullen moeten worden' verminderd, of de premiëri worden ver-i hoogd óf wel op eenige andere wijze! eene extra bijdrage bijv. door het rijk aan het invaliditeitsfonds moeten worn den verstrekt Intusschen zijn de bereken ningen zóó voorzichtig geschied, dat vertrouwd mag worden, dat de bijdra ge ad 7.3 millioen gedurende 75 jaar* voldoende zal blijken voor de dekking! van het tekort van den overgangstijd. Bij eene nota van \yijziging bracht de regeering wijzigingen aan in de artt 21, 183, 193, 258 en 267, epi werd een nieuw artikel 391a ingelascht. Deze wijzigingen hadden bli^cens de daarbij gegeven toelichting de strekking om tegemoet te komen aan de bedenkin gen bij de behandeling van het ontwerp Radenwet geopperd tegen bepalingen, krachtens welke aan de Raden van Ar beid „verordenenjde" bevoegdheid zou toekomen, omgezet in den zin van eene bevoegdheid tot het stellen van alge meen werkende regelen. j Aangedrongen werd op vrijstelling van verzekeringsplicht voor arbeiders, die in de bedrijfsbelasting zijn aangeslagen. De minister verklaarde zich bereid, dat na der te overwegen. Naar aanleiding van die overwegihg werd art 37a inge lascht. Op een desbetreffende vraag ant woordde de minister dat iemand, die een been verliest, niet als ziek wordt be schouwd, wanneer hij weder in staat is tot werk dat door een persoon met één been kan worden verricht. Bij het mondeling verslag over art. 61 werd de vraag gesteld, of er wel reden voor is voor de ouderdomsrente .de ver vulling van een wachttijd te vorderen. Van de zijde der regeering werd hier tegenover opgemerkt dat het vervallen van den mwachttijd den prikkel tot voort zetting van de betaling der premie zeer. zou doen verminderen. Eenige leden meenden, dat het te ver gaat wegens grove schuld de invaliditeits- rente te ontzeggen. De minister wijzigde grove schuld in misdrijf; wees er op, dat de bepaling facultatief was en weigerde schrapping daarvan. Bij 67 hrarhf dp minister A- bleef op het gelaat staren, zwijgend als versteend, en ik kon eerst schreien toen ik dicihtbij een wild snikken hoorde. Het was de kleine Gauchenet, die, geknield en half achter een der gordijnen verbor gen, bitter schreide. Alsdan knielde ik ook neder, en ik schreide met hem, met een droefheid, die geen mate kende, de eerste ware droefheid, die ik tot nu toe had gevoeld.- Mijn vader hief mij op eii wendde een poging aan om mij het vertrek te doen verlaten, maar ik wilde blijven; ik kon mij nog niet verwijderen. „Omhels hem, en kom mee!" sprak mijn vader. Ik durfde hem niet omhelzen, maar ik kuste zijn koude handen, en ook mijn vader drukte er zijn lippen op. Vervol gens voerde deze mij met zacht geweld heeu en droeg mij schier de trap af. Ik hoorde steeds het wanhopig gebrul van den kleinen Gauchenet, en dat deed me pijn, meer dan de smart van een redelijk mensch. Die idioot, dat door ailen gesmade, ongelukkige kind, was de eetnige, die den armen broeder Claudius begrepen en bemind had, die zijn droeven ouderdom had geiroost, en op dat oogen- 1 blik bqiiijd.de ik het getuigenis, 't welk hij wachttijd voor weezenrente terug op 40 weken. Gevraagd werd, waarom men zich vrij willig niet ook voor tijdelijke invaliditeit kan verzekeren. Naar het oordeel van prof. Kluyver is het toelaatbaar het arti kel uit te breiden en, zonder premiever- hooging, ook bij tijdelijke invaliditeit een rente uit te keeren. Het artikel is in dien zin gewijzigd. JBij het mondeling overleg werd in overweging gegeven het bestuur der. bank de bevoegdheid te geven de in art. 87 bedoelde uitkeering ook te ver strekken ten behoeve van pleegkinderen, in wier onderhoud door verzekerden wordt voorzien. De minister verklaarde zich bereid, aan dezen wensch gevolg te geven. Teruggekomen werd bij het mondeling overleg op het denkbeeld om, evenals bij het ontwerp-Ziektewet geschied is, bij de regeling der premie voor deze ver zekering, rekening te houden met het be- drijfsgevaar. Aan huisarbeiders de verplichü\jg tot betaling der premie op te leggen, acht ten eenige leden piet gewenscht. Dó minister meende, dat de voorgestelde regeling in het belang der huisarbeiders is en berichtte nader, dat naar de mee ning van den directeur-generaal van den arbeid de voorgestelde regeling ongewij zigd behoort te worden gehandhaafd. Gevraagd werd, of de loopers van een courant, die mede anderen arbeid ver richten, tengevolge van art. 191 buiten de verzekering zullen vallen. Teneinde dit te voorkomen, gaf men in overwe- zich geven kon; ik had in zijne plaats willen zijn, ten koste van mijn verstand en positie, van alle voordeelen, waarmede de Hemel mij boven hem had bevoor recht Ik geloof, dat ook broeder Regim- bertus zich niet bijzonder op zijn gemak' gevoelde, wa|nt hij scheen erg zenuw achtig, etn ons begeleidend, fluisterde hij mijn vader onbegrijpelijke volzinnen toe, einder welke ik steeds hetzelfde refrein hoorde „Als ik dat geweteln had, mijnheer Ravelnof!Als ik dat had kunnen gissein Mijn vader antwoordde met slechts enkele woordenzijn aandoening was een stille, in het hart besloten. Bij hei ver laten van het huis ontmoetten wjj broeder Cisiurnus. Hij was zeer opgewonden, en stond stil, om ons met zijn schitterende teringlijdersoogen aan te kijken en ons toe te roepen: „Sedert ik broeder Claudius heb ge zien, ben ik niet tang meer om te sterven L" Wij stapten weder in ons rijtuig. Wil spraken niet meer. Het rijtuig stond stil voor het Raadhuis. Mijn vader stapte Iiiei uit, iets mompelend over een akte, een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5