Uit de Pers. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 14 Sept, no. 892. De socialistische tactiek. Onder dit opschrift schrijft Mr. A. In het Katholiek Sociaal Week blad: I ;Het wordt hoe langer hoe duidelijker, jwetke tactiek de sociaal-democraten ter jgenover de sociale verzekering zullen (aannemen. 1 Zij willen er niets van weten; daar Jfcmt 'top aan. Speciaal de invalid!teats- en ouderdoms- Jterzekering moet het ontgelden. Daar jtteug-t nu letterlijk niets van.' t.fiet Volk" van 29 Aug. 1.1. schrijft Idan ook: „De zaak van het ouderdomspen sioen staat in Nederland thans zóó, dat staatspensionneering gegeven moet worden door elke regeering, die de tegenwoordige opvolgt, indien maar niet de invakditeitswet-Talma te voren wordt aangenomen. Sinds de vrijzinnig-democraten hun Vroeger heftigen tegenstand tegen Staatspensionneering .hebben opgege ven en zij tegenover Talma's wet een houding aannemen, die uit |moet Ioopen Op tegenstemmen, kan men zeggen, Jdat de val van het tegenwoordig ka binet beteekenen zou de komst van Oen wet in Engelschen of Deenschen geest. Nóg eens een wet tot invoering van verplichte verzekering op stapel zet- jten, wij twijfelen of iemand er aan deuken zou, en de zaak zelf laten ■rusten, is een politieke onmogelijkheid geworden. De partij, die, aan het roer gekomen, dit vraagstuk zou laten rus sen, zou zich zóó blameeren, dat haar Jval en verval slechts een kwestie van 'één verkiezing zou zijn. Wij meenen dan ook, dat, zooals Jde zaak staat, wij door aanneming' van de wet-Talma er op achteruit gaan. Gesteld de wet wordt vóór de alge- ,lmeene verkiezingen van het volgend .jaar in de Tweede Kamer afgedaan (jVóór ze dan in het. Staatsblad staat,' ,d. w.z. vóór ze in de Eerste Kamer iïs behandeld en aangenomen, zal het •jaar 1913 wel tot het verledene be- booren. Gaat het dan heel voorspoedig ,taet de uitvoeringswetten en -maat regelen, dan kan binnen een jaar of fdrie de wet in werking gesteld wor den. Dan is 't 1916. Voor de invalkh- .Iteiisverzekering is de wachttijd 150 .weken, het eerste invaliditeitspensioen ijza! dus wel gegeven worden onge veer 1919. s Wordt de motie-Troelstra niet toe gepast, dan zal het eerste ouderdoms pensioen uitbetaald worden bij inwer kingtreding der wet, dus in 1916. En |dat zal dan f2 zijn! Dit is de meest optimistische voor spelling die te maken is. Een wet tot invoering van staats pensionneering, ook al moet die komen ,,van een regeering, die nog op moet .treden, kon voor het ouderdomspen sioen minstens even vlug gaan en de hulp is veel verder strekkend, wijl ze 'zich niet bepaalt tot hen, die tusschen hun 60e en hun 70e jaar 260 weken verzekeringsplichtig zijn geweest, niet lot de loonarbeiders in den strikten 2in, en ook wijl het bedrag zich toch onmogelijk tot f2 per week bepalen kan.'' Aldus liet sociaal-democratisch hoofd- lörgaan. We stellen alleen de nuchtere vraag: ,lWanneer zal die Staatspensionneering in \werking treden? Dat de Eerste Kamer zulk een wet zal voteeren, zal „Het Volk", ook bij de meest optimistische hands wel niet aannemen. De zaak staat dus zóó: Wordt de in- Validiteitswet-Talma mét behulp der sociaal-democraten verworpen of 13oor .Obstructietegengehouden, dan zal 'feenig resultaat zijn, zelfs al komt er in 1913 Jn de Tweede Kamer een meerderheid FEUILLETON. De Erfgenaam van hertog Jean. NAAR HET FRANSCH. 44) Bij mijn tweede ontwaken is e;r een jnachi over heengegaan, en een nieuwe jno.rgen gekomen.. Mijn hoofd is nu hel- jder en klaar. Ik begrijp, dat men ons •jheefï: gevonden in het bosch dat men pns heeft gered, en ik omhels mijn va leer, ik omhels Meg, mejuffrouw Espérit, jnoeder Crusiaud en zelfs den dokter met /een innigheid, een levensvreugde, welke jmij schier bedwelmt. Zij blijven evenwel [ernstig, schier droef gestemd. Ze zijn jnog zoo bang, dat zij geen gerustheid ijcunnen vinden, dat zij me niet durven ge- jlooYcn, als ik hun zeg, dat ik me goed jtfat ik me sterk gevoel, geheel en al her steld. De strakheid van hun gezicht blijft Izlelfs, nadat de dokter 'hun heeft verzekerd (fiat dk geen koorts heb, mij verlof geeft join op te staan en wat te eten, onder de Verklaring: „Die jeugd is toch maar alles, Ide jonge man is nog mooi den dans ont wrongen. voor Staatspensionneering, (dat zit nog!) m„°! zo" dan die zeer heterogene meerderheid het over een bepaald stelsel en wetsontwerp eens worden (dat zit ook wefke r en a',z°u dan die meerderheid, welke tpgen tariefsverhooging en indi recte belastingen is, het eens worden over een stel directe belastingen, welke genoeg opbrengen kunnen om de mil- hoenen voor de Staatspensionneering op brengen. en dat zit heelemaal nogb ^Ja"nnf k0mt de Eersta Kamer, en rechten niet 1We'' W" 'USten die ge" Het leenige wat de sociaal-democraten in \erband met de liberale kapitalistische kun^elf erSL waar°P ze a"ders zoo Da 7e& kJUnnCT bereiken' is dit: Dat de Nederlandsche arbeiders in af- zienbaren tipt krijgen: Niks ouderdoms- THt t!"'Jnn,e™endal invaliditeitsrente Dat heet dan beter dan de wet-Talma: Maar zoo dom zijn onze arbeiders niet Zr °P n'e wi#z0 door de sodaal- democraten in de luren laten leggen! Bakkersnachtarbeid. Wie de verslagen leest van het te Utrecht gehouden Congres tot afschaf- deVead i" Bakkersnanhtarbeid, zegt de Nederlander, wordt getroffen door de halsstarrigheid waarvan - met wel X u'f20"dering - sprekers zoo- [an ah'S.hoorders bl'fjt geven ten aanzien ïth Z?°genaamd Ploegenstelsel - reeJs veroordeeling - nu "'S ,van het, ontwerp-Bakkerswet door de heeren Aalberse e.s. voorge- De meer hartstochtelijke dan bezon- toon in eene vergadering van een paar honderd menschen maakt op ons [Ja Zae1 grooten '"druk. Het heet nu reeds dat een ploegenstelsel „ontwrich ting van het gezin" tengevolge zal heb ben, en wie zoo ver niet wenschte te gaan zich bereid toonde om de proef met het ontwerp Aalberse te wanen werd eenvoudig beticht van de polftiek d[ dat sPreker, dia betoog de, dat men na de verwerping der wet feu' ni'it m m0e|en ZeêBen wi> wer" ken niet meer, kon veel m'eer op bij val rekenen dan de man, die er op aan- 1saanVaarden' W3t tha"S te ver" Het argument: ontwrichting van het gezin, hebben wij ook in de Kamerde batten herhaaldelijk gehoord, eenmaal Set Ji" T aa"Pr'Izing van het ploegen- heer«L™ ""J de" mond van den heer Schaper, die op 14 Mei 1.1. de door den Minister Talma voorgestelde ar- be'dsregehng bestreed, volgenderwijze ik heb hier mededeelingen van bak kersgezellen, die in uitvoerige bewoor- dJf0/) zee.r klagen over hetgeen nu door den Minister wordt, vooraestetd. Er wordt zelfs in dat stuk gezegd keen. regeling is ongewenschter dan een ploegenstelsel met onf beur- tfJl, g e" nachtarbe'd- De systema tische gang van het leven wordt ver broken; als een tweesnijdend zwaard zal het Zich doen gevoelen niet alleen voor de arbeiders, maar ook voor het gezms even De moeilijkheden, die nJ™V voortsP"iiten, kunnen! naarmate er meer of minder wisselin gen in de arbeidstijden zijn ingesteld schokken"°UWen d« Het is natuurlijk mogelijk, dat ook het ontwerp Aalberse de door de meerder heid der gezellen gewenschte arbeidsre"- geling niet geeft, maar dat een ploegen- arbeSid""Het be|:rfen dag" en nacht" arbeid de onhvrichtmg van het gezin nog meer in de hand werken, valt toch zeker uit het citaat dat de heer Sdiia- P.e,r ga['.'en dat van de betrókkenen zelf afkomstig was, niet te lezen, het mr°"l Jïen de groote woorden van ernsrigcJ indruk?n^fCS °P nietzw'n waV^opgeschroefd. eerli)1ti geZCgd' Klein Schrijft terecht de Gelderlander boven een driestar, waarin het blad erop wipri, boe de liberale pers ook nu n^ den wr(>k legen Dr Kuypef njet kroppen kan. 7r,?C' dftige N. R. Cf." ontziet zich 75 ari[™ cynkcb te sP<>tteii met den jarigen man, die voor zijn gezond- Ik sta nu op mijn beenen en kleed mjj aan; ik eet voor tien, ik zeg duizend dvvaash.eden en mjjn vader blijft bleek, ontdaan. M,eg schreit in een hoek van het vertrek, en moeder Crustaud vvischt haar oogen met haar voorschoot af. Alsnu grijpt mij opni,euw een gewel dige angst aan, een bang voorgevoel, dat er iets akeligs, iets afschuwelijks is ge beurd, wat ik niet raden kan, en zonder nog e<cn bepaald vermoeden te formulee ren, vraag ik „Waar is broeder Claudius?" „In het schoolgebouw", zegt mijn va der. En de toon van zijn stem is zoo treu rig, dat mijn vrees toeneemt, en ik uit roep „U misleidt me! 'Hij is ziek, broeder Claudius. Hij heeft leen ziekte opgedaan in den nacht, in het gebergte. Hij had me zijn mantel gegeven." Men sprak het n.iiet tegen. Mijn ver moeden was dus maar al te gegrond. Een smartelijke verslagenheid volgt op mijn egoïstische vreugde, en ik schaamde me, mij gezond en wel te gevoelen, ter wijl hij lijdt, hij, die het .slachtoffer is van zijn toewijding. Een gedachte stelt mij gerust Als ,de ziejkte ernstig was, ;zoiJ heid zich uit het politieke leven moet terugtrekken. Als kwajongens met modder gooien, dan geeft men ze een klap om de ooren; de deftige redactiestaf van het liberale orgaan grinnikt, als hij een 75- jarigen grijsaard, een der grootste staats lieden die Nederland ooit heeft gekend, bekladden kan. En wat kan men anders dan venijnigen spot lezen uit den laatsten zin van deze aanhaling: „De reden, waarom de heer Kuyper zich terugtrekt, is zeker heel treurig. Er is iets weemoedigs in, dat hij om gezondheidsreden van het parlement afscheid moet nemen. Te meer, om dat men zou willen, wanneer zulk een man rust moet gaan nemen, hem iets anders te kunnen toewenschen dan rustvooral rust." Ook het „Handelsblad" is niet kies keurig in zijn afscheidswoorden aan den anti-revolutionnairen leider. Zonder nog maar eenigszins te weten, wat dr. Kuyper thans zal doen, verwijt het blad hem reeds, dat hij nu geheel achter de scher men zijn invloed zal gaan misbruiken „Wij achten den invloed van dr. Kuyper een verkeerde, een die slechts ten nadeefe van goede parlementaire verhoudingen en goede politieke zeden werkzaam is geweest Doch juist daar om hooren wij zonder vreugde, dat dr. Kuyper dien invloed voortaan geheel van achter de schermen zal uitoefenen ■en dat hij nooit meer in de volksver tegenwoordiging ter verantwoording kan geroepen worden." De quasi-neutrale „Telegraaf" debi teert een paar hatelijkheidjes. Zoo ziet men bijna de geheele linksche pers door kwalijk verholen vreugde, dat dr. Kuyper eindelijk als actief politicus zijn ontslag nemen moet. Wel is de eer groot, welke die pers met haar houding inlegt. Week in het Buitenland. De vrede! is zoo goed als geteekend! Ik durf werkelijk niet gaan uitrekenen de hoeveelste maal het nu is, dat dit zelfde praatje den geduldigen dagblad lezer wordt op den mouw gespeld, want ik zou er misschien eenige malen mij zelf aan dit, zeker niet gewild, bedrog schuldig zien. Maar men moet het ons niet al te zwaar aanrekenen. Wij krijgen toch zoo vaak die berichten onder oogen van de verschillende nieuwsagent schappen en door correspondenten, die dikwijls ook bij den neus genomen wor den door hun zegslieden, dat we al niet beter weten te doen dan die berichten, al toch maar dein lezer voor te zetten. En zoo mag deze ook 'nu weer van den aanhef van mijn wekelijksch stukje den ken en gelooven wat hij zelf wil. Voor Turkije ware het echter te wenschen, dat werkelijk het bericht nu eindelijk eens waarheid bevatte. Niet dat ik! geloof, dat de oorlog in Tripolis in zulk een stadium gekomen is of ooit zal komen, dat de Jurken een vrede moeten aannemen op elke voorwaarde, •hoe ongunstig ook. De geheele loop van den strijd, tot nog 'toe gevoerd, en het feit, dat Italië in al dien tijd nog geen tien kilometers diiep het land heeft kunnen bezetten, wijst er allerminst op. Maar vooral het geval, dat eigenlijk de vijand, die den Italianen tegenover staat, niet zoozeer de Turk, doch de Arabier is, aangemoedigd en geholpen, n'en déplaise de herhaalde tegenspraken der Italianen, door de Senoessi, is het beste bewijs, dat de Turk er nimmer tot den vrede kan gedwongen worden, zelfs niet als de Italianen, wat nog op geen stukken na te bezien staat, het grootste gedeelte van het land zouden be zetten enden vijandigen troepen voldoende) nederlagen toebrengen. Immers de Turk zou zich betrekkelijk weinig bekommeren over het schijntje zijner eigen mannen, die daar gevallen zijn, en zich verschuilen achter de Arabieren, wier fanatisme men genoeg kent, om te weten, dat ze geen eens begonnen zaak en vooral geen oor log zoo maar voetstoots opgeven. Doch het ware voor Turkije gewenscht, dat een eervolle vrede verkregen werd, de geneesheer in het schoolgebouw zijn en iniet hier. Joch ben ik ongerust, ik kan het niet •la'nger uithouden, en zeg: „Ik wil hem zien, ik wil hem dadelijk zien.'21 u i Moeder Crustaud neemt me bij den arm. Meg werpt zich om mijn hals. Ik stoot haar van mij af en ik herhaal: „Ik wil hem zien „Je hebt gelijk," zegt mijn vader, „je moet het doen." Men spant het rijtuig in, want ik ben nog ni et sterk gen oeg, om te loop en, en miin vader zet zich naast mij neer. Gedurende den rit ondervraag ik hem. .Thans gaat me een licht op; hij is boos op mij, en wil me al de zwaarte van mijn fout doen gevoelen, want in plaats van mij gerust te stellen, in plaats van mij, als gewoonlijk, wanneer ik zenuwachtig- ongerust was, toe Je voegen„Ka|lm Kalm!alles gaat veel beter dan men denkt!" laat hij mij aan mijn ongerust heid, aan de akelüjgste tafereelen, diie ik me Voorstel, ten prooi. Hij maakt me zelfs nog ongeruster; hij zegt me, dat grijsaards niet meer de veerkracht der jeugd begittgn, de A«ne Beo eder zeer omdat deze waarschijnlijk ten goede zou komen aan den onrustigen toestand, die nog altijd op den Balkan heerscht. Nog dezer dagen konden wé weer lezen van grensgevechten en ontploffingen, die breuken tusschen de verschillende rijken zouden kunnen veroorzaken. Men zou bijna opmaken uit die herhalingen telken male, dat de verschillende Bailkanmachten eigenlijk reikhalzend naar de mogelijk heid van een oorlog met den Turkschen erfvijand uitzien. Ze schijnen dan ook op alles voorbereid, zooals de vertegen woordiger van een der Balkanstaten dezer dagen moet gezegd hebben, toen hij verklaarde aan een oorlog te ge looven, omdat Bulgarije, Servië en Mon tenegro in de gegeven omstandigheden teen kansje zien, dat wellicht in de eerste tien jaren niet terugkomt. Geen wonder dan ook, dat de Balkangezanten geen blad voor hun mond nemen en een telegram uit Konstantinopel kon •melden, dat men een breuk mogelijk achtte tengevolge van een heftige woor denwisseling tusschen den Bulgaarschen gezant en den Turkschen minister van buitenlandsche zaken. iMaar de andere mogendheden zijn er ook nog en er moeten reeds weer ver- toogen gehouden zijn te Sofia voor het behoud van den vrede. Als echter dat spelletje van eeuwigdurende tusschen- komst der mogendheden maar niet ein digt in een algemeen plukharen, ook onder de lieden, die nu zoo ernstig voor den vrede waken. ,Het voorstel-Berchtold, waarmee men, waarschijnlijk omdat het zoo lang in de lucht blijft hangen, het steeds minder eens schijnt te worden, zou daarvoor •een uitmuntende gelegenheid zijn. Bulgarije wil die moeilijkheid ook nog met een komen vermeerderen, n.l. met teen eigen oplossing voor te stellen. Dat wil maar niets liever dan Macedonië ver- deelen. Oostenrijk wat, Bulgarije heel wat en Albanië verdeeld tusschen Oos tenrijk en Montenegro. Het wil echter tinet de verdeeling nog verder gaan en ook Servië oplossen: het westelijk ge deelte voor Oostenrijk', het oostelijk voor [Bulgarije. De vraag is nu maar, of Ser vië er mee accoord gaat, wat nog erg te bezi'en staat. Men ziet dus, dat de moeilijkheden op den Balkan eer erger dan béter wor den en een sluiten van den vrede niet alleen te wenschen zou zijn voor Turkije, doch ook voor gansch Europa, dat uit dien hoek nog altijd het groote gevaar verwacht. De Balkan blijft de lont in bet kruit der Europeesche mogendheden ien brandt dit eenmaal, dan is het onheil inog niet te overzien. V. Weeltpraatje. .Wel ja, waarom nu niet over het weer begonnen, 't Heeft me warempel in geen drie dagen geregend! -'tis om de vlag weer van het stadhuis te laten wap peren, nu zij er niet meer hangt ter eere van de geleerde bezookers. Er is dezer dagen heel wat geleerdheid bin nen Leiden's veste gehuisvest geweöst. 'tWas misschien wel een beetje nurks achtig van me, maar ik kan toch dezer dagen de gedachte niet van me afzetten, dat 't heel wat nuttiger voor vele van deze geleerden zou zijn als zij hun ge leerdheid zouden aanwenden om nede rig te zoeken naar den eenen waren godsdienst, inplaats van ik weet niet welken godsdienst van ik weel niet wel ken volksstam te gaan uitpluizen. Het is te doen om het weten, niet om het geloof. Maar naarmate het geloof meer afneemt, schijnt men meer begeeF rig naar de kennis van allerlei gods diensten, behalve juist van het christen dom Denk nu in vredes naam niet, dat ik me schrap zet tegen de wetenschap, die betiteld wordt als de godsdienstgeschie denis. Ik zou waard zijn uitgebannen te worden uit onze goede stad Leiden wier academie, zooals dezer dagen meer malen verzekerd is, in die tak der we tenschap zooveel roem heeft behaald. Neen, ik vind alle overdrijving uit <fen booze. Een mooli beginsel, waarvan ook weer het eigenaardige is, gelijk van zoo vele beginselen, dat er veel tege'n ge zondigd wordt, en toch bijna alle men schen het als bet hunne beschouwen. Zoo zwak, zeer verstolen was. Tijdens den oorlog was hij bij het opnemen van ge wonden op het slagveld getroffen gewor den door een granaatscherf, en in de ambulance had hij ziek gelegen aan de pokken. Alleen door zijn groote geest kracht hield hij zich staande, en in elk geval kon men niet hopen, dat zijn leven nog lang zou duren. Hoe meer wij hets-choolgebouw nader den, des te somberder werden zijn uitla tingen over den Broeder. „Hij moet dan wèl ernstig ziek we zen!" zei ik tusschen mijn tranen door. „Maar ik zal hem goed oppassen, en ik zal veel voor hem bidden, dat hij weer spoedig genezen zal zijn. O, om mij mag hij zooveel niet lijden. Wij hadden het schoolgebouw bereikt. Er was school dien dag, en toch bleven de jaulousiën gesloten. Niets drong naar buiten door van dat bijenkorf-gebrom, hetwelk gemeenlijk in een lokaal vol kleine kinderen wordt gehoord. Wij waren binnengetreden zonder een enkelen leerling op onzen weg te ontmoe ten, en wijl mijn vader in de vestibule aarzelend 'staan bleef, liep ik naar de nauwe, donkere trap, die naar het verblijf der Broeders leidde. zal bijv. het Nationaal Comité voor af schaffing van den nachtarbeid, dat des ze week in congres te Utrecht bijeeen: is geweest, u zonder blikken of blo zen durven verklaren, dat het aan over drijven een broertje dood heeft. In let terlijken zin heeft het gelijk, want er zijn in den loop van den tijd al heel' wat „broertjes", al heel wat coniité's tengevolge van overdrijving naar den kel der gegaan. Maar in figuurlijken zin... 't heele congres is een fatale overdrijf ving geweest. Daar werd met onVer- wrfkbaarheid en koppigheid vastgehou den aan den eftsch: absolute afschaf fing van den nachtarbeid. W,aarom wil^ len de menschen toch niet liever een{ half e/I, dan een leege dop, en stellen.' zij zich niet tevreden met een gematig den en verminderden nachtarbeid, zooals dile in het ontwerp Aalberse c.s. wordt voorgesteld. Niemand wijst toch het oogenblikkelijk bereikbare af om iets, wat vooreerst onbereikbaar is, en dat is zeker, oen absolute afschaffing van de bakkers-» nachtarbeid. Men heeft het toch duide lijk gezien bij de stemming over het ontwerp-Talmabij rechts kon dat ont-. werp geen meerderheid krijgen, en links] was er zoo goed als heelemaal tegen. Maar weet u wat gelukkjg is Dat al wat zich nationaal noemt, nog niet in. werkelijkheid nationaal is, dat er m.a.w, verscheidene bakkers in den lande zul^ len zijn, die zich een andere meening; dan die, welke het Nationaal Comité er op nahoudt, permitteeren. Ge hebt wel eens gehoord van eea volk dat zijn groote mannen eert. Maar. wat is het dan met een deel' van ons volk akelig gesteld, dat deze week' weer een sprekend bewijs heeft gegeven, dat het zijn groote mannen tenminste ver-» scheidene daarvan niet weet te eeren!, Dr. Kuyper, de anti-revolutionairen leï-t der, heeft deze week zijn ontslag ge nomen als Kanterlid, tot welk besluit zijn gezondheidstoestand hem noodzaak te, ende vrijzinnige pers had niets dan smaad en schimp over voor hem, die, zooals ook zij had moeten erkennen, is een man van beginselen, een man van karakter, waarlijk een van Nederland's groote mannen. Maar ge zult daar wel meer over ge lezen hebben, en ik wil er nu eens op wijzen dat het ook een volk betaamt zijn groote vereenigingen te ,eerenEn daarom is het morgenavond tjokvol op het tuinfeest van de Zita-vereenïging. JAN. Gemeentezaken. Gemeenteraad. De Gemeenteraad van Leiden verga- ~der±_ ppLtonderdap 19^ JSeptember „des, namiaaags te z uur. Te behandelen onderwerpen: i le. Benoeming van een tijdelijk leer- aar in de oude talen aan het gymnasium'. 2e. Benoeming van een Ambtenaar van' den Burg. Stand. 3e. Rekening, dienst 1911, van het H. G. of Arme Wiees- en Kinderhuis. 4e. Staat van af- en overschrijving! op de begrooting, dienst 1911, van het College van Vrouwen Kraammoeders. 5e. Rekening dienst 1911, van het College van Vrouwen-Kraammöeders. 6e. Begrooting dienst 1913, van het College van Vrouwen Kraammoeders. 7e. Verzoek van de Leidsche Gymna stiek- en Schermvereeniging „Hercules'* om het gebruik van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht. 8e. Verzoek van den ,1'eeraar in de Gymnastiek M. A. A. Steins, oin het gebruik van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht, tot het geven van' privaatlessen. 9e. Bezwaarschrift van J. H. Jansse, tegen de lijst van kiesgerechtigden voor de Kamer van Kooph. en Fabrieken. 10e. Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst inzake de uitbreiding van den Leidschen Keuringsdienst, van eet- en drinkwaren over de gemeente Val kenburg (Z.-H.). 11e. Verordening houdende wijziging der verordening van 13 October 1910 (Gbl. no. 20) houdende regeling van de bezoldiging van de Politiebeambten in. de gemeente Leiden. 12e. Voorstel om aan Mej. J. van der Laan eervol ontslag te verleenen uit hare „Neen... wacht even... niet hierheen", zei mijn vader, haastig mijn arm grijpend. „Maar jawel!.... als hij ziek is, dan is hij boven, in het slaapvertrek. „Eën oogenblikL. luister, ik zal het je verklaren...." Ik luisterde uaar niets. Ik dacht slechts aan den armen Broeder, ik kon geen oogenblik meer van hem verwijderd blij ven, en ik verweet me, al niet vroeger te zijn gekomen, hem nog niet mijne erken telijkheid, mijn toewijding, de genegen heid te hebben betuigd, die ik hem at® tijd zou toedragen. Gedurende dien nood- lottigen nacht, waarin wij beiden tegen over zoo groot gevaar hadden gestaan, waarin hij zijn leven voor het mijne had gewaagd, waarin wij samen hadden gebe den, had zich tusschen hem en mij een band gevormd van ongekende kracht en innigheid. Het kon me niet meer schelen wat hij was geweest, hij was nu mijn dierbaarste vriend, en jk had haast, om op mijne beurt tot hem te gaan, hem in mijn armen te nemen, zooals hij mij in de zijne genomen liad, hem te verdedigen' tegen den dood, /ooaüs hij er mij tegen' verdedigd had. ((W|Ordt vqrvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5