Uit de Pers.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Zaterdag 14 Sept, no. 892.
De socialistische tactiek.
Onder dit opschrift schrijft Mr. A.
In het Katholiek Sociaal Week
blad: I
;Het wordt hoe langer hoe duidelijker,
jwetke tactiek de sociaal-democraten ter
jgenover de sociale verzekering zullen
(aannemen.
1 Zij willen er niets van weten; daar
Jfcmt 'top aan.
Speciaal de invalid!teats- en ouderdoms-
Jterzekering moet het ontgelden. Daar
jtteug-t nu letterlijk niets van.'
t.fiet Volk" van 29 Aug. 1.1. schrijft
Idan ook:
„De zaak van het ouderdomspen
sioen staat in Nederland thans zóó,
dat staatspensionneering gegeven moet
worden door elke regeering, die de
tegenwoordige opvolgt, indien maar
niet de invakditeitswet-Talma te voren
wordt aangenomen.
Sinds de vrijzinnig-democraten hun
Vroeger heftigen tegenstand tegen
Staatspensionneering .hebben opgege
ven en zij tegenover Talma's wet een
houding aannemen, die uit |moet Ioopen
Op tegenstemmen, kan men zeggen,
Jdat de val van het tegenwoordig ka
binet beteekenen zou de komst van
Oen wet in Engelschen of Deenschen
geest.
Nóg eens een wet tot invoering van
verplichte verzekering op stapel zet-
jten, wij twijfelen of iemand er aan
deuken zou, en de zaak zelf laten
■rusten, is een politieke onmogelijkheid
geworden. De partij, die, aan het roer
gekomen, dit vraagstuk zou laten rus
sen, zou zich zóó blameeren, dat haar
Jval en verval slechts een kwestie van
'één verkiezing zou zijn.
Wij meenen dan ook, dat, zooals
Jde zaak staat, wij door aanneming' van
de wet-Talma er op achteruit gaan.
Gesteld de wet wordt vóór de alge-
,lmeene verkiezingen van het volgend
.jaar in de Tweede Kamer afgedaan
(jVóór ze dan in het. Staatsblad staat,'
,d. w.z. vóór ze in de Eerste Kamer
iïs behandeld en aangenomen, zal het
•jaar 1913 wel tot het verledene be-
booren. Gaat het dan heel voorspoedig
,taet de uitvoeringswetten en -maat
regelen, dan kan binnen een jaar of
fdrie de wet in werking gesteld wor
den. Dan is 't 1916. Voor de invalkh-
.Iteiisverzekering is de wachttijd 150
.weken, het eerste invaliditeitspensioen
ijza! dus wel gegeven worden onge
veer 1919. s
Wordt de motie-Troelstra niet toe
gepast, dan zal het eerste ouderdoms
pensioen uitbetaald worden bij inwer
kingtreding der wet, dus in 1916. En
|dat zal dan f2 zijn!
Dit is de meest optimistische voor
spelling die te maken is.
Een wet tot invoering van staats
pensionneering, ook al moet die komen
,,van een regeering, die nog op moet
.treden, kon voor het ouderdomspen
sioen minstens even vlug gaan en de
hulp is veel verder strekkend, wijl ze
'zich niet bepaalt tot hen, die tusschen
hun 60e en hun 70e jaar 260 weken
verzekeringsplichtig zijn geweest, niet
lot de loonarbeiders in den strikten
2in, en ook wijl het bedrag zich toch
onmogelijk tot f2 per week bepalen
kan.''
Aldus liet sociaal-democratisch hoofd-
lörgaan.
We stellen alleen de nuchtere vraag:
,lWanneer zal die Staatspensionneering in
\werking treden?
Dat de Eerste Kamer zulk een wet
zal voteeren, zal „Het Volk", ook bij
de meest optimistische
hands wel niet aannemen.
De zaak staat dus zóó: Wordt de in-
Validiteitswet-Talma mét behulp der
sociaal-democraten verworpen of 13oor
.Obstructietegengehouden, dan zal 'feenig
resultaat zijn, zelfs al komt er in 1913
Jn de Tweede Kamer een meerderheid
FEUILLETON.
De Erfgenaam van hertog Jean.
NAAR HET FRANSCH.
44)
Bij mijn tweede ontwaken is e;r een
jnachi over heengegaan, en een nieuwe
jno.rgen gekomen.. Mijn hoofd is nu hel-
jder en klaar. Ik begrijp, dat men ons
•jheefï: gevonden in het bosch dat men
pns heeft gered, en ik omhels mijn va
leer, ik omhels Meg, mejuffrouw Espérit,
jnoeder Crusiaud en zelfs den dokter met
/een innigheid, een levensvreugde, welke
jmij schier bedwelmt. Zij blijven evenwel
[ernstig, schier droef gestemd. Ze zijn
jnog zoo bang, dat zij geen gerustheid
ijcunnen vinden, dat zij me niet durven ge-
jlooYcn, als ik hun zeg, dat ik me goed
jtfat ik me sterk gevoel, geheel en al her
steld. De strakheid van hun gezicht blijft
Izlelfs, nadat de dokter 'hun heeft verzekerd
(fiat dk geen koorts heb, mij verlof geeft
join op te staan en wat te eten, onder de
Verklaring: „Die jeugd is toch maar alles,
Ide jonge man is nog mooi den dans ont
wrongen.
voor Staatspensionneering, (dat zit nog!)
m„°! zo" dan die zeer heterogene
meerderheid het over een bepaald stelsel
en wetsontwerp eens worden (dat zit ook
wefke r en a',z°u dan die meerderheid,
welke tpgen tariefsverhooging en indi
recte belastingen is, het eens worden
over een stel directe belastingen, welke
genoeg opbrengen kunnen om de mil-
hoenen voor de Staatspensionneering op
brengen. en dat zit heelemaal nogb
^Ja"nnf k0mt de Eersta Kamer, en
rechten niet 1We'' W" 'USten die ge"
Het leenige wat de sociaal-democraten
in \erband met de liberale kapitalistische
kun^elf erSL waar°P ze a"ders zoo
Da 7e& kJUnnCT bereiken' is dit:
Dat de Nederlandsche arbeiders in af-
zienbaren tipt krijgen: Niks ouderdoms-
THt t!"'Jnn,e™endal invaliditeitsrente
Dat heet dan beter dan de wet-Talma:
Maar zoo dom zijn onze arbeiders niet
Zr °P n'e wi#z0 door de sodaal-
democraten in de luren laten leggen!
Bakkersnachtarbeid.
Wie de verslagen leest van het te
Utrecht gehouden Congres tot afschaf-
deVead i" Bakkersnanhtarbeid, zegt
de Nederlander, wordt getroffen
door de halsstarrigheid waarvan - met
wel X u'f20"dering - sprekers zoo-
[an ah'S.hoorders bl'fjt geven ten aanzien
ïth Z?°genaamd Ploegenstelsel -
reeJs veroordeeling - nu
"'S ,van het, ontwerp-Bakkerswet
door de heeren Aalberse e.s. voorge-
De meer hartstochtelijke dan bezon-
toon in eene vergadering van een
paar honderd menschen maakt op ons
[Ja Zae1 grooten '"druk. Het heet nu
reeds dat een ploegenstelsel „ontwrich
ting van het gezin" tengevolge zal heb
ben, en wie zoo ver niet wenschte te
gaan zich bereid toonde om de proef
met het ontwerp Aalberse te wanen
werd eenvoudig beticht van de polftiek
d[ dat sPreker, dia betoog
de, dat men na de verwerping der wet
feu' ni'it m m0e|en ZeêBen wi> wer"
ken niet meer, kon veel m'eer op bij
val rekenen dan de man, die er op aan-
1saanVaarden' W3t tha"S te ver"
Het argument: ontwrichting van het
gezin, hebben wij ook in de Kamerde
batten herhaaldelijk gehoord, eenmaal
Set Ji" T aa"Pr'Izing van het ploegen-
heer«L™ ""J de" mond van den
heer Schaper, die op 14 Mei 1.1. de door
den Minister Talma voorgestelde ar-
be'dsregehng bestreed, volgenderwijze
ik heb hier mededeelingen van bak
kersgezellen, die in uitvoerige bewoor-
dJf0/) zee.r klagen over hetgeen nu
door den Minister wordt, vooraestetd.
Er wordt zelfs in dat stuk gezegd
keen. regeling is ongewenschter
dan een ploegenstelsel met onf beur-
tfJl, g e" nachtarbe'd- De systema
tische gang van het leven wordt ver
broken; als een tweesnijdend zwaard zal
het Zich doen gevoelen niet alleen
voor de arbeiders, maar ook voor het
gezms even De moeilijkheden, die
nJ™V voortsP"iiten, kunnen!
naarmate er meer of minder wisselin
gen in de arbeidstijden zijn ingesteld
schokken"°UWen d«
Het is natuurlijk mogelijk, dat ook het
ontwerp Aalberse de door de meerder
heid der gezellen gewenschte arbeidsre"-
geling niet geeft, maar dat een ploegen-
arbeSid""Het be|:rfen dag" en nacht"
arbeid de onhvrichtmg van het gezin
nog meer in de hand werken, valt toch
zeker uit het citaat dat de heer Sdiia-
P.e,r ga['.'en dat van de betrókkenen zelf
afkomstig was, niet te lezen,
het mr°"l Jïen de groote woorden van
ernsrigcJ indruk?n^fCS °P nietzw'n
waV^opgeschroefd. eerli)1ti geZCgd'
Klein
Schrijft terecht de Gelderlander
boven een driestar, waarin het blad erop
wipri, boe de liberale pers ook nu n^
den wr(>k legen Dr Kuypef njet
kroppen kan.
7r,?C' dftige N. R. Cf." ontziet zich
75 ari[™ cynkcb te sP<>tteii met den
jarigen man, die voor zijn gezond-
Ik sta nu op mijn beenen en kleed mjj
aan; ik eet voor tien, ik zeg duizend
dvvaash.eden en mjjn vader blijft bleek,
ontdaan. M,eg schreit in een hoek van
het vertrek, en moeder Crustaud vvischt
haar oogen met haar voorschoot af.
Alsnu grijpt mij opni,euw een gewel
dige angst aan, een bang voorgevoel, dat
er iets akeligs, iets afschuwelijks is ge
beurd, wat ik niet raden kan, en zonder
nog e<cn bepaald vermoeden te formulee
ren, vraag ik
„Waar is broeder Claudius?"
„In het schoolgebouw", zegt mijn va
der.
En de toon van zijn stem is zoo treu
rig, dat mijn vrees toeneemt, en ik uit
roep
„U misleidt me! 'Hij is ziek, broeder
Claudius. Hij heeft leen ziekte opgedaan
in den nacht, in het gebergte. Hij had me
zijn mantel gegeven."
Men sprak het n.iiet tegen. Mijn ver
moeden was dus maar al te gegrond.
Een smartelijke verslagenheid volgt op
mijn egoïstische vreugde, en ik schaamde
me, mij gezond en wel te gevoelen, ter
wijl hij lijdt, hij, die het .slachtoffer is van
zijn toewijding. Een gedachte stelt mij
gerust Als ,de ziejkte ernstig was, ;zoiJ
heid zich uit het politieke leven moet
terugtrekken.
Als kwajongens met modder gooien,
dan geeft men ze een klap om de
ooren; de deftige redactiestaf van het
liberale orgaan grinnikt, als hij een 75-
jarigen grijsaard, een der grootste staats
lieden die Nederland ooit heeft gekend,
bekladden kan.
En wat kan men anders dan venijnigen
spot lezen uit den laatsten zin van deze
aanhaling:
„De reden, waarom de heer Kuyper
zich terugtrekt, is zeker heel treurig.
Er is iets weemoedigs in, dat hij om
gezondheidsreden van het parlement
afscheid moet nemen. Te meer, om
dat men zou willen, wanneer zulk een
man rust moet gaan nemen, hem iets
anders te kunnen toewenschen dan
rustvooral rust."
Ook het „Handelsblad" is niet kies
keurig in zijn afscheidswoorden aan den
anti-revolutionnairen leider. Zonder nog
maar eenigszins te weten, wat dr. Kuyper
thans zal doen, verwijt het blad hem
reeds, dat hij nu geheel achter de scher
men zijn invloed zal gaan misbruiken
„Wij achten den invloed van dr.
Kuyper een verkeerde, een die slechts
ten nadeefe van goede parlementaire
verhoudingen en goede politieke zeden
werkzaam is geweest Doch juist daar
om hooren wij zonder vreugde, dat dr.
Kuyper dien invloed voortaan geheel
van achter de schermen zal uitoefenen
■en dat hij nooit meer in de volksver
tegenwoordiging ter verantwoording
kan geroepen worden."
De quasi-neutrale „Telegraaf" debi
teert een paar hatelijkheidjes.
Zoo ziet men bijna de geheele linksche
pers door kwalijk verholen vreugde, dat
dr. Kuyper eindelijk als actief politicus
zijn ontslag nemen moet.
Wel is de eer groot, welke die pers
met haar houding inlegt.
Week
in het Buitenland.
De vrede! is zoo goed als geteekend!
Ik durf werkelijk niet gaan uitrekenen
de hoeveelste maal het nu is, dat dit
zelfde praatje den geduldigen dagblad
lezer wordt op den mouw gespeld, want
ik zou er misschien eenige malen mij
zelf aan dit, zeker niet gewild, bedrog
schuldig zien. Maar men moet het ons
niet al te zwaar aanrekenen. Wij krijgen
toch zoo vaak die berichten onder
oogen van de verschillende nieuwsagent
schappen en door correspondenten, die
dikwijls ook bij den neus genomen wor
den door hun zegslieden, dat we al niet
beter weten te doen dan die berichten, al
toch maar dein lezer voor te zetten. En
zoo mag deze ook 'nu weer van den
aanhef van mijn wekelijksch stukje den
ken en gelooven wat hij zelf wil.
Voor Turkije ware het echter te
wenschen, dat werkelijk het bericht nu
eindelijk eens waarheid bevatte. Niet dat
ik! geloof, dat de oorlog in Tripolis in
zulk een stadium gekomen is of ooit
zal komen, dat de Jurken een vrede
moeten aannemen op elke voorwaarde,
•hoe ongunstig ook. De geheele loop van
den strijd, tot nog 'toe gevoerd, en het
feit, dat Italië in al dien tijd nog geen
tien kilometers diiep het land heeft
kunnen bezetten, wijst er allerminst op.
Maar vooral het geval, dat eigenlijk
de vijand, die den Italianen tegenover
staat, niet zoozeer de Turk, doch de
Arabier is, aangemoedigd en geholpen,
n'en déplaise de herhaalde tegenspraken
der Italianen, door de Senoessi, is het
beste bewijs, dat de Turk er nimmer
tot den vrede kan gedwongen worden,
zelfs niet als de Italianen, wat nog op
geen stukken na te bezien staat, het
grootste gedeelte van het land zouden be
zetten enden vijandigen troepen voldoende)
nederlagen toebrengen. Immers de Turk
zou zich betrekkelijk weinig bekommeren
over het schijntje zijner eigen mannen,
die daar gevallen zijn, en zich verschuilen
achter de Arabieren, wier fanatisme men
genoeg kent, om te weten, dat ze geen
eens begonnen zaak en vooral geen oor
log zoo maar voetstoots opgeven.
Doch het ware voor Turkije gewenscht,
dat een eervolle vrede verkregen werd,
de geneesheer in het schoolgebouw zijn
en iniet hier.
Joch ben ik ongerust, ik kan het niet
•la'nger uithouden, en zeg:
„Ik wil hem zien, ik wil hem dadelijk
zien.'21 u i
Moeder Crustaud neemt me bij den
arm. Meg werpt zich om mijn hals.
Ik stoot haar van mij af en ik herhaal:
„Ik wil hem zien
„Je hebt gelijk," zegt mijn vader, „je
moet het doen."
Men spant het rijtuig in, want ik ben
nog ni et sterk gen oeg, om te loop en, en
miin vader zet zich naast mij neer.
Gedurende den rit ondervraag ik hem.
.Thans gaat me een licht op; hij is boos
op mij, en wil me al de zwaarte van mijn
fout doen gevoelen, want in plaats van
mij gerust te stellen, in plaats van mij,
als gewoonlijk, wanneer ik zenuwachtig-
ongerust was, toe Je voegen„Ka|lm
Kalm!alles gaat veel beter dan men
denkt!" laat hij mij aan mijn ongerust
heid, aan de akelüjgste tafereelen, diie ik
me Voorstel, ten prooi. Hij maakt me
zelfs nog ongeruster; hij zegt me, dat
grijsaards niet meer de veerkracht der
jeugd begittgn, de A«ne Beo eder zeer
omdat deze waarschijnlijk ten goede zou
komen aan den onrustigen toestand, die
nog altijd op den Balkan heerscht. Nog
dezer dagen konden wé weer lezen van
grensgevechten en ontploffingen, die
breuken tusschen de verschillende rijken
zouden kunnen veroorzaken. Men zou
bijna opmaken uit die herhalingen telken
male, dat de verschillende Bailkanmachten
eigenlijk reikhalzend naar de mogelijk
heid van een oorlog met den Turkschen
erfvijand uitzien. Ze schijnen dan ook
op alles voorbereid, zooals de vertegen
woordiger van een der Balkanstaten
dezer dagen moet gezegd hebben, toen
hij verklaarde aan een oorlog te ge
looven, omdat Bulgarije, Servië en Mon
tenegro in de gegeven omstandigheden
teen kansje zien, dat wellicht in de
eerste tien jaren niet terugkomt. Geen
wonder dan ook, dat de Balkangezanten
geen blad voor hun mond nemen en
een telegram uit Konstantinopel kon
•melden, dat men een breuk mogelijk
achtte tengevolge van een heftige woor
denwisseling tusschen den Bulgaarschen
gezant en den Turkschen minister van
buitenlandsche zaken.
iMaar de andere mogendheden zijn er
ook nog en er moeten reeds weer ver-
toogen gehouden zijn te Sofia voor het
behoud van den vrede. Als echter dat
spelletje van eeuwigdurende tusschen-
komst der mogendheden maar niet ein
digt in een algemeen plukharen, ook
onder de lieden, die nu zoo ernstig
voor den vrede waken.
,Het voorstel-Berchtold, waarmee men,
waarschijnlijk omdat het zoo lang in
de lucht blijft hangen, het steeds minder
eens schijnt te worden, zou daarvoor
•een uitmuntende gelegenheid zijn.
Bulgarije wil die moeilijkheid ook nog
met een komen vermeerderen, n.l. met
teen eigen oplossing voor te stellen. Dat
wil maar niets liever dan Macedonië ver-
deelen. Oostenrijk wat, Bulgarije heel
wat en Albanië verdeeld tusschen Oos
tenrijk en Montenegro. Het wil echter
tinet de verdeeling nog verder gaan en
ook Servië oplossen: het westelijk ge
deelte voor Oostenrijk', het oostelijk voor
[Bulgarije. De vraag is nu maar, of Ser
vië er mee accoord gaat, wat nog erg
te bezi'en staat.
Men ziet dus, dat de moeilijkheden
op den Balkan eer erger dan béter wor
den en een sluiten van den vrede niet
alleen te wenschen zou zijn voor Turkije,
doch ook voor gansch Europa, dat uit
dien hoek nog altijd het groote gevaar
verwacht. De Balkan blijft de lont in
bet kruit der Europeesche mogendheden
ien brandt dit eenmaal, dan is het onheil
inog niet te overzien. V.
Weeltpraatje.
.Wel ja, waarom nu niet over het weer
begonnen, 't Heeft me warempel in
geen drie dagen geregend! -'tis om de
vlag weer van het stadhuis te laten wap
peren, nu zij er niet meer hangt ter
eere van de geleerde bezookers. Er is
dezer dagen heel wat geleerdheid bin
nen Leiden's veste gehuisvest geweöst.
'tWas misschien wel een beetje nurks
achtig van me, maar ik kan toch dezer
dagen de gedachte niet van me afzetten,
dat 't heel wat nuttiger voor vele van
deze geleerden zou zijn als zij hun ge
leerdheid zouden aanwenden om nede
rig te zoeken naar den eenen waren
godsdienst, inplaats van ik weet niet
welken godsdienst van ik weel niet wel
ken volksstam te gaan uitpluizen. Het
is te doen om het weten, niet om
het geloof. Maar naarmate het geloof
meer afneemt, schijnt men meer begeeF
rig naar de kennis van allerlei gods
diensten, behalve juist van het christen
dom
Denk nu in vredes naam niet, dat ik
me schrap zet tegen de wetenschap, die
betiteld wordt als de godsdienstgeschie
denis. Ik zou waard zijn uitgebannen te
worden uit onze goede stad Leiden
wier academie, zooals dezer dagen meer
malen verzekerd is, in die tak der we
tenschap zooveel roem heeft behaald.
Neen, ik vind alle overdrijving uit <fen
booze. Een mooli beginsel, waarvan ook
weer het eigenaardige is, gelijk van zoo
vele beginselen, dat er veel tege'n ge
zondigd wordt, en toch bijna alle men
schen het als bet hunne beschouwen. Zoo
zwak, zeer verstolen was. Tijdens den
oorlog was hij bij het opnemen van ge
wonden op het slagveld getroffen gewor
den door een granaatscherf, en in de
ambulance had hij ziek gelegen aan de
pokken. Alleen door zijn groote geest
kracht hield hij zich staande, en in elk
geval kon men niet hopen, dat zijn leven
nog lang zou duren.
Hoe meer wij hets-choolgebouw nader
den, des te somberder werden zijn uitla
tingen over den Broeder.
„Hij moet dan wèl ernstig ziek we
zen!" zei ik tusschen mijn tranen door.
„Maar ik zal hem goed oppassen, en ik
zal veel voor hem bidden, dat hij weer
spoedig genezen zal zijn. O, om mij mag
hij zooveel niet lijden.
Wij hadden het schoolgebouw bereikt.
Er was school dien dag, en toch bleven
de jaulousiën gesloten. Niets drong naar
buiten door van dat bijenkorf-gebrom,
hetwelk gemeenlijk in een lokaal vol
kleine kinderen wordt gehoord.
Wij waren binnengetreden zonder een
enkelen leerling op onzen weg te ontmoe
ten, en wijl mijn vader in de vestibule
aarzelend 'staan bleef, liep ik naar de
nauwe, donkere trap, die naar het verblijf
der Broeders leidde.
zal bijv. het Nationaal Comité voor af
schaffing van den nachtarbeid, dat des
ze week in congres te Utrecht bijeeen:
is geweest, u zonder blikken of blo
zen durven verklaren, dat het aan over
drijven een broertje dood heeft. In let
terlijken zin heeft het gelijk, want er
zijn in den loop van den tijd al heel'
wat „broertjes", al heel wat coniité's
tengevolge van overdrijving naar den kel
der gegaan. Maar in figuurlijken zin...
't heele congres is een fatale overdrijf
ving geweest. Daar werd met onVer-
wrfkbaarheid en koppigheid vastgehou
den aan den eftsch: absolute afschaf
fing van den nachtarbeid. W,aarom wil^
len de menschen toch niet liever een{
half e/I, dan een leege dop, en stellen.'
zij zich niet tevreden met een gematig
den en verminderden nachtarbeid, zooals
dile in het ontwerp Aalberse c.s. wordt
voorgesteld. Niemand wijst toch het
oogenblikkelijk bereikbare af om iets, wat
vooreerst onbereikbaar is, en dat is zeker,
oen absolute afschaffing van de bakkers-»
nachtarbeid. Men heeft het toch duide
lijk gezien bij de stemming over het
ontwerp-Talmabij rechts kon dat ont-.
werp geen meerderheid krijgen, en links]
was er zoo goed als heelemaal tegen.
Maar weet u wat gelukkjg is Dat
al wat zich nationaal noemt, nog niet in.
werkelijkheid nationaal is, dat er m.a.w,
verscheidene bakkers in den lande zul^
len zijn, die zich een andere meening;
dan die, welke het Nationaal Comité er
op nahoudt, permitteeren.
Ge hebt wel eens gehoord van eea
volk dat zijn groote mannen eert. Maar.
wat is het dan met een deel' van ons
volk akelig gesteld, dat deze week' weer
een sprekend bewijs heeft gegeven, dat
het zijn groote mannen tenminste ver-»
scheidene daarvan niet weet te eeren!,
Dr. Kuyper, de anti-revolutionairen leï-t
der, heeft deze week zijn ontslag ge
nomen als Kanterlid, tot welk besluit
zijn gezondheidstoestand hem noodzaak
te, ende vrijzinnige pers had niets
dan smaad en schimp over voor hem, die,
zooals ook zij had moeten erkennen,
is een man van beginselen, een man van
karakter, waarlijk een van Nederland's
groote mannen.
Maar ge zult daar wel meer over ge
lezen hebben, en ik wil er nu eens op
wijzen dat het ook een volk betaamt zijn
groote vereenigingen te ,eerenEn
daarom is het morgenavond tjokvol op
het tuinfeest van de Zita-vereenïging.
JAN.
Gemeentezaken.
Gemeenteraad.
De Gemeenteraad van Leiden verga-
~der±_ ppLtonderdap 19^ JSeptember „des,
namiaaags te z uur.
Te behandelen onderwerpen: i
le. Benoeming van een tijdelijk leer-
aar in de oude talen aan het gymnasium'.
2e. Benoeming van een Ambtenaar van'
den Burg. Stand.
3e. Rekening, dienst 1911, van het
H. G. of Arme Wiees- en Kinderhuis.
4e. Staat van af- en overschrijving!
op de begrooting, dienst 1911, van het
College van Vrouwen Kraammoeders.
5e. Rekening dienst 1911, van het
College van Vrouwen-Kraammöeders.
6e. Begrooting dienst 1913, van het
College van Vrouwen Kraammoeders.
7e. Verzoek van de Leidsche Gymna
stiek- en Schermvereeniging „Hercules'*
om het gebruik van het gymnastieklokaal
aan de Pieterskerkgracht.
8e. Verzoek van den ,1'eeraar in de
Gymnastiek M. A. A. Steins, oin het
gebruik van het gymnastieklokaal aan
de Pieterskerkgracht, tot het geven van'
privaatlessen.
9e. Bezwaarschrift van J. H. Jansse,
tegen de lijst van kiesgerechtigden voor
de Kamer van Kooph. en Fabrieken.
10e. Voorstel tot het aangaan van een
overeenkomst inzake de uitbreiding van
den Leidschen Keuringsdienst, van eet-
en drinkwaren over de gemeente Val
kenburg (Z.-H.).
11e. Verordening houdende wijziging
der verordening van 13 October 1910
(Gbl. no. 20) houdende regeling van de
bezoldiging van de Politiebeambten in.
de gemeente Leiden.
12e. Voorstel om aan Mej. J. van der
Laan eervol ontslag te verleenen uit hare
„Neen... wacht even... niet hierheen",
zei mijn vader, haastig mijn arm grijpend.
„Maar jawel!.... als hij ziek is, dan is
hij boven, in het slaapvertrek.
„Eën oogenblikL. luister, ik zal het je
verklaren...."
Ik luisterde uaar niets. Ik dacht slechts
aan den armen Broeder, ik kon geen
oogenblik meer van hem verwijderd blij
ven, en ik verweet me, al niet vroeger te
zijn gekomen, hem nog niet mijne erken
telijkheid, mijn toewijding, de genegen
heid te hebben betuigd, die ik hem at®
tijd zou toedragen. Gedurende dien nood-
lottigen nacht, waarin wij beiden tegen
over zoo groot gevaar hadden gestaan,
waarin hij zijn leven voor het mijne had
gewaagd, waarin wij samen hadden gebe
den, had zich tusschen hem en mij een
band gevormd van ongekende kracht en
innigheid. Het kon me niet meer schelen
wat hij was geweest, hij was nu mijn
dierbaarste vriend, en jk had haast, om
op mijne beurt tot hem te gaan, hem in
mijn armen te nemen, zooals hij mij in
de zijne genomen liad, hem te verdedigen'
tegen den dood, /ooaüs hij er mij tegen'
verdedigd had.
((W|Ordt vqrvolgd.)