50 cent bij vooruitbetaling. Uit de Pers. BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij DeLeidsche Courantvan Zaterdag 7 Sept, no. 886. ^TATEN-GENERAAL. TW ÉEDE KAMER. 'Kort Verslag, van de vergaderingen der Kamer. j, tiet Kort Verslag der vergaderingen ,van da Tweeda Kamer der Staten-Gene- jraal verschijnt in den avond van eiken Bag, waarop de Kamer vergadert. ï>e abonnementsprijs bedraagt f 1. jjjAeri abonneert zich voor den tijd van 16en geheel zittingsjaar. Voor de verzen ping van het Verslag aan abonnementen binnenslands is geen port verschuldigd. i SSJ stellen onze lezers echter in de gelegenheid, mits zij dit TIJDIG opge- weri, het Kort of Analytisch verslag te bek'ojjjjjtj voor den prijs van j. ,De 'Verzending, van het Verslag ge- gbhlecft ook in dit geval portvrij. Alle betalingen van het Kort Verslag geschieden f i De aandacht van hen, die reeds voor tSe vorige zitting op het Kort Verslag 'waren geabonneerd, wordt er op ge vestigd, dat het noodig is, om, wan neer zij ook gedurende de nieuwe Zitting het Verslag weder wenschen 'te ontvangen, zich opnieuw te abon- neeren, en dat het, met het oog op eene geregelde toezending van het begin der zitting af, gewenscht is ^at vooral TIJDiQ te doen. Om de bestelling te vergemakkelijken, Bomt in dit nummer een formulier voor, 'hetwelk duidelijk ingevuld, aan 'de Administratie, OUDE SINGEL 34, LEIDEN, 'tnoet gezonden worden. DE DIRECTIE. Een „Liturgische Vereeniging". Met bijzondere vreugde hebben wij de- jZe week! meküng gemaakt van de oprich ting eener nieuwe vereeniging .de „Li turgische Vereeniging" en van de sa- Jii erfstelling van het bestuur. ,Wi] zijn in [het begin van dit jaar begonnen mét een |:Vaste rubriek „Liturgie", waarin wij tel kens een klein gedeelte van „de kunst Ijder kunsten en van het gedicht der ge dichten", de heerlijke Roomsche litur- 'jgie, trachten te verklaren. Het spreekt [jdus vanzelf dat het ons bijzondere vreug- '|de doet, dat nu door een nieuwe ver- 'ieeniging de liturgische kennis zal worden .verbreid. De Nieuwc Haar 1. Courant gaat na, hoe die „Liturgische Vereeniging" 'door Z. 'D. H. den Bisschop van Haarlem opgericht, is samengesteld en zal wer ken. „Haar doel is natuurlijk: het bevor deren van dè kennis van .en het mede leven met de H. Liturgie, met den Eere dien st der H. Kerk. En onder de voornaamste middelen ter bereiking van dat doel moet al da delijk met bijzondere instemming ge doemd wordende stichting van een li turgische bibliotheek. Zooals reeds uit ,ide door Mgr. gedane benoeming der be stuursleden blijkt, zal deze bibliotheek gevestigd zijn in het Groot-Seminarie te Warmond, wat tevens inhoudt, dat jjde toekomstige geestelijkheid van het [iBisdom ook jn dit opzicht nog meer dan [voorheen aan de verspreiding van (de jkenniis der H. Liturgie onder de geloo- -,vagen hare aandacht zal schenken. Vloarts zal de „Liturgische Vereeni ging" allerkrlachtigst kunnen werken op phet volk door de aanbeveling en ver sprei- [Idling van liturgische werken ;en tijdschrif ten. Het is zonder eenigen twijfel waar, Jcïat op idüt stuk' 5n het Hlaariemsche dio- ']cees nog inliet zoo hieel veel is gedaan, en een ruim arbeidsveld staat dan ook hier voor (de nieuwe vereeniging open. Dat studie, (Onderlinge voorlichting en propaganda door woord en geschrift te vens de middelen moeten zijn waardoor de leden der liturgische Vereeniging werken zullen voor het doel dat zij wil len berdiken, spreekt van zelf. Het kerkelijk karakter, dat deze veree- migiiing heeft, itrèedt ook' in de samenstel ling ervan «op den voorgrond. De wer kende leden ider „Lriturgiische Vereeni ging" zullen ml. alleen priesters van het Haarfemsche diocees, (kunnen zijn. Bo vendien zal er een Categorie „belangstel lende leden" zijn, waartoe zoowel leek en als priesters, maar ook' vereenigingen kun nen toetreden. De belangstellende leden zullen mogen gebrulik maken van de bibliotheek en (hebben op de vergaderin gen een advuiseerende stemaan de wer kende leden, de priesters, is dchter voor namelijk de (taak, om door woord, ge schrift en voorbeeld de kennis der H. Li- turgiie te verbrejiden. Een rede van den Leidschen afgevaardigde. Te Leeuwarden is deze week' de jaar vergadering der Chr.-Historische Unie bijeengekomen, waarop de openingsrede is uitgesproken door den Leidschen af gevaardigde voor de Tweede Kamer, dr. J. Jh. de Visser. Naar aanleiding daarvan schrijft het Centrum: De Chr.-hist. partij vormt in de Recht- sche coalitie dat deel, waarop de Lin kerzijde het meest haar hoop gevestigd heeft. Voortdurend tracht men haar van samenwerking met de beide andere Rechtsche partijen afkeerig te maken, nu eens in vleiende woorden, dan weer door middel van vreesaanjaging, of uitin gen van verontwaardiging. Daarbij komt, dat de C.-H. groep een ietwat eigen aardig karakter vertoont. Zij heeft nog niet de vastheid en stevige afronding gekregen van andere partijen. Haar or ganisatie laat nog veel te wenschen over. Er zijn' tweeërlei soort christel ijk-histo- rischen en drieërlei nuances. Herinneriin}- gen, sympathieën en antipathieën uit vroeger dagen zijn bij velen, die zich on der de Unie^banier kwamen scharen, le vendig gebleven. Meer dan één C.-H. was weleer liberaal of anti-papist, en de protestantsch-kerkelijke gezindheid treedt in den boezem dezer partij zeer bizonder naar voren. Bovendien staat zij voortdurend bloot aan de vijandschap erf de verdachtmaking van hen, die geen ander ideaal kennen, dan den strijd tel gen „Rome" en de coalitie, waarvan; ,,'Rome" deel uitmaakt. Deze strijd en deze verdachtmaking bemoeilijken haar positie niet weinig en zijn een! belem mering te meer voor het verstevigen van den innerlijken samenhang 'dn! de scher pe omlijning, onontbeerlijk voor elke partij. i Dat men zich in C. H. kringen van| het bestaan dezer zwakke punten wel bewust is, blijkt uit de rede van ,dr. de Visser. Sprekend over de coalitie zeide deze eminente redenaar: „Onder de grieven, die daartegen be staan, ga ik die voorbij Van henj die al tijd wanneer een zeker kabinet een tijd aan het bewind is, naar verandering ver langen en uit lputer variatiezucht, met den dag harder over het bestaande oor- deelenga ik ook die voorb.ij van hen, die zouden wenschen, dat dè regeering des lands alleen met hunne inzichten, met hunne belangen, met hunne majinen rekening hield, ga ik ook die voorbij van hen, die meesters zijn in het afbre ken ,en dwergen in het opbouwen, of helden met de pen, maar kinderen in, de practijk. Maar wél gevoel ik diep de moeielijkheden, die voor een partij, als de ion%e, de combinatie van trouw aan beginselen en coalitie medebrengt. Zóó licht pntstaat er in practische politiek onmerkbaar een overgang naar het stand punt van één der gecoaliseerde partijen zóó licht móet men alsdan,' zwijgend laten voorbijgaanwaartegen anders sterk zou zijn geopponeerd. Men vergete ech ter niet, dat deze schaduwzijde aan alle coalitie eigen is, en, daar geene regleet- ring in ons land op dit oogenblik' moge lijk is, die niet op eenige coalitie steunt,; op hare beurt aan elke jx>litieke .partij kleeft. Alleen zal die partij het minst in het gedrang komen, welker staatkun dige beginselen het scherpst omlijnd en door de politieke medestanders dienten gevolge het meest ontzien moeten wor den. Hoe meer onze partijgenooten over het geheele land zich tot die hoogte opheffen en hoe sterker dientengevolge onze eenheid wordt des te minder vrees behoeft er te bestaan, dat ook onze be ginselen niet tot hun recht zouden ko men en onder een coalitie-kabinet ook voor ons geen winst zou te boeken zijn'. :Saim en werking is immers het vrucht baarst, wanneer men vooruit met juist heid weet, wat men aan elkander heeft. En verder ïzegt Dr. de Visser „Het was de groote fout van de hel den der Fransche revolutie, dat zij in den waan verkeerden de maatschappij te kunnen hervormen, door ze te binden in het keurslijf eener onverwacht opge doken, p rachtig ineengezette theorie. En meer dan wij vermoeden, werkte die geest in de staatkundige partijen van on's volk' doorik zou zelfs niet durven zeg gen dat men er ter rechterzijde niet aan gespeend is. Maar indien dit zoo zijn mocht, dan dient Olfzerzijds des te ernstiger tegen dit euvel te worden gewaakt. Hoe min der wjj met systemen werken op staat kundig gebied, en hoe meer de Néder- landsche toestanden en behoeften, als vrucht van historische ontwikkeling, tot uitgangspunt van staatkundig handelen worden gemaakt, des te rechtvaardiger en des te vruchtbaarder zal onze pot- litiek zijn. Die practijk is ook hier de beste leermeesteres. Ten aanzien van het onderwijs leert zij ons een zoo grooten afkeer van het Nederl. volk van de gods- dienstlooze school, dat zelfs de openbare school nooit als zoodanig mag worden beschouwd en ingericht. Op sociaal ge bied leeren ons de tallooze uitingen van- eigen kracht en de heerlijke openbarin gen van sociaal met en voor elkander ge voelen, dat de wetgever deze allereerst leiden en sterken moet." De rede (des heeren de Visser, vervolgt het „Centrum", ibevat ontegenzeggelijk menig behartigenswaardig woord. Het heterogene element dat in de C. H. par tij gevonden wordt, werd door hem niet bemanteld en de noodzakelijkheid van 'n gnootere eenheid met klem betoogd. Juist daardoor zal men veiliger kunnen samen werken met andere groepen, want £en coalitie moet er nu eenmaal bij onze staatkundige gesteltenis en partij-verhou dingen zijn. Geen partij is sterk genoeg om alléén de-regeering in handen te ne men. Maaj geen partij kan daarom ook uitsluitend naar haar wil, opvattingen en beginselen het land besturen, of doen besturen. De afgevaardigde voor Leiden heeft dit alles zijne 'hoorderen duidelijk ge maakt, maar tevens 'het standpunt aan gegeven, waarop hij en zijn geestverwan ten behiooren te staan. Hij richtte zich daarbij en niet voor de eerste maal r— tegen hét werken met systemen op (staatkundig gebied. ;Hoe minder wij daarmee werken, zeide 'hij piet ver wijzing naar het 'heilloos voorbeeld der Fransche revolutie "hoe beter. En hij veegde er aan 'toe want daarop sloeg vooral dit deel zijner rede dat op sociaal gebied de wetgever allereerst de uitingen van eigen kracht en de eerlijke openbaringen van sociaal met en voor elkander gevoelen moet leiden en ster ken. Men kan dit laatste volkomen beamen en toch de urgentie staande houden van een ingrijpen 'der overheid en so ciale wetgeving, waarbij «dan toch, hoe dan ook, naar (het een of andere systeem zal moeten worden gehandeld. Jiet komt er sléchts op aan, of het systeem goed is. De Fransche revolutionnairen gingen uit van verkeerde beginselen jen kwa men toen ook! tot verkeerde stelsels. En het :eigenaardige daarbij was, ,dat zij in naam van de vrijheid het groot ste onrecht pleegden, 't Is waar, dat Oiok verouderde vormen en systemen door hen werden afgeschaft, maar -t js óók waar, dat zij, juist door hun vrijheids- prediiking, den grondslag legden voor een systeem, dat als het individualisme be- FEUILLETON. 'De Erfgenaam van hertog Jean. NAAR fclET FRANSCH. 4s) .V „Wjj kunnpn toch in zulk weer hier piet blijven", mompelde broeder Claudius. '(L „Ik wil wel weggaan, maar ik kan -niet", zei ik. ii „Welnu, dan zal ik beproeven u te Wagen", antwoordde broeder Claudius. Ik verbaasde mij nu zelfs niet over jdat voorstel, en ik liet me gewillig op iiijn rug hijschen. Men zou gezegd heb ben, dat in dit oogenblik van gevaar grijn ouderdom, zijn gebrekkigheden, zijn gewone teruggeiioudenheid eensklaps ;jwaren verdwenen. Een ontembare geest kracht, een ongehoorde wilsmacht, in {plaats van sterkte, hielden hem staande, iïk vreesde geenszins, dat hij mij zou Jaten vallen, noch dat hij zou verdwalen, |oen hij, nauwelijks gebogen onder mijn 'gewicht, de ruwe en gevaarlijke helling Afdaalde, zacht, voorzichtgi voortloop end j£n de sneeuw, met dien zekeren tred, (éigen aan lieden, die lang in het ge- t^Êigtj hebben geleefd, herders, jagers of toeristen. De snelle blik', waarmee hij den weg verkende, de buitengewone behendigheid, waarm'ee hij de hinder palen omging, bewezen overigens, dat hij sinds lang vertrouwd was met de plaatsen, welke wij doorliepen. Een diep stilzwijgen werd tusschen ons bewaard. Beiden waren we te zeer Jn gedachten verdiept. Zijn gang begon echter te vertragen; zijn hijgende, piepende ademhaling deöd mij pijn. Eindelijk stond hij stil, en mij op den grond neerleggend, sprak hij: „Onmogelijk om verder vooruit te komen. Er is daar een ravijn, welken wij met geen mogelijkheid kunnen passeef- ren, en ik zal de kracht Piet bezitten, om weer naar boven te klauteren ,en een anderen weg te zoeken. Laten we roepen: wie ons zoeken, zullen ons mis schien hooien." Ik begon uit al de kracht van mijn longen te schreeuwen, terwijl ook broe der Claudius lange, schrille kreten aan hief, die de echo's van 'het gebergte wekten. Maar niemand antwoordde. „Wij zijn te ver", zei hij. j,Men zal er niet aan gedacht hebben hierheen te komen. Gij zijt om den berg heenge- loopen, aan die zijde is geen dorp. Ik' kpn beproeve.n om tiujp te ga^n zoeken te Pargy, maar bij deze slechte wegen zou er een lange tijd mee heengaan." „Verlaat mij niet", riep ik uit, wan hopig zijn toog grijpend. [Hij dacht een oogenblik na, kijkend naar den nu geheel helderen hemel. Dank zij het kleedingstuk, waarin ik was ge wikkeld, had ik nïert opgemerkt, dat de koude veel vinniger was en dat de ons omringende sneeuwlaag, zooeven nog donzig, nu bevroren, hard en krakend was geworden. „Ik zal bij u blijven", zei nu broeder Claudius. „Een nacht is gauw voorbij." Wij bevonden ons onder 'een grooten boom, tegen een glooiing, welke ons een weinig beschermde. Broeder Clau dius hoopte met zijn handen de sneeuw opeen, zoodoende een kleinep muur vormend, en in de vrijgebleven ruimte legde hij mij even zorgvuldig neer als eene moeder haar kind in de wieg. Ik had een zalig gevoel toen ik mij aldus uitstrekte op den grond, en schier on middellijk' sliep ik in, maar even spoedig werd ik weer wakker geschud. „Gij moet niet slapen", zei broeder Claudius. „Waarom niet?" Geen antwoord volgde. Alsdan herinnerde ik' mij, dat men na dergelijke pachten .dikwijls langs cle .we kend is en op sociaal gebied groote el lende, verwarring en tyrannie heeft ten gevolge gehad. Het betoog van den bekwamen en wei sprekenden afgevaardigde voor Leiden zou ó'.i. in kracht hebben gewonnen, wanneer op deze zijde der quaestie even de nadruk' ware gelegd en toet on derscheid gemaakt, (dat ook kier te ma ken valt Vrijzinnige landdagen. De vrijzinnige Landdagen zijn tegen woordig nogal in zwang, -t Weer werkt niet erg mee; anders zouden er nog meer dere plaats hebben. Het Huisgezin spot er mee op de volgende wijze: Wij zijn in het s.eizoen der vrijzinnige landdagen. 'Ze worden naar een vast program In elkaar gezet. Het zijn d,ezelfde nummers en d^elfde spelers. Nummer één js de Tariefwet. Daarte gen 'fulmineert de tot Kamerlid voor Hoorn gepromoveerde onderwijzer en li berale propagandist De Jong. Nummer tjw.ee is het algemeen ".kies recht ,en het staatspensioen, waarvan de heerlijkheden worden ontvouwd door den hqer Fransch Netscher, oud-wethouder, letterkundige, Kamercandidaat en vooral voorbeeldig anticlericaal. [Voor het laatst 'wordt b.ewaard Jhet nummer, dat, als 'tariefwet en kiesrecht niet inslaan, toch altoos pakt: „T.egen de Reactie, voor den Vooruitgang.-' Bij het hioor.en van dezen bekenden klank hinnikt elk liberaal paard, zelfs het aftandsche. Eji Dr. Vk>s, de groote man van den Bond van Vrijzinnige Propagandavereeni- gingen, weet dit slotgerecht smakelijk te bereiden en tpp te disschen. Het „djompersysteem van Rome" wiordt er bij te pas gebracht, de be dreigde vrijheid, de bekende splijtzwam in één wioord alles wat een oprecht liberaal hart ontroert. Friesland heeft het eerst van zloo'n vrijzinnigen landdag geprofiteerd. Zon dag was het Schagen. Wie volgt? Weekpraatje. Terwijl wij op Koninginnedag onze penningen offerden voor een heide bloempje, ten voordeele van de geteis terde bevolking in onze West, zouden ze ons warempel haast de kolonie Cu rasao ontnomen hebben. Niets van ge hoord? 't Is ook niet zoo ernstig, als ik Jiet voorstel, ma;ar het plan is toch in "een mensChelijlk brein opgekomen, nl. in dat van den Amei-ikaanschen Frans Ro sier,- den oud-president van Venezuela, Cipriano Castro. De man is verdwaasd op z'n Amerikaansch, legt toet dus niet aan op alleen-wonende renteniers, maar op h eele landstreken. Van hem 'is nu weer bekend geworden, dat hij het plan heeft opgevat zich weder gewapender hand van de Venezolaansche heerschappij meester te maken. Een van zijn eerste regeeringsdaden zal dan zijn Curasao een hak te zetten. Hij zal daar een landing beproeven met een leger van zes k acht duizend man, om dat eiland te vuur en te zwaard te verwoesten, en daar een op moderne Castroïstisdh-Venezolaan- sche leest geschoeide voorstelling van dén Sabijnschen maagdenroof te geven. Mijnheer ligt echter ziek op de Canari- sche Eilanden, en van gekke bokke- sprongen zullen we dus den eersten tijd wel niet hooren. Dit strekt niet zoozeer ter geruststelling van ons zijn plannen betrlrfende Curagao zullen wel tot de vrome, of liever gezegd, on-vrome wen schen blijven behooren als wel ter kalmeering van de reeds beangstigde Venezolanen. Wat is het weer slecht, maar... wat is, zooals ik in de bladen las, de zevende Katholieke Sociale Week prachtig ge slaagd. Veel bezoekers, heldere, bevatte lijke lessen. Men heeft daar in Breda weer veel kunnen leeren. Dkt is zoo typisch, dat de liberale, de vrijzinnige pers die Roomsche Sociale Week dood zwijgt. Ik vind dat het beste bewjjs, dat we er met recht trots op mogen gaan, want als er iets op aan te merken viel, gen, in een hoekje van de bosschen, arme drommels vond, in hun slaap door de koude overmand, en niet meer ont wakend. Zou men ons den volgenden dag hier niet bevroren, dood vinden? Ook bedacht fik, dat minstens een van ons zich aan dit lot had kunnen onttrekken, dat een van ons dit offer op zich nam, dat hij vrijwillig, onbaatzuchtig 't gevaar tegemoet ging. Broeder Claudius was niet, evenals ik, tot machteloosheid ge bracht. De kracht ontbrak hem, om mij op zijn schouders te laden, mij weg te dragen en te redden; maar niets be lette hem te loopen, heen te gaan, naar het dorp terug te keeren over hem be kende wegen. Voor mij, voor mij alleen, om mij niet aan mijn lot over te laten, bleef hij, stelde hij zich bloot aan gevaar, offerde hij zich op. Tegelijkertijd werd ik gewaar, dat hij mij zijn mantel gegeven en om mijn hals zijn grove, wollen bouffante gedraaid had, die bouffante, welke Meg zoo be lachelijk vond, en dat alleen zijn oude, versleten toog hem verdedigde tegen de felle striemen van den schergen wind. Ik' was een dwaas, een weetniet, vol gepropt met valsche denkbeelden, opge geten door ijdelheid en egoïsme, en met een tot dan toe ongevoelig hart, maar dat nu plotseling .warm werd dopr «de zouden ze het heusch wel zeggen ei ruchtbaar maken. ?tls ook een instel* ling, de Sociale Week, waarmede wij alU andere partijen vóór zijn geweest ec nog vóór zijn. Maar nu ik het heb over een Roomsche samenkomst, moet ik toch ook gewag maken van dat Roomsche congres, heb wélk de volgende week zal gehouden worden, en dat zoowel Nederiandsch is als Duits ch of Fransch, zoowel Euro* peesch als Amerikaansch of Aziatisch ol Afrikaansch, het internationaal Eucha* ristisdh CongTes te Weenen. Daar zullen ook versdheiidene Nederlanders aanwezig zijn. Doch alle Nederlandsche Katho-» lieken zullen die grootsche, heerlijke ma* nifestatie in den geest volgen. Daar wordt geuit, wat iederen Katholiek het dier» baarst is, daar wordt gejubeld over wat iederen Katholiek! het heiligst is> de liefde voor en het bezit van de heilige Eudta-' ristie. Men vergunne me, dat ik nu eetï vreemde zwenking maak ïn mijn praatjey en constateer, dat 'er nog veel nageprut-» teld wordt in 'de socialistische pers over de geweigerde vergunning voor den; Haagschen optocht. Alleen wil ik dit opmerkenlaten wij tengevolge van al dat socialistisch' geschrijf en gewrijf over den z.g. rooden Dinsdag, dien Dinsdag,- den dag der opening der Staten-Gen eraaly niet zoo gaan noemen, maar liever spre* ken van Oranje-Dinsdag. Afgesproketiv JAN. Zevende Katholieke Sociale Week. Nadat Donderdagmiddag geen vergjan dering was gehouden, doch de deelne mers per tram een uitstapje naar de schoone omstreken hadden gemaakt, wasj er 's avonds weer vergadering. De Zeer- eerw. hooggel. heer P. G. Groenen hield een boeiende rede over „Kerk en Cha- ritas". Met blijdschap wilde spr. juist dit onderwerp behandelen om aldus voor de lieve Moederkerk een schuld van! dankbaarheid te voldoen. Armoede is er steeds geweest. Maar nu heeft de we>- reldgeschiedenis dit droeve feit te boe ken, dat in den tijd, toen sommige vol ken zonder God doolden, het gemeen schapsgevoel verdween en de armen werden verstooten met scheldwoorden. Christus kwam en heeft Zijn liefdewet gepredikt „Gij zult den Heer uw God liefhebben uit geheel uw hart"... Dit is het grootste en eerste gebod. E11 hef tweede daaraan gelijk: „Gij zult uw naaste beminnen als u zei ven." Aan deze? twee geboden hangt geheel de wet en de Profeten." Het princiep der liefde» tot God, tot zich zelyen en ook tot den naaste, is de grondslag en de stuwende kracht gebleven der christelijke sociê»' tas, ,de Kerk'. De dienst der armen was aanVankelijild het werk der Apostelen. De charitas was! geregeld door hen en later werd dezei nog steeds onder hun oppertoezicht uit geoefend. Tijdens de H. Mis legden de geloovi- gen hun aalmoes neder. En de bisschop deelde daarvan uit naar gelang der be- Jioefte. Bleek die taak hem tc zwaar, dan; stelde hij diakens cn diakonessen aan* Maar de opperste leiding bleef bij hem. De diakens en diakonessen deden onder zoek, huisbezoek. Dit alles teekent reeds! de armenzorg uit de eerste Christentij den. De Christelijke charitas is meer dan' een bloot medelijden. De Christelijke charitas wil niet alleen den honger stil len, maar de pijn der ziel lenigen, mo reel de armen opheffen. Met de eenheid van leiding en verdeeling van lasten is het huisbezoek' een der kenmerken van de eerste Christelijke charitas. De kerkelijke armenzorg is sinds ge wijzigd, maar dit was vanzelfsprekend erf noodzakelijk door de tijdsomstandighe den. Het karakter der armenzorg bleefl behouden. Tusschen bisschop en diakens (diakonessen) kwam de econoom, de rentmeester te staan. Persoonlijk bc'zoékj bleef. Nieuw zijn de plaatselijke centralisa tie, de Gods- en Gasthuizen. De christe lijke charitas bleef even vindingrijk als aanraking met dat andere edelmoedige brandende hart, en de verheven zelfver loochening van dit hart begon te be vroeden. „Waarom gaat u niet heen?...iWaarom' verlaat u mij niet?" riep ik broeder Claudius toe. Hij drukte mij tegen zich aan, en in die beweging voelde ik zooveel innige» toewijding, dat ik bijna gerustgesteld was. „De goede God heeft u aan mij toe vertrouwd", zei hij. „Dezen avond zijt gij mijn kind.. En verlaten de vaders hun kinderen?" „Maar dat komt omdat zij hen be minnen." „Denkt gij dan, dat ik u niet bemin ?'-* Die woorden kwamen uit de diepte van zijne ziel. Een groote schaamte beving mij en ook benauwde mij een gewetenswroe ging, die mij dwong luide de waarheid te spreken, mij te beschuldigen. „Ik heb niet verdiend, dat gij mij bemindet!" zei ik'. „Ik, ik had unietlief.'- Op het gelaat van den Broeder speelde! een fijne glimlach. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5