50 cent
bij vooruitbetaling.
Uit de Pers.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorende
bij DeLeidsche Courantvan
Zaterdag 7 Sept, no. 886.
^TATEN-GENERAAL.
TW ÉEDE KAMER.
'Kort Verslag, van de vergaderingen
der Kamer.
j, tiet Kort Verslag der vergaderingen
,van da Tweeda Kamer der Staten-Gene-
jraal verschijnt in den avond van eiken
Bag, waarop de Kamer vergadert.
ï>e abonnementsprijs bedraagt f 1.
jjjAeri abonneert zich voor den tijd van
16en geheel zittingsjaar. Voor de verzen
ping van het Verslag aan abonnementen
binnenslands is geen port verschuldigd.
i SSJ stellen onze lezers echter in de
gelegenheid, mits zij dit TIJDIG opge-
weri, het Kort of Analytisch verslag te
bek'ojjjjjtj voor den prijs van
j. ,De 'Verzending, van het Verslag ge-
gbhlecft ook in dit geval portvrij.
Alle betalingen van het Kort Verslag
geschieden f i
De aandacht van hen, die reeds voor
tSe vorige zitting op het Kort Verslag
'waren geabonneerd, wordt er op ge
vestigd, dat het noodig is, om, wan
neer zij ook gedurende de nieuwe
Zitting het Verslag weder wenschen
'te ontvangen, zich opnieuw te abon-
neeren, en dat het, met het oog op
eene geregelde toezending van het
begin der zitting af, gewenscht is
^at vooral TIJDiQ te doen.
Om de bestelling te vergemakkelijken,
Bomt in dit nummer een formulier voor,
'hetwelk duidelijk ingevuld, aan
'de Administratie, OUDE
SINGEL 34, LEIDEN,
'tnoet gezonden worden.
DE DIRECTIE.
Een „Liturgische Vereeniging".
Met bijzondere vreugde hebben wij de-
jZe week! meküng gemaakt van de oprich
ting eener nieuwe vereeniging .de „Li
turgische Vereeniging" en van de sa-
Jii erfstelling van het bestuur. ,Wi] zijn in
[het begin van dit jaar begonnen mét een
|:Vaste rubriek „Liturgie", waarin wij tel
kens een klein gedeelte van „de kunst
Ijder kunsten en van het gedicht der ge
dichten", de heerlijke Roomsche litur-
'jgie, trachten te verklaren. Het spreekt
[jdus vanzelf dat het ons bijzondere vreug-
'|de doet, dat nu door een nieuwe ver-
'ieeniging de liturgische kennis zal worden
.verbreid.
De Nieuwc Haar 1. Courant gaat
na, hoe die „Liturgische Vereeniging"
'door Z. 'D. H. den Bisschop van Haarlem
opgericht, is samengesteld en zal wer
ken.
„Haar doel is natuurlijk: het bevor
deren van dè kennis van .en het mede
leven met de H. Liturgie, met den Eere
dien st der H. Kerk.
En onder de voornaamste middelen
ter bereiking van dat doel moet al da
delijk met bijzondere instemming ge
doemd wordende stichting van een li
turgische bibliotheek. Zooals reeds uit
,ide door Mgr. gedane benoeming der be
stuursleden blijkt, zal deze bibliotheek
gevestigd zijn in het Groot-Seminarie
te Warmond, wat tevens inhoudt, dat
jjde toekomstige geestelijkheid van het
[iBisdom ook jn dit opzicht nog meer dan
[voorheen aan de verspreiding van (de
jkenniis der H. Liturgie onder de geloo-
-,vagen hare aandacht zal schenken.
Vloarts zal de „Liturgische Vereeni
ging" allerkrlachtigst kunnen werken op
phet volk door de aanbeveling en ver sprei-
[Idling van liturgische werken ;en tijdschrif
ten. Het is zonder eenigen twijfel waar,
Jcïat op idüt stuk' 5n het Hlaariemsche dio-
']cees nog inliet zoo hieel veel is gedaan,
en een ruim arbeidsveld staat dan ook
hier voor (de nieuwe vereeniging open.
Dat studie, (Onderlinge voorlichting en
propaganda door woord en geschrift te
vens de middelen moeten zijn waardoor
de leden der liturgische Vereeniging
werken zullen voor het doel dat zij wil
len berdiken, spreekt van zelf.
Het kerkelijk karakter, dat deze veree-
migiiing heeft, itrèedt ook' in de samenstel
ling ervan «op den voorgrond. De wer
kende leden ider „Lriturgiische Vereeni
ging" zullen ml. alleen priesters van het
Haarfemsche diocees, (kunnen zijn. Bo
vendien zal er een Categorie „belangstel
lende leden" zijn, waartoe zoowel leek en
als priesters, maar ook' vereenigingen kun
nen toetreden. De belangstellende leden
zullen mogen gebrulik maken van de
bibliotheek en (hebben op de vergaderin
gen een advuiseerende stemaan de wer
kende leden, de priesters, is dchter voor
namelijk de (taak, om door woord, ge
schrift en voorbeeld de kennis der H. Li-
turgiie te verbrejiden.
Een rede van den Leidschen
afgevaardigde.
Te Leeuwarden is deze week' de jaar
vergadering der Chr.-Historische Unie
bijeengekomen, waarop de openingsrede
is uitgesproken door den Leidschen af
gevaardigde voor de Tweede Kamer, dr.
J. Jh. de Visser.
Naar aanleiding daarvan schrijft het
Centrum:
De Chr.-hist. partij vormt in de Recht-
sche coalitie dat deel, waarop de Lin
kerzijde het meest haar hoop gevestigd
heeft. Voortdurend tracht men haar van
samenwerking met de beide andere
Rechtsche partijen afkeerig te maken,
nu eens in vleiende woorden, dan weer
door middel van vreesaanjaging, of uitin
gen van verontwaardiging. Daarbij komt,
dat de C.-H. groep een ietwat eigen
aardig karakter vertoont. Zij heeft nog
niet de vastheid en stevige afronding
gekregen van andere partijen. Haar or
ganisatie laat nog veel te wenschen over.
Er zijn' tweeërlei soort christel ijk-histo-
rischen en drieërlei nuances. Herinneriin}-
gen, sympathieën en antipathieën uit
vroeger dagen zijn bij velen, die zich on
der de Unie^banier kwamen scharen, le
vendig gebleven. Meer dan één C.-H.
was weleer liberaal of anti-papist, en
de protestantsch-kerkelijke gezindheid
treedt in den boezem dezer partij zeer
bizonder naar voren. Bovendien staat zij
voortdurend bloot aan de vijandschap erf
de verdachtmaking van hen, die geen
ander ideaal kennen, dan den strijd tel
gen „Rome" en de coalitie, waarvan;
,,'Rome" deel uitmaakt. Deze strijd en
deze verdachtmaking bemoeilijken haar
positie niet weinig en zijn een! belem
mering te meer voor het verstevigen van
den innerlijken samenhang 'dn! de scher
pe omlijning, onontbeerlijk voor elke
partij. i
Dat men zich in C. H. kringen van|
het bestaan dezer zwakke punten wel
bewust is, blijkt uit de rede van ,dr. de
Visser. Sprekend over de coalitie zeide
deze eminente redenaar:
„Onder de grieven, die daartegen be
staan, ga ik die voorbij Van henj die al
tijd wanneer een zeker kabinet een tijd
aan het bewind is, naar verandering ver
langen en uit lputer variatiezucht, met
den dag harder over het bestaande oor-
deelenga ik ook die voorb.ij van hen,
die zouden wenschen, dat dè regeering
des lands alleen met hunne inzichten,
met hunne belangen, met hunne majinen
rekening hield, ga ik ook die voorbij
van hen, die meesters zijn in het afbre
ken ,en dwergen in het opbouwen, of
helden met de pen, maar kinderen in,
de practijk. Maar wél gevoel ik diep de
moeielijkheden, die voor een partij, als
de ion%e, de combinatie van trouw aan
beginselen en coalitie medebrengt. Zóó
licht pntstaat er in practische politiek
onmerkbaar een overgang naar het stand
punt van één der gecoaliseerde partijen
zóó licht móet men alsdan,' zwijgend laten
voorbijgaanwaartegen anders sterk
zou zijn geopponeerd. Men vergete ech
ter niet, dat deze schaduwzijde aan alle
coalitie eigen is, en, daar geene regleet-
ring in ons land op dit oogenblik' moge
lijk is, die niet op eenige coalitie steunt,;
op hare beurt aan elke jx>litieke .partij
kleeft. Alleen zal die partij het minst
in het gedrang komen, welker staatkun
dige beginselen het scherpst omlijnd en
door de politieke medestanders dienten
gevolge het meest ontzien moeten wor
den. Hoe meer onze partijgenooten over
het geheele land zich tot die hoogte
opheffen en hoe sterker dientengevolge
onze eenheid wordt des te minder vrees
behoeft er te bestaan, dat ook onze be
ginselen niet tot hun recht zouden ko
men en onder een coalitie-kabinet ook
voor ons geen winst zou te boeken zijn'.
:Saim en werking is immers het vrucht
baarst, wanneer men vooruit met juist
heid weet, wat men aan elkander heeft.
En verder ïzegt Dr. de Visser
„Het was de groote fout van de hel
den der Fransche revolutie, dat zij in
den waan verkeerden de maatschappij
te kunnen hervormen, door ze te binden
in het keurslijf eener onverwacht opge
doken, p rachtig ineengezette theorie. En
meer dan wij vermoeden, werkte die
geest in de staatkundige partijen van on's
volk' doorik zou zelfs niet durven zeg
gen dat men er ter rechterzijde niet aan
gespeend is.
Maar indien dit zoo zijn mocht, dan
dient Olfzerzijds des te ernstiger tegen
dit euvel te worden gewaakt. Hoe min
der wjj met systemen werken op staat
kundig gebied, en hoe meer de Néder-
landsche toestanden en behoeften, als
vrucht van historische ontwikkeling, tot
uitgangspunt van staatkundig handelen
worden gemaakt, des te rechtvaardiger
en des te vruchtbaarder zal onze pot-
litiek zijn. Die practijk is ook hier de
beste leermeesteres. Ten aanzien van het
onderwijs leert zij ons een zoo grooten
afkeer van het Nederl. volk van de gods-
dienstlooze school, dat zelfs de openbare
school nooit als zoodanig mag worden
beschouwd en ingericht. Op sociaal ge
bied leeren ons de tallooze uitingen van-
eigen kracht en de heerlijke openbarin
gen van sociaal met en voor elkander ge
voelen, dat de wetgever deze allereerst
leiden en sterken moet."
De rede (des heeren de Visser, vervolgt
het „Centrum", ibevat ontegenzeggelijk
menig behartigenswaardig woord. Het
heterogene element dat in de C. H. par
tij gevonden wordt, werd door hem niet
bemanteld en de noodzakelijkheid van 'n
gnootere eenheid met klem betoogd. Juist
daardoor zal men veiliger kunnen samen
werken met andere groepen, want £en
coalitie moet er nu eenmaal bij onze
staatkundige gesteltenis en partij-verhou
dingen zijn. Geen partij is sterk genoeg
om alléén de-regeering in handen te ne
men. Maaj geen partij kan daarom ook
uitsluitend naar haar wil, opvattingen
en beginselen het land besturen, of doen
besturen.
De afgevaardigde voor Leiden heeft
dit alles zijne 'hoorderen duidelijk ge
maakt, maar tevens 'het standpunt aan
gegeven, waarop hij en zijn geestverwan
ten behiooren te staan. Hij richtte zich
daarbij en niet voor de eerste maal
r— tegen hét werken met systemen op
(staatkundig gebied. ;Hoe minder wij
daarmee werken, zeide 'hij piet ver
wijzing naar het 'heilloos voorbeeld der
Fransche revolutie "hoe beter. En hij
veegde er aan 'toe want daarop sloeg
vooral dit deel zijner rede dat op
sociaal gebied de wetgever allereerst de
uitingen van eigen kracht en de eerlijke
openbaringen van sociaal met en voor
elkander gevoelen moet leiden en ster
ken.
Men kan dit laatste volkomen beamen
en toch de urgentie staande houden
van een ingrijpen 'der overheid en so
ciale wetgeving, waarbij «dan toch, hoe
dan ook, naar (het een of andere systeem
zal moeten worden gehandeld. Jiet komt
er sléchts op aan, of het systeem goed
is. De Fransche revolutionnairen gingen
uit van verkeerde beginselen jen kwa
men toen ook! tot verkeerde stelsels.
En het :eigenaardige daarbij was, ,dat
zij in naam van de vrijheid het groot
ste onrecht pleegden, 't Is waar, dat
Oiok verouderde vormen en systemen door
hen werden afgeschaft, maar -t js óók
waar, dat zij, juist door hun vrijheids-
prediiking, den grondslag legden voor een
systeem, dat als het individualisme be-
FEUILLETON.
'De Erfgenaam van hertog Jean.
NAAR fclET FRANSCH.
4s)
.V „Wjj kunnpn toch in zulk weer hier
piet blijven", mompelde broeder Claudius.
'(L „Ik wil wel weggaan, maar ik kan
-niet", zei ik.
ii „Welnu, dan zal ik beproeven u te
Wagen", antwoordde broeder Claudius.
Ik verbaasde mij nu zelfs niet over
jdat voorstel, en ik liet me gewillig op
iiijn rug hijschen. Men zou gezegd heb
ben, dat in dit oogenblik van gevaar
grijn ouderdom, zijn gebrekkigheden, zijn
gewone teruggeiioudenheid eensklaps
;jwaren verdwenen. Een ontembare geest
kracht, een ongehoorde wilsmacht, in
{plaats van sterkte, hielden hem staande,
iïk vreesde geenszins, dat hij mij zou
Jaten vallen, noch dat hij zou verdwalen,
|oen hij, nauwelijks gebogen onder mijn
'gewicht, de ruwe en gevaarlijke helling
Afdaalde, zacht, voorzichtgi voortloop end
j£n de sneeuw, met dien zekeren tred,
(éigen aan lieden, die lang in het ge-
t^Êigtj hebben geleefd, herders, jagers
of toeristen. De snelle blik', waarmee
hij den weg verkende, de buitengewone
behendigheid, waarm'ee hij de hinder
palen omging, bewezen overigens, dat
hij sinds lang vertrouwd was met de
plaatsen, welke wij doorliepen.
Een diep stilzwijgen werd tusschen ons
bewaard. Beiden waren we te zeer Jn
gedachten verdiept.
Zijn gang begon echter te vertragen;
zijn hijgende, piepende ademhaling deöd
mij pijn.
Eindelijk stond hij stil, en mij op den
grond neerleggend, sprak hij:
„Onmogelijk om verder vooruit te
komen. Er is daar een ravijn, welken wij
met geen mogelijkheid kunnen passeef-
ren, en ik zal de kracht Piet bezitten,
om weer naar boven te klauteren ,en
een anderen weg te zoeken. Laten we
roepen: wie ons zoeken, zullen ons mis
schien hooien."
Ik begon uit al de kracht van mijn
longen te schreeuwen, terwijl ook broe
der Claudius lange, schrille kreten aan
hief, die de echo's van 'het gebergte
wekten. Maar niemand antwoordde.
„Wij zijn te ver", zei hij. j,Men zal er
niet aan gedacht hebben hierheen te
komen. Gij zijt om den berg heenge-
loopen, aan die zijde is geen dorp. Ik'
kpn beproeve.n om tiujp te ga^n zoeken
te Pargy, maar bij deze slechte wegen
zou er een lange tijd mee heengaan."
„Verlaat mij niet", riep ik uit, wan
hopig zijn toog grijpend.
[Hij dacht een oogenblik na, kijkend
naar den nu geheel helderen hemel. Dank
zij het kleedingstuk, waarin ik was ge
wikkeld, had ik nïert opgemerkt, dat de
koude veel vinniger was en dat de ons
omringende sneeuwlaag, zooeven nog
donzig, nu bevroren, hard en krakend
was geworden.
„Ik zal bij u blijven", zei nu broeder
Claudius. „Een nacht is gauw voorbij."
Wij bevonden ons onder 'een grooten
boom, tegen een glooiing, welke ons
een weinig beschermde. Broeder Clau
dius hoopte met zijn handen de sneeuw
opeen, zoodoende een kleinep muur
vormend, en in de vrijgebleven ruimte
legde hij mij even zorgvuldig neer als
eene moeder haar kind in de wieg. Ik
had een zalig gevoel toen ik mij aldus
uitstrekte op den grond, en schier on
middellijk' sliep ik in, maar even spoedig
werd ik weer wakker geschud.
„Gij moet niet slapen", zei broeder
Claudius.
„Waarom niet?"
Geen antwoord volgde.
Alsdan herinnerde ik' mij, dat men na
dergelijke pachten .dikwijls langs cle .we
kend is en op sociaal gebied groote el
lende, verwarring en tyrannie heeft ten
gevolge gehad.
Het betoog van den bekwamen en wei
sprekenden afgevaardigde voor Leiden
zou ó'.i. in kracht hebben gewonnen,
wanneer op deze zijde der quaestie
even de nadruk' ware gelegd en toet on
derscheid gemaakt, (dat ook kier te ma
ken valt
Vrijzinnige landdagen.
De vrijzinnige Landdagen zijn tegen
woordig nogal in zwang, -t Weer werkt
niet erg mee; anders zouden er nog meer
dere plaats hebben. Het Huisgezin
spot er mee op de volgende wijze:
Wij zijn in het s.eizoen der vrijzinnige
landdagen.
'Ze worden naar een vast program In
elkaar gezet.
Het zijn d,ezelfde nummers en d^elfde
spelers.
Nummer één js de Tariefwet. Daarte
gen 'fulmineert de tot Kamerlid voor
Hoorn gepromoveerde onderwijzer en li
berale propagandist De Jong.
Nummer tjw.ee is het algemeen ".kies
recht ,en het staatspensioen, waarvan de
heerlijkheden worden ontvouwd door den
hqer Fransch Netscher, oud-wethouder,
letterkundige, Kamercandidaat en vooral
voorbeeldig anticlericaal.
[Voor het laatst 'wordt b.ewaard Jhet
nummer, dat, als 'tariefwet en kiesrecht
niet inslaan, toch altoos pakt: „T.egen
de Reactie, voor den Vooruitgang.-'
Bij het hioor.en van dezen bekenden
klank hinnikt elk liberaal paard, zelfs het
aftandsche.
Eji Dr. Vk>s, de groote man van den
Bond van Vrijzinnige Propagandavereeni-
gingen, weet dit slotgerecht smakelijk te
bereiden en tpp te disschen.
Het „djompersysteem van Rome"
wiordt er bij te pas gebracht, de be
dreigde vrijheid, de bekende splijtzwam
in één wioord alles wat een oprecht
liberaal hart ontroert.
Friesland heeft het eerst van zloo'n
vrijzinnigen landdag geprofiteerd. Zon
dag was het Schagen. Wie volgt?
Weekpraatje.
Terwijl wij op Koninginnedag onze
penningen offerden voor een heide
bloempje, ten voordeele van de geteis
terde bevolking in onze West, zouden
ze ons warempel haast de kolonie Cu
rasao ontnomen hebben. Niets van ge
hoord? 't Is ook niet zoo ernstig, als ik
Jiet voorstel, ma;ar het plan is toch in
"een mensChelijlk brein opgekomen, nl. in
dat van den Amei-ikaanschen Frans Ro
sier,- den oud-president van Venezuela,
Cipriano Castro. De man is verdwaasd
op z'n Amerikaansch, legt toet dus niet
aan op alleen-wonende renteniers, maar
op h eele landstreken. Van hem 'is nu
weer bekend geworden, dat hij het plan
heeft opgevat zich weder gewapender
hand van de Venezolaansche heerschappij
meester te maken. Een van zijn eerste
regeeringsdaden zal dan zijn Curasao een
hak te zetten. Hij zal daar een landing
beproeven met een leger van zes k acht
duizend man, om dat eiland te vuur en
te zwaard te verwoesten, en daar een
op moderne Castroïstisdh-Venezolaan-
sche leest geschoeide voorstelling van
dén Sabijnschen maagdenroof te geven.
Mijnheer ligt echter ziek op de Canari-
sche Eilanden, en van gekke bokke-
sprongen zullen we dus den eersten tijd
wel niet hooren. Dit strekt niet zoozeer
ter geruststelling van ons zijn plannen
betrlrfende Curagao zullen wel tot de
vrome, of liever gezegd, on-vrome wen
schen blijven behooren als wel ter
kalmeering van de reeds beangstigde
Venezolanen.
Wat is het weer slecht, maar... wat
is, zooals ik in de bladen las, de zevende
Katholieke Sociale Week prachtig ge
slaagd. Veel bezoekers, heldere, bevatte
lijke lessen. Men heeft daar in Breda
weer veel kunnen leeren. Dkt is zoo
typisch, dat de liberale, de vrijzinnige
pers die Roomsche Sociale Week dood
zwijgt. Ik vind dat het beste bewjjs, dat
we er met recht trots op mogen gaan,
want als er iets op aan te merken viel,
gen, in een hoekje van de bosschen,
arme drommels vond, in hun slaap door
de koude overmand, en niet meer ont
wakend. Zou men ons den volgenden
dag hier niet bevroren, dood vinden?
Ook bedacht fik, dat minstens een van ons
zich aan dit lot had kunnen onttrekken,
dat een van ons dit offer op zich nam,
dat hij vrijwillig, onbaatzuchtig 't gevaar
tegemoet ging. Broeder Claudius was
niet, evenals ik, tot machteloosheid ge
bracht. De kracht ontbrak hem, om mij
op zijn schouders te laden, mij weg te
dragen en te redden; maar niets be
lette hem te loopen, heen te gaan, naar
het dorp terug te keeren over hem be
kende wegen.
Voor mij, voor mij alleen, om mij niet
aan mijn lot over te laten, bleef hij, stelde
hij zich bloot aan gevaar, offerde hij zich
op. Tegelijkertijd werd ik gewaar, dat
hij mij zijn mantel gegeven en om mijn
hals zijn grove, wollen bouffante gedraaid
had, die bouffante, welke Meg zoo be
lachelijk vond, en dat alleen zijn oude,
versleten toog hem verdedigde tegen de
felle striemen van den schergen wind.
Ik' was een dwaas, een weetniet, vol
gepropt met valsche denkbeelden, opge
geten door ijdelheid en egoïsme, en met
een tot dan toe ongevoelig hart, maar
dat nu plotseling .warm werd dopr «de
zouden ze het heusch wel zeggen ei
ruchtbaar maken. ?tls ook een instel*
ling, de Sociale Week, waarmede wij alU
andere partijen vóór zijn geweest ec
nog vóór zijn.
Maar nu ik het heb over een Roomsche
samenkomst, moet ik toch ook gewag
maken van dat Roomsche congres, heb
wélk de volgende week zal gehouden
worden, en dat zoowel Nederiandsch is
als Duits ch of Fransch, zoowel Euro*
peesch als Amerikaansch of Aziatisch ol
Afrikaansch, het internationaal Eucha*
ristisdh CongTes te Weenen. Daar zullen
ook versdheiidene Nederlanders aanwezig
zijn. Doch alle Nederlandsche Katho-»
lieken zullen die grootsche, heerlijke ma*
nifestatie in den geest volgen. Daar wordt
geuit, wat iederen Katholiek het dier»
baarst is, daar wordt gejubeld over wat
iederen Katholiek! het heiligst is> de liefde
voor en het bezit van de heilige Eudta-'
ristie.
Men vergunne me, dat ik nu eetï
vreemde zwenking maak ïn mijn praatjey
en constateer, dat 'er nog veel nageprut-»
teld wordt in 'de socialistische pers over
de geweigerde vergunning voor den;
Haagschen optocht. Alleen wil ik dit
opmerkenlaten wij tengevolge van al
dat socialistisch' geschrijf en gewrijf over
den z.g. rooden Dinsdag, dien Dinsdag,-
den dag der opening der Staten-Gen eraaly
niet zoo gaan noemen, maar liever spre*
ken van Oranje-Dinsdag. Afgesproketiv
JAN.
Zevende Katholieke Sociale Week.
Nadat Donderdagmiddag geen vergjan
dering was gehouden, doch de deelne
mers per tram een uitstapje naar de
schoone omstreken hadden gemaakt, wasj
er 's avonds weer vergadering. De Zeer-
eerw. hooggel. heer P. G. Groenen hield
een boeiende rede over „Kerk en Cha-
ritas". Met blijdschap wilde spr. juist
dit onderwerp behandelen om aldus voor
de lieve Moederkerk een schuld van!
dankbaarheid te voldoen. Armoede is er
steeds geweest. Maar nu heeft de we>-
reldgeschiedenis dit droeve feit te boe
ken, dat in den tijd, toen sommige vol
ken zonder God doolden, het gemeen
schapsgevoel verdween en de armen
werden verstooten met scheldwoorden.
Christus kwam en heeft Zijn liefdewet
gepredikt „Gij zult den Heer uw God
liefhebben uit geheel uw hart"... Dit is
het grootste en eerste gebod. E11 hef
tweede daaraan gelijk: „Gij zult uw
naaste beminnen als u zei ven." Aan deze?
twee geboden hangt geheel de wet en
de Profeten." Het princiep der liefde»
tot God, tot zich zelyen en ook tot den
naaste, is de grondslag en de stuwende
kracht gebleven der christelijke sociê»'
tas, ,de Kerk'.
De dienst der armen was aanVankelijild
het werk der Apostelen. De charitas was!
geregeld door hen en later werd dezei
nog steeds onder hun oppertoezicht uit
geoefend.
Tijdens de H. Mis legden de geloovi-
gen hun aalmoes neder. En de bisschop
deelde daarvan uit naar gelang der be-
Jioefte. Bleek die taak hem tc zwaar, dan;
stelde hij diakens cn diakonessen aan*
Maar de opperste leiding bleef bij hem.
De diakens en diakonessen deden onder
zoek, huisbezoek. Dit alles teekent reeds!
de armenzorg uit de eerste Christentij
den.
De Christelijke charitas is meer dan'
een bloot medelijden. De Christelijke
charitas wil niet alleen den honger stil
len, maar de pijn der ziel lenigen, mo
reel de armen opheffen. Met de eenheid
van leiding en verdeeling van lasten is
het huisbezoek' een der kenmerken van
de eerste Christelijke charitas.
De kerkelijke armenzorg is sinds ge
wijzigd, maar dit was vanzelfsprekend erf
noodzakelijk door de tijdsomstandighe
den. Het karakter der armenzorg bleefl
behouden. Tusschen bisschop en diakens
(diakonessen) kwam de econoom, de
rentmeester te staan. Persoonlijk bc'zoékj
bleef.
Nieuw zijn de plaatselijke centralisa
tie, de Gods- en Gasthuizen. De christe
lijke charitas bleef even vindingrijk als
aanraking met dat andere edelmoedige
brandende hart, en de verheven zelfver
loochening van dit hart begon te be
vroeden.
„Waarom gaat u niet heen?...iWaarom'
verlaat u mij niet?" riep ik broeder
Claudius toe.
Hij drukte mij tegen zich aan, en in
die beweging voelde ik zooveel innige»
toewijding, dat ik bijna gerustgesteld was.
„De goede God heeft u aan mij toe
vertrouwd", zei hij. „Dezen avond zijt
gij mijn kind.. En verlaten de vaders hun
kinderen?"
„Maar dat komt omdat zij hen be
minnen."
„Denkt gij dan, dat ik u niet bemin ?'-*
Die woorden kwamen uit de diepte
van zijne ziel.
Een groote schaamte beving mij en
ook benauwde mij een gewetenswroe
ging, die mij dwong luide de waarheid
te spreken, mij te beschuldigen.
„Ik heb niet verdiend, dat gij mij
bemindet!" zei ik'. „Ik, ik had unietlief.'-
Op het gelaat van den Broeder speelde!
een fijne glimlach.
(Wordt vervolgd.)