50 cent bij vooruitbetaling. Uit de Pers. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courantvan £aterdag 31 Aug, no. 880. STATEN-GENERAAL. TVS BEDE KAMER, ^ort Verslag van de vergaderingen der Kamer. Het Kort Verslag der vergaderingen van de Tweede Kamer der Staten-Gene- traal verschijnt in den avond van eiken, „dag, waarop de Kamer vergadert. .De abonnementsprijs bedraagt f 1. jMen abonneert zich voor den tijd van ypen geheel zittingsjaar. Voor de verzen ding van het Verslag aan abonnementen iïinnenslands is geen port verschuldigd, fë- [Wij stellen onze lezers echter in de gelegenheid, mits zij dit TIJDIXj opge ien, het Kort of Analytisch verslag te ijbekomgn voor den prijs van De verzending van het V-erslagi ge schiedt ook in dit geval portvrij. IT Alle betalingen van het Kort Verslag i geschieden De aandacht van hen, die reeds voor de vorige zitting op het Kort Verslag waren geabonneerd, wordt er op ge vestigd, dat het noodig is, om, wan neer zij ook gedurende de nieuwe -zitting het Verslag weder wenschen te ontvangen, zich opnieuw te abon- neeren, en dat het, met het oog op eene geregelde toezending van het begin der zitting af, gewenscht is dat vooral TIJDIG te doen. Om de bestelling te vergemakkelijken, komt in dit nummer een formulier voor, 'hetwelk duidelijk: ingevuld, aan de Administratie, OUDE SINGEL. 54. LEIDEN, snoet gezonden worden. DE DIRECTIE. Opvoeding. Het Congres voor Zedelijke Opvoe ding heeft opnieuw de scherpe tegen stelling belicht tusschen de wereldbe schouwing van hen, die wél en hen, die piet gelooven, schrijft het Centrum. Men staat hier voor een niet te over bruggen klove, welke een gemeenschap pelijk optrekken onmogelijk maakt. Waar het uitgangspunt zoo verschil lend is, moeten de wegen vanzelf uit- ■ieenloopen, al kan het zijn, dat men op sommige oogenblikken elkander min of meer toevallig ontmoet. Intusschen wil dit geenszins zeggen 'dat men van hen, die ons beginsel niet kennen en van ons begiinlsel niet uit gaan, nimmer iets zou kunnen leeren. Naar het stoffelijke en tijdelijke is dit jzeer wel mogelijk. I Men denke bijv. aan de verschillende systemen van onderwijs, en ook aan de vorming van het kind, voor zoover deze ■niet rechtstreeks met den godsdienst in verband staat Zonder religie is geen opvoeding en zeker geen z e d e 1 ij k e opvoeding denk baar. Religie is toch het eerste eji nood zakelijkste element. En schier onbewust gaan velen, die voor niets zoo bezorgd zijn, dan „cle- ricaaP' te heeten, het pad op, dat zonder het Christendom niet gebaand zou we zen. Maar er zijii ook quaesties van m e- thode en techniek en in het ken nen en oplossen daarvan vinden' niet steeds al degenen, die het goede be ginsel belijden, terstond den meest practischen weg. Het ware onbillijk hun daarvan een verwijt te maken. Verkeerd ware het alleen, wanneer zij zicii niet wilden laten overtuigen, dat dat er voor hetgeen verouderd) en. min der doelmatig schijnt, betere systemen zijn gevonden, of... hervonden. FEUILLETON. De Erfgenaam van hertog Jean. NAAR HET FRANSCH. 32) De gelijkstelling van mijn, voorname persoonlijkheid met den klein,en Gauche- net deed me in toorn, ontsteken, en het gesprek dreigde scherp te worden, ware op dat oogenblik Gauchenet-zelf piet uit eigen beweginig op het too peel versche nen. „Zoo ben je daar, slecht sujet!" riep ik uit, vervoerd door het vuur van het gesprek en niet anders verwachtende, dan de beweringen, van mijn tegenstan der in den kleipen Gauchenet te bescha men. „Kom hier, en wees oprecht als je kunt" De kleine Gauchenet keek mij aan, met onthutst gezicht. Ik had mijn stem uitgezet, mijn voor hoofd gefronst naar de goede methode 'ider rechters, welke bestaat in den be schuldigde zoozeer te verschrikken, dat hiv zich bii voorbaat veroordeeld voe- Want wat nieuw heet, is meermalen niet anders dan het oude, dat vergeten werd. Laster maar raak. Aan een artikel in de M, ai a s b oi d es onder bovenstaand opschrift ontleen.en we het volgende: De „N. R. Ct." gaat maar rustig door met haar lastercampagne tegen alles wat in Nederland onder Roomsche cultuur wordt verstaan. 'Zij doet 'theel sluw onder de rubriek „Kerknieuws" en onder de niet te ve- rifieeren vlag van „men schrijft ons van katholieke zijde". De werkelijk „katholieke zijde", bij welke het fel anti-papistisch blad nog maar steeds in de gunst staat, toont een te weinig Ro.omsch-stevige ruggegtraat, om al dat slakkerig geschrijf met fiere verontwaardiging van zich af te schui ven zij heeft nu eenmaal dit blad noo dig om den „jhandel", die ten slotte blijkt te zijn de „handel" in „publieke verma kelijkheden", welken de Roomsche bla den nu eenmaal uit principe niet geven. Maar een blad ,dat niet voor alles met de „portemonnaiev maar met een „principe" durft rekenen, behoort nul eenmaal noodzakelijkerwijs tegenwoor dig tot de minderwaardige pers. En dezelfde menschen van die „Katho lieke zijde", die zich 's avonds onder den schijn, van de huiselijke lamp ge dwee en gelaten door het orgaan laten, beleedigen in wat hun het heiligste! en dierbaarste moest zijn, zijn de eer sten om te wraken en af te keuren, dat de Roomsche pers vaak zoo weinig een- bied en waardeering toont voor ter- lijke(?) uitingen en meeningen vain' an dersdenkenden. Pas is op een onzichtbaar comman do in „N. R. Ct." en „Groene Amster dammer" de prullerige Roomsche jour nalistiek op de kaak gesteldthans weer is de „godsdienstige lectuur" aan de orde. Bedoeld worden de „talrijke godsdieiv- stige blaadjes en tijdschriftjes, welke bij duizenden onder het Katholieke Ne- derlandsche volk" worden verspreid." „Dat aan al die tijdschrifjes evenveel zorg wordt besteed", kan helaas door de „Kath. zijde"' van de „N. R. C." niet gezegd 'worden. De „Katholieke zijde" van de „N. R. Ct." maakt natuurlijk een dagelijksche studie van deze overtalrijke religieuze periodieken. En dan valt het vonnis„sommige zelfs schijnen hun lezers al bizonder laag aan te slaan. Men staat er niet zelden over verbaasd, wat die redacties zooal durven op te disschen." Hoort gij wel, Roomsche menschen,' het is al weer inferieur wat de 'klok slaat of liever wat de pen voert in het kamp der Roomsch religieuze periodieken. De „Katholieke zijde", van de „N. R. Ct." zal daarover eens 'n boekje open doen. Deze blaadjes mogen al gewoonlijk door heeren geestelijken dus knap onder legde, goed bestudeerde menschen ge schreven zijn, wat beteekenen dergelijke scribenten tegenover liberale journalisten, die van politieagent reporter zijn gewor den of in de koopmansschap failliet zijn geslagen en nu opgeborgen zijn op een liberaal krantenbureau. Wel ja, waarom zouden wij ook niet eens dikke woorden gebruiken. Als je in den coupé het „Geillustreer- de Stuiversblad,", „Pak me Mee", en „Het Leven" leest, kan je gerust door gaan voor een „intellectueel." Maar „ieder volk krijgt nu eenmaal de kunst welke het verdient", lazen wij eenmaal in een zeer ernstig artikel van de „N. R. Ct." Wij gunnen u dus „Het Leven", en „Pak me Mee", en houden ons aan de „Volksmissionaris", dat juweel van een volksuniversiteit. Wij durven zelfs typografisch de vergelijking van onze godsdienstige week- en maandschriftjes aan met al uw wekelijksche prentenboeken voor groote -menschen, zelfs met al uwe def tige „Gidsen" incluis. En 't zou de rubriek „Kunst en Let teren" van een „N. R. Ct." werkelijk! lend, zelfs geen poging meer aanwendt om zich van schuld te ontheffen, „Wat heb je gedaan, ongelukkige ging ik voort. „Hoe heb je de goedheid van mijn vader vergolden,? Heb je dan geen hart noch geweten# dat je ine nog aan durft kijkeln?" De kleine Gauchenet sloeg gedwee de oogen neer. »Ja» ja» ghig ik voort, „je wendt je blik af, je tracht te veinzen; aan, he(fc bedrog voeg je de leugen toeje deedt beter met te bekennen# want... Zonder het minste on.tzag sneed broe der Claudius mijn woorden af. „Kom hier, kleine Pierre", zed hij zacht, 't Idio-otachtige gelaat van den knaap helderde op, en hij gehoorzaamde zon der te aarzelen. De Broeder trok hem met een vader lijk gebaar naaa zich toe, streek' meit zijn hand over den, verwarden haarbos van den klêin,e en keek hem voortdurend aan met zijn helderen# droeven, door dringenden, blik. „Zie je, mijn arme klei ne", sprak hij, „er is vandaag een dief stal gepleegd, bij den lieer Ravenot. Iemand heeft, tijdens ons bezoek, geld weggenomen, bankbiljetten, die op tafel lagen. Men verdenkt jou niet meer dan anderen, maar om achter de waarheid te komen, moeten allen .worden .ondoe niet ontsieren, noch literair ten kwade komen, als de Meester-Rechter van dit tribunaal, deze journalistieke „Rex tre- mendae majestatis", zelfs eens genadig wilde neerblikken in deze veel gesmade Roomsche devotieschrifjes, waar hij dan tot zijn aesthetische verrassing parelen van moderne poëzie zou ontdekken, waar toe hij alleen misschien een Guido Ge zel le nog in staat rekende. De geestige correspondenties van een' blijmoedigen geloofsheld als Pater Jos. van der Kolk uit de prachtige „Annalen! van Tilburg" zouden de lezers van „N. R .Ct." en „Handelsblad" een avonid meer kunnen boeien dan de journalistie ke exploraties naar Berlijnsche huwe- lijksbureaux en Parijsche koffiedikkijk sters." En de „Maasbode" besluit haar arti kel „[Katholieke zijde", van de „N. R. Ct." grootmogend in intellect begin met de ze nederige Roomsche tijdschriften weer eens ernstig te lezenmisschien, dat gij mede door het gebed van hen, die| deze boekjes schrijven, nog eenmaal ge- mezen wordt van uw „oppervlakkige uiterlijkheid" in de dingen des geloof s. De Prentbriefkaart. Als dat niet helpt, dan helpt niets meer, schrijft de Gelderlander, en vervolgt dan: Het Anti-Taxiêfwet-Comité heeft het nu al op allerlei manieren geprobeerd, stemming in het land te maken tegen de Tarief wet. Eerst met advertenties, waarin de ijselijkste rampen werden voorspeld, als het tarief-ontwerp wet mocht worden, onheilsprofetieën zoo onzinnig, dat het heele land er mee gelachen heeft. Toen werd het geprobeerd met de zelfde schrikaanjagende voorspellingen in den vorm van uievellenrijmpjes. Nu heeft het Comité er iets bijzonder vernuftigs op gevonden. Het heeft een vijftal gekleurde prent briefkaarten in den handel gebracht, waarvan het zeker hoopt, dat ze spoedig in alle briefkaarten-albums zullen prijken. Wij gelooven niet, dat het er veel plezier van beleven zal. De prentjes zijn al te onnoozel. Zoo is er een, voorstellende een weg wijzer, wijzende aan den eenen kant naar den afgrond (door verhoogcfe in voerrechten), aan den anderen kant naar een land van welvaart (door de anti- tariefwet-beweging). Daartegenover zouden we, als meer met de werkelijkheid overeenstemmend, een andere teekening willen voorstellen b.v. een wegwijzer op de grens van Nederland en Duitschland en daarbij de dagelijks over de grens trekkende arbei ders, die in Nederland honger lijden, maar in het welvarende Duitschland werk en brood in overvloed vinden. Daar is, dank aan een verstandig tarief, welvaart; hier gaan we met onze mooie vrijhandelstheorieën naar den afgrond. Een andere briefkaart stelt voor de welvaart, in den vorm van een pape gaai, besloten in een kooi van ver hoogde rechten en besprongen door een kat, die de tariefwet moet voorstellen. De voorstelling is even valsch als die gefingeerde kat; want juist als de pape gaai Welvaart door verhoogde invoer rechten in een veilige kooi geborgen zit, heeft zij geen aanvallen te vreezen. Van hetzelfde allooi is de derde teeke ning, voorstellende den afnemer, gebukt onder den driedubbelen last van ver hoogde invoerrechten, verhoogde in koopsprijzen en verhoogde winkelprijzen. Dii is klinkklare onzin; want aangeno men, dat verhoogde rechten den prijs van het een of ander buitenlandsch artikel zouden verhoogen, betaalt de afnemer toch enkel den verhoogden winkelprijs; met den verhoogden winkelprijs en het verhoogde recht heeft hij niets te maken. Trouwens, verhoogde winkelprijzen zal alleen hij te besteden hebben, die abso luut buitenlandsche weelde-artikelen ver langt, en die moet zijn anti-nationale liefhebberij dan ook maar betalen. Nog leugenachtiger is een vierde prent, waarop wij den fiscus bezig zien in een zelfde nijptang den fabrikant, den gros sier, den winkelier en den afnemer te vraagd. Zoo je ongelukkig je had laten vervoeren tot die leelijke daad, waarvan je het ver strekkende niet begreep, zou je er zeker niet nog een leugen en de zeer zware zonde aan toe willen voegen om een ander onschuldig persoon te la ten beschuldigen. Je weet wel, hoe God alles verfoeit wat slecht is, en je weet ook, dat Hij vergeeft aan degenen, die berouw hebben en hun fouten herstel len. Overweeg dus goed, en wat ook je geweten je verwijte, haast je het mij te bekennen. Niemand bemint je meer dan ik dat doe. Je moet me dus gelooven, en doen wat ik je zeg, voor je bestwil." De kleine Gauchenet had zijn hoofd opgeheven en zijn gelaatsuitdrukking ver tolkte de pijnlijke pogingen, welke hij aanwendde om te begrijpen. „Heb je bij mijnheer Ravenot iets weg genomen?" ging de Broeder op zachten toon voort. „Neen", antwoordde het kind, zonder te weifelen. „Ik heb niets weggenomen." „Is dat zeker?" „Ik heb u nooit iets voorgelogen, Broeder."- „Komaan", riep ik uit, oordeel end, dat 't het tooneel aan kracht ontbrak, en de leiding van het verhoor weder op mij willende nemen, „geen geveins. Beken MUStoadj, 20.9 ie. .onze toegevendheid beklemmen. De waarheid is, dat de Nederlandsche fabrikant juist door het keeren van de buitenlandsche overpro ductie in beter conditie komt, zoodat hij voordeeliger kan produceeren en voor- deeliger leveren aan den winkelier, die op zijn beurt den afnemer voordeeliger kan bedienen. De vijfde briefkaart moet zeker het Anti-Tariefwet-Comité zelve voorstellen. Ze geeft ons ten minste een drenkeling te zien, spartelende in een groot water, dat Tariefwet heet, en wanhopig grij pende naar cien reddingboei Vrijhandel. Het is vermakelijk het Anti-Tarief wet-Comité zoo hulpeloos te zien wor stelen met de baren, die het dreigen te verzwelgen. Het Huisgezin schrijft naar aan leiding van die prentbriefkaarten: Het Anti-Tariefwetcomité gaat nu wer ken met prentbriefkaarten. De teekeningen zijn van Jordaan en dus niet onverdienstelijk wat de uitvoe ring betreft. Maar de voorstellingen zijn door en door bedriegelijk. Neem b.v. de kaart, waarvan de eene helft de welvaart verbeeldt, te danken aan den vrijhandel, de andere helft nijverheid en handel, als gevolg van verhoogde rechten, den weg naar den afgrond wijst. Te drommel vraagt nu toch wie nadenkt hoe komt het, dat in Duitsch land en Frankrijk, waar nog heel andere rechten worden geheven dan minister Kolkman voorstelt, nijverheid en handel niet alleen niet in den afgrond verzonken liggen, maar bloeien? De andere voorstellingen op de kaar- tenreeks zijn even waarheidlievend en waarheidgetrouw. Toch zullen ze op den grooten hoop, die niet diep doordenkt en vooral aan plastische voorstellingen zich licht ge wonnen geeft, niet'zonder uitwerking blijven. Kunnen de voorstanders van het tarief, die zich in heel deze campagne opmer kelijk stil hebben gehouden, ook niets bedenken om de openbare meening voor te lichten? Ook bij de Bakkerswet hebben de tegenstanders zich ontzaglijk geweerd en bleven de voorstanders in hoofdzaak toekijken. Moet dat ook bij de Tariefwet zoo zijn en blijven? De Week in het Buitenland. Het is er voor de Franschen niet veel beter op geworden nu zij eindelijk Moe- lai Hafid als Sultan van Marokko zijn kwijt geraakt en diens broer in zijn plaats op den troon hebben gezet. In de meeste v.roolijkheid verteert de ex-sultan nu de centen, die Frankrijk hem zoo ruimschoots voor het reisje naar Europa had ter beschikking gesteld. En zoo goed weet hij er mee weg, dat na eenige dagen van pleizier nog pas te hebben doorgebracht, hij reeds den bodem van zijn beurs door bedenkelij ke gapingen heen ziet blinken. De kleinigheid van 400.000 francs heeft hij met de grootst mogelijke vrijgevigheid over Frankrijk rondgestrooid. Iedereen wilde Hafid gelukkig maken, een bede laarsfooi van 4050 frs. was een peul schilletje voor hem. Zelf blijkt hij in te zien, dat het zoo niet lang meer kan duren en daarom heeft hij zijn kuur in Vichy na twee dagen maar in den steek gelaten, om toch voor de rest van zijn geld iets meer van Frankrijk te kunnen zien. Wanneer het nu pp is, zal hij wel met droef heid in zijn hart, om al hetgeen hij niet heefi kunnen genieten, Frankrijk verlaten en zich wederom gaan vestigen in Marokko, waar het leven voor hem vrij wat goedkopper is en... waar hij het den Franschen weer eens duchtig lastig en gevaarlijk kan maken. Zoodra het Fransche geld vergooid is, zal de oude Franschen-haat wel weer opkomen en zal hij zijn best wel gaan doen om de moeilijkheden in Marokko te gaan vergrooten. Alsof die nog niet groot genoeg waren. wilt verdienen, want wie zou het anders gedaan hebben dan jij?" De kleine Gauchenet richtte zich op, bleek, bevend, met verwrongen gezicht, keek met verwilderde blikken om zich heen en slechts strakke gezichten ziende, wierp hij zich in de armen van broeder Claudius, onder den smartelijken kreet: „Ik ben geen dief!" Toen begon hij bitter te schreien, aan gegrepen door een plotselinge, hevige wanhoop, waartoe men hem niet in staat zou hebben geacht. Dus was er in dat gebrekkig ont wikkelde schepsel nog een wondbare plek, het gevoel van eer, dat het zedelijk wezen uitmaakt, en hetwelk we hadden geraakt. De onrechtvaardigheid, waar mee men tegenover hem te werk ging, zonder dat hij zich kon verklaren of verdedigen, bracht het hoofd van den armen drommel heelemaal van stuur, en ten prooi aan een waar zenuwtoeval, klampte hij zich aan zijn beschermer, met het onloochenbaar cachet van waar heid herhalend: „Ik heb niets weggeno men, ik ben geen dief!" „Neen, neen, ik geloof het; troost je, mijn arme jongen", zei broeder Claudius, hem streelend en fluisterend tot hem sprekend, doch zonder erin te slagen hem tot bedaren te brengen. .\auweiijks uit Marokko, gaf de ex* sultan den stillen wenk, dat Liautey nog maar voorloopig niet naar het vader* land moest komen, want dat het er spoedig zou spannen in Marokko. En zeer kort daarop werden nieuwe krijgsbedrijven van den pretendent voor het" sultanaat El Hiba bekend. Deze had zich meester gemaakt van de stad Mara- kesj, waar de kaïd El Glawi, dien da Franschen trouw dachten, geoneene zaak met hem maakte en 9 Fransqhen, die bij hem de wijk genomen hadden en pp, zijn verzekering zich bij hem veilig ge loofden, aan den pretendent, die zich inmiddels tot sultan heeft doen uitroe* pen, overleverde. Het schijnt, dat hierbij de Spaansche consul, bij wien de naijver tegen da Franschen weer eens boven kwam, hem' een handje geholpen heeft, zoodat dit waarschijnlijk nog tot verwikkelingen tusschen de beide rijken zal leiden. El Hiba bleef echter niet stilzitten in Marakesj, maar rukte vol goeden moed tegep den vijand op. De Franschen deden daaroim hun best zoo spoedig mogelijk met zijn troepen slaags te komen om hem het verder voortdringen te beletten. Ook meenden zij nu iets positiefs ta kunnen verrichten, indien zij er in slaag den den pretendent een gevoeligen neder* laag toe te brengen. Het gewone door trekken toch door het vijandelijke land, waar, of het 't kielzog is van een schip in volle zee, zich aanstonds weer da vijandelijke stam achter den doortrek* kenden indringer sluit en er, behalve de verwoesting, door den indringer ver oorzaakt, niets veranderd is, geeft geen resultaten en de voortdurende sluip- oorlog, die den Mooren haast tot een aangename sport is geworden, blijft tot groote schade der Fransqhen voortduren. Een nederlaag echter na een geregelden slag zou eenigen indruk op hen kunnen: maken en de pacificatie ernstig verge makkelijken. Doch eerst scheen 't, dat de aanhangers van El Hiba het hierop niet wilden laten aankomen. Na het eerste treffen toch met zijn voorhoede, welke ver slagen werd, bood hij den Franschen niet openlijk het hoofd, maar maakte hem den opmarsch door ""het zeer ge accidenteerde terrein zoo lastig moge lijk. Kolonel Mangin slaagde er echter, in zich met kolonel Joseph te vereeni gen en zit nu, misschien was dit wei het oogmerk van El Hiba in zijn versterkt kamp bij Soek-el-Arba als een •muis in den val, belegerd door den pretendent. Zoodoende kan deze niet^ wat zijn plan scheen te zijn, naar Mara^ kesj oprukken om deze plaats te her< overen. Zulk een „tour de force" zou een machtigen indruk maken op de op roerige stammen en er veel toe kunnen bijdragen, dat zij El H.iba afvallig wer den het blijft echter zeer de vraag, of het kleine troepje zich, zonder vol doend beveiligde verbindingen, door het lastige terrein zal durven begeven en of het niet, vóór het gezicht op Marakesj te hebben gekregen, reeds in de pan gehakt zou zijn. Het wilde, fanatieke Soes-gebied, schrijft toch de „Daily Graphic", ver houdt zioh tot Marokko als Soedan tot Egypte. De wijze, waarop Frankrijk de verovering van het land begonnen is, brengt de manier in herinnering, waarop Engeland Egypte en Soedan onderwor pen heeft. Wij hopen, zegt het blad, dat de vergelijking niet verder zal gaan en dat afschuwelijkheden als het treurspel te Karthoem aan onze Fransche vrien den bespaard zullen mogen blijven. De stammen verkeeren thans in die streek in een roes van fanatisme en houden zich overtuigd, dat El Hiba, die in een geur van groote heiligheid staat, hen zal in staat stellen ie ite Fran schen in zee te drijven. Daar men weet, dat Hafid in stilte te Marakesj- propa ganda heeft doen maken voor El Hiba, zou zijn terugkomst de boel nog heel wat kunnen verergeren. Daarvoor echter zullen de Franschen wel waken. V. Weekpraatje. We hebben er in de afgeloopen wee? en ik bedoel voornamelijk in den „In elk geval niets wijst hem meer dan een ander aan!" merkte de Broeder- overste ontstemd op, „en u hebt tegauwi gesproken, mijnheer Léon!" De zucht om broeder Claudius een onaangenaamheid te bezorgen, had mij inderdaad verder gevoerd dan ik voor nemens was geweest te gaan. Ik voelde mij allesbehalve op mijn gemak, en ik had heel wat willen geven om inij te rechtvaardigen door de schuld van den kleinen Gauchenet buiten kijf te stellen. „Wie zou het dan wezen, als hij het niet is?" vroeg ik. Zonder te antwoorden liep broeder Regiinbertus bezorgd op en neer. Broe* der Cisturnus bewaarde een onthutst stil zwijgen, en men hoorde nög slechts het snikken van den kleinen Gauchenet en liet gedempt spreken van zijn trooster. Eensklaps werd de deur opengestooten en verscheen mijn vader op den drempel. Hij had snel geloopen, sneller dan zijn zwaarlijvigheid kon verdragen, want hij zweette geweldig. Met een enkelen oogopslag het tooneel hebbende overzien, begreep hij wat er geschied was. „Onhandige!" voegde hij mij half-luidej verwijtend toe. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5