50 cent
bij vooruitbetaling.
Uit de Pers.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courantvan
£aterdag 31 Aug, no. 880.
STATEN-GENERAAL.
TVS BEDE KAMER,
^ort Verslag van de vergaderingen
der Kamer.
Het Kort Verslag der vergaderingen
van de Tweede Kamer der Staten-Gene-
traal verschijnt in den avond van eiken,
„dag, waarop de Kamer vergadert.
.De abonnementsprijs bedraagt f 1.
jMen abonneert zich voor den tijd van
ypen geheel zittingsjaar. Voor de verzen
ding van het Verslag aan abonnementen
iïinnenslands is geen port verschuldigd,
fë- [Wij stellen onze lezers echter in de
gelegenheid, mits zij dit TIJDIXj opge
ien, het Kort of Analytisch verslag te
ijbekomgn voor den prijs van
De verzending van het V-erslagi ge
schiedt ook in dit geval portvrij.
IT Alle betalingen van het Kort Verslag
i geschieden
De aandacht van hen, die reeds voor
de vorige zitting op het Kort Verslag
waren geabonneerd, wordt er op ge
vestigd, dat het noodig is, om, wan
neer zij ook gedurende de nieuwe
-zitting het Verslag weder wenschen
te ontvangen, zich opnieuw te abon-
neeren, en dat het, met het oog op
eene geregelde toezending van het
begin der zitting af, gewenscht is
dat vooral TIJDIG te doen.
Om de bestelling te vergemakkelijken,
komt in dit nummer een formulier voor,
'hetwelk duidelijk: ingevuld, aan
de Administratie, OUDE
SINGEL. 54. LEIDEN,
snoet gezonden worden.
DE DIRECTIE.
Opvoeding.
Het Congres voor Zedelijke Opvoe
ding heeft opnieuw de scherpe tegen
stelling belicht tusschen de wereldbe
schouwing van hen, die wél en hen, die
piet gelooven, schrijft het Centrum.
Men staat hier voor een niet te over
bruggen klove, welke een gemeenschap
pelijk optrekken onmogelijk maakt.
Waar het uitgangspunt zoo verschil
lend is, moeten de wegen vanzelf uit-
■ieenloopen, al kan het zijn, dat men op
sommige oogenblikken elkander min of
meer toevallig ontmoet.
Intusschen wil dit geenszins zeggen
'dat men van hen, die ons beginsel niet
kennen en van ons begiinlsel niet uit
gaan, nimmer iets zou kunnen leeren.
Naar het stoffelijke en tijdelijke is dit
jzeer wel mogelijk. I
Men denke bijv. aan de verschillende
systemen van onderwijs, en ook aan de
vorming van het kind, voor zoover deze
■niet rechtstreeks met den godsdienst in
verband staat
Zonder religie is geen opvoeding en
zeker geen z e d e 1 ij k e opvoeding denk
baar.
Religie is toch het eerste eji nood
zakelijkste element.
En schier onbewust gaan velen, die
voor niets zoo bezorgd zijn, dan „cle-
ricaaP' te heeten, het pad op, dat zonder
het Christendom niet gebaand zou we
zen.
Maar er zijii ook quaesties van m e-
thode en techniek en in het ken
nen en oplossen daarvan vinden' niet
steeds al degenen, die het goede be
ginsel belijden, terstond den meest
practischen weg.
Het ware onbillijk hun daarvan een
verwijt te maken.
Verkeerd ware het alleen, wanneer zij
zicii niet wilden laten overtuigen, dat
dat er voor hetgeen verouderd) en. min
der doelmatig schijnt, betere systemen
zijn gevonden, of... hervonden.
FEUILLETON.
De Erfgenaam van hertog Jean.
NAAR HET FRANSCH.
32)
De gelijkstelling van mijn, voorname
persoonlijkheid met den klein,en Gauche-
net deed me in toorn, ontsteken, en het
gesprek dreigde scherp te worden, ware
op dat oogenblik Gauchenet-zelf piet uit
eigen beweginig op het too peel versche
nen.
„Zoo ben je daar, slecht sujet!" riep
ik uit, vervoerd door het vuur van het
gesprek en niet anders verwachtende,
dan de beweringen, van mijn tegenstan
der in den kleipen Gauchenet te bescha
men. „Kom hier, en wees oprecht als
je kunt"
De kleine Gauchenet keek mij aan,
met onthutst gezicht.
Ik had mijn stem uitgezet, mijn voor
hoofd gefronst naar de goede methode
'ider rechters, welke bestaat in den be
schuldigde zoozeer te verschrikken, dat
hiv zich bii voorbaat veroordeeld voe-
Want wat nieuw heet, is meermalen
niet anders dan het oude, dat vergeten
werd.
Laster maar raak.
Aan een artikel in de M, ai a s b oi d es
onder bovenstaand opschrift ontleen.en
we het volgende:
De „N. R. Ct." gaat maar rustig door
met haar lastercampagne tegen alles wat
in Nederland onder Roomsche cultuur
wordt verstaan.
'Zij doet 'theel sluw onder de rubriek
„Kerknieuws" en onder de niet te ve-
rifieeren vlag van „men schrijft ons van
katholieke zijde".
De werkelijk „katholieke zijde", bij
welke het fel anti-papistisch blad nog
maar steeds in de gunst staat, toont een
te weinig Ro.omsch-stevige ruggegtraat,
om al dat slakkerig geschrijf met fiere
verontwaardiging van zich af te schui
ven zij heeft nu eenmaal dit blad noo
dig om den „jhandel", die ten slotte blijkt
te zijn de „handel" in „publieke verma
kelijkheden", welken de Roomsche bla
den nu eenmaal uit principe niet geven.
Maar een blad ,dat niet voor alles
met de „portemonnaiev maar met een
„principe" durft rekenen, behoort nul
eenmaal noodzakelijkerwijs tegenwoor
dig tot de minderwaardige pers.
En dezelfde menschen van die „Katho
lieke zijde", die zich 's avonds onder
den schijn, van de huiselijke lamp ge
dwee en gelaten door het orgaan laten,
beleedigen in wat hun het heiligste!
en dierbaarste moest zijn, zijn de eer
sten om te wraken en af te keuren, dat
de Roomsche pers vaak zoo weinig een-
bied en waardeering toont voor ter-
lijke(?) uitingen en meeningen vain' an
dersdenkenden.
Pas is op een onzichtbaar comman
do in „N. R. Ct." en „Groene Amster
dammer" de prullerige Roomsche jour
nalistiek op de kaak gesteldthans
weer is de „godsdienstige lectuur" aan
de orde.
Bedoeld worden de „talrijke godsdieiv-
stige blaadjes en tijdschriftjes, welke
bij duizenden onder het Katholieke Ne-
derlandsche volk" worden verspreid."
„Dat aan al die tijdschrifjes evenveel
zorg wordt besteed", kan helaas door
de „Kath. zijde"' van de „N. R. C."
niet gezegd 'worden.
De „Katholieke zijde" van de „N. R.
Ct." maakt natuurlijk een dagelijksche
studie van deze overtalrijke religieuze
periodieken.
En dan valt het vonnis„sommige
zelfs schijnen hun lezers al bizonder
laag aan te slaan. Men staat er niet
zelden over verbaasd, wat die redacties
zooal durven op te disschen."
Hoort gij wel, Roomsche menschen,'
het is al weer inferieur wat de 'klok slaat
of liever wat de pen voert in het kamp
der Roomsch religieuze periodieken.
De „Katholieke zijde", van de „N. R.
Ct." zal daarover eens 'n boekje open
doen.
Deze blaadjes mogen al gewoonlijk
door heeren geestelijken dus knap onder
legde, goed bestudeerde menschen ge
schreven zijn, wat beteekenen dergelijke
scribenten tegenover liberale journalisten,
die van politieagent reporter zijn gewor
den of in de koopmansschap failliet zijn
geslagen en nu opgeborgen zijn op een
liberaal krantenbureau.
Wel ja, waarom zouden wij ook niet
eens dikke woorden gebruiken.
Als je in den coupé het „Geillustreer-
de Stuiversblad,", „Pak me Mee", en
„Het Leven" leest, kan je gerust door
gaan voor een „intellectueel."
Maar „ieder volk krijgt nu eenmaal
de kunst welke het verdient", lazen wij
eenmaal in een zeer ernstig artikel van
de „N. R. Ct."
Wij gunnen u dus „Het Leven", en
„Pak me Mee", en houden ons aan de
„Volksmissionaris", dat juweel van een
volksuniversiteit.
Wij durven zelfs typografisch de
vergelijking van onze godsdienstige
week- en maandschriftjes aan met al
uw wekelijksche prentenboeken voor
groote -menschen, zelfs met al uwe def
tige „Gidsen" incluis.
En 't zou de rubriek „Kunst en Let
teren" van een „N. R. Ct." werkelijk!
lend, zelfs geen poging meer aanwendt
om zich van schuld te ontheffen,
„Wat heb je gedaan, ongelukkige
ging ik voort. „Hoe heb je de goedheid
van mijn vader vergolden,? Heb je dan
geen hart noch geweten# dat je ine nog
aan durft kijkeln?"
De kleine Gauchenet sloeg gedwee de
oogen neer.
»Ja» ja» ghig ik voort, „je wendt je
blik af, je tracht te veinzen; aan, he(fc
bedrog voeg je de leugen toeje deedt
beter met te bekennen# want...
Zonder het minste on.tzag sneed broe
der Claudius mijn woorden af.
„Kom hier, kleine Pierre", zed hij zacht,
't Idio-otachtige gelaat van den knaap
helderde op, en hij gehoorzaamde zon
der te aarzelen.
De Broeder trok hem met een vader
lijk gebaar naaa zich toe, streek' meit
zijn hand over den, verwarden haarbos
van den klêin,e en keek hem voortdurend
aan met zijn helderen# droeven, door
dringenden, blik. „Zie je, mijn arme klei
ne", sprak hij, „er is vandaag een dief
stal gepleegd, bij den lieer Ravenot.
Iemand heeft, tijdens ons bezoek, geld
weggenomen, bankbiljetten, die op tafel
lagen. Men verdenkt jou niet meer dan
anderen, maar om achter de waarheid
te komen, moeten allen .worden .ondoe
niet ontsieren, noch literair ten kwade
komen, als de Meester-Rechter van dit
tribunaal, deze journalistieke „Rex tre-
mendae majestatis", zelfs eens genadig
wilde neerblikken in deze veel gesmade
Roomsche devotieschrifjes, waar hij dan
tot zijn aesthetische verrassing parelen
van moderne poëzie zou ontdekken, waar
toe hij alleen misschien een Guido Ge
zel le nog in staat rekende.
De geestige correspondenties van een'
blijmoedigen geloofsheld als Pater Jos.
van der Kolk uit de prachtige „Annalen!
van Tilburg" zouden de lezers van „N.
R .Ct." en „Handelsblad" een avonid
meer kunnen boeien dan de journalistie
ke exploraties naar Berlijnsche huwe-
lijksbureaux en Parijsche koffiedikkijk
sters."
En de „Maasbode" besluit haar arti
kel
„[Katholieke zijde", van de „N. R. Ct."
grootmogend in intellect begin met de
ze nederige Roomsche tijdschriften weer
eens ernstig te lezenmisschien, dat
gij mede door het gebed van hen, die|
deze boekjes schrijven, nog eenmaal ge-
mezen wordt van uw „oppervlakkige
uiterlijkheid" in de dingen des geloof s.
De Prentbriefkaart.
Als dat niet helpt, dan helpt niets
meer, schrijft de Gelderlander, en
vervolgt dan:
Het Anti-Taxiêfwet-Comité heeft het
nu al op allerlei manieren geprobeerd,
stemming in het land te maken tegen de
Tarief wet.
Eerst met advertenties, waarin de
ijselijkste rampen werden voorspeld, als
het tarief-ontwerp wet mocht worden,
onheilsprofetieën zoo onzinnig, dat
het heele land er mee gelachen heeft.
Toen werd het geprobeerd met de
zelfde schrikaanjagende voorspellingen
in den vorm van uievellenrijmpjes.
Nu heeft het Comité er iets bijzonder
vernuftigs op gevonden.
Het heeft een vijftal gekleurde prent
briefkaarten in den handel gebracht,
waarvan het zeker hoopt, dat ze spoedig
in alle briefkaarten-albums zullen prijken.
Wij gelooven niet, dat het er veel
plezier van beleven zal. De prentjes zijn
al te onnoozel.
Zoo is er een, voorstellende een weg
wijzer, wijzende aan den eenen kant
naar den afgrond (door verhoogcfe in
voerrechten), aan den anderen kant naar
een land van welvaart (door de anti-
tariefwet-beweging).
Daartegenover zouden we, als meer
met de werkelijkheid overeenstemmend,
een andere teekening willen voorstellen
b.v. een wegwijzer op de grens van
Nederland en Duitschland en daarbij de
dagelijks over de grens trekkende arbei
ders, die in Nederland honger lijden,
maar in het welvarende Duitschland
werk en brood in overvloed vinden.
Daar is, dank aan een verstandig tarief,
welvaart; hier gaan we met onze mooie
vrijhandelstheorieën naar den afgrond.
Een andere briefkaart stelt voor de
welvaart, in den vorm van een pape
gaai, besloten in een kooi van ver
hoogde rechten en besprongen door een
kat, die de tariefwet moet voorstellen.
De voorstelling is even valsch als die
gefingeerde kat; want juist als de pape
gaai Welvaart door verhoogde invoer
rechten in een veilige kooi geborgen zit,
heeft zij geen aanvallen te vreezen.
Van hetzelfde allooi is de derde teeke
ning, voorstellende den afnemer, gebukt
onder den driedubbelen last van ver
hoogde invoerrechten, verhoogde in
koopsprijzen en verhoogde winkelprijzen.
Dii is klinkklare onzin; want aangeno
men, dat verhoogde rechten den prijs van
het een of ander buitenlandsch artikel
zouden verhoogen, betaalt de afnemer
toch enkel den verhoogden winkelprijs;
met den verhoogden winkelprijs en het
verhoogde recht heeft hij niets te maken.
Trouwens, verhoogde winkelprijzen zal
alleen hij te besteden hebben, die abso
luut buitenlandsche weelde-artikelen ver
langt, en die moet zijn anti-nationale
liefhebberij dan ook maar betalen.
Nog leugenachtiger is een vierde prent,
waarop wij den fiscus bezig zien in een
zelfde nijptang den fabrikant, den gros
sier, den winkelier en den afnemer te
vraagd. Zoo je ongelukkig je had laten
vervoeren tot die leelijke daad, waarvan
je het ver strekkende niet begreep, zou
je er zeker niet nog een leugen en de
zeer zware zonde aan toe willen voegen
om een ander onschuldig persoon te la
ten beschuldigen. Je weet wel, hoe God
alles verfoeit wat slecht is, en je weet
ook, dat Hij vergeeft aan degenen, die
berouw hebben en hun fouten herstel
len. Overweeg dus goed, en wat ook je
geweten je verwijte, haast je het mij te
bekennen. Niemand bemint je meer dan
ik dat doe. Je moet me dus gelooven, en
doen wat ik je zeg, voor je bestwil."
De kleine Gauchenet had zijn hoofd
opgeheven en zijn gelaatsuitdrukking ver
tolkte de pijnlijke pogingen, welke hij
aanwendde om te begrijpen.
„Heb je bij mijnheer Ravenot iets weg
genomen?" ging de Broeder op zachten
toon voort.
„Neen", antwoordde het kind, zonder
te weifelen. „Ik heb niets weggenomen."
„Is dat zeker?"
„Ik heb u nooit iets voorgelogen,
Broeder."-
„Komaan", riep ik uit, oordeel end,
dat 't het tooneel aan kracht ontbrak, en
de leiding van het verhoor weder op mij
willende nemen, „geen geveins. Beken
MUStoadj, 20.9 ie. .onze toegevendheid
beklemmen. De waarheid is, dat de
Nederlandsche fabrikant juist door het
keeren van de buitenlandsche overpro
ductie in beter conditie komt, zoodat hij
voordeeliger kan produceeren en voor-
deeliger leveren aan den winkelier, die
op zijn beurt den afnemer voordeeliger
kan bedienen.
De vijfde briefkaart moet zeker het
Anti-Tariefwet-Comité zelve voorstellen.
Ze geeft ons ten minste een drenkeling
te zien, spartelende in een groot water,
dat Tariefwet heet, en wanhopig grij
pende naar cien reddingboei Vrijhandel.
Het is vermakelijk het Anti-Tarief
wet-Comité zoo hulpeloos te zien wor
stelen met de baren, die het dreigen
te verzwelgen.
Het Huisgezin schrijft naar aan
leiding van die prentbriefkaarten:
Het Anti-Tariefwetcomité gaat nu wer
ken met prentbriefkaarten.
De teekeningen zijn van Jordaan en
dus niet onverdienstelijk wat de uitvoe
ring betreft.
Maar de voorstellingen zijn door en
door bedriegelijk.
Neem b.v. de kaart, waarvan de eene
helft de welvaart verbeeldt, te danken
aan den vrijhandel, de andere helft
nijverheid en handel, als gevolg van
verhoogde rechten, den weg naar den
afgrond wijst.
Te drommel vraagt nu toch wie
nadenkt hoe komt het, dat in Duitsch
land en Frankrijk, waar nog heel andere
rechten worden geheven dan minister
Kolkman voorstelt, nijverheid en handel
niet alleen niet in den afgrond verzonken
liggen, maar bloeien?
De andere voorstellingen op de kaar-
tenreeks zijn even waarheidlievend en
waarheidgetrouw.
Toch zullen ze op den grooten hoop,
die niet diep doordenkt en vooral aan
plastische voorstellingen zich licht ge
wonnen geeft, niet'zonder uitwerking
blijven.
Kunnen de voorstanders van het tarief,
die zich in heel deze campagne opmer
kelijk stil hebben gehouden, ook niets
bedenken om de openbare meening voor
te lichten?
Ook bij de Bakkerswet hebben de
tegenstanders zich ontzaglijk geweerd
en bleven de voorstanders in hoofdzaak
toekijken.
Moet dat ook bij de Tariefwet zoo
zijn en blijven?
De Week
in het Buitenland.
Het is er voor de Franschen niet veel
beter op geworden nu zij eindelijk Moe-
lai Hafid als Sultan van Marokko zijn
kwijt geraakt en diens broer in zijn plaats
op den troon hebben gezet.
In de meeste v.roolijkheid verteert de
ex-sultan nu de centen, die Frankrijk
hem zoo ruimschoots voor het reisje
naar Europa had ter beschikking gesteld.
En zoo goed weet hij er mee weg, dat
na eenige dagen van pleizier nog pas
te hebben doorgebracht, hij reeds den
bodem van zijn beurs door bedenkelij
ke gapingen heen ziet blinken.
De kleinigheid van 400.000 francs heeft
hij met de grootst mogelijke vrijgevigheid
over Frankrijk rondgestrooid. Iedereen
wilde Hafid gelukkig maken, een bede
laarsfooi van 4050 frs. was een peul
schilletje voor hem.
Zelf blijkt hij in te zien, dat het zoo
niet lang meer kan duren en daarom
heeft hij zijn kuur in Vichy na twee
dagen maar in den steek gelaten, om
toch voor de rest van zijn geld iets meer
van Frankrijk te kunnen zien. Wanneer
het nu pp is, zal hij wel met droef
heid in zijn hart, om al hetgeen hij
niet heefi kunnen genieten, Frankrijk
verlaten en zich wederom gaan vestigen
in Marokko, waar het leven voor hem
vrij wat goedkopper is en... waar hij
het den Franschen weer eens duchtig
lastig en gevaarlijk kan maken. Zoodra
het Fransche geld vergooid is, zal de
oude Franschen-haat wel weer opkomen
en zal hij zijn best wel gaan doen om
de moeilijkheden in Marokko te gaan
vergrooten. Alsof die nog niet groot
genoeg waren.
wilt verdienen, want wie zou het anders
gedaan hebben dan jij?"
De kleine Gauchenet richtte zich op,
bleek, bevend, met verwrongen gezicht,
keek met verwilderde blikken om zich
heen en slechts strakke gezichten ziende,
wierp hij zich in de armen van broeder
Claudius, onder den smartelijken kreet:
„Ik ben geen dief!"
Toen begon hij bitter te schreien, aan
gegrepen door een plotselinge, hevige
wanhoop, waartoe men hem niet in staat
zou hebben geacht.
Dus was er in dat gebrekkig ont
wikkelde schepsel nog een wondbare
plek, het gevoel van eer, dat het zedelijk
wezen uitmaakt, en hetwelk we hadden
geraakt. De onrechtvaardigheid, waar
mee men tegenover hem te werk ging,
zonder dat hij zich kon verklaren of
verdedigen, bracht het hoofd van den
armen drommel heelemaal van stuur, en
ten prooi aan een waar zenuwtoeval,
klampte hij zich aan zijn beschermer,
met het onloochenbaar cachet van waar
heid herhalend: „Ik heb niets weggeno
men, ik ben geen dief!"
„Neen, neen, ik geloof het; troost je,
mijn arme jongen", zei broeder Claudius,
hem streelend en fluisterend tot hem
sprekend, doch zonder erin te slagen hem
tot bedaren te brengen.
.\auweiijks uit Marokko, gaf de ex*
sultan den stillen wenk, dat Liautey nog
maar voorloopig niet naar het vader*
land moest komen, want dat het er
spoedig zou spannen in Marokko.
En zeer kort daarop werden nieuwe
krijgsbedrijven van den pretendent voor
het" sultanaat El Hiba bekend. Deze had
zich meester gemaakt van de stad Mara-
kesj, waar de kaïd El Glawi, dien da
Franschen trouw dachten, geoneene zaak
met hem maakte en 9 Fransqhen, die bij
hem de wijk genomen hadden en pp,
zijn verzekering zich bij hem veilig ge
loofden, aan den pretendent, die zich
inmiddels tot sultan heeft doen uitroe*
pen, overleverde.
Het schijnt, dat hierbij de Spaansche
consul, bij wien de naijver tegen da
Franschen weer eens boven kwam, hem'
een handje geholpen heeft, zoodat dit
waarschijnlijk nog tot verwikkelingen
tusschen de beide rijken zal leiden.
El Hiba bleef echter niet stilzitten in
Marakesj, maar rukte vol goeden moed
tegep den vijand op. De Franschen deden
daaroim hun best zoo spoedig mogelijk
met zijn troepen slaags te komen om
hem het verder voortdringen te beletten.
Ook meenden zij nu iets positiefs ta
kunnen verrichten, indien zij er in slaag
den den pretendent een gevoeligen neder*
laag toe te brengen. Het gewone door
trekken toch door het vijandelijke land,
waar, of het 't kielzog is van een schip
in volle zee, zich aanstonds weer da
vijandelijke stam achter den doortrek*
kenden indringer sluit en er, behalve
de verwoesting, door den indringer ver
oorzaakt, niets veranderd is, geeft geen
resultaten en de voortdurende sluip-
oorlog, die den Mooren haast tot een
aangename sport is geworden, blijft tot
groote schade der Fransqhen voortduren.
Een nederlaag echter na een geregelden
slag zou eenigen indruk op hen kunnen:
maken en de pacificatie ernstig verge
makkelijken.
Doch eerst scheen 't, dat de aanhangers
van El Hiba het hierop niet wilden
laten aankomen. Na het eerste treffen
toch met zijn voorhoede, welke ver
slagen werd, bood hij den Franschen
niet openlijk het hoofd, maar maakte
hem den opmarsch door ""het zeer ge
accidenteerde terrein zoo lastig moge
lijk. Kolonel Mangin slaagde er echter,
in zich met kolonel Joseph te vereeni
gen en zit nu, misschien was dit wei
het oogmerk van El Hiba in zijn
versterkt kamp bij Soek-el-Arba als een
•muis in den val, belegerd door den
pretendent. Zoodoende kan deze niet^
wat zijn plan scheen te zijn, naar Mara^
kesj oprukken om deze plaats te her<
overen. Zulk een „tour de force" zou
een machtigen indruk maken op de op
roerige stammen en er veel toe kunnen
bijdragen, dat zij El H.iba afvallig wer
den het blijft echter zeer de vraag,
of het kleine troepje zich, zonder vol
doend beveiligde verbindingen, door het
lastige terrein zal durven begeven en of
het niet, vóór het gezicht op Marakesj
te hebben gekregen, reeds in de pan
gehakt zou zijn.
Het wilde, fanatieke Soes-gebied,
schrijft toch de „Daily Graphic", ver
houdt zioh tot Marokko als Soedan tot
Egypte. De wijze, waarop Frankrijk de
verovering van het land begonnen is,
brengt de manier in herinnering, waarop
Engeland Egypte en Soedan onderwor
pen heeft. Wij hopen, zegt het blad, dat
de vergelijking niet verder zal gaan en
dat afschuwelijkheden als het treurspel
te Karthoem aan onze Fransche vrien
den bespaard zullen mogen blijven.
De stammen verkeeren thans in die
streek in een roes van fanatisme en
houden zich overtuigd, dat El Hiba, die
in een geur van groote heiligheid staat,
hen zal in staat stellen ie ite Fran
schen in zee te drijven. Daar men weet,
dat Hafid in stilte te Marakesj- propa
ganda heeft doen maken voor El Hiba,
zou zijn terugkomst de boel nog heel
wat kunnen verergeren. Daarvoor echter
zullen de Franschen wel waken. V.
Weekpraatje.
We hebben er in de afgeloopen wee?
en ik bedoel voornamelijk in den
„In elk geval niets wijst hem meer dan
een ander aan!" merkte de Broeder-
overste ontstemd op, „en u hebt tegauwi
gesproken, mijnheer Léon!"
De zucht om broeder Claudius een
onaangenaamheid te bezorgen, had mij
inderdaad verder gevoerd dan ik voor
nemens was geweest te gaan. Ik voelde
mij allesbehalve op mijn gemak, en ik
had heel wat willen geven om inij te
rechtvaardigen door de schuld van den
kleinen Gauchenet buiten kijf te stellen.
„Wie zou het dan wezen, als hij het
niet is?" vroeg ik.
Zonder te antwoorden liep broeder
Regiinbertus bezorgd op en neer. Broe*
der Cisturnus bewaarde een onthutst stil
zwijgen, en men hoorde nög slechts het
snikken van den kleinen Gauchenet en
liet gedempt spreken van zijn trooster.
Eensklaps werd de deur opengestooten
en verscheen mijn vader op den drempel.
Hij had snel geloopen, sneller dan
zijn zwaarlijvigheid kon verdragen, want
hij zweette geweldig. Met een enkelen
oogopslag het tooneel hebbende overzien,
begreep hij wat er geschied was.
„Onhandige!" voegde hij mij half-luidej
verwijtend toe.
(Wordt vervolgd.)