staten-generaal.
Ingezonden Mededeelingen
Eerste Roomsch Katholieke
hebben gevolgd hef Kaïóoüek congres
tegen het bier-alcoho'.lsme te Roermond.
Het was er op gericht om van de regee
ring maatregelen te verkrijgen om de
verioven te beperkener zijn er in Lim
burg maar lieLt 6753. Het congres werd
niet slechts door een vertegenwoordiger
van de regeering, maar ook door den
heer Regout, Minister van Justitie, bij
gewoond.
Alle drankbestrijders als dwepers te
beschouwen, is reeds lang uit den tijd.
In hoeverre men zelf meestrijdt, moet
men zelf weten, maar anderen er om
begekkenoch, daar behoef ik eigen
lijk geen woorden aan te verspillen
onder verstandige inenschen treft men
zoo iets niet meer aan. 't Is waar, dat
sommige drankbestrijders wel eens te ver
gaan in hun beweringen, en 'het voor
stellen alsof alcohol en bier louter vergif
•is. 'n tnkelen keer werd die schijn ook
gewek* het congres te Roermond,
maar is men er gelukkig dadelijk
bij O: rotesteereiv en men bracht
cr dr. Anens toe om te beweren, dat
een gebruik van bier, als het in niet
te groote hoeveelheid en niet geregeld
plaats heeft, niet is af te keuren.
Een waar woord op dat congres sprak
prof. Verhagen van Rolduc, toen hijzeide,
dat verbeiering van het volk zich niet
van boven af laat opleggen en laat dwin
gen. De openbare meening moet worden
veranderd. Het bier geniet een populari
teit in Limburg, die het niet toekomt.
Dat is een waar woord, hetwelk ook in
zoovele andere omstandigheden de aan
dacht verdient. Daar heb je b.v. het idéé
„vrijheid". Dat idéé geniet ook een popu
lariteit onder het volk, die het niet toe
komt. Vanwege de „vrijheid" willen mid
denstanders geen „gedwongen" winkel
sluiting, willen arebiders geen „gedwon
gen" pensionneering, tenzijze zelf
geen premie behoeven te storten, etc.
Een ander idéé laat men zich niet van
boven af opleggen, laat men zich niet
opdringen. De openbare meenmg moet
.worden veranderd. Men is gelukkig al
?n eind op den goeden weg! Of men er
al of niet heelemaal in zal slagen, hangt
er voornamelijk van af, of al of niet de
openbare meening zal worden beïnvloed
door de Katholieke pers!
Den lezers, die zich deze week naar
het Maria-congres in Maastricht zullen
begeven, wensch ik stichtende en heer
lijke dagen, 't Belooft een grootsche ma
nifestatie te wordenIk heb vernomen,
dat er uit Leiden en omgeving nog al
'n enkele heengaat.
Ik wil niet eindigen voor nog even in
herinnering te brengen, dat den 14den
'Augustus onze beminde Bisschop zijn
veertigjarig Priesterfeest viert. Een feest
voor ons, zijn diocesanen! JAN.
TWEEDE KAMER.
Tarief wet.
V. (Slot.)
Artikelen van het ontwerp.
Bij de gedachtenwisseling over de in-
iieeling van het tarief in groepen, meen
den verschillende leden, dat die indee
ling er niet toe strekt de toepassing van
het tarief te vergemakkelijken. De groe
pen loopen naar hunne opschriften door
elkaar, een gevolg van 'de omstandig
heid, dat bij de groepenindeeling soms
is gelet op de samenstelling der goede
ren, soms op de bestemming. De Minis
ter hield daartegenover vol, dat een in
deeling der- posten in groepen voor het
gemak van de aangevers van groot be
lang is te achten en dat de voorgestelde
•indeeling in het algemeen bruikbaar kan
blijken; de voorlichting uit kringen van
den handel was hem daarvoor borg. Ove
rigens verklaarde de Minister zich be
reid een alphabetische klapper aan het
tarief toe te voegen.
Met betrekking tot de instelling van
een Tariefcommissie (een college van be
roep dat bij velen toejuiching vindt)
deelde de Minister mede dat het de
bedoeling is dat deze commissie niet
in eenige verhouding zal staan tot de
Commissie van Beoordeelingen den Raad
van Beroep bedoeld in de V/aardewet
1906.
Door het aanbrengen van wijziging
kwam de Minister tegemoet aan den
wensch van de Commissie dat de be
moeiing van de Tariefcommissie zich ver
der zoude uitstrekken dan tot de toepas
sing van het tarief en deze commis
sie ook in hoogste instantie zoude be
slissen over de toepassing van verschil
lende bepalingen der wet. Wat de voor
gestelde samenstelling der Tariefcom
missie aangaat, keurden sommigen af dat
de Kamers van Koophandel, en Fabrie-
ken, welke een lid dezer Commissie zul
len benoemen, in de wet met name wor
den genoemd. Zij wenschten 't noemen
'dier Kamers over te laten aan een alge-
in een en maatregel van bestuur. De Mi
nister echter oordeelde voor wijziging
van de samenstelling gleen aanleiding.
De landbouwbelangen en het speciale
arbeidersbelang voor wat de toepassing
van het tarief betreft, zullen z.i. zeer
goed door de commissie kunnen worden
behartigd, in het noemen van de Kamers
van Koophandel en Fabrieken in de wet
is een waarborg gelegen dat in de Ta
riefcommissie zooveel mogelijk alle dee-
len van ons land in hunne verschillende
belangen vertegenwoordigd zullen zijn.
De Minister verklaarde voorts dat om
trent den zetel van de Tariefcommissie
nog ge ene vaste beslissing ijs genojneji.
WaarschijnL k. za. een ue.* groote han
delscentra of eene gunstige gelegen an
dere plaats daarvoor worden aangewe
zen. Aa nde belasting autoriteiten zal bij
de instructie tot uitvoering der. wet wor
den voorgeschreven dat zij zonder 's Mi
nisters machtiging niet mogen afwijken
an de uitspraken der Tariefcommissie.
Bij de bespreking van art. 9 werd
onder meer de vraag gedaan of het hef
fen van een zeker recht ingevolge ko
ninklijk besluit, zooals dit in het artikel
wordt voorgesteld, niet in overeenstem
ming is met de Grondwet.
De Minister verdedigde het grondwet
tige van het voorgestelde. Hij meende
oorts dat er geen voldoende aanlei
ding bestaat om van verhooging uit te
sluiten (als in ontwerp-Harte) de rech
ten op die artikelen welke als levens
behoeften of als grondstoffen of hulp-
iddelen voor den landbouw of voor
de nijverheid zijn aan te merken. Bij
het mondeting overleg werd nog in her
innering gebracht dat bij het wetsont
werp-Harte zich het bezwaar ten op
zichte van landen met welke wij een con
tract met de clausule van meest begun
stiging hebben gesloten, niet deed gel
den, wijl de bevoegdheid tot het treffen
van retorsiemaatregelen daar was be-
beperkt tot die landen, welke geen over
eenkomst betreffende de toepassing van
de motieven van invoerrechten met Ne
derland hebben gesloten. Betoogd werd
dat tegenover een land, met ons door een
meest-begunstigingo-tractaat verbonden
een hooger tarief slechts kan worden
ingevoerd, indien het te gelijker tijd voor
alle andere landen wordt tot stand ge
bracht.
De Minister van Buitenl. Zaken voerde
hiertegen aan, dat de mogelijkheid over
blijft, zulk een land te treffen door een
hooger recht op een artikel voor den
invoer, waaraan het een feitelijk mono
polie bezit.
De Minister beaamde de bedenking
dat een recht van 15 pet. der waarde
voor goederen die in gewone omstan
digheden onbelast zijn, te hoog is. Be
denkt men, dat van goederen, die in
ge.wone omstandigheden met 12 pet. der
waarde zijn belast, het recht met hoog
stens 6 pet. mag worden verhoogd, dan
schijnt het zeer billijk dat voor onbe
laste goederen de toepassing van het
artikel kan leiden tot een verhooging
met 15 pet der waarde. De minister
wenschte daarom 15 pet. te veranderen
in 6 pet.
De Min. meende niet te moeten ingaan
op het geuite verlangen naar een artikel
9bis, dat de Regeering de bevoegdheid
zou verleenen de invoerrechten te verla
gen in geval van prijsopdrijving, als ge
volg. van trustvorming. Zulk een be
voegdheid zou aan de regeering de taak
opleggen in het proces der prijsvor
ming in te grijpen op een wijze, waar
voor liet haar moeilijk zou vallen de
verantwoordelijkheid te dragen. Intus-
schen werd door sommige leden de mee
ning uitgesproken dat het derde lid van
het artikel (9) aan de Regeering de hier
bedoelde bevoegdheid reeds verleent.
De Minister kwam nog tegemoet aan
het verlangen om vrijstelling te verlee
nen voor uitzetten waar onder te ver
staan niet alleen kleeding en het lin
nengoed, maar ook bedden, meubelen en
dergelijke. Ook voldeed de Minister aan
den wensch om vrijstelling te verleenen
voor goederen afkomstig van een in het
buitenland opengevallen erfenis.
Tegen uitbreiding van de vrijstelling
tot alle voorwerpen tot den inventaris
van het schip behoorende, had de Mi
nister bezwaar.
De Minister, instemmende met de
meening dat antiquiteiten vrij van rech
ten moeten worden toegelaten, bracht
alsnog een bepaling aan volgens welke
vrijdom wordt verzekerd voor oudheden,
waaronder verstaan worden voorwerpen
of deelen van voorwerpen, waaraan
door of namens den invoerder wordt
aangetoond, dat zij ouder zijn dan 70
jaren.
De artikelen 20 en 21, betreffende
de tarraregeling werden vervangen door
andere, nadat erover in breedvoerige be
schouwingen was getreden.
Bij artikel 27 werd er op gewezen dat
de Regeering het mogelijk acht dat en
kele jaren zullen verloopen tusschen het
tot stand komen der onderhavige wet
en de invoering der ouderdomsverzeke-
ring. De aard van een Tariefwet laat
niet toe, haar in werkingtreding gerui-
men tijd te verschuiven. Waar de staats
uitgaven zich steeds uitbreiden, oordeelt
de Regeering het gevaar niet denkbeel
dig dat op die gelden voor andere doel
einden, beslag zou worden gelegd en zij
stelt daarom voor, onmiddellijk na het
in werking treden van het nieuwe tarief
jaarlijks ten behoeve van de arbeiders-
pensionneering een bedrag van 81/2 mil-
iioen uit de opbrengst van het tarief te
reserveeren. Eenige leden verklaarden
voor dit stelsel weinig sympathie te ge
voelen, wijl daaruit spreekt een zeker
wantrouwen in den wetgever, dat hun
misplaatst vóórkwam. Ook betwijfelde
men of belegging van een fonds, groo-
tere veiligheid biedt. Voorts werd de
zoo nauwe samenkoppeling tusschen ta
rief en ouderdomsverzekering als uit de
hier aan de orde zijnde bepaling van
het wetsontwerp spreekt, door verschei
dene leden afgekeurd. Men meende dat
het verband was gelegd om aan de door
velen zoo gehate belasting den wegnaar
het Staatsblad gemakkelijk te maken.
De sympathie, die yrij algemeen voor de
o.ud er doms ver zekering bestaat, moet
dienst doen als geleide dier belasting.
Bij velen in liet volk zal door deze sa
menkoppeling waarschijnlijk de indruk
worden gewekt, dat de sociale verzeke
ringen niet tot stand kunnen komen0 in
dien niet te gelijker tijd de tariefher
vorming wordt ingevoerd.
Bij verscheidene andere leden ont
moette het voorstel, in art. 27 van het
ontwerp neergelegd, instemming als een
gelukkige oplossing van de moeilijkhe
den, welke aan het niet gelijktijdig in
werking treden aan tarief en ouderdoms
voorziening het gevolg dreigden te zijn.
Intusschen waren er onder deze leden
ook, die meenden dat een wijze van han
delen, als hier door de Regeering voor
gesteld, onder andere omstandigheden
niet zou zijn te rechtvaardigen.
De Minister betoogde bij het monde
ling overleg, dat de meening als zoude
uit het voorstel een misplaatst wantrou
wen in den wetgever spreken, geen re
kening houdt met de werkelijkheid. De
Minister erkende dat de instelling van
een fonds als hier bedoeld in wezenlijk
buitengewone omstandigheden als oor
log of oorlogsgevaar geen volstrekte ze
kerheid biedt dat de gelden niet voor
een ander doel zullen worden besteed.
Wanneer, terwijl liet land in gevaar is,
gemakkelijker geld te verkrijgen mocht
zijn door de nationale schuld van zoo
danig tijdelijk fonds te vervreemden, dan
door het aangaan van een nieuwe lee
ning, dan zoude het vermoedelijk zelfs
plicht zijn het fonds aan te spreken.
Voor elke beschikking van het fonds
is een wet noodig. Dat is 's Ministers
zienswijze.
De Minister meende voorts o.a. dat
door de voorgestelde bepaling de band
tusschen de ouderdomsverzekering en het
nieuwe tarief in werkelijkheid niet nau
wer wordt. De Commissie is na het
mondeling overleg tot het besluit ge
komen, dat het aanbeveling verdient in
de plaats van „fonds tot dekking van
uitgaven, voortvloeiende uit wettelijke
maatregelen in zake de pensionneering
van arbeiders" te lezen: „fonds in zake
verzorging van invaliden en ouden van
dagen."
Bij het mondeling overleg over art.
28 verklaarde de Minister, dat een aïge-
meene herziening der wet van 1822 te
omvangrijk was om die gelijk met dit
wetsontwerp te kunnen indienen. Met
de voorbereiding dezer herziening wordt
echter spoed gemaakt.
Bij het verslag zijn als Bijlage ge
voegd
le. een schrijven aan den Minister
van Financiën van 20 December 1911
aan den voorzitter der Commissie van
voorbereiding betreffende de Tarrarege
ling.
2e. een schrijven van den Minister
van Financiën van 27 October 1911, aan
den voorzitter der Commissie van Voor
bereiding ten geleide van een overzicht
van de verhouding tusschen de directe
en de indirecte belastingen in verschil
lende landen en betreffende de raming
der opbrengst van de in het -ontweij»
voorgedragen rechten.
3e. een lijst der ingekomen adressen
bijgemerkt tot op 9 Juli 1912. Deze lijst
telt 302 adressen.
4 30 cent per regel.
Land- en Tuinbouw.
LEV. MIJ. te HAARLEM.
Over de maand Mei 1910 was de premie-ontvangst f 710.18'
1911 f 3046.45'
1912 f 5636.56
Een vooruitgang als deze spot met Iedere poging tot rerdacht-
niaking dezer MIJ. door minderwaardige blaadjes, die zeer handig (en natuurlijk met
succes) speculeeren op de ERK-vrces waaraan sommige concurrenten ernstig
schijncu te lijden. 3553
i
Windhandel in Gladiolussen.
De Haarlemsche berichtgever van het
„Hbld." schrijft:
Naar aanleiding van een bericht over
hooge prijzen, waarvoor thans gladio
lussen verkocht worden, had ik een on
derhoud met een bekend deskundige en
vakman. Hij deelde mede, dat er thans
inderdaad in gladiolussen eer. windhan
del sprake is. Dit komt omdat niet-vak-
liedc-n, zooals winkeliers, bakkers en sla
gers, vooral in Beverwijk, in die bollen
spèculeeren. Deze handel betreft de Jate
gladiolussen, die in Juli en Augustus
bloeien.
Het is een bezwaar, dat Nederland
nog niet de gladioiussenmarkt be-
heerscht. In verschillende andere landen
worden deze bollen ook gekweekt en
dus is de gladiolus nog een internatio
naal artikel.
Het handelen van niet-vakiieden moet
ongetwijfeld te eeniger tijd een kracht
na zich sleepen, waarvan deze menschen
dan de dupe zullen worden.
Een goede zijde van de oplevende
gladiolussenteelt is evenwel, dat vele
Nederlandsche kweekers zich met alle
energie op deze teelt geworpen hebben
en ongetwijfeld zal de giadiolussenmerkt
zich in de toekomst naar Nederland ver
plaatsen. Een teeken daarvan is, dat tot
de in Engeland bestaande vereeniging
van gladiolussenkweekers in den laat-
sten tijd zooveel Nederlandsche firma's
zijn toegetreden, dat deze feitelijk #de
lakens uitdeelen.
Ter illustratie van het feit, dat in
den gladiolussenhandel groote winsten
zijn gemaakt deelde onze zegsman mede,
dat een kleine kweeker daarmede in eeni
ge jaren tijds een ton heeft verdiend.
Houdt de hoenderhokken schoon
Niet tegen koude en vocht behoeven
we thans onze hoeders te beschermen,
maar in dezen tijd wordt ons hoeder
volkje dikwijls geteisterd door een an
dere plaag, welke niet minder onze aan
dacht verdient: de ongedierte-plaag.
„Wat mijn hoenders toch mag schelen,
weet ik niet", zei me den vorigen zo
mer een kennis, dien ik bezocht, „ze be
wegen zich lusteloos en-loom,1 hebben
fletse kammen, zien er jijt of ze schurftig
zijn en eieren krijg ik haast niet meer
en die malle dieren kan ik 's avonds
bijna niet in het hok krijgen, we moe
ten ze er iedere» avond opnieuw in ja
gen". Dit laatste deed me reeds vermoe
den, wat hier de ziekte was. Toen we
bij 't kippenhok kwamen, keek ik in
het nachthok. Ik deinsde terug: destank
kwam mij tegen. „Maar mijn waarde, hoe
kunt ge u verwonderen, dat de vogels
geen lust hebben om hier te overnach
ten De lucht- is verschrikkelijk".
„Een kip is geen mensch", antwoordde
mijn kennis. „Néén, maar dacht ge,
dat een kip in deze lucht zich prettig
zou gevoelen, rustig zou kunnen slapen
en gezond blijven? Zie, de mest ligt
opgehoopt, hier versch, daar beschim
meld, 't lijkt êer een mestvaalt dan een
nachtverblijf voor hoenders". „Maak
je niet boos, mijn vriend, ge hebt ge
lijk, dat hok moet schoongemaakt wor
den ,maar wat dacht je: zou die smeer
boel de oorzaak wezen, dat de kippen
zoo landerig en triest zijn?" „Niet
de naaste oorzaak", zei ik'; „toe steek
je hoofd eens even naar binnen, een
oogenblikje maar
Mijn kennis volgde lachend mijn voor
beeld, en even slechts wagen we ons
in het hok, toen we reeds een kriebelig
gevoel over gezicht en handen hadden,
dat niet verdween, vóór we ons met
warm wtaer hadden gewasschen. Eerst
echter wees ik op de oorzaak van dat
verschijnsel, tevens de oorzaak van den
hinder, die de vogels hadden. Al de
houtdeelen van het hok wemelden letter
lijk van de roode en geelgrijze puntjes
der vogelmijt, welke kwelgeest de hoen
ders zoozeer teisterde, dat ze er kwij
nend uitzagen, hoewel ze goed gevoe
derd werden, met den dag magerder
werden en, zooals mijn kennis zei, al
sinds geruimen tijd' het leggen er bijna
geheel aangegeven hadden. Kop en lijf
waren met een geelachtige korst be
dekt. Geen wonder, dat de dieren
zooals de knecht ons later vertelde
s nachts zoo onrustig waren, en dat
dan het schudden met de veeren en het
bijten met den snavel duidelijk was te
hooren.
Het kippenhok zat dus vol met mij
ten. Ik gaf den raadbreng den mest
uit, reinig het hok terdege, van onder
tot bovenLaat alle houtdeelen voor
zichtig u t het hok nemen, de wanden
bestrijken met kalkmelk, nieuwe zitstok-
ken inbrengen en zand of nog beter,
als ge hebt: turfmolm op den bdoem
strooienDie raad werd opgevolgd en
toen ik na een veertien dagen eens weer
kwam kijken, waren de kippen reeds
zoover op streek gekomen, dat de huid-
schurft was verdwenen en de gezonda
roode kleur van 't gezicht te voorschijn
kwam.
Er zijn verschillende soorten van on
gedierte, waardoor ons pluimvee wordt
geplaagd: luizen, vlooien, mijten, enz.
Deels leven deze kwelgeesten voortdu
rend op de huid der dieren tusschen
de veeren, vooral op zulke plaatsen, die
de kippen niet met den snavel kunne!»
bereiken om zich te verdedigen, n.l. aan
den kop en den hals, onder de vleugels
en om de aarsopening; deels zitten zij
over dag in het hok, waar zij gedurende
dien tijd de zitstokken, de reten der
planken, de uitwerpselen op den bodem
bewonen, vooral wanneer deze laatste
weken-, ja maandenlang blijven liggen
Laatstgenoemde kwelgeesten begeven
zich 's nachts op de lichamen der hoen
ders, zuigen de dieren bloed uit of leven
van de vederen. Zij verhinderen dan hef
slapen van. ons pluimgedierte totaal.
Welk een nadeeligen invloed dit moet
hebben, zal ieder zich kunnen voorstel
len.
In de reten van het hok wemelt het
dikwijls van milliarden mijten, terwijl de
onderzijde der zitstokken vaak met tal-
looze witte eitjes van dit ongedierte zijn
bezet. Tegen iedere soort van ongedierte
is het beste middelvoorkomenniet
eerst afwachten tot het de overhand ver
kregen heeft. Een reiniging, als bovenge
noemd, inoet meermalen in het jaar
plaats hebben, en mag in de zomermaan
den in geen geval worden vergeten. De
mest moet, zoo niet dagelijks, dan toch
tweemaal in de week verwijderd wor
den. Vuile hokken zijn niet alleen de
oorzaak van menige ziekte, maar bieden
ook aan het ongedierte een vruchtbaren
bodem tot vermeerdering' in het onein
dige, om zoo te zeggen
Tegen kwelgeesten, die voortdurend
op het lichaam der hoenders leven, helpt
het zandbad het best, dat men ergens in
de ren of loop in gereedheid brengt, en
wel zóó, dat de regen het niet nat ma
ken kan. Het is du3 'noodigt, dat zich
ren bevrijden zich dan zelf van het on
gedierte, vooropgesteld, dat zij dit niet
weer in tnenigte in het hok opgaren'.
Slechts bij zieke en zwakke hoenders, of
wanneer de plaag reeds te veel de over
hand heeft gekregen, dient de kippenhou
der tusschenbelde te komen door, naast
hett zandbad, ook nog insecten poeder
tusschen de veeren der hoenders te stui-
C. B.
Rechtszaken.
Poging tot moord op zijn vrouw.
Voor de Amsterdamsche rechtbank
heeft terecht gestaan, de 49-j. schoenma
ker H. P., beklaagd dat hij op 29 Mei jl,
in de le Helmerstraat, ter uitvoering:
van zijn voornemen om zijn echtgenoote
E. M. P. van het leven te berooven, al
thans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, voorzien van een schoenmakers
mes haar heeft opgewacht en met dat
mes een snede toegebracht aan de rech
terzijde van hals en hoofd. De snede
kwam echter op een niet gevaarlijke
plaats aan en veroorzaakte een niet le
vensgevaarlijke wonde, overigens geen
letsel. Beklaagde werd trouwens door
den gemeentereiniger J. F. N. H. ge
stoord en vast gegrepen.
In deze zaak waren negen getuigen
gedagvaard, waarvan een a .décharge. Als
verdediger was toegevoegd mr. J. de
Vrieze.
Het geval had plaats gehad vóór het
Wilhelmina Gasthuis. Daar werd het
dochtertje van beklaagde verpleegd. Vol
gens beklaagde had hij met zijn vrouw
de patiënte willen bezoeken, maar zag
haar daar aankomen met een andere
vrouw, wie hij hield voor het meisje van
zijn zoon. Hij is zich alleen bewust zijn
vrouw bij de haren te hebben gevat Docli
plan om zijn vrouw te vermoorden had
hij niet. met zijn schoenmakersmes, zegt
hi), had hij wel een steek kunnen toe
brengen, maar geen snede.
Bekl. ontkent ook, tot dr. Weicker in
het gasthuis zijn spijt te hebben be
tuigd, dat de aanslag was mislukt. Ook
ontkent hij, tot mevr. H., bij wie zijn doch
ter dient, en waarvoor bekl. schoenen re
pareert, te hebben gezegd: „Dat wijf is
tien jaar ouder dan ik, moet ik daarvoor,
werken; ik wou dat ze dood was." Vol
gens bekl. had hij den wensch: „ik wou
dat ze maar dood was" alleen bedoeld
op zijn lijdende dochter.
Gevraagd wat hem dan eigenlijk tegen
zijn vrouw bezielde, zegt bekl., dat hij
van zijn huis een Christelijk huis wilde
hebben.
Het O. M., mr. Jorissen, eischte tegen
bekl. een gevangenisstraf voor den tijd
van vijf jaren, wegens poging tot zware
mishandeling.
Brandstichting.
Den 33-jarigen schilder S. T. K., wo
nende te Sommelsdijk, was ten laste ge
legd in den nacht van 2 op 3 Juni van
dit jaar opzettelijk brand te hebben ge
sticht in een landbouwschuur, toebehoo-
rende, deels aan G. Joppe, en deels aan
M. Born, waarvan levensgevaar te duch
ten was voor J. van Nimwegen en zijn
gezin en Dubbel en zijn gezin, die allen
in de onmiddellijk aan voormelde schuur
grenzende huizen woonden en zich daarin
reeds ter ruste hadden begeven, en ge
meen gevaar voor de goederen, die in de
schuur en de daaraan grenzende wonin
gen aanwezig waren.
Gisteren had hij zich deswege voor de
Rotterdamsche rechtbank te verantwoor
den.
'Beklaagde zetde onschuldig te zijn.
Hij had in den avond van 2 Juni tot-
half twaalf vertoefd in het café van Appel
Daarna was hij een eind omgeloopen en
hij kwam daardoor laat thuis. Zijn vrouw)
was nog op en vroeg hem waar hij zoo
laat vandaan kwam. Hij had een paat,
boterhammen gegeten en zich uitgekleed
en was van plan naar bed te gaan, toer*
hij de brandklok hoorde luiden. Hij kleed
de zich weer aan, liep de deur uit en zag*
dat de schuur vlak bij zijn woning in
brand stond. Een eind verderop was even
eens brand uitgebroken.
Na een uitvoerig getuigenverhoor eisch
te de officier van justitie 5 jaar gevange
nisstraf. Mr. J. J. van Walsem, als ver
dediger optredende, vroeg vrijspraak.
Brutale dief.
Een juffrouw liep in de Gerard Doti-
straat te Amsterdam in allerijl om des
tram nog te kunnen halen. Zij struikeldel
en de tasch, die zij jn de hand hatlf
viel open op de straat. Haastig ston4;
de juffrouw op, greep haar tasch en wildij
haar weg vervolgen. Zij had echter nief
bemerkt, dat een jongmensch haar por
teen Kan. riet is uus bwuiji, u«i i i^1
hierboven een dak bevindt. Gezonde di^- Item°n_naje3die uit de tasch ,wa£ g*roK|