staten-generaal. Ingezonden Mededeelingen Eerste Roomsch Katholieke hebben gevolgd hef Kaïóoüek congres tegen het bier-alcoho'.lsme te Roermond. Het was er op gericht om van de regee ring maatregelen te verkrijgen om de verioven te beperkener zijn er in Lim burg maar lieLt 6753. Het congres werd niet slechts door een vertegenwoordiger van de regeering, maar ook door den heer Regout, Minister van Justitie, bij gewoond. Alle drankbestrijders als dwepers te beschouwen, is reeds lang uit den tijd. In hoeverre men zelf meestrijdt, moet men zelf weten, maar anderen er om begekkenoch, daar behoef ik eigen lijk geen woorden aan te verspillen onder verstandige inenschen treft men zoo iets niet meer aan. 't Is waar, dat sommige drankbestrijders wel eens te ver gaan in hun beweringen, en 'het voor stellen alsof alcohol en bier louter vergif •is. 'n tnkelen keer werd die schijn ook gewek* het congres te Roermond, maar is men er gelukkig dadelijk bij O: rotesteereiv en men bracht cr dr. Anens toe om te beweren, dat een gebruik van bier, als het in niet te groote hoeveelheid en niet geregeld plaats heeft, niet is af te keuren. Een waar woord op dat congres sprak prof. Verhagen van Rolduc, toen hijzeide, dat verbeiering van het volk zich niet van boven af laat opleggen en laat dwin gen. De openbare meening moet worden veranderd. Het bier geniet een populari teit in Limburg, die het niet toekomt. Dat is een waar woord, hetwelk ook in zoovele andere omstandigheden de aan dacht verdient. Daar heb je b.v. het idéé „vrijheid". Dat idéé geniet ook een popu lariteit onder het volk, die het niet toe komt. Vanwege de „vrijheid" willen mid denstanders geen „gedwongen" winkel sluiting, willen arebiders geen „gedwon gen" pensionneering, tenzijze zelf geen premie behoeven te storten, etc. Een ander idéé laat men zich niet van boven af opleggen, laat men zich niet opdringen. De openbare meenmg moet .worden veranderd. Men is gelukkig al ?n eind op den goeden weg! Of men er al of niet heelemaal in zal slagen, hangt er voornamelijk van af, of al of niet de openbare meening zal worden beïnvloed door de Katholieke pers! Den lezers, die zich deze week naar het Maria-congres in Maastricht zullen begeven, wensch ik stichtende en heer lijke dagen, 't Belooft een grootsche ma nifestatie te wordenIk heb vernomen, dat er uit Leiden en omgeving nog al 'n enkele heengaat. Ik wil niet eindigen voor nog even in herinnering te brengen, dat den 14den 'Augustus onze beminde Bisschop zijn veertigjarig Priesterfeest viert. Een feest voor ons, zijn diocesanen! JAN. TWEEDE KAMER. Tarief wet. V. (Slot.) Artikelen van het ontwerp. Bij de gedachtenwisseling over de in- iieeling van het tarief in groepen, meen den verschillende leden, dat die indee ling er niet toe strekt de toepassing van het tarief te vergemakkelijken. De groe pen loopen naar hunne opschriften door elkaar, een gevolg van 'de omstandig heid, dat bij de groepenindeeling soms is gelet op de samenstelling der goede ren, soms op de bestemming. De Minis ter hield daartegenover vol, dat een in deeling der- posten in groepen voor het gemak van de aangevers van groot be lang is te achten en dat de voorgestelde •indeeling in het algemeen bruikbaar kan blijken; de voorlichting uit kringen van den handel was hem daarvoor borg. Ove rigens verklaarde de Minister zich be reid een alphabetische klapper aan het tarief toe te voegen. Met betrekking tot de instelling van een Tariefcommissie (een college van be roep dat bij velen toejuiching vindt) deelde de Minister mede dat het de bedoeling is dat deze commissie niet in eenige verhouding zal staan tot de Commissie van Beoordeelingen den Raad van Beroep bedoeld in de V/aardewet 1906. Door het aanbrengen van wijziging kwam de Minister tegemoet aan den wensch van de Commissie dat de be moeiing van de Tariefcommissie zich ver der zoude uitstrekken dan tot de toepas sing van het tarief en deze commis sie ook in hoogste instantie zoude be slissen over de toepassing van verschil lende bepalingen der wet. Wat de voor gestelde samenstelling der Tariefcom missie aangaat, keurden sommigen af dat de Kamers van Koophandel, en Fabrie- ken, welke een lid dezer Commissie zul len benoemen, in de wet met name wor den genoemd. Zij wenschten 't noemen 'dier Kamers over te laten aan een alge- in een en maatregel van bestuur. De Mi nister echter oordeelde voor wijziging van de samenstelling gleen aanleiding. De landbouwbelangen en het speciale arbeidersbelang voor wat de toepassing van het tarief betreft, zullen z.i. zeer goed door de commissie kunnen worden behartigd, in het noemen van de Kamers van Koophandel en Fabrieken in de wet is een waarborg gelegen dat in de Ta riefcommissie zooveel mogelijk alle dee- len van ons land in hunne verschillende belangen vertegenwoordigd zullen zijn. De Minister verklaarde voorts dat om trent den zetel van de Tariefcommissie nog ge ene vaste beslissing ijs genojneji. WaarschijnL k. za. een ue.* groote han delscentra of eene gunstige gelegen an dere plaats daarvoor worden aangewe zen. Aa nde belasting autoriteiten zal bij de instructie tot uitvoering der. wet wor den voorgeschreven dat zij zonder 's Mi nisters machtiging niet mogen afwijken an de uitspraken der Tariefcommissie. Bij de bespreking van art. 9 werd onder meer de vraag gedaan of het hef fen van een zeker recht ingevolge ko ninklijk besluit, zooals dit in het artikel wordt voorgesteld, niet in overeenstem ming is met de Grondwet. De Minister verdedigde het grondwet tige van het voorgestelde. Hij meende oorts dat er geen voldoende aanlei ding bestaat om van verhooging uit te sluiten (als in ontwerp-Harte) de rech ten op die artikelen welke als levens behoeften of als grondstoffen of hulp- iddelen voor den landbouw of voor de nijverheid zijn aan te merken. Bij het mondeting overleg werd nog in her innering gebracht dat bij het wetsont werp-Harte zich het bezwaar ten op zichte van landen met welke wij een con tract met de clausule van meest begun stiging hebben gesloten, niet deed gel den, wijl de bevoegdheid tot het treffen van retorsiemaatregelen daar was be- beperkt tot die landen, welke geen over eenkomst betreffende de toepassing van de motieven van invoerrechten met Ne derland hebben gesloten. Betoogd werd dat tegenover een land, met ons door een meest-begunstigingo-tractaat verbonden een hooger tarief slechts kan worden ingevoerd, indien het te gelijker tijd voor alle andere landen wordt tot stand ge bracht. De Minister van Buitenl. Zaken voerde hiertegen aan, dat de mogelijkheid over blijft, zulk een land te treffen door een hooger recht op een artikel voor den invoer, waaraan het een feitelijk mono polie bezit. De Minister beaamde de bedenking dat een recht van 15 pet. der waarde voor goederen die in gewone omstan digheden onbelast zijn, te hoog is. Be denkt men, dat van goederen, die in ge.wone omstandigheden met 12 pet. der waarde zijn belast, het recht met hoog stens 6 pet. mag worden verhoogd, dan schijnt het zeer billijk dat voor onbe laste goederen de toepassing van het artikel kan leiden tot een verhooging met 15 pet der waarde. De minister wenschte daarom 15 pet. te veranderen in 6 pet. De Min. meende niet te moeten ingaan op het geuite verlangen naar een artikel 9bis, dat de Regeering de bevoegdheid zou verleenen de invoerrechten te verla gen in geval van prijsopdrijving, als ge volg. van trustvorming. Zulk een be voegdheid zou aan de regeering de taak opleggen in het proces der prijsvor ming in te grijpen op een wijze, waar voor liet haar moeilijk zou vallen de verantwoordelijkheid te dragen. Intus- schen werd door sommige leden de mee ning uitgesproken dat het derde lid van het artikel (9) aan de Regeering de hier bedoelde bevoegdheid reeds verleent. De Minister kwam nog tegemoet aan het verlangen om vrijstelling te verlee nen voor uitzetten waar onder te ver staan niet alleen kleeding en het lin nengoed, maar ook bedden, meubelen en dergelijke. Ook voldeed de Minister aan den wensch om vrijstelling te verleenen voor goederen afkomstig van een in het buitenland opengevallen erfenis. Tegen uitbreiding van de vrijstelling tot alle voorwerpen tot den inventaris van het schip behoorende, had de Mi nister bezwaar. De Minister, instemmende met de meening dat antiquiteiten vrij van rech ten moeten worden toegelaten, bracht alsnog een bepaling aan volgens welke vrijdom wordt verzekerd voor oudheden, waaronder verstaan worden voorwerpen of deelen van voorwerpen, waaraan door of namens den invoerder wordt aangetoond, dat zij ouder zijn dan 70 jaren. De artikelen 20 en 21, betreffende de tarraregeling werden vervangen door andere, nadat erover in breedvoerige be schouwingen was getreden. Bij artikel 27 werd er op gewezen dat de Regeering het mogelijk acht dat en kele jaren zullen verloopen tusschen het tot stand komen der onderhavige wet en de invoering der ouderdomsverzeke- ring. De aard van een Tariefwet laat niet toe, haar in werkingtreding gerui- men tijd te verschuiven. Waar de staats uitgaven zich steeds uitbreiden, oordeelt de Regeering het gevaar niet denkbeel dig dat op die gelden voor andere doel einden, beslag zou worden gelegd en zij stelt daarom voor, onmiddellijk na het in werking treden van het nieuwe tarief jaarlijks ten behoeve van de arbeiders- pensionneering een bedrag van 81/2 mil- iioen uit de opbrengst van het tarief te reserveeren. Eenige leden verklaarden voor dit stelsel weinig sympathie te ge voelen, wijl daaruit spreekt een zeker wantrouwen in den wetgever, dat hun misplaatst vóórkwam. Ook betwijfelde men of belegging van een fonds, groo- tere veiligheid biedt. Voorts werd de zoo nauwe samenkoppeling tusschen ta rief en ouderdomsverzekering als uit de hier aan de orde zijnde bepaling van het wetsontwerp spreekt, door verschei dene leden afgekeurd. Men meende dat het verband was gelegd om aan de door velen zoo gehate belasting den wegnaar het Staatsblad gemakkelijk te maken. De sympathie, die yrij algemeen voor de o.ud er doms ver zekering bestaat, moet dienst doen als geleide dier belasting. Bij velen in liet volk zal door deze sa menkoppeling waarschijnlijk de indruk worden gewekt, dat de sociale verzeke ringen niet tot stand kunnen komen0 in dien niet te gelijker tijd de tariefher vorming wordt ingevoerd. Bij verscheidene andere leden ont moette het voorstel, in art. 27 van het ontwerp neergelegd, instemming als een gelukkige oplossing van de moeilijkhe den, welke aan het niet gelijktijdig in werking treden aan tarief en ouderdoms voorziening het gevolg dreigden te zijn. Intusschen waren er onder deze leden ook, die meenden dat een wijze van han delen, als hier door de Regeering voor gesteld, onder andere omstandigheden niet zou zijn te rechtvaardigen. De Minister betoogde bij het monde ling overleg, dat de meening als zoude uit het voorstel een misplaatst wantrou wen in den wetgever spreken, geen re kening houdt met de werkelijkheid. De Minister erkende dat de instelling van een fonds als hier bedoeld in wezenlijk buitengewone omstandigheden als oor log of oorlogsgevaar geen volstrekte ze kerheid biedt dat de gelden niet voor een ander doel zullen worden besteed. Wanneer, terwijl liet land in gevaar is, gemakkelijker geld te verkrijgen mocht zijn door de nationale schuld van zoo danig tijdelijk fonds te vervreemden, dan door het aangaan van een nieuwe lee ning, dan zoude het vermoedelijk zelfs plicht zijn het fonds aan te spreken. Voor elke beschikking van het fonds is een wet noodig. Dat is 's Ministers zienswijze. De Minister meende voorts o.a. dat door de voorgestelde bepaling de band tusschen de ouderdomsverzekering en het nieuwe tarief in werkelijkheid niet nau wer wordt. De Commissie is na het mondeling overleg tot het besluit ge komen, dat het aanbeveling verdient in de plaats van „fonds tot dekking van uitgaven, voortvloeiende uit wettelijke maatregelen in zake de pensionneering van arbeiders" te lezen: „fonds in zake verzorging van invaliden en ouden van dagen." Bij het mondeling overleg over art. 28 verklaarde de Minister, dat een aïge- meene herziening der wet van 1822 te omvangrijk was om die gelijk met dit wetsontwerp te kunnen indienen. Met de voorbereiding dezer herziening wordt echter spoed gemaakt. Bij het verslag zijn als Bijlage ge voegd le. een schrijven aan den Minister van Financiën van 20 December 1911 aan den voorzitter der Commissie van voorbereiding betreffende de Tarrarege ling. 2e. een schrijven van den Minister van Financiën van 27 October 1911, aan den voorzitter der Commissie van Voor bereiding ten geleide van een overzicht van de verhouding tusschen de directe en de indirecte belastingen in verschil lende landen en betreffende de raming der opbrengst van de in het -ontweij» voorgedragen rechten. 3e. een lijst der ingekomen adressen bijgemerkt tot op 9 Juli 1912. Deze lijst telt 302 adressen. 4 30 cent per regel. Land- en Tuinbouw. LEV. MIJ. te HAARLEM. Over de maand Mei 1910 was de premie-ontvangst f 710.18' 1911 f 3046.45' 1912 f 5636.56 Een vooruitgang als deze spot met Iedere poging tot rerdacht- niaking dezer MIJ. door minderwaardige blaadjes, die zeer handig (en natuurlijk met succes) speculeeren op de ERK-vrces waaraan sommige concurrenten ernstig schijncu te lijden. 3553 i Windhandel in Gladiolussen. De Haarlemsche berichtgever van het „Hbld." schrijft: Naar aanleiding van een bericht over hooge prijzen, waarvoor thans gladio lussen verkocht worden, had ik een on derhoud met een bekend deskundige en vakman. Hij deelde mede, dat er thans inderdaad in gladiolussen eer. windhan del sprake is. Dit komt omdat niet-vak- liedc-n, zooals winkeliers, bakkers en sla gers, vooral in Beverwijk, in die bollen spèculeeren. Deze handel betreft de Jate gladiolussen, die in Juli en Augustus bloeien. Het is een bezwaar, dat Nederland nog niet de gladioiussenmarkt be- heerscht. In verschillende andere landen worden deze bollen ook gekweekt en dus is de gladiolus nog een internatio naal artikel. Het handelen van niet-vakiieden moet ongetwijfeld te eeniger tijd een kracht na zich sleepen, waarvan deze menschen dan de dupe zullen worden. Een goede zijde van de oplevende gladiolussenteelt is evenwel, dat vele Nederlandsche kweekers zich met alle energie op deze teelt geworpen hebben en ongetwijfeld zal de giadiolussenmerkt zich in de toekomst naar Nederland ver plaatsen. Een teeken daarvan is, dat tot de in Engeland bestaande vereeniging van gladiolussenkweekers in den laat- sten tijd zooveel Nederlandsche firma's zijn toegetreden, dat deze feitelijk #de lakens uitdeelen. Ter illustratie van het feit, dat in den gladiolussenhandel groote winsten zijn gemaakt deelde onze zegsman mede, dat een kleine kweeker daarmede in eeni ge jaren tijds een ton heeft verdiend. Houdt de hoenderhokken schoon Niet tegen koude en vocht behoeven we thans onze hoeders te beschermen, maar in dezen tijd wordt ons hoeder volkje dikwijls geteisterd door een an dere plaag, welke niet minder onze aan dacht verdient: de ongedierte-plaag. „Wat mijn hoenders toch mag schelen, weet ik niet", zei me den vorigen zo mer een kennis, dien ik bezocht, „ze be wegen zich lusteloos en-loom,1 hebben fletse kammen, zien er jijt of ze schurftig zijn en eieren krijg ik haast niet meer en die malle dieren kan ik 's avonds bijna niet in het hok krijgen, we moe ten ze er iedere» avond opnieuw in ja gen". Dit laatste deed me reeds vermoe den, wat hier de ziekte was. Toen we bij 't kippenhok kwamen, keek ik in het nachthok. Ik deinsde terug: destank kwam mij tegen. „Maar mijn waarde, hoe kunt ge u verwonderen, dat de vogels geen lust hebben om hier te overnach ten De lucht- is verschrikkelijk". „Een kip is geen mensch", antwoordde mijn kennis. „Néén, maar dacht ge, dat een kip in deze lucht zich prettig zou gevoelen, rustig zou kunnen slapen en gezond blijven? Zie, de mest ligt opgehoopt, hier versch, daar beschim meld, 't lijkt êer een mestvaalt dan een nachtverblijf voor hoenders". „Maak je niet boos, mijn vriend, ge hebt ge lijk, dat hok moet schoongemaakt wor den ,maar wat dacht je: zou die smeer boel de oorzaak wezen, dat de kippen zoo landerig en triest zijn?" „Niet de naaste oorzaak", zei ik'; „toe steek je hoofd eens even naar binnen, een oogenblikje maar Mijn kennis volgde lachend mijn voor beeld, en even slechts wagen we ons in het hok, toen we reeds een kriebelig gevoel over gezicht en handen hadden, dat niet verdween, vóór we ons met warm wtaer hadden gewasschen. Eerst echter wees ik op de oorzaak van dat verschijnsel, tevens de oorzaak van den hinder, die de vogels hadden. Al de houtdeelen van het hok wemelden letter lijk van de roode en geelgrijze puntjes der vogelmijt, welke kwelgeest de hoen ders zoozeer teisterde, dat ze er kwij nend uitzagen, hoewel ze goed gevoe derd werden, met den dag magerder werden en, zooals mijn kennis zei, al sinds geruimen tijd' het leggen er bijna geheel aangegeven hadden. Kop en lijf waren met een geelachtige korst be dekt. Geen wonder, dat de dieren zooals de knecht ons later vertelde s nachts zoo onrustig waren, en dat dan het schudden met de veeren en het bijten met den snavel duidelijk was te hooren. Het kippenhok zat dus vol met mij ten. Ik gaf den raadbreng den mest uit, reinig het hok terdege, van onder tot bovenLaat alle houtdeelen voor zichtig u t het hok nemen, de wanden bestrijken met kalkmelk, nieuwe zitstok- ken inbrengen en zand of nog beter, als ge hebt: turfmolm op den bdoem strooienDie raad werd opgevolgd en toen ik na een veertien dagen eens weer kwam kijken, waren de kippen reeds zoover op streek gekomen, dat de huid- schurft was verdwenen en de gezonda roode kleur van 't gezicht te voorschijn kwam. Er zijn verschillende soorten van on gedierte, waardoor ons pluimvee wordt geplaagd: luizen, vlooien, mijten, enz. Deels leven deze kwelgeesten voortdu rend op de huid der dieren tusschen de veeren, vooral op zulke plaatsen, die de kippen niet met den snavel kunne!» bereiken om zich te verdedigen, n.l. aan den kop en den hals, onder de vleugels en om de aarsopening; deels zitten zij over dag in het hok, waar zij gedurende dien tijd de zitstokken, de reten der planken, de uitwerpselen op den bodem bewonen, vooral wanneer deze laatste weken-, ja maandenlang blijven liggen Laatstgenoemde kwelgeesten begeven zich 's nachts op de lichamen der hoen ders, zuigen de dieren bloed uit of leven van de vederen. Zij verhinderen dan hef slapen van. ons pluimgedierte totaal. Welk een nadeeligen invloed dit moet hebben, zal ieder zich kunnen voorstel len. In de reten van het hok wemelt het dikwijls van milliarden mijten, terwijl de onderzijde der zitstokken vaak met tal- looze witte eitjes van dit ongedierte zijn bezet. Tegen iedere soort van ongedierte is het beste middelvoorkomenniet eerst afwachten tot het de overhand ver kregen heeft. Een reiniging, als bovenge noemd, inoet meermalen in het jaar plaats hebben, en mag in de zomermaan den in geen geval worden vergeten. De mest moet, zoo niet dagelijks, dan toch tweemaal in de week verwijderd wor den. Vuile hokken zijn niet alleen de oorzaak van menige ziekte, maar bieden ook aan het ongedierte een vruchtbaren bodem tot vermeerdering' in het onein dige, om zoo te zeggen Tegen kwelgeesten, die voortdurend op het lichaam der hoenders leven, helpt het zandbad het best, dat men ergens in de ren of loop in gereedheid brengt, en wel zóó, dat de regen het niet nat ma ken kan. Het is du3 'noodigt, dat zich ren bevrijden zich dan zelf van het on gedierte, vooropgesteld, dat zij dit niet weer in tnenigte in het hok opgaren'. Slechts bij zieke en zwakke hoenders, of wanneer de plaag reeds te veel de over hand heeft gekregen, dient de kippenhou der tusschenbelde te komen door, naast hett zandbad, ook nog insecten poeder tusschen de veeren der hoenders te stui- C. B. Rechtszaken. Poging tot moord op zijn vrouw. Voor de Amsterdamsche rechtbank heeft terecht gestaan, de 49-j. schoenma ker H. P., beklaagd dat hij op 29 Mei jl, in de le Helmerstraat, ter uitvoering: van zijn voornemen om zijn echtgenoote E. M. P. van het leven te berooven, al thans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voorzien van een schoenmakers mes haar heeft opgewacht en met dat mes een snede toegebracht aan de rech terzijde van hals en hoofd. De snede kwam echter op een niet gevaarlijke plaats aan en veroorzaakte een niet le vensgevaarlijke wonde, overigens geen letsel. Beklaagde werd trouwens door den gemeentereiniger J. F. N. H. ge stoord en vast gegrepen. In deze zaak waren negen getuigen gedagvaard, waarvan een a .décharge. Als verdediger was toegevoegd mr. J. de Vrieze. Het geval had plaats gehad vóór het Wilhelmina Gasthuis. Daar werd het dochtertje van beklaagde verpleegd. Vol gens beklaagde had hij met zijn vrouw de patiënte willen bezoeken, maar zag haar daar aankomen met een andere vrouw, wie hij hield voor het meisje van zijn zoon. Hij is zich alleen bewust zijn vrouw bij de haren te hebben gevat Docli plan om zijn vrouw te vermoorden had hij niet. met zijn schoenmakersmes, zegt hi), had hij wel een steek kunnen toe brengen, maar geen snede. Bekl. ontkent ook, tot dr. Weicker in het gasthuis zijn spijt te hebben be tuigd, dat de aanslag was mislukt. Ook ontkent hij, tot mevr. H., bij wie zijn doch ter dient, en waarvoor bekl. schoenen re pareert, te hebben gezegd: „Dat wijf is tien jaar ouder dan ik, moet ik daarvoor, werken; ik wou dat ze dood was." Vol gens bekl. had hij den wensch: „ik wou dat ze maar dood was" alleen bedoeld op zijn lijdende dochter. Gevraagd wat hem dan eigenlijk tegen zijn vrouw bezielde, zegt bekl., dat hij van zijn huis een Christelijk huis wilde hebben. Het O. M., mr. Jorissen, eischte tegen bekl. een gevangenisstraf voor den tijd van vijf jaren, wegens poging tot zware mishandeling. Brandstichting. Den 33-jarigen schilder S. T. K., wo nende te Sommelsdijk, was ten laste ge legd in den nacht van 2 op 3 Juni van dit jaar opzettelijk brand te hebben ge sticht in een landbouwschuur, toebehoo- rende, deels aan G. Joppe, en deels aan M. Born, waarvan levensgevaar te duch ten was voor J. van Nimwegen en zijn gezin en Dubbel en zijn gezin, die allen in de onmiddellijk aan voormelde schuur grenzende huizen woonden en zich daarin reeds ter ruste hadden begeven, en ge meen gevaar voor de goederen, die in de schuur en de daaraan grenzende wonin gen aanwezig waren. Gisteren had hij zich deswege voor de Rotterdamsche rechtbank te verantwoor den. 'Beklaagde zetde onschuldig te zijn. Hij had in den avond van 2 Juni tot- half twaalf vertoefd in het café van Appel Daarna was hij een eind omgeloopen en hij kwam daardoor laat thuis. Zijn vrouw) was nog op en vroeg hem waar hij zoo laat vandaan kwam. Hij had een paat, boterhammen gegeten en zich uitgekleed en was van plan naar bed te gaan, toer* hij de brandklok hoorde luiden. Hij kleed de zich weer aan, liep de deur uit en zag* dat de schuur vlak bij zijn woning in brand stond. Een eind verderop was even eens brand uitgebroken. Na een uitvoerig getuigenverhoor eisch te de officier van justitie 5 jaar gevange nisstraf. Mr. J. J. van Walsem, als ver dediger optredende, vroeg vrijspraak. Brutale dief. Een juffrouw liep in de Gerard Doti- straat te Amsterdam in allerijl om des tram nog te kunnen halen. Zij struikeldel en de tasch, die zij jn de hand hatlf viel open op de straat. Haastig ston4; de juffrouw op, greep haar tasch en wildij haar weg vervolgen. Zij had echter nief bemerkt, dat een jongmensch haar por teen Kan. riet is uus bwuiji, u«i i i^1 hierboven een dak bevindt. Gezonde di^- Item°n_naje3die uit de tasch ,wa£ g*roK|

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 6