De Liturgie.
staten-generaal.
ingezonden Mededeelingen
Eerste Roomsch Katholieke
De houding der patroons was zoo on
verzoenlijk dat ze wel begrepen toe te
moeten geven en toen Norman Qraig,
dien zij meenden te mogen houden voor
een vertegenwoordiger der reeders hen
.verzekerd had, dat de voorwaarden vóór
de staking zouden gehandhaafd blijven,
meenden ze de mannen hun vrijheid te
moeten hergeven, met het oog op de el
len-L1 waarin de stakers en hunne gezin
nen gedompeld waren. Ook zal wel
eenigzins de vrees voor dat, gaven zij
niet toe, de patroons misschien ook hun
kleine weinigje toeschietelijkheid zouden
laten varen en onvoorwaardelijke over
gave eischen.
Het scheen echter den stakers niet
naar den zin te zijn, die den arbeid niet
wilden hervatten voor zij eenige zeker
heid hadden. Daarbij kwam nog dat Lord
Devonport verklaarde niets met de toe
zeggingen van het parlementslid Graig
te maken te hebben. Geen wonder dat al-
gemeene verdeeldheid hiervan het gevolg
was. Er waren werklieden, die graag
maar weer aan het werk wilden gaan en
hliji waren met het manifest der leiders
waardoor voor hen de grootste ellende
geleden was, daar er ook patroons wa
ren, die hun oude personeel weer met
open armen ontvingen ze hadden even
veel lasi gehad doordat het werk met
het noodhulppersoneel niet als naar ge
woonte vlotten wilde en nu gaarne
'die hulpkrachten gedaan gaven om plaats
te maken voor hun oude mannetjes. Ech
ter waren er ook plaatsen waar het min
der vlot ging, waar het personeel dus
geen plaatsing kon vinden of waar de
patroons niet de voorwaarden van vóór
staking wilden handhaven. En dit schijnt
met de meerderheid het geval te zijn
geweest; vandaar dat werd aangedron
gen op vol den der staking, waartoe
dan ook hei ^mité 's Zondags weer
adviseerde. Maandag echter bleken de
Matrozen en stakers in meerderheid voor
hervatting van het werk, ook de bootwer
kers wilden dit, vandaar dat Maandag
avond weer een bekrachtiging van het
manifest van Zaterdagavond los kwam.
Sinds dien is het aan de Londensche
havens nog al rumoerig toegegaan. De
gewezen stakers wilden natuurlijk weer
gaarne de plaatsen in nemen van hen,
die de patroons toen deze zonder werk
volk zaten zoo goed en kwaad als het
ging, uit den nood geholpen hebben.
'Maar dezen wilden nu ook het veld niet
ruimen. Het hangt nu van het beleid der
patroons af hoe ze in dezen vreemdejn
toestand orde zullen scheppen. Het is
de eenige manier waarop ze nog iets
van hun figuur die weinig nobels had
kunnen redden.
De staking toch had op zich zelf re
den van bestaan. Er bestonden onduld
bare toestanden in het Londensche ha
venbedrijf en het rapport van Clarke
toonde indertijd aan dat de werkgevers
op verschillende punten beslist in het
ongelijk waren. De pogingen der regee-
ting echter tot bijlegging van het ge
schil, stuitten echter steeds af op den
onwil van den werkgevers, die in hun
geheel onmogelijk gedwongen konden
worden de getroffen overeenkomsten te
aanvaarden, omdat zij onwillig (of on
machtig naar zij beweerden), waren om
zich te vereenigen.
De uitslag is nu een besliste neder
laag geweest voor de stakers, waarvan
ze niet spoedig bovenop zullen komen.
Hun kassen zijn totaal uitgeput en in
menig huishouden kan een blind paard
geen schade meer aanrichten. Het is
slechts een opschorting der vijandelijk
heden geweest, die elk oogenblik hervat
knunen worden, zoolang de door Clarke
gesignaleerde misstanden niet zijn op
geheven. Het arbeidsvraagstuk in de
^Londensche haven is door het einde det-
7er stading geen stap nader tot zijn op-
Tossing gekomen. V.
W eekpraatje.
't Is de „Komkommertijd", zooals de
journalisten oftewel kranten-menschen,
hem noemen, de „slappe tijd", zooals hij
VIII.
DE HEILIGE MIS.
In een vorige verhandeling hebben wij
verklaard het eerste hoofdgedeelte van
de heilige Mis, de Offerande, nu zullen
wij, zij 'tdan ook op onvolmaakte wijze,
trachten te doorschouwen de hooge ver
hevenheid en de sublieme schoonheid
van het tweede hoofdgedeelte van de
Iheilige Mis, de Consecratie.
Een onveranderlijke reeks van gebeden,
Canon geheeten, voert ons naar het
doel der heilige Mis, het onvolprezen
wonder van Gods macht en liefde, de
wezenlijke verandering der nu opgedra
gen spijsoffers (brood en wijn) in het
Goddelijk Lichaam en Bloed des Ver
lossers.
Als overgang van het eerste hoofdge
deelte van de heilige Mis tot het tweede
wordt gebeden of gezongen de Prae-
fatie. Het is een lied van jubel en
dank, waarin priester en volk en engelen,
als vereenigd, aan hun aller God en Heer
een gezamenlijke hulde brengen. Het be
staat uit drie deelenhet onveranderlijke
begin en slot en het op1 elf manieren ver
wisselende middengedeelte. Na de wisse
ling van den gewonen zegegroet: „De
Heer zij met u" en „En met uwen
in den handel heet, de „drukke tijd",
zooals hij door de hotelhouders e. d.
wordt betiteld, 'tis de „vacantietijd", 't
is de „reistijd."
De Tweede Kamer is al enkele weken
geleden op reces, d.w.z. vacantie, ge
gaan, en de Nederlandsche kiezer wordt
niet meer dagelijks uit zijn vreedzame
mijmering opgeschrikt door de verschij
ning van de Handelingen, het Kort
Verslag of de dagbladverslagen, waar
door hij te weten kan komen, wat zich in
de voormalige danszaal der Oranje-Vor
sten tusschen Regeering en volksverte
genwoordiging heeft afgespeeld. Toch
laat de „politiek" ons niet heelemaal
met rust. Van de week nog werd onze
aandacht gevraagd voor enkele wetsont
werpen der regeering, d ie getuigenis af
leggen van haar kloek beleid en chris-
telijken zin. Wetsontwerpen, die... ja, die
tot wet moeten gemaakt worden; als
't niet vóór 1913 is, dan in de daarop
volgende wetgevende periode! Daar moe
ten de kiezers voor zorgenOok krijgen
we haast iedere dag. te lezen, hoe 't staat
met de vordering van de Commissie van
Voorbereiding voor de Invaliditeits- en
Ouderdomsverzekering, waarbij de on
vermoeide minister Talma, de man met
'n reuzenkracht, steeds t egenwoordig is
'tis haast niet denkbaar, dat de werk
kracht van den minister van landbouw,
handel en nijverheid te overtreffen is!
Dan is Woensdag verschenen het zeer
lijvig verslag der Commissie van Voor
bereiding voor de Tariefwet, samenge
steld in overleg met de regeering. Daar
is heel veel van te zeggen, maar het
meest opmerkelijke vind ik, dat de re
geering de voorgestelde rechten op het
meel heeft laten vervallen. Die meel-
rechten waren het groote agitatie-middel
tegen de regeering. Dat die rechten, als
ziji geheel en a! door Nederland moesten
worden betaald wat niet gebeuren
zou, want waarom maakten de Ameri-
kaansche meel exporteurs er dan zoo'n
spektakel over per. persoon en per
jaar een last oplegden van precies zes
en een halve cent, dat werd niet ge
zegd. Toch heeft de regeering er goed
aan gedaan, dat zij die rechten heeft Ia-
ten vervallen. Zij heeft daardoor een
wapen ontnomen aan haar vijanden, die
door opgeschroefde redevoeringen en
brochures en krantenartikelen van de
voorgestelde meelrechten misbruik maak
ten om de menigte tegen de regeering
op te hitsen.
Over opgeschroefde krantenartikelen
en over ophitsen gesproken, 'n prachtig!
staaltje van die tactiek gaf laatst het
„Volk." De arbeiders werden od gezet
tegen de „Invaliditeitswet" van minister
Talma, welke, zooals er gezegd werd,
„een brutale aanranding is op den nood
der door dure levensmiddelen zeer ge
teisterde arbeidersklasse, die men dwin
gen zal van haar armoede ook noig te
sparen voor den ouden dag." Nu, dat
de toestanden, waarin de arbeiders ver-
keeren, niet overal rooskleurig zijn, zal
iedereen moeten toegeven, maar dat ze
zoo zijn, als het „Volk" 't wil laten
voorkomen, is „dichtung-", is verzinsel,
ophitserij. Maar het komische zouden
we haast zeggen is, dat in hetzelfde
nummer van het „Volk" te lezen staat:
„Hedenochtend vertrokken een hon
derdtal onzer abonné's vroolijk en wel
van Amsterdam voor een zesdaagsche reis
naar Parijs." 'tls den arbeiders van har
te gegund zoo'n uitstapje, maar... dan
het voor te stellen alsof de geheielc
arbeidersklasse „geteisterd" isü
'tls ook juist de tijd voor een uitstapje,
want, ofschoon de weersgesteldheid er dik
wijls het minst geëigend voor is, dient dit
seizoen zich toch aan, zooals we zeiden,
als de „reistijd." Niet -&ileen^d«
Kamer heeft vacantie, ook hebben bijv.
allerlei onderw ijs-inrichtingen vrij-af,
hunne deuren alleen nog openend voor
een staf van schoonmakers, ververs en
glazenwasschers, om met zeepsop en
witkwast de lokalen een opknappertje
te geven. Er is een zekere ontspanning
in de politieke en maatschappelijke at
mosfeer; de zwarte gekleede jassen wor
den verruild tegen het grijsgeruite reis
pak' de wetboeken en studieboeken
geest" klinkt het in zijn bondige kort
heid als een bazuinstoot: „Sin^um Cor-
da: Omhoog de harten", waarop het
antwoord: „Habemus ad Dominum: Wij
hebben die tot God verheven". En als
een zinnebeeld van dat verheffen dei-
harten "tot God heft de priester oogen
en handen ten hooge, en daarna klinkt
het woord van innige erkentelijkheid:
„Laat ons dank brengen aan den Heer,
onzen God", met het antwoord van het
volk„Dat is voegzaam en plichtmatig".
Na dit begin volgt het, zooals wij reeds
zeiden, veranderlijke middengedeelte van
de Praefatie. Wij laten hier volgen de
vertaling van het meest voorkomende.
De priester zegt <Ji zingt:
„In waarheid, het is voegzaam en
plichtmatig, billijk en heilzaam, dat wij
ten allen tijde en te aller plaatse U, o
heiligen Heer, almogende» Vader, eeu
wigen God, door Christus onzen Heer
dankzeggenDoor Wien Uwe Majesteit
de Engelen loven, de Heerschappijen aan
bidden, de Machten in vreeze vereer en,
de Hemelen en de Krachten der Hemelen
en de welzalige Serafijnen eenparig in
verrukking verheerlijken.
Vergun ons, zoo smeeken wij, dat
ook onze stemmen, mét de hunne ver
eenigd, mogen worden aangenomen, ter-
wij! wij naar U neeigebogen met hen
worden weggeborgen, de Baedekers voor
den dag gehaald.
Den lezers van dit reis-vacantie-
of komkommer-praatje, wien het vrij
staat eenigen tijd vacantie te nemejn,
welken zij zelf kunnen aanwijzen, of
wier plan het is een uitstapje te maken,
zou ik' aanradenvoeg het aangename
bij het nuttige. Wij hebben ons Maria-
Congres, de Duitsche. Katholiekendag te
Aken, onze Sociale Week. „Utile Dulci",
„Het nuttige met het aangename" is een
zinspreuk, die het overdenken waard is.
JAN.
TWEEDE KAMER.
De Tariefwet.
I.
Het verslag der Commissie van Voor
bereiding over het wetsontwerp tot vast
stelling een-er nieuwe .Tariefwet vangt
aan met eene
Inleiding.
Nadat het wetsontwerp op 6 en 7 Juli
1911 in de afdeelingen der Kamer was
onderzocht, heeft de Commissie van
Voorbereiding in vergaderingen, gehou
den in de maanden juli, September en
volgende, van het jaar 1911, de alge-
in eene strekking van het ontwerp en de
artikelen, met uitzondering van de arti
kelen 20 en 21, behandeld. Naar aan
leiding' van hetgeen in die vergaderingen
en bij gelegenheid van het afdeelingson-
derzoek te berde is gebracht, is onder
dagteekening van 29 November en 21
December vastgesteld een overzicht van
het verhandelde, dat aan den Minister
van Financiën is toegezonden bij schrij
ven van den Voorzitter der Commissie
dd. 30 December 1911. In dat schrijven
werd opgemerkt, dat verschillende leden
van de Commissie er prijs op stelden te
verklaren, dat het in het overzicht op
gemerkte, in het bijzonder voor wat de
artikelen betreft, huns inziens niet meer
dan een voorloopig karakter, had en na
de behandeling van het tarief zelf wet
licht>zoude blijken aanvulling en verbe
tering te behoeven. De Commissie meen
de, dat, ook aldus opgevat, cle kennis
neming van het overzicht door den Mi
nister zou kunnen strekken tot voorbe
reiding van het mondeling overleg, dat
zij zich voorstelde te zijner tijd over het
wetsontwerp met den Minister te plegen.
Inmiddels was aan den Min. bij schrij
ven van 2 October 1911 kennis gegevein
van het voornemen van de Commissie,
verschillende adressanten in de gelegen
heid te stellen hunne opmerkingen mon
deling voor de Commissie toe te lichten,
opdat .de Minister, indien hij" te voren
hetzij naar aanleiding van de ingekomen
adressen, hetzij anderszins, aan de Com
missie nog nadere schriftelijke mededee
lingen mocht willen doen toekomen,
daartoe gelegenheid zoude hebben.
Naar aanleiding daarvan heeft de Mi
nister, onder dagteekening van 20 De
cember 1911, aan de Commissie een
schrijven doen toekomen betreffende de
tarraregeling (artt. 20 en 21). In de
vergadering van 14 Maart 1912 heeft
daarop de Commissie een vervolg op bo
venvermeld overzicht vastgesteld, voor
zoover betreft de .artikelen, 20 en 21,
welk vervolg aan den Minister is toe
gezonden bij schrijven van den Voor
zitter van 15 Maart 1912.
Met de behandeling van de posten
niet aangevangen, dan nadat de Minister
van het ontwerp-tarief is de Co-mmissie
eenigen tijd in het bezit was van de bo
vengenoemde missive van 2 October
1911.
De Minister verklaarde in antwoord
op dat schrljvêll, liét zeer op prijs të
stellen, dat hem de gelegenheid tot na
dere toelichting werd geboden, en daar
van gaarne gebruik te zullen maken,
al zouden, naar hij opmerkte, zijne me
dedeelingen slechts een zeer voorloopig
karakter dragen en bij het overlegd dat
later zoude plaats vinden, kunnen wor
den aangevuld. Achtereenvolgens heeft
de Minister Nota's ingezonden betref
fende al de groepen van het ontwer-
tarief, met uitzondering van Groep IV.
En nu komt het onveranderlijke slot:
„Heilig, heilig, heilig is de Lieer, de
God dér heerscharen! Hemel en aarde
zijn vol van Uw glorie! Hosanna in den
hooge! Gezegend Hij, Die komt in den
naam des Hceren. Hosanna in den
Hooge!"
Een enkele bemerking bij dezen lof
zang, een der meest plechtige van de
geheele liturgie. In het bewustzijn, dat de
verheerlijking van ons, arme schepselen,
in zich zelve zoo nietig is, brengen wij
die door Christus, Gods Zoon, der we
reld Verlosser, door Wien ook God Zijn
gunsten aan de schepselen schonk. En
zoo keert hier, gelijk de H. Thomas be
merkt, in dezelfde orde de dank dei-
schepselen tof God terug, in welke ook
God Zijn gunsten aan de schepselen
heeft bewezen. En in herzelfde deemoe
dig besef onzer eigene ongenoegzaam
heid smeeken wij, 'dat ook onze lofzang
moge samenklinken met hun driemaal
„heilig", dat zich richt tot de drie Godde
lijke Personen. Door het „Hosanna" ver
heerlijkt de Kerk, als eens het juichende
Israël, de blijde komst van Hem, Die na
eenige oogenblikken te midden der zijnen
zal verblijven.
Daarna volgt de Canon, waaronder,
zooals reeds gezegd, verstaan wordt een
reeks van onveranderlijke gebeden, in
strikten zin ran het jSanctus" 1 tol aan
30 cent per regel.
LEV. MIJ. 4e HAARLEM.
Over de maand Mei 1910 was de premie-ontvangst f 710.18'
1911 f 3046.45'
1912 f 5636.56
Eeici vooruitgaii^ als deze spot met iedere paging tot verdacht-
making" dezer Mij. door minderwaardige blaadjes, die zeer handig (en natuurlijk met
succes) speculeeren op de ElRtKwrees waaraan sommige concurrenten ernstig
schijnen te lijden. 3553
Volgens mondelinge mededeeling van
den Minister ontbraken hem, op het tijd
stip dat Groep IV aan de beurt van be
handeling was, nog eenige inlichtingen,
welke hij in zijn nota wenschte op te
nemen. Later heeft de Minister verklaard
ef prijs op te stellen deze groep alleen
mondeling te behandelen.
In het bezit van de betrekkelijke no
ta's van den Minister (in het versjag
te zamen aangeduid als de „Nota van
den Minister), is de Commissie over
gegaan tot de behandeling van de ach
tereenvolgende groepen van het ontwerp
tarief. Bij circulaire heeft zij aan de
adressanten, die haars inziens daarvoor
in aanme.rkingi kwamen, bericht dat voor
hen de gelegenheid openstond de adres
sen, voor zoover die betrekking' hadden
op de aan de orde zijnde groep, mon
deling toe te lichten
Na die toelichtingen en de daarop ge
volgde besprekingen van de posten in de
commissie zijn, in den vorm van missi
ves aan den Minister van Financiën, aan,
dezen de opmerkingen en beschouwingen
medegedeeld, waartoe de posten bij die
besprekingen aanleiding hadden gege
ven. Deze missives zijn in dit verslag
gezamenlijk aangeduid als. het Schrijven
van de Commissie.
Vervolgens heeft de commissie bij
monde van haren voorzitter, den Minis
ter uitgenoodigfd met haar mondeling
overleg te plegen. De Minister heeft
aan de uitnoodiging, met de meeste be
reidwilligheid gevolg gegeven en daar
toe vergezeld van den heer J. C. P. Slote-
maker, dir. der Directe belastingen, In
voerrechten en Accijnzen, de vergaderin
gen der Commissie op 18, 19, 24, 25 26
en 30 April en op 1 Mei bijgewoond. De
vergadering, op 26 April, toen de alge-
meene strekking van. het wetsontwerp
en de artikelen aan orde waren, is
bovendien bijgewoond door de heeren
Ministers van Buiten!. Zaken en van
Landbouw, Nijverheid en Handel. Be
schouwingen van algemeenen aard voor
zoover zij niet de beteekenis van het
tarief in verband met eventueele retor
sie-maatregelen betroffen, zijn, bij het
mondeling overleg, slechts in geringe ma
te gehouden. De Minister verklaarde van
oordeel te zijn, dat met betrekking tot
de strekking van het wetsontwerp voor
overleg uit den aard der zaak geen plaats
was, een zienswijze waarmede de Com
missie zich kon vereenigen. Wat de op
merkingen betreft, in het bovengenoem
de overzicht tegen het wetsontwerp in
het algemeen aangevoerd, oordeelde de
Minister, dat die in hetzelfde stuk op
zoodanige wijze door de voorstanders
van het wetsontwerp zijn beantwoord,
dat er voor den Minister geen aanleiding
bestond daaraan veel toe te voegen. Over-
rigens wenschte de Minister voor een be
spreking van het aangevoerde de open
bare behandeling van het wetsontwerp
af te wachten. i i
Over de artikelen van het wetsontwerp
is bij het mondeling overleg uitvoerig
van gedachten gewisseld. De Minister
heeft daarbij in verscheidene artikelen
wijzigingen aangebracht, welke bij schrij
ven van den Minister van 29 Mei 1912
aan de Commissie zijn toegezonden, in
den vorm van, een gewijzigd wetsont
werp, vergezeld van een Nota van Toe
lichting.
Eveneens heeft over de posten van
het „Pater Nosier" of in meer uitge-
breiden zin van het „Sanctus" tot aan
het einde van de heilige Mis.
Nu wordt alles stil! De priester bidt
de gebeden in stilte, hij spreekt thans
niet meer in wederkeevig beurtgebed tot
zijn volk, want hij alleen is gewijd tot
offeraar, hij alleen treedt binnen in het
Heilige der Heiligen, gelijk de Hooge-
priester van het Oude Verbond. Ge-
ruischloos gaat de eeredienst voort, en
als een sluier ligt de stilte-neergespreid
over cle heerlijke gebeden en heilige
handelingen van den priester.
Het eerste gebed van den Canon is
het g ei) e d v oor deKevk. Metvurigen
aandrang smeekt de priester: hij verheft
handen en oogen ten hemel; doet beide
weer dalen; buigt zich diep ter neer;
doet de in gebedvorm gevouwen handen
op .het altaar 'Vustenstrekt ze laier
weer ten hemel uit; teekent vervolgens
de offerspijze met het kruis.
Na die verzuchtingen voor de geheele
Katholieke Kerk houdr de priester, zijn
„Memento", voor wie het offer wordt
opgedragen, en voor de aanwezigen in
het gebed voor de levenden. Dan
richt de priester zich tot de „heiligen
Gods", onze voorsprekers, in „de ge
dachtenis der H ei lig en". In krach
tig verhouwen op hunne voorspraak gaat
dg Driester het „vlekkejops offer"- aan
het ontwerp tarief een uitvoerige gedach
ten wisseling plaats gehad. Ook in de
posten ziin vele wijzigingen aangebracht-
door den Minister bij schrijven van 34.
Mei in den vorm van een gewijzigd ont
werp tarief aan de Commissie toegezon
den. I
Na deze inleiding volgen eenige in
lichtingen over den vorm van het ven
slag. i
Een gewijzigd wetsontwerp een ge
wijzigd ontwerp tarief inbegrepen en
een exempted —in het oorspronkelijke
wetsontwerp, waarop ter zijde de aan
gebrachte wijzigingen zijn aangegeven,
vergezellen het verslag.
De Commissie heeft besloten geen ge
bruik te maken van de bevoegdheid, haar
gegeven bij het Reglement van Orde om
een termijn te bepalen voor de indiening
van amendementen.
Aan de i
Al gemeene beschouwingen
over het wetsontwerp is het volgende
ontleend:
Verscheidene leden waren van oor
deel, dat karakter en roeping van het
Kabinet de indiening van dit wetsont
werp niet rechtvaardigen. Zij betoogden
dat het niet mogelijk i9 tot een anderei
slotsom te komen dan dat bij verkiezings
strijd er over de vraag van vrijhandel
of protectie zoo gpecl als geen rol heeft
gespeeld.
Trouwens, ook in de Troonrede van
1908, de laatste, die aan de verkiezin
gen van 1909 voorafging komt over ta-
riefhervorining niets voor. Het zou
de daarom regelmatig zijn, als de Re
geering; zich in deze zittingsperiode van
eiken verderen stap op den weg van ta
rief-hervorming onthield en bij den
stembusstrijd van 1913 de tarief quaestie
door de partijen tot inzet van den strijd
werd gemaakt.
Van andere zijde verklaarde men deze
beschouwingen geenszins te deelen. In
1909 heeft de strijd wel degelijk mede
over de quaestie van tariefhervonning
geloopen. Dat dit punt in den politieleen
strijd dier dagen op den achtergrond
is geraakt, betwistte men. De Troonrede
van 1908 sprak wel niet over tariefher
vorming, maar in de Millioenennota van
dat jaar werd, onomwonden het voor
nemen der Regeering medegedeeld.
Trouwens, van 1901 af was het van al-
gemeene bekendheid, dat de rechtsche
partijen zulk' eén hervorming wenschten.
De „N. R. Crt." den uitslag van 19ÖQ
besprekende, schreef o. a., dat tariefher
ziening nu weldra op komst was.
Sommige leden verklaarden gaarne te
zullen worden ingelicht omtrent het ver
band, dat naar de meening der Regeet-
ring bestaat tusschen deze tariefherzie
ning en de Christelijke beginselen, wel
ke het Kabinet immers wenscht in toe
passing te brengen. Voorstanders van.
het wetsontwerp verklaarden, naar aan
leiding van deze opmerking, dat naar
hunne meening Christelijke beginselen
en een protectionistische handelspolitiek!
niets met elkaar hebben te maken, daar
bij wijzende op andere landen, waar
personen aan het bewind zijn, die met
kunnen worden gerekend tot de geestver
wanten van dit Kabinet en waar noch
tans streng protectionistische tarieven
bestaan. Trouwens het bekende feit, dat
verschillende rechtsgezinden, zoowel Ka-
God opdragen ter uifdelging' van 'smen-
schen zondenschuld. Hij breidt de 'handen
uit over de aanwezige offergaven, liet
brood en den wijn (hierdoor zinnebeeldig
aanduidend, dat de schuldenlast der we
reld wordt overgedragen op het aange
boden offer) onder het uitspreken van
het gebed:
„Wil dan dit offer van ons, Uwe die
naren, alsmede van Uwe geheele ge
meenschap goedgunstig aanvaarden, oi
Heer, en leid onze dagen in Uwen vrede
en wil ons aan de eeuwige verwerping
ontrukken en tellen onder de schare!
Uwer uitverkorenen. Door Christus on
zen Heer. Amen."-
En thans, alle voorgaande gebeden
vereenigend, spreekt de priester:
„Wij smeeken U, o God, doe deze offer
gave in alles gezegend, ons toerekenbaar,
voor U geldend, bezield en aanneembaar
zijn, opdat ons ten heil moge worden!
het Lichaam en Bloed van Uwen zeer ge
liefden Zoon, onzen Heer Jesus Christus.'^
Deze smeekbede de laatste voor dei
heilige Consecratie wordt begeleid
door een vijfvuldig vormen van het heilig
kruisteeken over de offerspijzen.
Dan is aangebroken het onmetelijke*
verheven oogenblik, waarop het brood eni
de wijn veranderd wordt in Christus5
Lichaam en Bloed, het oogenblik' dei
heiligeConsecratie.