50 cent bij vooruitbetaling. Uit de Pers. tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 3 Aug. no. 857. fSTATEN-GENERAAL. TVS BEDE KAMER'. Kort Verslag van de vergaderingen der Kamer. 1 iHet Kort Verslag der vergaderingen jratf de Tweede Kamer der Staten-Gene- [araal verschijnt in den avond van eiken, jflag, waarop de Kamer vergadert. De abonnementsprijs bedraagt f 1. jpVlen abonneert zich voor den tijd van |een geheel zittingsjaar. Voor de verzen- jjding van het Verslag aan abonnementen «binnenslands is geen port verschuldigd. jWij stellen onze lezers echter in de [gelegenheid, mits zij dit TIJDIG opge- Aren, het Kort of Analytisch verslag te Ibekomen voor den prijs van IDe verzending van het Verslag ge schiedt ook in dit geval portvrij. Alle betalingen van het Kort Verslag 1 (geschieden De aandacht van hen, die reeds voor de vorige zitting op het Kort Verslag waren geabonneerd, wordt er op ge vestigd, dat het noodig is, om, wan neer zij ook gedurende de nieuwe zitting het Verslag weder wenschen te ontvangen, zich opnieuw te abon- neeren, en dat het, met het oog op eene geregelde toezending van het begin der zitting af, gewenscht is dat vooral TIJDIG te doen. Om de bestelling te vergemakkelijken, Komt in dit nummer een formulier voor, hetwelk duidelijk: ingevuld, aan de Administratie, OUDE SINGEL 34, LEIDEN, moet gezonden worden. DE DIRECTIE. Het Allerheiligsté. Een woord naar aanleiding van het Weener-congres 19S2. In heel de schepping Gods, die straalt In duizenderlei pracht, is niets zoo onbe grijpelijk, zoo onuitsprekelijk schoon als fhet Allerheiligste Sacrament onzer al- Staren. Gelijk wij in stomme verbazing {opzien naar het firmament en vergeefs [pogen de hoogten te meten van de groot heid Gods, Die door ééne zon onze aarde Slicht en warmte en in afwisseling van 'dood en leven komt brengen, in de orde tier natuur steeds nieuwe rijkdommen en (Die heel het uitspansel met zonnen heeft bezaaid, zóó ongeveer moeten de Sera fijnen en Cherubijnen aanbiddend n^ar jonze aarde zien, die als in sterrenbeelden van genade over al de bewoonde wereld- deelen de blanke hosties draagt in het ^aanbiddelijk en eenig onvolprezen Sa crament. Waar voerde ooit Gods scheppings macht triumf als hier,waar Jezus' mensch- heid woont en leeft, die menschheid, die, in wijsheid en in heiligheid het kunst stuk van geheel de schepping, in den per soon van het Goddel'ijk Woord bestaat? iJWaar weten wij zoo goed, dat v/ij ver losten zijn door Jezus' Goddelijk Bloed, flls hier, waar wij de gedachtenis vieren, idie Jezus zelf ons gaf den avond vóór 'Zijn dood? Waar kunnen wij^ als bedwelmd door 'Jezus' liefde, in voller teugen de genade indrinken tot onze heiliging, dan hier, .waar de hartslag klopt voor hot 'cv Ui van de Kerk, van dat mystieke lichaam, dat van het Hoofd, gelijk de ranken van den wijnstok, leeft? Waar zullen wij een voorsmaak proeven van wat ons in den IHemel wacht, waar God Zijne getrouwen loont, zoo zoet, zoo waar, als hier ons dagelijks geboden wordt? Zoekt nergens anders tevergeefs, want van Zijne wonderwerken heeft ons de 'Heer een gedachtenis gesticht in het Aller heiligst Sacrament. En toch, wat zien wij, als God dat FEUILLETON. De Eifgenaam van herlog Jean. NAAR HET FRANSCH. 9) ,,'tls min van je, me zoo te plagen jen te tergen, als ik verdriet heb." „Wist ik, dat jij huilt over alle voor name en rijke personen, die je niet trouwen kunt? Gisteren lachte je zelf, toen ze van Roland spraken „Om Roland 'geef ik nietdat is al zoo oud „Maar hertog Jean zou nu ook oud zijn."- „Volstrekt niet; hij was nog geen 315 jaar, en de pastoor zei, dat hij veel jonger leek!" „Ja, maar nu zou hij vijf-en-zestig zijn geweest, en zou hij heelemaal niet jong meer lijken." De spijt van Meg was terstond ver dwenen. „Dat's waar", zei ze, „vijf-en-zestig. Ik zou hem niet willenDan geef ik Ier ook niet om, dat hij dood is." Wij vervolgden nu onze wandeling en fcij praatte en babbelde, zonder nog aan wonder van Zijn wijsheid en Zijn liefde wrocht? Kwam Jesus als een kind, in schamele doeken in een kribbe, om het menschdom te verlossen, Hij bleef bij ons, om ons te heiligen, onder nog nederiger gedaanten van een weinig brood en. wijn. Zóó en niet anders wil Hij komen bij de grooten en de kleenen, bij de vorsten en hunne armste onderdanen; zonder onderscheid, omdat Hij voor allen gelijkelijk Verlosser wezen wil. Past dan bij dit wonder van zelfver loochening de praal, de pracht, het feest- vertoon, dat ons in Weenen wacht? Men onderscheide wel. Jezus heeft het H. Sacrament gewild, gelijk het is, onder de nederigste gedaanten, opdat een ieder kunne komen het arme, kleine kind met niet minder recht dan Frans Joseph, de Oostenrijksche keizer, om Hem te aanbidden, Zijn Offer bij te wonen, zich te voeden met Zijn waarachtig levensbrood. En als geheel de wereld dat begrepen en aan Zijn roepstem gehoor gegeven had, als heel de wereld maar beleed, dat het Woord is vleesch geworden en nog in het midden van ons woont, wij hadden geen congressen noodig; wij zouden door de stille aanbidding, de H. Mis en de H. Communie de wereld herschapen zien, als met één slag daar Jesus dan in. haar zou leven, niet zij zou leven, maar de Christus in haar. Maar, helaas, dat is geheel anders. En het is daarom, dat onze Heilige Vader Pius X, als 't brandend vuur bij de Heilige Eucharistie ontvlamd, geheel de wereld door Zijn liefdegloed voor het Heilig Sacrament wil ontsteken en allen onweerstaanbaar roept, om dikwerf, da gelijks, te komen en de kinderen mee te brengen, opdat de toekomst weer voor Jesus Christus zij. Dat blijve dus het eerste en voornaamste, omdat het de meeste waarde heeft: over heel de we reld, in alle kerken, millioenendie knielen in aanbidding en kloppen op de borst en Jesus in hun harte dragen. Dat sta vóór alles vast: want daarom gaat het slechts. En toch de Eucharis tische congressen, met zooveel schitte ring gevierd, .vinden geestdrift allerwege. Is dat dan ook door Jesus zoo gevierd? Ach, wij zijn allen menschen en heb ben dus behoefte aan uitwendigheden. Wij willen ook zoo gaarne, een enkele maal tenminste zien, hoe het eigenlijk altijd wezen moest, dat heel de wereld bidt voor het Heilig Sacrament, dat de vorsten dezer aarde met de vorsten der Kerk in edelen wedstrijd samendingen naar dieper geloof en warmer liefde door het Allerheiligste, opdat wie minder zijn, getroffen door dat voorbeeld, zich ook om Jezus gaan verdringen, gelijk toen Hij al weldoend door Jeruzalems straten ging. O! als nog geheel het volk Jesujs volgde en niet Zijn kleed aanraakte, maar weer van Hem ging leven, hoe zou het overal anders worden. Is het aanschijn van de aarde niet herschapen door den Geest, Dien Chris tus zond en wil de Paus in denzelfden Christus alles niet herstellen? Daarom vooral moet in onze dagen van ongeloof en ongevoeligheid de wereldkerk nu en dan, in alle standen en rangen vertegenwoordigd, samenstroo- inen om haar middelpunt van geloofs leven en geloofsliefde, om voor ieder, die buiten haren schoot zijn kwijnend leven leidt, om voor Jood en Heiden te getuigen, dat de dwaasheid ran het Kruis en de ergernis van Vleesch en Bloed den kinderen van de Roomsche Kerk het teeken blijft en het onder pand van hunne hoogste fierheid, en er kome, wat er komen zal van levenskracht. En als die duizenden, uit alle landen samengekomen, hun gemeen schappelijke wereldhulde hebben ge bracht, dan moeten zij terugkeeren, ieder naar hun eigen kring, als Apostelen van Jezus' liefde, die ons haar laatste en beste gave heeft nagelaten in 't Aller heiligste. Dat is de beteekenis van een Eucha ristisch Congres, niet het minst voor ons, Katholieke Nederlanders, die de dragers zijn van heilige tradities, waar hertog. Jean te denken. Dat gebrek aan eerbied schokte me zeer, en toch, hoe wel om andere redenen, erkende ik, dat de dood van hertog Jean niet moest worden betreurd. Dat vroejgtijdige, dra matische, verre einde, op een bevroren eilandje der Noordpoolzee, was heel wat beter in overeenstemming met zijn roma nesk karakter dan een leelijke, gebrek kige ouderdom, een doodgewone dood, zonder avontuur. Bijna alle helden, dieii naam waardig, zich eenigszins bekommerend om de voegzaamheden en om de nakomeling schap, gaan aldus in volle kracht heen, omringd van hun volle glorie, "welke de aureool van het martelaarschap heller doet stralen. Verbeeld je Roland, den grooten Roland, stervend aan een long ontsteking, met een beddekussen onder zijn hoofd, in plaats van een blok graniet, en aan zijn zijde een medicijnfleschjeL.. Bayard door de jicht aan zijn leuningstoel gekluisterd!.... Napoleon I ais tachtig jarige en kindsch geworden! Hertog Jean had heel wijs gedaan met te handelen zooals hij gedaan had, en in zijn belang kon ik me er niet anders dan mee gelukwenscheu. Mejuffrouw Espérit deelde absoluut mijne wijze van zien en riep in een aan val van dichterlijke bezieling, dat zij het de belijdenis geldt van Jezus' Liefde geheim. Er is meer. De Martelaren van Gon- Kum lieten hun leven voor het Heilig Sacramentzij beleden door hun dood nog een ander punt van ons Heilifg Geloof, het Pauselijk Primaat. En als wij dat bedenken, dan zullen wij er kennen, dat 't Roomsche Nederland naar het Congres van Weenen bijzonder moet getrokken worden. Immers de wereldgebeurtenis, die daar van 12 tot 15 September a.s. geheel het menschdom bezighoudt, brengt aan ons land eene ongekende weelde. De gezant des Pausen, die komt om aan den grijzen keizer en heel het biddend volk den Christus vooruit te dragen als in een zegetocht, blijft, met 't purper omhangen, een kind uit ons midden. Hij wil dat weten, 'tis zijn eer! En als straks de Doorluchtige Metro poliet van Nederland zijne trouwe Katho lieken aan de voeten mag gelei dien van Kardinaal van Rossum, den Zoon uit zijn Diocees, als hij ons voorgaat met zijn machtig voorbeeld van kinderlijke gehoorzaamheid aan den H. Stoel, hier in den Pauselijken gezant gehuldigd, dan zullen wij hem omringen in de fiere belijdenis, dat wij zijn een volk, klein misschien en onbeduidend, als het geldt mee te streven door uiterlijken glans, maar toch een volk, dat groot wil zijn en mee blijft spreken, zoo dikwerf het zal gelden een innig-devoot zieleleven en trouw aan Christus, die in Zijn zicht baren Plaatsbekleeder den Paus van Rome heerscht en zelf 't onzichtbaar Hoofd der Kerk, toch meer op zicht bare wijze, als de Christus Eucharisticus in het midden van Zijne Kerk bleef leven. Dat alles zij in goede trouw gezegd en niemand duide het euvel; want alles kan men overdrijven of overdreven vin den, maar daar 'toni Christus gaat, blijft de kracht van Paulus' woord„Gevloekt, die Jesus Christus niet bemint". Om te eindigen, hiermede is tevens aangegeven, wat het Nationaal Comité ter vertegenwoordiging van Nederland op het Eucharistisch Congres beoogt. Niet den Katholieken landgenooten te zeggen, dat wie naar Weenen gaan, beter zijn dan de vrome zielen, die in stil1 gebed in onze dorpskerken uren aan de voeten van Jesus kunnen toeven niet velen aan te sporen, om zonder genoegv- zame voorbereiding naar Weenen te trekken, op gevaar af van teleurstelling, voor zulk een aansporing is het Comité beslist te laat en veel te laat gekomen. Maar wat het nastreeft is allen, die naar Weenen reizen, hoe dan ook, 't zij op eigen gelegenheid of in een groep, of onder leiding van Pater Hyacinth Hermans, gedurende de dagen van het Congres saam (e brengen, zoo dikwijls zulks voor eene waardige vertegenwoor diging* van het Katholieke Nederland gewenscht en mogelijk zal blijken. Groote steun zal daarbij ondervonden worden èn van den kant van Pater Fo- reitnik C.S.S.R. te Weenen en van den kan van het Missiehuis der Congregatie van Ste'ijl, St. Gabriel, dat bij Weenen gelegen, ons vele diensten zal kunnen bewijzen. Pater P. Noijen van diezelfde Con gregatie en Rector van het Missiehuis St. Willebrord te Uden, heeft ijverig gewerkt en zal als lid van 't Comité de correspondentie voeren, om allen, die zich bij ZijnZ.Eerw. aanmelden, zooveel mogelijk van dienst te zijn. Moge onder den Beschermheer Mgr. van de Wete* ring het pogen van het Comité slagen, dan zal onze deelneming aan het Con- 1 gres waardig zijn, een uiting van echte degelijke, Hollandsche Godvruchtigheid. E. A. VAN HINSBERGH Voorzitter van hei voorïoopig Co mité, ter vertegenwoordiging van Nederland op het Eucharistisch Con gres te Weenen. P.S. De leden van het voorïoopig Co mité zullen alles belangloos en op eigen kosten doenmocht echter de een of andere bekende weldoener wien val len hier niet enkele namen in? een bijdrage willen zenden voor correspon dentie- en andere onkosten, 't zou de taak van het secretariaat vrij wat ge- evenzoo zou willen sterven op het Pool ijs, als roemrijk offer der wetenschap. Geëlectriseerd door die woorden, riep ik op mijne beurt uit: „Er is niets schooners dan alles te trotseeren om nuttig te zijn voor zijn land. Ook ik zou het werk van hertog Jean weer willen opvatten, om den doortocht te vinden, dien hij tevergeefs heeft gezocht, of mij te begraven als hij, onder de eeuwige sneeuw." „Dat meent ge, omdat we in den zomer zijn", zei moeder Crustaud on- geloovig; „maar als ge de kou maar 'reis goed voeldet, dan zoudt ge gauw terugkomen." Ik was buitengewoon gevoelig voor kou en werd dus door die woorden tot nadenken gebracht. Maar zonder verder te gaan dan hij op den weg van het offer, hield ik er van hertog Jean voor model te nemen, zooals ik hem voor held genomen had. In die laatste hoedanigheid volgde hij tal van doorluchte mannen in de historie of in de verbeelding op, van Caesar tot Napoleon, en hij had op hen het voor deel van nieuw, onuitgegeven te zijn en mij in eigendom toe te behooren. Niets natuurlijker voor mijn geest dan even zeer zijn prestige te erven als zijn goe deren, jn zijn persppplijl$heid te treden makkelijker maken en vruchtbaarder doen zijn. I Voor behandeling klaar. iWij lezen in het Huisgezin: Het Tarief ontwerp is na de gewis selde stukken voor de openbare behande-' ling gereed. Feitelijk zou deze behandeling in zeer korten tijd kunnen afloopen. Wat, over en weer, over deze materie te zeggen viel, is gezegd. De wijzigingen, welke de minister zijns inziens kon aanbrengen, zijn aangebracht. Het is nu enkel maai de vraag: wilt ge of wilt ge niet? Maar natuurlijk zal het zoo vlot niet gaan. Men zal, naar goed-Hollandschen trant, al wat gezegd en aangevoerd is, nog eens gaan herzeggen en heraan- voeren. De heele zaak van Adams tijd af weer ophalen, breede politieke be schouwingen gaan houdende vraag stellen of de regeering met een dergelijk ontwerp wel had mógen komen, of bij de verkiezingen in 1909 de kwestie van het tarief wel genoegzaam op den voor grond is getreden. Enz. enz. Alles nutte loos en alles ijdel en feitel^k alles buiten de orde. Men kan bij dit ontwerp de zaak principieel hoog opzetten, maar in werke lijkheid is ze veel meer een kwestie van practijk en van belangen dan van be ginsel. Minister Kolkman wil uit zijn ontwerp geld slaan, zooals ook minister Pierson geld wilde slaan uit de door hem voor gestelde verhooging van rechten. Nu kan men bij een dergelijke ver hooging zuiver fiscaal te werk gaan en enkel rechten heffen van artikelen, die hier niet gewonnen of vervaardigd wor den; of men kan tevens het oog ge vestigd houden op hetgeen in het eigen land wordt voortgebracht en door den invoer te belemmeren de inheemsche productie een handje helpen. Door dit laatste heeft minister Kolk man zi;ch laten leiden. Nu is intusschen de zaak, die op het oog eenvoudig en redelijk lijkt, niet altijd zoo eenvoudig. Het kan zijn, dat men, den een helpend, den ander achteruitzet. Daarom moet wel overwogen en ge wikt, moeten allerlei belangen met elkaar vergeleken worden en moet ten slotte wat het zwaarste is den doorslag geven. Er is misschien geen ander onder werp dan een tarief waarbij zooveel te geven en te nemen is. En daarom is dan ook alleszins verklaarbaar, dat mi nister Kolkman zich tot het aanbrengen van zooveel wijzigingen in zijn ontwerp heeft laten bewegen. Maar er is ten slotte een grens. Een minister, die maar aldoor met de pen klaar zou staan om te schrappen of te wijzigen, zou spoedig het stuur kwijt raken en in plaats van leiding te geven j geleid worden. We mogen dan ook aannemen, dat de minister in zijn gewijzigd ontwerp zoo ver is gegaan als hij gaan kon, en dat het ontwerp in zijn nieuwen vorm behoort te worden aanvaard of afge wezen. Men kan niet bij elk artikel en elk onderdeel van een artikel aan het peuteren blijven. Indien de linkerzijde haar taak als op positie niet in den zin van loyale mede werking wenscht op te vatten, van rechts mag beter verwacht worden. Voor zoover het van haar afhangt, zal zij tot spoedige afhandeling mee werken, niet omdat de stembus wenkt, maar omdat we geld moeten hebben voor de sociale wetgeving en omdat de eigen nijverheid aan eenige redelijke versterking dringend brlrOCfts heeft Godsdienst en opvoeding, De oud-liberale heer Mr. v. Houten heeft in een „Staatkundigen brief" lucht gegeven aan zijn verontwaardiging over het niet toekennen van Staatssubsidie aan een vereeniging, die zich ten taak stelt voogdijkinderen, d.w.z. gerechtelijk aan de ouderlijke macht onttrokken kin deren, buiten allen godsdienst op te voeden. op >ji pjp 'ooj. oui uooips -uapsjj ■oS sea\ smq ui\z ui >ji sje joozuoao geschiktheden bezat, gevorderd om waar diglijk een zoo hooge positie te be- kleeden. Met die streelende gedachten sliep ik in, vastbesloten, reeds den vol genden dag een nieuw leven te beginnen, geheel los van alles wat mijn vroeger bestaan ailedaagsch en ordinairs mocht hebben. IV. Mijn vader, die zich den volgenden Zondag bij ons voegde, vond me in dezen zieletoestand. „Wat ben je toch dwaas!" zei hij me in zijn naïeveteit. Mijn uiterlijk zelfs droeg de sporen van mijn aristocratische strevingen. Ik liep kaarsrecht, met neergetrokken schou ders, om geen duim van mijn taille te verliezen; ik hield mijn hoofd in zoo voornaam mogelijke houding, met een hooghartigen en ridderlijken trek op het gezicht", die, naar mijn meening, aan mijn ronde pappenfiguur een zeer gedis tingeerd karakter gaf. En zonder rekening te houden met de twintig vervlogen jaren, noch met de veranderingen der mode, had ik zoo spoedig mogelijk mijn kapsel ien kostuum gewijzigd overeen komstig de aanduidingen, door de buste Naar aanleiding van dien brief! schrijft tie T ijd o.m. De vraag is maar: mag! een Nedefl landsche Regeering er toe medewerken, dat kinderen, die zijwonder haar hoede? neemt, voor welker opvoeding zij zich tot zekere hoogte verantwoordelijk stelt* buiten eiken godsdienst worden opge voed? iij De Neder landsche staat is een neutrale! Staatvan een bepaalde voorkeur ten opzichte van het eene of andere kerk genootschap mag bij hem geen sprake wezen. Daaruit echter volgt nog geens zins, dat door den Staat de godsdienst moet beschouwd worden als iets onver schilligs, als iets zonder waarde, ook bij de opvoeding. Integendeel blijkt uit onze geheele wetgeving, uit het Hoofdstuk van den godsdienst in de Grondwet, in de eep- ste plaats, dat de Staat den godsdienst acht en eerbiedigt als een groote macht ten goede, ook ter wille van het eigen staatsbelang. Volgens art. 168 der Grondwet heeft dan ook de Staat bescherming en wet gelijke bescherming te verleenen aan al le kerkgenootschappen. Het is waar, dat volgens het voorafgaand artikel, ieder zijn godsdienstige meeningen, ook zijn ongeloof, met volkomen vrijheid mag be lijden, en dat niemand door de wet ver plicht wordt, tot eenig kerkgenootschap, te behooren. Daaruit echter volgt niet, dat de kerk genootschappen, welke volgens de Grondwet, moeten beschermd worden, en het ongeloof voor den Staat op één lijn staan. Ook de neutrale Staat erkent, gelijk! wij zeiden, den godsdienst (alle hoogerel beschouwingen nu eens ter zijde gela ten) als een macht ten goede ook bijl de opvoeding. Dit komt zelfs uit bij onze wet op het L. O. Daarom zou, meenen wij, de overheid! onverantwoordelijk handelen, inden zij zelve, de opvoeding van bepaalde kin deren op zich nemend, die macht ten goede ongebruikt zou willen laten en diel opvoeding zou willen doen geschieden buiten den invloed van welken gods dienst ook. De neutrale Staat mag zelf tusschen' de verschillende gezindten geen keuze doen. In welken godsdienst de door hem aangenomen regeeringskinderen en voog dijkinderen zullen opgevoed worden, moet natuurlijk met vo'lkomen ^partij digheid worden beslist op grond van be paalde omstandigheden, onder welke de godsdienst van de ouders en verdere fa milieleden wel steeds de voornaamste zal {ijn. Doch nooit werke de Staat vrijwillig) er toe mede, een geslacht te kweeken van ongeloovigen of de treurige statis tiek van personen niet behoorende tot eenig kerkgenootschap, nog hooger op te voeren. Ook in zijn eigen belang. De Week in het Buitenland. Een vreeselijk verwarde geschiedenis! is dat geworden met de Londensche sta king, die ,men had het reeds geruimeu tijd voorzien, op een fiasco voor de werk lieden moest uitloopen. De nood, waarin men reeds was begonnen te voorzien door inzamelingen en inschrijvingen, steeg te hoog. Er moest een eind aan gemaakt worden, de menschen konden toch niet doodhongeren. En, ofschoon er nog pas groote woorden waren gespro ken over volhouden tot het bittere ein de, kwam nu in het laatst der vorige week plotseling het bericht dat de lei ders der staking besloten hadden deze voor geëindigd te verklaren. Eerst had het er veel van of het meo- rendeel der s,takers van een opheffing niet gediend was en dan maar tegen het advies hunner voormannen bi wil/jen doorzetten. Bang op die manier geheel de teugels te zullen kwijtraken, waren deze er spoedig bij te verklaren, dat hun manifest waarin zij tot hervatting van den arbeid opwekten geenszins een dwin- genld karakter had, doch alleen bedoeld was om de mannen een kans te geven onn weer aan het werk te gaan wanneer zij dit wilden. van hertog Jean verstrekt, op wien ik mij vleide vaag te gelijken. „Mijn hemel, wat zijn die pruik en die hemdskraag bespottelijk!" zei mijn va der, die van mijn gedaanteverwisseling hoegenaamd niets snapte. Ik verontschuldigde zijn onwetendheid, maar was erg op mijn teenen getrapt. Hij zag het en ging vriendelijk voort: „Overigens is dat van geen gewicht. Buiten kan men doen wat men wil. Ik ga Óok mijn oude plunje nemen, oni vrij overal te kunnen ronddwalen!" Met een smeekend gebaar hield ik hem terug. Met die woorden„mijn oude plunje" bedoelde inijn vader een choco ladekleurig costuum, dat mij en Meg al tijd wanhopig had gemaakt. „Neen, als ik u bidden mag," zei ik, „houd uw gekleede jas aan." „Waarom?Ik stik er in!" „Bedenk, dat het heele land de oogett op u gevestigd houdt." „De boeren?Dat zal hun wel on verschillig zijn, of ik een gekleede of een andere jas aan heb." „Maar", zeide Meg fijntjes, „u gaat ook een bezoek bij mijnheer den pastoor bren gen, en hij zou het dragen van die oude plunje kunnen beschouwen als gebrek aan beleefdheid." (Wordt vervolgd.}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5