50 cent
bij vooruitbetaling.
Uit de Pers.
tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Zaterdag 3 Aug. no. 857.
fSTATEN-GENERAAL.
TVS BEDE KAMER'.
Kort Verslag van de vergaderingen
der Kamer.
1 iHet Kort Verslag der vergaderingen
jratf de Tweede Kamer der Staten-Gene-
[araal verschijnt in den avond van eiken,
jflag, waarop de Kamer vergadert.
De abonnementsprijs bedraagt f 1.
jpVlen abonneert zich voor den tijd van
|een geheel zittingsjaar. Voor de verzen-
jjding van het Verslag aan abonnementen
«binnenslands is geen port verschuldigd.
jWij stellen onze lezers echter in de
[gelegenheid, mits zij dit TIJDIG opge-
Aren, het Kort of Analytisch verslag te
Ibekomen voor den prijs van
IDe verzending van het Verslag ge
schiedt ook in dit geval portvrij.
Alle betalingen van het Kort Verslag
1 (geschieden
De aandacht van hen, die reeds voor
de vorige zitting op het Kort Verslag
waren geabonneerd, wordt er op ge
vestigd, dat het noodig is, om, wan
neer zij ook gedurende de nieuwe
zitting het Verslag weder wenschen
te ontvangen, zich opnieuw te abon-
neeren, en dat het, met het oog op
eene geregelde toezending van het
begin der zitting af, gewenscht is
dat vooral TIJDIG te doen.
Om de bestelling te vergemakkelijken,
Komt in dit nummer een formulier voor,
hetwelk duidelijk: ingevuld, aan
de Administratie, OUDE
SINGEL 34, LEIDEN,
moet gezonden worden.
DE DIRECTIE.
Het Allerheiligsté.
Een woord naar aanleiding van het
Weener-congres 19S2.
In heel de schepping Gods, die straalt
In duizenderlei pracht, is niets zoo onbe
grijpelijk, zoo onuitsprekelijk schoon als
fhet Allerheiligste Sacrament onzer al-
Staren. Gelijk wij in stomme verbazing
{opzien naar het firmament en vergeefs
[pogen de hoogten te meten van de groot
heid Gods, Die door ééne zon onze aarde
Slicht en warmte en in afwisseling van
'dood en leven komt brengen, in de orde
tier natuur steeds nieuwe rijkdommen en
(Die heel het uitspansel met zonnen heeft
bezaaid, zóó ongeveer moeten de Sera
fijnen en Cherubijnen aanbiddend n^ar
jonze aarde zien, die als in sterrenbeelden
van genade over al de bewoonde wereld-
deelen de blanke hosties draagt in het
^aanbiddelijk en eenig onvolprezen Sa
crament.
Waar voerde ooit Gods scheppings
macht triumf als hier,waar Jezus' mensch-
heid woont en leeft, die menschheid, die,
in wijsheid en in heiligheid het kunst
stuk van geheel de schepping, in den per
soon van het Goddel'ijk Woord bestaat?
iJWaar weten wij zoo goed, dat v/ij ver
losten zijn door Jezus' Goddelijk Bloed,
flls hier, waar wij de gedachtenis vieren,
idie Jezus zelf ons gaf den avond vóór
'Zijn dood?
Waar kunnen wij^ als bedwelmd door
'Jezus' liefde, in voller teugen de genade
indrinken tot onze heiliging, dan hier,
.waar de hartslag klopt voor hot 'cv Ui
van de Kerk, van dat mystieke lichaam,
dat van het Hoofd, gelijk de ranken van
den wijnstok, leeft? Waar zullen wij een
voorsmaak proeven van wat ons in den
IHemel wacht, waar God Zijne getrouwen
loont, zoo zoet, zoo waar, als hier ons
dagelijks geboden wordt?
Zoekt nergens anders tevergeefs, want
van Zijne wonderwerken heeft ons de
'Heer een gedachtenis gesticht in het Aller
heiligst Sacrament.
En toch, wat zien wij, als God dat
FEUILLETON.
De Eifgenaam van herlog Jean.
NAAR HET FRANSCH.
9)
,,'tls min van je, me zoo te plagen
jen te tergen, als ik verdriet heb."
„Wist ik, dat jij huilt over alle voor
name en rijke personen, die je niet
trouwen kunt? Gisteren lachte je zelf,
toen ze van Roland spraken
„Om Roland 'geef ik nietdat is al
zoo oud
„Maar hertog Jean zou nu ook oud
zijn."-
„Volstrekt niet; hij was nog geen 315
jaar, en de pastoor zei, dat hij veel
jonger leek!"
„Ja, maar nu zou hij vijf-en-zestig zijn
geweest, en zou hij heelemaal niet jong
meer lijken."
De spijt van Meg was terstond ver
dwenen.
„Dat's waar", zei ze, „vijf-en-zestig.
Ik zou hem niet willenDan geef ik
Ier ook niet om, dat hij dood is."
Wij vervolgden nu onze wandeling en
fcij praatte en babbelde, zonder nog aan
wonder van Zijn wijsheid en Zijn liefde
wrocht? Kwam Jesus als een kind, in
schamele doeken in een kribbe, om het
menschdom te verlossen, Hij bleef
bij ons, om ons te heiligen, onder nog
nederiger gedaanten van een weinig
brood en. wijn.
Zóó en niet anders wil Hij komen
bij de grooten en de kleenen, bij de
vorsten en hunne armste onderdanen;
zonder onderscheid, omdat Hij voor allen
gelijkelijk Verlosser wezen wil.
Past dan bij dit wonder van zelfver
loochening de praal, de pracht, het feest-
vertoon, dat ons in Weenen wacht?
Men onderscheide wel. Jezus heeft
het H. Sacrament gewild, gelijk het is,
onder de nederigste gedaanten, opdat
een ieder kunne komen het arme,
kleine kind met niet minder recht dan
Frans Joseph, de Oostenrijksche keizer,
om Hem te aanbidden, Zijn Offer
bij te wonen, zich te voeden met Zijn
waarachtig levensbrood. En als geheel
de wereld dat begrepen en aan Zijn
roepstem gehoor gegeven had, als heel
de wereld maar beleed, dat het Woord
is vleesch geworden en nog in het
midden van ons woont, wij hadden geen
congressen noodig; wij zouden door de
stille aanbidding, de H. Mis en de H.
Communie de wereld herschapen zien,
als met één slag daar Jesus dan in.
haar zou leven, niet zij zou leven,
maar de Christus in haar.
Maar, helaas, dat is geheel anders.
En het is daarom, dat onze Heilige
Vader Pius X, als 't brandend vuur bij
de Heilige Eucharistie ontvlamd, geheel
de wereld door Zijn liefdegloed voor het
Heilig Sacrament wil ontsteken en allen
onweerstaanbaar roept, om dikwerf, da
gelijks, te komen en de kinderen mee
te brengen, opdat de toekomst weer
voor Jesus Christus zij. Dat blijve dus
het eerste en voornaamste, omdat het de
meeste waarde heeft: over heel de we
reld, in alle kerken, millioenendie
knielen in aanbidding en kloppen op de
borst en Jesus in hun harte dragen.
Dat sta vóór alles vast: want daarom
gaat het slechts. En toch de Eucharis
tische congressen, met zooveel schitte
ring gevierd, .vinden geestdrift allerwege.
Is dat dan ook door Jesus zoo gevierd?
Ach, wij zijn allen menschen en heb
ben dus behoefte aan uitwendigheden.
Wij willen ook zoo gaarne, een enkele
maal tenminste zien, hoe het eigenlijk
altijd wezen moest, dat heel de wereld
bidt voor het Heilig Sacrament, dat de
vorsten dezer aarde met de vorsten der
Kerk in edelen wedstrijd samendingen
naar dieper geloof en warmer liefde door
het Allerheiligste, opdat wie minder zijn,
getroffen door dat voorbeeld, zich ook
om Jezus gaan verdringen, gelijk toen
Hij al weldoend door Jeruzalems straten
ging.
O! als nog geheel het volk Jesujs
volgde en niet Zijn kleed aanraakte,
maar weer van Hem ging leven, hoe
zou het overal anders worden.
Is het aanschijn van de aarde niet
herschapen door den Geest, Dien Chris
tus zond en wil de Paus in denzelfden
Christus alles niet herstellen?
Daarom vooral moet in onze dagen
van ongeloof en ongevoeligheid de
wereldkerk nu en dan, in alle standen en
rangen vertegenwoordigd, samenstroo-
inen om haar middelpunt van geloofs
leven en geloofsliefde, om voor ieder,
die buiten haren schoot zijn kwijnend
leven leidt, om voor Jood en Heiden
te getuigen, dat de dwaasheid ran het
Kruis en de ergernis van Vleesch en
Bloed den kinderen van de Roomsche
Kerk het teeken blijft en het onder
pand van hunne hoogste fierheid, en
er kome, wat er komen zal van
levenskracht. En als die duizenden, uit
alle landen samengekomen, hun gemeen
schappelijke wereldhulde hebben ge
bracht, dan moeten zij terugkeeren, ieder
naar hun eigen kring, als Apostelen van
Jezus' liefde, die ons haar laatste en
beste gave heeft nagelaten in 't Aller
heiligste.
Dat is de beteekenis van een Eucha
ristisch Congres, niet het minst voor
ons, Katholieke Nederlanders, die de
dragers zijn van heilige tradities, waar
hertog. Jean te denken. Dat gebrek aan
eerbied schokte me zeer, en toch, hoe
wel om andere redenen, erkende ik, dat
de dood van hertog Jean niet moest
worden betreurd. Dat vroejgtijdige, dra
matische, verre einde, op een bevroren
eilandje der Noordpoolzee, was heel wat
beter in overeenstemming met zijn roma
nesk karakter dan een leelijke, gebrek
kige ouderdom, een doodgewone dood,
zonder avontuur.
Bijna alle helden, dieii naam waardig,
zich eenigszins bekommerend om de
voegzaamheden en om de nakomeling
schap, gaan aldus in volle kracht heen,
omringd van hun volle glorie, "welke de
aureool van het martelaarschap heller
doet stralen. Verbeeld je Roland, den
grooten Roland, stervend aan een long
ontsteking, met een beddekussen onder
zijn hoofd, in plaats van een blok graniet,
en aan zijn zijde een medicijnfleschjeL..
Bayard door de jicht aan zijn leuningstoel
gekluisterd!.... Napoleon I ais tachtig
jarige en kindsch geworden!
Hertog Jean had heel wijs gedaan met
te handelen zooals hij gedaan had, en
in zijn belang kon ik me er niet anders
dan mee gelukwenscheu.
Mejuffrouw Espérit deelde absoluut
mijne wijze van zien en riep in een aan
val van dichterlijke bezieling, dat zij
het de belijdenis geldt van Jezus' Liefde
geheim.
Er is meer. De Martelaren van Gon-
Kum lieten hun leven voor het Heilig
Sacramentzij beleden door hun dood
nog een ander punt van ons Heilifg
Geloof, het Pauselijk Primaat. En als
wij dat bedenken, dan zullen wij er
kennen, dat 't Roomsche Nederland naar
het Congres van Weenen bijzonder moet
getrokken worden.
Immers de wereldgebeurtenis, die daar
van 12 tot 15 September a.s. geheel het
menschdom bezighoudt, brengt aan ons
land eene ongekende weelde. De gezant
des Pausen, die komt om aan den grijzen
keizer en heel het biddend volk den
Christus vooruit te dragen als in een
zegetocht, blijft, met 't purper omhangen,
een kind uit ons midden. Hij wil dat
weten, 'tis zijn eer!
En als straks de Doorluchtige Metro
poliet van Nederland zijne trouwe Katho
lieken aan de voeten mag gelei dien van
Kardinaal van Rossum, den Zoon uit
zijn Diocees, als hij ons voorgaat met
zijn machtig voorbeeld van kinderlijke
gehoorzaamheid aan den H. Stoel, hier
in den Pauselijken gezant gehuldigd, dan
zullen wij hem omringen in de fiere
belijdenis, dat wij zijn een volk, klein
misschien en onbeduidend, als het geldt
mee te streven door uiterlijken glans,
maar toch een volk, dat groot wil zijn en
mee blijft spreken, zoo dikwerf het zal
gelden een innig-devoot zieleleven en
trouw aan Christus, die in Zijn zicht
baren Plaatsbekleeder den Paus van
Rome heerscht en zelf 't onzichtbaar
Hoofd der Kerk, toch meer op zicht
bare wijze, als de Christus Eucharisticus
in het midden van Zijne Kerk bleef leven.
Dat alles zij in goede trouw gezegd
en niemand duide het euvel; want alles
kan men overdrijven of overdreven vin
den, maar daar 'toni Christus gaat, blijft
de kracht van Paulus' woord„Gevloekt,
die Jesus Christus niet bemint".
Om te eindigen, hiermede is tevens
aangegeven, wat het Nationaal Comité
ter vertegenwoordiging van Nederland
op het Eucharistisch Congres beoogt.
Niet den Katholieken landgenooten te
zeggen, dat wie naar Weenen gaan, beter
zijn dan de vrome zielen, die in stil1
gebed in onze dorpskerken uren aan
de voeten van Jesus kunnen toeven niet
velen aan te sporen, om zonder genoegv-
zame voorbereiding naar Weenen te
trekken, op gevaar af van teleurstelling,
voor zulk een aansporing is het Comité
beslist te laat en veel te laat gekomen.
Maar wat het nastreeft is allen, die
naar Weenen reizen, hoe dan ook, 't zij
op eigen gelegenheid of in een groep,
of onder leiding van Pater Hyacinth
Hermans, gedurende de dagen van het
Congres saam (e brengen, zoo dikwijls
zulks voor eene waardige vertegenwoor
diging* van het Katholieke Nederland
gewenscht en mogelijk zal blijken.
Groote steun zal daarbij ondervonden
worden èn van den kant van Pater Fo-
reitnik C.S.S.R. te Weenen en van den
kan van het Missiehuis der Congregatie
van Ste'ijl, St. Gabriel, dat bij Weenen
gelegen, ons vele diensten zal kunnen
bewijzen.
Pater P. Noijen van diezelfde Con
gregatie en Rector van het Missiehuis
St. Willebrord te Uden, heeft ijverig
gewerkt en zal als lid van 't Comité de
correspondentie voeren, om allen, die
zich bij ZijnZ.Eerw. aanmelden, zooveel
mogelijk van dienst te zijn. Moge onder
den Beschermheer Mgr. van de Wete*
ring het pogen van het Comité slagen,
dan zal onze deelneming aan het Con-
1 gres waardig zijn, een uiting van echte
degelijke, Hollandsche Godvruchtigheid.
E. A. VAN HINSBERGH
Voorzitter van hei voorïoopig Co
mité, ter vertegenwoordiging van
Nederland op het Eucharistisch Con
gres te Weenen.
P.S. De leden van het voorïoopig Co
mité zullen alles belangloos en op eigen
kosten doenmocht echter de een of
andere bekende weldoener wien val
len hier niet enkele namen in? een
bijdrage willen zenden voor correspon
dentie- en andere onkosten, 't zou de
taak van het secretariaat vrij wat ge-
evenzoo zou willen sterven op het Pool
ijs, als roemrijk offer der wetenschap.
Geëlectriseerd door die woorden, riep
ik op mijne beurt uit:
„Er is niets schooners dan alles te
trotseeren om nuttig te zijn voor zijn
land. Ook ik zou het werk van hertog
Jean weer willen opvatten, om den
doortocht te vinden, dien hij tevergeefs
heeft gezocht, of mij te begraven als
hij, onder de eeuwige sneeuw."
„Dat meent ge, omdat we in den
zomer zijn", zei moeder Crustaud on-
geloovig; „maar als ge de kou maar
'reis goed voeldet, dan zoudt ge gauw
terugkomen."
Ik was buitengewoon gevoelig voor
kou en werd dus door die woorden tot
nadenken gebracht.
Maar zonder verder te gaan dan hij
op den weg van het offer, hield ik er
van hertog Jean voor model te nemen,
zooals ik hem voor held genomen had.
In die laatste hoedanigheid volgde hij
tal van doorluchte mannen in de historie
of in de verbeelding op, van Caesar tot
Napoleon, en hij had op hen het voor
deel van nieuw, onuitgegeven te zijn en
mij in eigendom toe te behooren. Niets
natuurlijker voor mijn geest dan even
zeer zijn prestige te erven als zijn goe
deren, jn zijn persppplijl$heid te treden
makkelijker maken en vruchtbaarder
doen zijn. I
Voor behandeling klaar.
iWij lezen in het Huisgezin:
Het Tarief ontwerp is na de gewis
selde stukken voor de openbare behande-'
ling gereed.
Feitelijk zou deze behandeling in zeer
korten tijd kunnen afloopen. Wat, over
en weer, over deze materie te zeggen
viel, is gezegd. De wijzigingen, welke de
minister zijns inziens kon aanbrengen,
zijn aangebracht. Het is nu enkel maai
de vraag: wilt ge of wilt ge niet?
Maar natuurlijk zal het zoo vlot niet
gaan. Men zal, naar goed-Hollandschen
trant, al wat gezegd en aangevoerd is,
nog eens gaan herzeggen en heraan-
voeren. De heele zaak van Adams tijd
af weer ophalen, breede politieke be
schouwingen gaan houdende vraag
stellen of de regeering met een dergelijk
ontwerp wel had mógen komen, of bij
de verkiezingen in 1909 de kwestie van
het tarief wel genoegzaam op den voor
grond is getreden. Enz. enz. Alles nutte
loos en alles ijdel en feitel^k alles buiten
de orde.
Men kan bij dit ontwerp de zaak
principieel hoog opzetten, maar in werke
lijkheid is ze veel meer een kwestie van
practijk en van belangen dan van be
ginsel.
Minister Kolkman wil uit zijn ontwerp
geld slaan, zooals ook minister Pierson
geld wilde slaan uit de door hem voor
gestelde verhooging van rechten.
Nu kan men bij een dergelijke ver
hooging zuiver fiscaal te werk gaan en
enkel rechten heffen van artikelen, die
hier niet gewonnen of vervaardigd wor
den; of men kan tevens het oog ge
vestigd houden op hetgeen in het eigen
land wordt voortgebracht en door den
invoer te belemmeren de inheemsche
productie een handje helpen.
Door dit laatste heeft minister Kolk
man zi;ch laten leiden.
Nu is intusschen de zaak, die op het
oog eenvoudig en redelijk lijkt, niet altijd
zoo eenvoudig. Het kan zijn, dat men,
den een helpend, den ander achteruitzet.
Daarom moet wel overwogen en ge
wikt, moeten allerlei belangen met elkaar
vergeleken worden en moet ten slotte
wat het zwaarste is den doorslag geven.
Er is misschien geen ander onder
werp dan een tarief waarbij zooveel te
geven en te nemen is. En daarom is
dan ook alleszins verklaarbaar, dat mi
nister Kolkman zich tot het aanbrengen
van zooveel wijzigingen in zijn ontwerp
heeft laten bewegen.
Maar er is ten slotte een grens. Een
minister, die maar aldoor met de pen
klaar zou staan om te schrappen of te
wijzigen, zou spoedig het stuur kwijt
raken en in plaats van leiding te geven j
geleid worden.
We mogen dan ook aannemen, dat
de minister in zijn gewijzigd ontwerp
zoo ver is gegaan als hij gaan kon, en
dat het ontwerp in zijn nieuwen vorm
behoort te worden aanvaard of afge
wezen.
Men kan niet bij elk artikel en elk
onderdeel van een artikel aan het
peuteren blijven.
Indien de linkerzijde haar taak als op
positie niet in den zin van loyale mede
werking wenscht op te vatten, van rechts
mag beter verwacht worden.
Voor zoover het van haar afhangt,
zal zij tot spoedige afhandeling mee
werken, niet omdat de stembus wenkt,
maar omdat we geld moeten hebben
voor de sociale wetgeving en omdat
de eigen nijverheid aan eenige redelijke
versterking dringend brlrOCfts heeft
Godsdienst en opvoeding,
De oud-liberale heer Mr. v. Houten
heeft in een „Staatkundigen brief" lucht
gegeven aan zijn verontwaardiging over
het niet toekennen van Staatssubsidie
aan een vereeniging, die zich ten taak
stelt voogdijkinderen, d.w.z. gerechtelijk
aan de ouderlijke macht onttrokken kin
deren, buiten allen godsdienst op te
voeden.
op >ji pjp 'ooj. oui uooips -uapsjj
■oS sea\ smq ui\z ui >ji sje joozuoao
geschiktheden bezat, gevorderd om waar
diglijk een zoo hooge positie te be-
kleeden. Met die streelende gedachten
sliep ik in, vastbesloten, reeds den vol
genden dag een nieuw leven te beginnen,
geheel los van alles wat mijn vroeger
bestaan ailedaagsch en ordinairs mocht
hebben.
IV.
Mijn vader, die zich den volgenden
Zondag bij ons voegde, vond me in
dezen zieletoestand.
„Wat ben je toch dwaas!" zei hij
me in zijn naïeveteit.
Mijn uiterlijk zelfs droeg de sporen
van mijn aristocratische strevingen. Ik
liep kaarsrecht, met neergetrokken schou
ders, om geen duim van mijn taille te
verliezen; ik hield mijn hoofd in zoo
voornaam mogelijke houding, met een
hooghartigen en ridderlijken trek op het
gezicht", die, naar mijn meening, aan
mijn ronde pappenfiguur een zeer gedis
tingeerd karakter gaf. En zonder rekening
te houden met de twintig vervlogen
jaren, noch met de veranderingen der
mode, had ik zoo spoedig mogelijk mijn
kapsel ien kostuum gewijzigd overeen
komstig de aanduidingen, door de buste
Naar aanleiding van dien brief!
schrijft tie T ijd o.m.
De vraag is maar: mag! een Nedefl
landsche Regeering er toe medewerken,
dat kinderen, die zijwonder haar hoede?
neemt, voor welker opvoeding zij zich
tot zekere hoogte verantwoordelijk stelt*
buiten eiken godsdienst worden opge
voed? iij
De Neder landsche staat is een neutrale!
Staatvan een bepaalde voorkeur ten
opzichte van het eene of andere kerk
genootschap mag bij hem geen sprake
wezen. Daaruit echter volgt nog geens
zins, dat door den Staat de godsdienst
moet beschouwd worden als iets onver
schilligs, als iets zonder waarde, ook
bij de opvoeding.
Integendeel blijkt uit onze geheele
wetgeving, uit het Hoofdstuk van den
godsdienst in de Grondwet, in de eep-
ste plaats, dat de Staat den godsdienst
acht en eerbiedigt als een groote macht
ten goede, ook ter wille van het eigen
staatsbelang.
Volgens art. 168 der Grondwet heeft
dan ook de Staat bescherming en wet
gelijke bescherming te verleenen aan al
le kerkgenootschappen. Het is waar, dat
volgens het voorafgaand artikel, ieder
zijn godsdienstige meeningen, ook zijn
ongeloof, met volkomen vrijheid mag be
lijden, en dat niemand door de wet ver
plicht wordt, tot eenig kerkgenootschap,
te behooren.
Daaruit echter volgt niet, dat de kerk
genootschappen, welke volgens de
Grondwet, moeten beschermd worden,
en het ongeloof voor den Staat op één
lijn staan.
Ook de neutrale Staat erkent, gelijk!
wij zeiden, den godsdienst (alle hoogerel
beschouwingen nu eens ter zijde gela
ten) als een macht ten goede ook bijl
de opvoeding. Dit komt zelfs uit bij
onze wet op het L. O.
Daarom zou, meenen wij, de overheid!
onverantwoordelijk handelen, inden zij
zelve, de opvoeding van bepaalde kin
deren op zich nemend, die macht ten
goede ongebruikt zou willen laten en diel
opvoeding zou willen doen geschieden
buiten den invloed van welken gods
dienst ook.
De neutrale Staat mag zelf tusschen'
de verschillende gezindten geen keuze
doen. In welken godsdienst de door hem
aangenomen regeeringskinderen en voog
dijkinderen zullen opgevoed worden,
moet natuurlijk met vo'lkomen ^partij
digheid worden beslist op grond van be
paalde omstandigheden, onder welke de
godsdienst van de ouders en verdere fa
milieleden wel steeds de voornaamste
zal {ijn.
Doch nooit werke de Staat vrijwillig)
er toe mede, een geslacht te kweeken
van ongeloovigen of de treurige statis
tiek van personen niet behoorende tot
eenig kerkgenootschap, nog hooger op
te voeren. Ook in zijn eigen belang.
De Week
in het Buitenland.
Een vreeselijk verwarde geschiedenis!
is dat geworden met de Londensche sta
king, die ,men had het reeds geruimeu
tijd voorzien, op een fiasco voor de werk
lieden moest uitloopen. De nood, waarin
men reeds was begonnen te voorzien
door inzamelingen en inschrijvingen,
steeg te hoog. Er moest een eind aan
gemaakt worden, de menschen konden
toch niet doodhongeren. En, ofschoon er
nog pas groote woorden waren gespro
ken over volhouden tot het bittere ein
de, kwam nu in het laatst der vorige
week plotseling het bericht dat de lei
ders der staking besloten hadden deze
voor geëindigd te verklaren.
Eerst had het er veel van of het meo-
rendeel der s,takers van een opheffing
niet gediend was en dan maar tegen
het advies hunner voormannen bi wil/jen
doorzetten. Bang op die manier geheel
de teugels te zullen kwijtraken, waren
deze er spoedig bij te verklaren, dat hun
manifest waarin zij tot hervatting van
den arbeid opwekten geenszins een dwin-
genld karakter had, doch alleen bedoeld
was om de mannen een kans te geven onn
weer aan het werk te gaan wanneer zij
dit wilden.
van hertog Jean verstrekt, op wien ik
mij vleide vaag te gelijken.
„Mijn hemel, wat zijn die pruik en die
hemdskraag bespottelijk!" zei mijn va
der, die van mijn gedaanteverwisseling
hoegenaamd niets snapte.
Ik verontschuldigde zijn onwetendheid,
maar was erg op mijn teenen getrapt. Hij
zag het en ging vriendelijk voort:
„Overigens is dat van geen gewicht.
Buiten kan men doen wat men wil. Ik
ga Óok mijn oude plunje nemen, oni
vrij overal te kunnen ronddwalen!"
Met een smeekend gebaar hield ik hem
terug. Met die woorden„mijn oude
plunje" bedoelde inijn vader een choco
ladekleurig costuum, dat mij en Meg al
tijd wanhopig had gemaakt.
„Neen, als ik u bidden mag," zei ik,
„houd uw gekleede jas aan."
„Waarom?Ik stik er in!"
„Bedenk, dat het heele land de oogett
op u gevestigd houdt."
„De boeren?Dat zal hun wel on
verschillig zijn, of ik een gekleede of een
andere jas aan heb."
„Maar", zeide Meg fijntjes, „u gaat ook
een bezoek bij mijnheer den pastoor bren
gen, en hij zou het dragen van die oude
plunje kunnen beschouwen als gebrek
aan beleefdheid."
(Wordt vervolgd.}