De groote Beursspeculatie. Uit de Pers. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 10 Juli no. 836. KAMEROVERZICHT. TW BEDE KAMER. De laatste dao. De Kamer is op vacantie gegaan en heeft behoudens onvoorziene omstan digheden de parlementaire periode J911/12 afgesloten. 't Is een recordjaar geweest, naar de voorzitter aan het einde der zitting op merkte. Meer dan 3000 bladzijden van de „Handelingen" is toch wel wat veel, voeg de hij er aan toe. Wij kunnen dan ook best begrijpen, dat het graaf van Bylandt, die zijn jaren ■reeds ziet klimmen, te machtig wordt en dat hij op medisch advies zich voor het presidium niet meer beschikbaar zal stellen. Gistermiddag nam hij in een har telijke toespraak afscheid van de Ka mer, welke hij drie jaar als voorzitter heeft geleid. En de heer Lieftinck, een politiek tegenstander van den aftreden den leider, was daar om als nestor de gevoelens der Kamer jegens den schei dende te vertolken. 't Waren eveneens hartelijke, waardee- rende, wèl-gemeende woorden, die de nestor sprak, woorden van hoogachting voor den goedmoedigen, trouwen en hu- manen president, die altijd op eerlijke .wijze den moker des gezags handhaafde. ..Ook in moeilijke tijden, als een meer dan opgewekte geest in de Kamer te "be zweren viel", zei de heer Lieftinck. Dit mag wel geaccentueerd worden. De „meer dan opgewekte geest" de too- neelen van ontketende politieke harts tocht, het te-buiten-gaan van alle per ken van parlementair fatsoen en het per soonlijk' aanvallen van tegenstanders ont- der den dekmantel der onschendbaar heid zijn gebeurtenissen, die veel meer dan vroeger aan de beraadslagingen in de Kamer een onverkwikkelijk karakter geven. Hoeveel geniepige obstructie en ge heime tegenwerking liggen in de 3000 bladzijden van dit jaar verborgen! Hoeveel zuchten heeft de welwillende van Bylandt geslaakt als hij stond tegen over een onrustige Kamer, die hij niet vermocht te temmen, machteloos als hij was tegen een oppositie, die onder den druk der uiterste linkerzijde het wetge vend werk remt? Het jaar 1911/12 heeft gestaan in het teeken van incidenten en beroeringen. Reeds de eerste vergadering begon met leen relletje van Troelstra over zijn on zinnig kiesrecht-voorstel en in de laatste was weer een socialist oorzaak van een kort doch heftig debat. Tegen zoo'n vroeger nooit gekende debatteemvijze was graaf van Bylandt niet opgéwassen .Hij kon op critieke mo menten, waarop de Kamer zich te buitpi ging en zich zelf vergat, de leiding niet meester blijven, zoodat onder zijn pre sidium, alweer in 't laatste jaar, een ver gadering wegens wanordelijkheid der leden moest worden geschorst. Graaf van Bylandt, die als leider van een minder stormachtige vergadering de rechte man ware geweest, gaat op den juisten tijd heen. Het aanstaand zittings jaar zal wellicht het beëindigde overtref fen en daarom moet een krachtig figuur de voorzitterstoel innemen, wil men ten minste den arbeid niet stop laten loopen. Links deinst voor niets terug Zooals wij reeds opmerkten, was gis teren een socialist voor de zooveelste maal oorzaak van een incident. De heer Duymaer van Twist protes teerde nl. tegen de wijzigingen, door den heer Duys in zijn stenogram over het incident van Vrijdag aangebracht. IMen herinnert zich, dat de heer van iTwist verklaard had niet met den heer Duys te willen debatteeren, omdat Duys publiekelijk in de Kamer had gevloekt. Duys heeft deze beschuldiging ontkend. Aan het officieele verslag voegde Duys levenwei verschillende regels toe, die niet FEUILLETON. De toiletten van mevrouw Rosenthal, die schatten gelds kostten, liet zij uit Parijs komen. Het was algemeen be kend, dat zij zeer dikwijls de eerste was, die met de nieuwste mode voor idendag kwam. Hare partijen telden onder de schitterendste van de hoofd stad, daar zij de eergierigheid bezat, naast den adel uit geboorte eenè rol te spelen. En werkelijk zag zij dikwijls leden !der hooge aristocratie in hare salons. Er waren toch heel wat officieren en amb tenaren, die met haar echtgenoot zaken deden, op zijn raad aan de beurs specu leerden, hun geld bij hem voordeelig uit zetten en met zijne hulp hunne financiën jbeheerden. Daarvoor toonden zij zich dankbaar en namen de uitnoodigingen voor mevrouw Rosenthals partijen aan. (Zij toch wisten, dat het de eergierige dame het grootste genoegen verschafte, wanneer zoo nu en dan in eene der locale bladen te lezen stond, dat op het bal bii den he.er Rosenthal, hetwelk, zoo door hem waren gesproken en wijzigde hij verschillende andere zinnen, waardoor het gebeurde in een ander daglicht kwam te staan. De heer van Twist qualificeerde dit als brutalen streek'en betreurde het dat zoo'n man de Kamer niet kon worden uitge zet. De heer Vliegen trachtte den afwezi gen Duys te verdedigen en ook ter Laan wilde ter hulp snellen of het protest insloeg! Maar de Voorzitter liet geen verder debat toe, omdat z.i. de zaak bij de Commissie voor de Stenografie thuis hoort. Ter wille van den heer Ter Laan [heeft de Kamer een paar malen gestemd over een paar moties, die met enkele stemmen vóór verworpen werden, en over de mi- militaire pensioenwetten, die met over- groote meerderheid werden aangenomen. Op één onderdeel heerschte veel verschil van meening. Minister Colijn wenschte de terugwerkende kracht tot 1 April 1911 te stellen en de heer Thomson tot 124 November 1911. Beide heeren en hun medestanders lichtten sober hun meening toe. 't Scheelde maar één stem of de [Mi nister had tegenover zijn bestrijders het pleit verlorenmet 32 tegen 31 stemmen werd het amendement-Thomson verwor pen. De officieren hebben nu hun pen sioensverbetering binnen. De aansporing neergelegd in de aangenomen motie-Duy- maer v. Twist om de onderofficierspen sioenen te verbeteren, zal den voortvaren den Colijn een prikkel zijn om met be kwamen spoed ook voor deze categorie een regeling in te dienen. Na de vacantie hooren wij er wél [meer van. Roomsch solidarisme. De Maasbode schrijft: Kennen wij, Katholieken vn Nederland, nog den echten, orfvervalschten klank van deze woorden? Zijn wij ons wel voldoende ervan be wust, wat zij inhouden, on ons ten gewe tensplicht stellen? Gaan wij niet, langzaam aan maar met noodlottige zekerheid, vergeten, \vat de adeldom van ons Katholieken ons op legt? Zeker, van politieke en maatschappe lijke toestanden, als in meerdere landen worden aangetroffen, zijn wij, Gode zij dank, nog verre. Maar staan wij niet op een hellend vlak? In de onverbreekbare eenheid op leer stellig gebied, die de bewondering af dwingt zelfs Van den felsten tegenstander, ligt de groote, onverzettelijke kracht van het Katholicisme. Maar ontgaat ons niet te veel de dringende noodzakelijkheid, dat wij ook op ander terrein, in kwesties van lager orde, naar eenzelfde eenheid streven? Of liever, denken wij er wel ge noeg aan, dat die solidariteit op dogma tisch gebied eigenlijk natuurnoodzakelijk leiden moet tot een hecht aaneensluiten ook daar, waar wij het zuiver godsdien stig domein verlaten Neen, wij stellen ons niet buiten het gemeenschapsleven, wij hechten als Ne derlanders aan onze nationaliteit, en wij gaan er groot op te getuigen, dat er in beginsel geen trouwer vaderlanders zijn dan de Katholieken ;imaar daarneven blijft hej waar en het zou onze Katholiciteit schaden wanneer wij het verbloemden dat onze Roomsche wereld- en levensbe schouwing een geheel eigene is, die, zij moge al op meerdere punten parallel loo pen met de opvattingen van een groot deel onzer medeburgers, in menig opzicht en niet zelden in de capitale vraagstukken afwijkt van en zelfs tegenoverstaat aan de beginselen der meerderheid van onze andersdenkende landgenooten. In dien zin vormen wij Katholieken een afzonderlijk ras, een eigen geslacht. Ge heel onze levensgang moet zich richten naar het compas der door Christus' Kerk ons voorgehouden Waarheid. Die Waar heid de eenige en onvervalschte, naar wij gelooven en belijden moet bij elke daad die wij als redelijk en daarom zede lijk wezen stellen, ons richtsnoer zijn. als steeds, prachtig geweest was, graaf en gravin W., baron en barones X., generaal Y. en de diplomaat Z. ver schenen waren. Zij vermoedde echter niet, dat deze lieden achter haar rug spotten met deze bespottelijke eergierigheid en den heer Rosenthal een heel alledaag- schen sukkel noemden, en had zij zulks geweten, zoo zou zij er zich toch niet veel van hebben aangetrokken. Mevrouw Rosenthal gaf Lingen eene aanwijzing over eenige reparaties, welke hij moest doen. Na eenige minuten ver scheen de heer Rosenthal zelf. Oogen- schijnlijk kwam hij heel toevallig in het salon, maar in werkelijkheid had hij den portier de boodschap gedaan hem te melden, wanneer Lingen er was. Hij had in de krant gelezen, welk eene respec tabele winst den schrijnwerker was ten deel gevallen en had besloten, hem over te halen het geld bij hem uit te zetten. Rosenthal, een elegant gekleede man van slanken lichaamsbouw, verried in zijne scherpe, vermoeid uitziende wezens trekken geheel zijne Oostersche afkomst. Zijn gelaat was volstrekt niet alledaagsch in zijne oogen lag naast veel sluwheid en berekening ook eene trek van goed aardigheid, welke echter door de scherp naar beneden gebogen mondhoek werd gelogenstiaft Waaruit onmiddellijk volgt, dat de verde diging dier Waarheid, in alle omstandig heden des levens, allerhoogste plicht is; plicht tegenover God, tegenover de maat schappij, 'tegenover ons zélve. Dit is de grondslag van de Roomsche solidariteit, dat ieder Katholiek zijn Ka tholiek-zijn voorop stelle;dat hij het spiri- tueele, als het hoogere, boven het mate- rieele, als van lager orde, trekke; dat bij hem het belang van den godsdienst wege boven alle ander belang; dat hij, naar Christus' woord, „eerst het Rijk Gods zoekt", en daarbij zich blijmoedig alle offer getroost. Gij schildert ons den ideaal-Katholiek, zal men ons tegenvoeren; zuik een, die niet meer met beide voeten op den bega- nen grond staat. Al moet dit laatste beslist ontkend, wij geven gaarne toe, dat niet altijd de nale ving van dezen onzen plicht even gemak kelijk vallen zal. Er is zèdelijke moed en manhaftige deugd voor noodig, wil men dit devies van den Roomschen strijder ge trouw naleven. Machtige invloeden, zoo binnen als buiten de sfeer van ons ziele- leven, zullen ons er van pogen terug te houdenen midden in een wereld staan de, die alleen hoogte-records in het ma- terieele nastreeft, voelen wij ons al naar omlaag getrokken, en telkens zien wij in het zoo vaak weerbarstige maatschappe lijke leven ons den verleidingsstrik ge spannen, om dezen allereersten plicht te verzaken. En toch, wanneer ooit het Katholi- oisjrie behoefte had aan streng-princi- pkele belijders, aan zulke ideaal-Katho- lieken, dan toch zeker in de tijdsomstan digheden waarin wij verkeeren. Men heeft zulks onder de onzen voor lang ingezien, en het staat boven twijfel, dat aan dit gelukkig inzicht voor het grootste deel de invloed is te danken, dien de Christelijke wereldbeschouwing thans oefent op den gang van 's lands zaken. Het kostte ons tot nu toe weinig moeite, dien invloed bestendigd te zien; maar de voorspelling is niet gewaagd, dat in de toekomst daartoe offers zullen worden geëischt. En nu wil het ons voorkomen, dat er ook onder de onzen symptomen zijn waar te nemen, die het vermoeden wek ken, alsof niet in allen de overtuiging even helder-bewust leeft, dat de Room sche solidariteit, waarop wij boven doel den, zulke offers vordert. Het had, vooral den laatsten tijd, hier en daar den (schijn, dat men de oude beproefde paden wenschte te verlaten; dat men wat voor op moest gaan naar achteren wilde drin gen; dat men bij de eerste obstakelen ireeds zich moedeloos aan den vijand ging overgeven. De vragen,- die wij in den aanvang van dit artikel meenden te moeten stel len, mogen al te pessimistisch lijken, wij hopen gaarne, dat zij het objectief ook zijn het is toch, naar lonze (over tuiging geen pure hersenschim, als wij ■eeni^ gevaar zien dreigen en op de kortende dingen niet geheel gerust zijn. Al scheiden ons negentien eeuwen van het Katholicisme der Katacomben, wij, die ons met de eerste Christenen ver- eenigd weten door den band van het zelfde geloof, hebben in deze tijden van modern heidendom meer dan één reden, om ons aan hun lichtend voorbeeld te spiegelen. Mogen wij dan als Katacomben-Katho- lieken der XXe eeuw vooral hier naar streven, dat ook van ons gezegd worde, hoe wij „één van hart en één (van (ziel" zijn; wat alleen mogelijk zal blijken, zoo wij ons gestadig er op toeleggen, de helden der jonge Kerk niet alleen in hun geloofsovertuiging en diep godsdien stig gevoel, maar bijzonderlijk ook in hun offerzin na te volgen. Willen wij het Katholicisme in ons vaderland niet zien kwijnen gelijk elders onder den druk van een hatelijk en ty- ranniek regeerstelsel, hoog dan het Roomsche solidarisme! De nieuwe Bakkerswet. Wij lezen in het Centrum: De vraag is reeds gesteld en twijfel wordt geopperd, of het mogelijk zal zijn, Vriendelijk begroette hij den schrijn werker, die thans, bij het blijde gevoel op weg te zijn om millionair te worden, niet zoo onderdanig voor hem stond als anders. Mevrouw Rosenthal verwijderde zich, na Lingen op 'thart gedrukt te hebben het werk spoedig af te maken. Ook mijnheer Rosenthal, die met de han den in den zak voor den schrijnwerker stond, deed hem op vriendelijken toon ■eene bestelling. Toen hij dat gedaan had, wilde Lingen zich verwijderen. Ro senthal liet hem uit, met hem sprekende tot in het tweede salon, welks meubi leering meer dan honderdduizend mark gekost had, en zeide eindelijk, toen Lin gen de kruk reeds in de hand had lachend, zoo terloops, hoe zeer het hem verheugde, dat Lingen een zoo mooie winst was ten deel gevallen. „Ja, ja", antwoordde Lingen kleurend, „wij menschen kunnen zoo'n sommetje best gebruiken." „Eigenlijk is 'ttoch niet veel", meende Rosenthal, „maar „U rekent ook slechts bij honderd duizenden", waagde Lingen te zeggen, „voor ons menschen is 60000 mark een heel kapitaal." „Kommijn waarde Lingen", ant woordde Rosenthal schuw. „Wat zijn in onze dagen 60000 mark! Zeker geen dat de Kamer hei nieuwe ontwerp- Bakkerswet alsnog in behandeling neemt Die tijd zal haar daartoe ontbreken, meent men. Het is maar de quaestie, wat men hier onder „tijd" verstaat en, meer nog, hoe men ten aanzien der behandeling van dit ontwerp gestemd is. Wanneer men werkelijk met dit ont werp spoed wil maken, dan is het toch niet noodig, dat weer van voren af aan met alles begonnen wordt. De discussie kan zich dan zooal niet uitsluitend, dan toch in hoofdzaak be palen tot de voorgestelde wijzigingen. De aigemeene beschouwingen over de Bakkerswet werden reeds gehouden in.... 1910, zoodat bij de behandeling van het (afgestemde) ontwerp in Mei jl. terstond met de artikelen kon worden begonnen. In een week tijds ongeveer kwam men toen daardoor heen. Thans zou de Kamer uitteraard nog veel meer spoed kunnen maken en be knopter kunnen zijn, wijl het slechts om ■enkele zij het dan belangrijke wijzi gingen gaat, waarover bovendien reeds zeer veel gesproken werd. Wie de zaak wil zal zich daarom als vanzelf beperking opleggen, ook wat den amendeeringslust betreft. Waartoe die Religieusen L e P e u pl e, het hoofdorgaan der Bel gische socialisten, heeft, zooals men weet in den verkiezingstijd hevig te keer ge gaan tegen de kloosters, die het arme land ten verderve brengen. Daartegen komt in de XX e Siècle een religieus op, en hij doet het op (uitne mende manier. „Ik en mijn confraters we hebben ge daan wat ieders recht isOp het tijdstip dat ons leven ons het meest toelachte, tusschen ons twintigste en vijf en twintig ste jaar hebben we vrij en ongedwon gen een levensstaat gekozen. Wij konden in de wereld blijven, en er de genoe gens smaken, evenals zoovele anderen doen, we waren vrij. Wij hebben echter aan het kloosterleven de voorkeur gege ven. Daar hadden we recht op. Maar waarom hebben we die keuze ge daan? Vooreerst om ons leven aan God te wijden. We heooen daar recht op. Ver volgens om nog iets anders te doen iets dat gij ons nimmer zult nadoen, maar dat ik u toch maar eens zal verkla ren. In ons klooster nemen we krankzinni gen op van allerlei gading, menschen, die voor het huisgezin onverdraaglijk zijn die moordenaars zouden zijn en brand stichters, menschep die zich zouden la ten verhongeren of vergaan van ellende, in een woord de ellendigsten onder de ellendigen. Wij kloosterlingen, die het blad „Le Peuple" aanhoudend scheldt voor 't on- gediert der papen", wat doen we met die menschen! Wij staan op 's morgens te 41/2,uur.|Wij begeven ons ter ruste 's avonds om 9 uur. De tijd die daartusschen ligt, wordt besteed enkel en alleen aan de verzorging van die menschen, onze krankzinnigen. Bij' deze gekken zijn geleerden, lui van goeden huize, advocaten, dokters en of ficieren er zijn ook armen bij en onwe lenden. Rijk en arm wordt krankzinrfïg. Tusschen deze gekken vindt men: vro men, en ook anderen, die zulks niet zijn, katholieken, protestanten en ook vrijzin nigen, socialisten en vrijmetselaars, en speciaal van dezulken, die wanneer ze goed bij hun zinnen waren, zouden schreeuwen en schrijven: „Van 't onge- diert der papen,verlost ons vaderland." Van 't ongediert!.... Er zijn er soms tusschen, die ons dat meebrengen, ja werkelijk krioelend.... in hun kleeren. An deren zijn daar vrij van, maar zij zijn inog erger dan ongediert, geen enkel fatsoen lijk woord komt over hun lippen, maar slechts vuile schunnige woorden, die een ieder doen blozen, die zich zelf respec teert; een andere taal kennen die man nen, eertijds zoo fier en trotsch in de samenleving, thans niet meer. Daar zijn er bij, die gansch en al van verstand 'versto ken, men 's morgens vindt, erger dan een nog niet jarig kind, zich wentelend in hun eigen vuil. Maar.... ze zijn ongeluk Ingezonden Mededeelingen. 3610 kig en dat is voldoende. Wij hebben ons door gelofte verbonden om die onge- lukkigen wie ze ook zijn mogen te ver zorgen en te verplegen als onze eigen rader, onze eigen broeder. Wij wasschen hen, wij geven hun het voedsel in den mond, we doen al wat menschelijk mo gelijk is om hen te helpen als een moe der het doen zou voor haar eigen kind. Ziedaar onze bezigheid, een werk, waar voor zonder twijfel geen enkel vrijmetse laar noch socialist zich ooit zal aanbie den. Wel zullen ze ons achternaschreeu wen: Gij ongediert! Gij uitzuigers. Non vrienden, ons bedrijf staat voor ieder open Voelt u roeping? Maar er zal nog heel wat tijd vooi bij gaan, alvorens wij op dit terrein de con currentie van liberalen en socialisten te duchten hebben. Gedurende de veertig jaren, die ik bij mijn geliefde krankzin nigen heb doorgebracht, en die mij meer dan eens hebben willen dooden. is er nog nooit een enkel liberaal noch socia list zich komen aanbieden om ons te helpen bij onze taak. Wanneer 't welieens gebeurt dat we in ons gesticht iemand hebben opgenomen, die als ongeloovig en goddeloos bekend staat, dan vragen zijn vrienden heel uit de verte wel eens naar zijn toestand en voegen er wel eens troostend bij: ,,'t was toch maar beter dat ie dood was?' Maar dat is dan toch alles. Of bestaan er wel ergens socialis tische of liberale gestichten waar men dezeen verdierlijkte wezens ver pleegt, waar men die woestelingen, die, vrij, alles zouden vernietigen, die vast niets menschelijks meer bezitten, op- Waar worden ze ondergebracht? In de Loges? In Volkshuizen? Bij de „Ei gen Hulp", bij de „Vooruit"? Hadt ge onze gestichten niet, gij Heeren socialisten en liberalen, e r bleef u niets over dan uwe ongelukkige krank zinnigen tusschen twee bedden te ver stikken. Daar hebt je nu die groothanzige po chers! Weten ze soms niet dat wij men schen zijn even goed als zij, dat we van onze jeugd af hadden kunnen genieten, dat we ouders, vrienden en bovenal de bedwelmende vrijheid lief hadden. Welnu, we hebben dat alles opgeof ferd aan onzen evennaaste. Wel zeker, we leven in het kinderlijk geloof dat we voor die offers die we brengen den he- zaak, die niemand anders raakt. Gij noemt dat naïef. Maar dat neemt* niet weg dat we vrij zijn om te gel'ooven aan een leven hiernamaals, en er de meening op na houden, dat afgezien hiervan de ver pleging van krankzinnigen en zieken een heerlijk en verdienstelijk werk is. En vra gen mitsdien den heeren vrijzinnigen al leen dit dat zij ons vrij laten (denken en in vrede bij ons werk. En nu trots allen laster zullen we ons werk voortzetten, ons blijven opof feren, en we hopen dat onze lasteraars, die in hun haat het gepeupel tegen ons zouden willen opwiegelen om ons te ver delgen, nooit een beroep op onze hulp vaardigheid zullen behoeven te doen. kapitaal, maar het kan de grondslag wor den voor een vermogen." „Vermogen of niet", lachte Lingen, „mijne zorgen beginnen reeds, want ik moet dat geld toch ergens uitzetten." „Dat moet ge zeker", gaf Rosenthal op denzelfden onverschilligen toon ten ant woord. „Maar hoe, dat is de vraag. Koop drie percents Duitsche rijksieenin- gen, dat is een zekere geldbelegging." „Neen, neen", riep Lingen, in wien de geldzucht ontwaakt was, „dat is me te weinig percent." „Welnu, neem dan andere papieren." „Ja, andere papieren!" zuchtte Lingen. „Ik heb zoo weinig verstand van die zaken. Help mij uit den brand, mijnheer Rosenthal. Ais iemand dat kan, kunt gij liet." „Ik* geef u den raad. in 't geheel geen papieren te koopen", antwoordde Rosen thal. „Zij staan op 't oogenblik zeer slecht." „Hoe moet ik de zaak dan aanpak ken?" riep Lingen. „Op hypotheek geef ik mijn geld ook niet, omdat daaraan zooveel last verbonden is en men heel gemakkelijk daarbij zijn geld kan ver liezen." „Ik' zal u eens wat zeggen, mijnheer Lingen," begon Rosenthal weer. „Steek Uw geld in mijne zaak." „Gij zoudt dien last o|p u willen nemen, mijnheer Rosenthal vroeg Lingen ui terst verheugd. J „Praat er maar niet meer van," lachte Rosenthal, terwijl hij zijnen sigarenkoker voor den dag haalde en eene fijne' sigaar 500 mark de duizend aanstak. Lin gen snoof als hartstochtelijk rooker, den heerlijken geur van het edele kruid met wellust op, en vroeg zich af, of het hem ook eenmaal gegeven zou zijn zoo'n fijn merk te rooken. Mijnheer Rosenthal be merkte hoe vol aandacht Lingen keek naar de dampende sigaar, bood hem ook den koker aan en deze stak bevend zijne! vingers er in hierop zeideRosenthal „Als ge wakker zijt, kunt ge dat inerkj ook wel rooken. Zet uw geld dus maar bij mij uit. Gij weet ,dat het in mijne zaak veilig belegd is, en „O, spreek daarvan niet mijnheer Ro senthal," zeide Lingen, die meende ,datf alleen de gedachte, dat het geld bij hem niet veilig zou zijn, hem zou beleedigen* „En ik kan u, omdat ik het geld goed kan plaatsen, een hooger percent geven, dan de staat, die zijne crediteuren met drie percent afscheept. Ik geef u vijl percent, elk kwartaal bij mij te innen, zoo ge dat wilt."- {Wprdt vervolgd.}

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 6