De groote Beursspeculatie.
Uit de Pers.
Tweede Blad, behoorende
bij De Leidsche Courant van
Woensdag 10 Juli no. 836.
KAMEROVERZICHT.
TW BEDE KAMER.
De laatste dao.
De Kamer is op vacantie gegaan en
heeft behoudens onvoorziene omstan
digheden de parlementaire periode
J911/12 afgesloten.
't Is een recordjaar geweest, naar de
voorzitter aan het einde der zitting op
merkte. Meer dan 3000 bladzijden van de
„Handelingen" is toch wel wat veel, voeg
de hij er aan toe.
Wij kunnen dan ook best begrijpen,
dat het graaf van Bylandt, die zijn jaren
■reeds ziet klimmen, te machtig wordt
en dat hij op medisch advies zich voor
het presidium niet meer beschikbaar zal
stellen. Gistermiddag nam hij in een har
telijke toespraak afscheid van de Ka
mer, welke hij drie jaar als voorzitter
heeft geleid. En de heer Lieftinck, een
politiek tegenstander van den aftreden
den leider, was daar om als nestor de
gevoelens der Kamer jegens den schei
dende te vertolken.
't Waren eveneens hartelijke, waardee-
rende, wèl-gemeende woorden, die de
nestor sprak, woorden van hoogachting
voor den goedmoedigen, trouwen en hu-
manen president, die altijd op eerlijke
.wijze den moker des gezags handhaafde.
..Ook in moeilijke tijden, als een meer
dan opgewekte geest in de Kamer te "be
zweren viel", zei de heer Lieftinck.
Dit mag wel geaccentueerd worden.
De „meer dan opgewekte geest" de too-
neelen van ontketende politieke harts
tocht, het te-buiten-gaan van alle per
ken van parlementair fatsoen en het per
soonlijk' aanvallen van tegenstanders ont-
der den dekmantel der onschendbaar
heid zijn gebeurtenissen, die veel meer
dan vroeger aan de beraadslagingen in
de Kamer een onverkwikkelijk karakter
geven.
Hoeveel geniepige obstructie en ge
heime tegenwerking liggen in de 3000
bladzijden van dit jaar verborgen!
Hoeveel zuchten heeft de welwillende
van Bylandt geslaakt als hij stond tegen
over een onrustige Kamer, die hij niet
vermocht te temmen, machteloos als hij
was tegen een oppositie, die onder den
druk der uiterste linkerzijde het wetge
vend werk remt?
Het jaar 1911/12 heeft gestaan in het
teeken van incidenten en beroeringen.
Reeds de eerste vergadering begon met
leen relletje van Troelstra over zijn on
zinnig kiesrecht-voorstel en in de laatste
was weer een socialist oorzaak van een
kort doch heftig debat.
Tegen zoo'n vroeger nooit gekende
debatteemvijze was graaf van Bylandt
niet opgéwassen .Hij kon op critieke mo
menten, waarop de Kamer zich te buitpi
ging en zich zelf vergat, de leiding niet
meester blijven, zoodat onder zijn pre
sidium, alweer in 't laatste jaar, een ver
gadering wegens wanordelijkheid der
leden moest worden geschorst.
Graaf van Bylandt, die als leider van
een minder stormachtige vergadering de
rechte man ware geweest, gaat op den
juisten tijd heen. Het aanstaand zittings
jaar zal wellicht het beëindigde overtref
fen en daarom moet een krachtig figuur
de voorzitterstoel innemen, wil men ten
minste den arbeid niet stop laten loopen.
Links deinst voor niets terug
Zooals wij reeds opmerkten, was gis
teren een socialist voor de zooveelste
maal oorzaak van een incident.
De heer Duymaer van Twist protes
teerde nl. tegen de wijzigingen, door
den heer Duys in zijn stenogram over
het incident van Vrijdag aangebracht.
IMen herinnert zich, dat de heer van
iTwist verklaard had niet met den heer
Duys te willen debatteeren, omdat Duys
publiekelijk in de Kamer had gevloekt.
Duys heeft deze beschuldiging ontkend.
Aan het officieele verslag voegde Duys
levenwei verschillende regels toe, die niet
FEUILLETON.
De toiletten van mevrouw Rosenthal,
die schatten gelds kostten, liet zij uit
Parijs komen. Het was algemeen be
kend, dat zij zeer dikwijls de eerste
was, die met de nieuwste mode voor
idendag kwam. Hare partijen telden
onder de schitterendste van de hoofd
stad, daar zij de eergierigheid bezat,
naast den adel uit geboorte eenè rol te
spelen. En werkelijk zag zij dikwijls leden
!der hooge aristocratie in hare salons. Er
waren toch heel wat officieren en amb
tenaren, die met haar echtgenoot zaken
deden, op zijn raad aan de beurs specu
leerden, hun geld bij hem voordeelig uit
zetten en met zijne hulp hunne financiën
jbeheerden. Daarvoor toonden zij zich
dankbaar en namen de uitnoodigingen
voor mevrouw Rosenthals partijen aan.
(Zij toch wisten, dat het de eergierige
dame het grootste genoegen verschafte,
wanneer zoo nu en dan in eene der
locale bladen te lezen stond, dat op het
bal bii den he.er Rosenthal, hetwelk, zoo
door hem waren gesproken en wijzigde
hij verschillende andere zinnen, waardoor
het gebeurde in een ander daglicht kwam
te staan.
De heer van Twist qualificeerde dit als
brutalen streek'en betreurde het dat zoo'n
man de Kamer niet kon worden uitge
zet.
De heer Vliegen trachtte den afwezi
gen Duys te verdedigen en ook ter Laan
wilde ter hulp snellen of het protest
insloeg! Maar de Voorzitter liet
geen verder debat toe, omdat z.i. de zaak
bij de Commissie voor de Stenografie
thuis hoort.
Ter wille van den heer Ter Laan [heeft
de Kamer een paar malen gestemd over
een paar moties, die met enkele stemmen
vóór verworpen werden, en over de mi-
militaire pensioenwetten, die met over-
groote meerderheid werden aangenomen.
Op één onderdeel heerschte veel verschil
van meening. Minister Colijn wenschte
de terugwerkende kracht tot 1 April 1911
te stellen en de heer Thomson tot 124
November 1911. Beide heeren en hun
medestanders lichtten sober hun meening
toe. 't Scheelde maar één stem of de [Mi
nister had tegenover zijn bestrijders het
pleit verlorenmet 32 tegen 31 stemmen
werd het amendement-Thomson verwor
pen.
De officieren hebben nu hun pen
sioensverbetering binnen. De aansporing
neergelegd in de aangenomen motie-Duy-
maer v. Twist om de onderofficierspen
sioenen te verbeteren, zal den voortvaren
den Colijn een prikkel zijn om met be
kwamen spoed ook voor deze categorie
een regeling in te dienen.
Na de vacantie hooren wij er wél [meer
van.
Roomsch solidarisme.
De Maasbode schrijft:
Kennen wij, Katholieken vn Nederland,
nog den echten, orfvervalschten klank van
deze woorden?
Zijn wij ons wel voldoende ervan be
wust, wat zij inhouden, on ons ten gewe
tensplicht stellen?
Gaan wij niet, langzaam aan maar met
noodlottige zekerheid, vergeten, \vat de
adeldom van ons Katholieken ons op
legt?
Zeker, van politieke en maatschappe
lijke toestanden, als in meerdere landen
worden aangetroffen, zijn wij, Gode zij
dank, nog verre.
Maar staan wij niet op een hellend
vlak?
In de onverbreekbare eenheid op leer
stellig gebied, die de bewondering af
dwingt zelfs Van den felsten tegenstander,
ligt de groote, onverzettelijke kracht van
het Katholicisme. Maar ontgaat ons niet
te veel de dringende noodzakelijkheid,
dat wij ook op ander terrein, in kwesties
van lager orde, naar eenzelfde eenheid
streven? Of liever, denken wij er wel ge
noeg aan, dat die solidariteit op dogma
tisch gebied eigenlijk natuurnoodzakelijk
leiden moet tot een hecht aaneensluiten
ook daar, waar wij het zuiver godsdien
stig domein verlaten
Neen, wij stellen ons niet buiten het
gemeenschapsleven, wij hechten als Ne
derlanders aan onze nationaliteit, en wij
gaan er groot op te getuigen, dat er in
beginsel geen trouwer vaderlanders zijn
dan de Katholieken ;imaar daarneven blijft
hej waar en het zou onze Katholiciteit
schaden wanneer wij het verbloemden
dat onze Roomsche wereld- en levensbe
schouwing een geheel eigene is, die, zij
moge al op meerdere punten parallel loo
pen met de opvattingen van een groot deel
onzer medeburgers, in menig opzicht en
niet zelden in de capitale vraagstukken
afwijkt van en zelfs tegenoverstaat aan
de beginselen der meerderheid van onze
andersdenkende landgenooten.
In dien zin vormen wij Katholieken een
afzonderlijk ras, een eigen geslacht. Ge
heel onze levensgang moet zich richten
naar het compas der door Christus' Kerk
ons voorgehouden Waarheid. Die Waar
heid de eenige en onvervalschte, naar
wij gelooven en belijden moet bij elke
daad die wij als redelijk en daarom zede
lijk wezen stellen, ons richtsnoer zijn.
als steeds, prachtig geweest was, graaf
en gravin W., baron en barones X.,
generaal Y. en de diplomaat Z. ver
schenen waren. Zij vermoedde echter niet,
dat deze lieden achter haar rug spotten
met deze bespottelijke eergierigheid en
den heer Rosenthal een heel alledaag-
schen sukkel noemden, en had zij zulks
geweten, zoo zou zij er zich toch niet
veel van hebben aangetrokken.
Mevrouw Rosenthal gaf Lingen eene
aanwijzing over eenige reparaties, welke
hij moest doen. Na eenige minuten ver
scheen de heer Rosenthal zelf. Oogen-
schijnlijk kwam hij heel toevallig in het
salon, maar in werkelijkheid had hij den
portier de boodschap gedaan hem te
melden, wanneer Lingen er was. Hij had
in de krant gelezen, welk eene respec
tabele winst den schrijnwerker was ten
deel gevallen en had besloten, hem over
te halen het geld bij hem uit te zetten.
Rosenthal, een elegant gekleede man
van slanken lichaamsbouw, verried in
zijne scherpe, vermoeid uitziende wezens
trekken geheel zijne Oostersche afkomst.
Zijn gelaat was volstrekt niet alledaagsch
in zijne oogen lag naast veel sluwheid
en berekening ook eene trek van goed
aardigheid, welke echter door de scherp
naar beneden gebogen mondhoek werd
gelogenstiaft
Waaruit onmiddellijk volgt, dat de verde
diging dier Waarheid, in alle omstandig
heden des levens, allerhoogste plicht is;
plicht tegenover God, tegenover de maat
schappij, 'tegenover ons zélve.
Dit is de grondslag van de Roomsche
solidariteit, dat ieder Katholiek zijn Ka
tholiek-zijn voorop stelle;dat hij het spiri-
tueele, als het hoogere, boven het mate-
rieele, als van lager orde, trekke; dat bij
hem het belang van den godsdienst wege
boven alle ander belang; dat hij, naar
Christus' woord, „eerst het Rijk Gods
zoekt", en daarbij zich blijmoedig alle
offer getroost.
Gij schildert ons den ideaal-Katholiek,
zal men ons tegenvoeren; zuik een, die
niet meer met beide voeten op den bega-
nen grond staat.
Al moet dit laatste beslist ontkend, wij
geven gaarne toe, dat niet altijd de nale
ving van dezen onzen plicht even gemak
kelijk vallen zal. Er is zèdelijke moed en
manhaftige deugd voor noodig, wil men
dit devies van den Roomschen strijder ge
trouw naleven. Machtige invloeden, zoo
binnen als buiten de sfeer van ons ziele-
leven, zullen ons er van pogen terug te
houdenen midden in een wereld staan
de, die alleen hoogte-records in het ma-
terieele nastreeft, voelen wij ons al naar
omlaag getrokken, en telkens zien wij in
het zoo vaak weerbarstige maatschappe
lijke leven ons den verleidingsstrik ge
spannen, om dezen allereersten plicht te
verzaken.
En toch, wanneer ooit het Katholi-
oisjrie behoefte had aan streng-princi-
pkele belijders, aan zulke ideaal-Katho-
lieken, dan toch zeker in de tijdsomstan
digheden waarin wij verkeeren.
Men heeft zulks onder de onzen voor
lang ingezien, en het staat boven twijfel,
dat aan dit gelukkig inzicht voor het
grootste deel de invloed is te danken,
dien de Christelijke wereldbeschouwing
thans oefent op den gang van 's lands
zaken.
Het kostte ons tot nu toe weinig
moeite, dien invloed bestendigd te zien;
maar de voorspelling is niet gewaagd,
dat in de toekomst daartoe offers zullen
worden geëischt.
En nu wil het ons voorkomen, dat
er ook onder de onzen symptomen zijn
waar te nemen, die het vermoeden wek
ken, alsof niet in allen de overtuiging
even helder-bewust leeft, dat de Room
sche solidariteit, waarop wij boven doel
den, zulke offers vordert. Het had, vooral
den laatsten tijd, hier en daar den (schijn,
dat men de oude beproefde paden
wenschte te verlaten; dat men wat voor
op moest gaan naar achteren wilde drin
gen; dat men bij de eerste obstakelen
ireeds zich moedeloos aan den vijand
ging overgeven.
De vragen,- die wij in den aanvang
van dit artikel meenden te moeten stel
len, mogen al te pessimistisch lijken,
wij hopen gaarne, dat zij het objectief
ook zijn het is toch, naar lonze (over
tuiging geen pure hersenschim, als wij
■eeni^ gevaar zien dreigen en op de
kortende dingen niet geheel gerust zijn.
Al scheiden ons negentien eeuwen van
het Katholicisme der Katacomben, wij,
die ons met de eerste Christenen ver-
eenigd weten door den band van het
zelfde geloof, hebben in deze tijden van
modern heidendom meer dan één reden,
om ons aan hun lichtend voorbeeld te
spiegelen.
Mogen wij dan als Katacomben-Katho-
lieken der XXe eeuw vooral hier naar
streven, dat ook van ons gezegd worde,
hoe wij „één van hart en één (van (ziel"
zijn; wat alleen mogelijk zal blijken, zoo
wij ons gestadig er op toeleggen, de
helden der jonge Kerk niet alleen in
hun geloofsovertuiging en diep godsdien
stig gevoel, maar bijzonderlijk ook in
hun offerzin na te volgen.
Willen wij het Katholicisme in ons
vaderland niet zien kwijnen gelijk elders
onder den druk van een hatelijk en ty-
ranniek regeerstelsel, hoog dan het
Roomsche solidarisme!
De nieuwe Bakkerswet.
Wij lezen in het Centrum:
De vraag is reeds gesteld en twijfel
wordt geopperd, of het mogelijk zal zijn,
Vriendelijk begroette hij den schrijn
werker, die thans, bij het blijde gevoel
op weg te zijn om millionair te worden,
niet zoo onderdanig voor hem stond als
anders. Mevrouw Rosenthal verwijderde
zich, na Lingen op 'thart gedrukt te
hebben het werk spoedig af te maken.
Ook mijnheer Rosenthal, die met de han
den in den zak voor den schrijnwerker
stond, deed hem op vriendelijken toon
■eene bestelling. Toen hij dat gedaan
had, wilde Lingen zich verwijderen. Ro
senthal liet hem uit, met hem sprekende
tot in het tweede salon, welks meubi
leering meer dan honderdduizend mark
gekost had, en zeide eindelijk, toen Lin
gen de kruk reeds in de hand had
lachend, zoo terloops, hoe zeer het hem
verheugde, dat Lingen een zoo mooie
winst was ten deel gevallen.
„Ja, ja", antwoordde Lingen kleurend,
„wij menschen kunnen zoo'n sommetje
best gebruiken."
„Eigenlijk is 'ttoch niet veel", meende
Rosenthal, „maar
„U rekent ook slechts bij honderd
duizenden", waagde Lingen te zeggen,
„voor ons menschen is 60000 mark een
heel kapitaal."
„Kommijn waarde Lingen", ant
woordde Rosenthal schuw. „Wat zijn in
onze dagen 60000 mark! Zeker geen
dat de Kamer hei nieuwe ontwerp-
Bakkerswet alsnog in behandeling neemt
Die tijd zal haar daartoe ontbreken,
meent men.
Het is maar de quaestie, wat men hier
onder „tijd" verstaat en, meer nog, hoe
men ten aanzien der behandeling van
dit ontwerp gestemd is.
Wanneer men werkelijk met dit ont
werp spoed wil maken, dan is het toch
niet noodig, dat weer van voren af aan
met alles begonnen wordt.
De discussie kan zich dan zooal niet
uitsluitend, dan toch in hoofdzaak be
palen tot de voorgestelde wijzigingen.
De aigemeene beschouwingen over de
Bakkerswet werden reeds gehouden in....
1910, zoodat bij de behandeling van het
(afgestemde) ontwerp in Mei jl. terstond
met de artikelen kon worden begonnen.
In een week tijds ongeveer kwam men
toen daardoor heen.
Thans zou de Kamer uitteraard nog
veel meer spoed kunnen maken en be
knopter kunnen zijn, wijl het slechts om
■enkele zij het dan belangrijke wijzi
gingen gaat, waarover bovendien reeds
zeer veel gesproken werd.
Wie de zaak wil zal zich daarom als
vanzelf beperking opleggen, ook wat den
amendeeringslust betreft.
Waartoe die Religieusen
L e P e u pl e, het hoofdorgaan der Bel
gische socialisten, heeft, zooals men weet
in den verkiezingstijd hevig te keer ge
gaan tegen de kloosters, die het arme land
ten verderve brengen.
Daartegen komt in de XX e Siècle
een religieus op, en hij doet het op (uitne
mende manier.
„Ik en mijn confraters we hebben ge
daan wat ieders recht isOp het tijdstip
dat ons leven ons het meest toelachte,
tusschen ons twintigste en vijf en twintig
ste jaar hebben we vrij en ongedwon
gen een levensstaat gekozen. Wij konden
in de wereld blijven, en er de genoe
gens smaken, evenals zoovele anderen
doen, we waren vrij. Wij hebben echter
aan het kloosterleven de voorkeur gege
ven. Daar hadden we recht op.
Maar waarom hebben we die keuze ge
daan?
Vooreerst om ons leven aan God te
wijden. We heooen daar recht op. Ver
volgens om nog iets anders te doen
iets dat gij ons nimmer zult nadoen,
maar dat ik u toch maar eens zal verkla
ren.
In ons klooster nemen we krankzinni
gen op van allerlei gading, menschen,
die voor het huisgezin onverdraaglijk zijn
die moordenaars zouden zijn en brand
stichters, menschep die zich zouden la
ten verhongeren of vergaan van ellende,
in een woord de ellendigsten onder de
ellendigen.
Wij kloosterlingen, die het blad „Le
Peuple" aanhoudend scheldt voor 't on-
gediert der papen", wat doen we met
die menschen!
Wij staan op 's morgens te 41/2,uur.|Wij
begeven ons ter ruste 's avonds om 9
uur. De tijd die daartusschen ligt, wordt
besteed enkel en alleen aan de verzorging
van die menschen, onze krankzinnigen.
Bij' deze gekken zijn geleerden, lui van
goeden huize, advocaten, dokters en of
ficieren er zijn ook armen bij en onwe
lenden. Rijk en arm wordt krankzinrfïg.
Tusschen deze gekken vindt men: vro
men, en ook anderen, die zulks niet zijn,
katholieken, protestanten en ook vrijzin
nigen, socialisten en vrijmetselaars, en
speciaal van dezulken, die wanneer ze
goed bij hun zinnen waren, zouden
schreeuwen en schrijven: „Van 't onge-
diert der papen,verlost ons vaderland."
Van 't ongediert!.... Er zijn er soms
tusschen, die ons dat meebrengen, ja
werkelijk krioelend.... in hun kleeren. An
deren zijn daar vrij van, maar zij zijn inog
erger dan ongediert, geen enkel fatsoen
lijk woord komt over hun lippen, maar
slechts vuile schunnige woorden, die een
ieder doen blozen, die zich zelf respec
teert; een andere taal kennen die man
nen, eertijds zoo fier en trotsch in de
samenleving, thans niet meer. Daar zijn er
bij, die gansch en al van verstand 'versto
ken, men 's morgens vindt, erger dan een
nog niet jarig kind, zich wentelend in
hun eigen vuil. Maar.... ze zijn ongeluk
Ingezonden Mededeelingen.
3610
kig en dat is voldoende. Wij hebben ons
door gelofte verbonden om die onge-
lukkigen wie ze ook zijn mogen te ver
zorgen en te verplegen als onze eigen
rader, onze eigen broeder. Wij wasschen
hen, wij geven hun het voedsel in den
mond, we doen al wat menschelijk mo
gelijk is om hen te helpen als een moe
der het doen zou voor haar eigen kind.
Ziedaar onze bezigheid, een werk, waar
voor zonder twijfel geen enkel vrijmetse
laar noch socialist zich ooit zal aanbie
den. Wel zullen ze ons achternaschreeu
wen: Gij ongediert! Gij uitzuigers. Non
vrienden, ons bedrijf staat voor ieder open
Voelt u roeping?
Maar er zal nog heel wat tijd vooi bij
gaan, alvorens wij op dit terrein de con
currentie van liberalen en socialisten te
duchten hebben. Gedurende de veertig
jaren, die ik bij mijn geliefde krankzin
nigen heb doorgebracht, en die mij meer
dan eens hebben willen dooden. is er
nog nooit een enkel liberaal noch socia
list zich komen aanbieden om ons te
helpen bij onze taak. Wanneer 't welieens
gebeurt dat we in ons gesticht iemand
hebben opgenomen, die als ongeloovig
en goddeloos bekend staat, dan vragen
zijn vrienden heel uit de verte wel eens
naar zijn toestand en voegen er wel eens
troostend bij: ,,'t was toch maar beter
dat ie dood was?' Maar dat is dan toch
alles. Of bestaan er wel ergens socialis
tische of liberale gestichten waar men
dezeen verdierlijkte wezens ver
pleegt, waar men die woestelingen, die,
vrij, alles zouden vernietigen, die vast
niets menschelijks meer bezitten, op-
Waar worden ze ondergebracht? In
de Loges? In Volkshuizen? Bij de „Ei
gen Hulp", bij de „Vooruit"?
Hadt ge onze gestichten niet, gij
Heeren socialisten en liberalen, e r bleef
u niets over dan uwe ongelukkige krank
zinnigen tusschen twee bedden te ver
stikken.
Daar hebt je nu die groothanzige po
chers! Weten ze soms niet dat wij men
schen zijn even goed als zij, dat we van
onze jeugd af hadden kunnen genieten,
dat we ouders, vrienden en bovenal de
bedwelmende vrijheid lief hadden.
Welnu, we hebben dat alles opgeof
ferd aan onzen evennaaste. Wel zeker,
we leven in het kinderlijk geloof dat we
voor die offers die we brengen den he-
zaak, die niemand anders raakt. Gij noemt
dat naïef. Maar dat neemt* niet weg
dat we vrij zijn om te gel'ooven aan een
leven hiernamaals, en er de meening op
na houden, dat afgezien hiervan de ver
pleging van krankzinnigen en zieken een
heerlijk en verdienstelijk werk is. En vra
gen mitsdien den heeren vrijzinnigen al
leen dit dat zij ons vrij laten (denken en
in vrede bij ons werk.
En nu trots allen laster zullen we
ons werk voortzetten, ons blijven opof
feren, en we hopen dat onze lasteraars,
die in hun haat het gepeupel tegen ons
zouden willen opwiegelen om ons te ver
delgen, nooit een beroep op onze hulp
vaardigheid zullen behoeven te doen.
kapitaal, maar het kan de grondslag wor
den voor een vermogen."
„Vermogen of niet", lachte Lingen,
„mijne zorgen beginnen reeds, want ik
moet dat geld toch ergens uitzetten."
„Dat moet ge zeker", gaf Rosenthal op
denzelfden onverschilligen toon ten ant
woord. „Maar hoe, dat is de vraag.
Koop drie percents Duitsche rijksieenin-
gen, dat is een zekere geldbelegging."
„Neen, neen", riep Lingen, in wien
de geldzucht ontwaakt was, „dat is me
te weinig percent."
„Welnu, neem dan andere papieren."
„Ja, andere papieren!" zuchtte Lingen.
„Ik heb zoo weinig verstand van die
zaken. Help mij uit den brand, mijnheer
Rosenthal. Ais iemand dat kan, kunt
gij liet."
„Ik* geef u den raad. in 't geheel geen
papieren te koopen", antwoordde Rosen
thal. „Zij staan op 't oogenblik zeer
slecht."
„Hoe moet ik de zaak dan aanpak
ken?" riep Lingen. „Op hypotheek geef
ik mijn geld ook niet, omdat daaraan
zooveel last verbonden is en men heel
gemakkelijk daarbij zijn geld kan ver
liezen."
„Ik' zal u eens wat zeggen, mijnheer
Lingen," begon Rosenthal weer. „Steek
Uw geld in mijne zaak."
„Gij zoudt dien last o|p u willen nemen,
mijnheer Rosenthal vroeg Lingen ui
terst verheugd. J
„Praat er maar niet meer van," lachte
Rosenthal, terwijl hij zijnen sigarenkoker
voor den dag haalde en eene fijne' sigaar
500 mark de duizend aanstak. Lin
gen snoof als hartstochtelijk rooker, den
heerlijken geur van het edele kruid met
wellust op, en vroeg zich af, of het hem
ook eenmaal gegeven zou zijn zoo'n fijn
merk te rooken. Mijnheer Rosenthal be
merkte hoe vol aandacht Lingen keek
naar de dampende sigaar, bood hem ook
den koker aan en deze stak bevend zijne!
vingers er in hierop zeideRosenthal
„Als ge wakker zijt, kunt ge dat inerkj
ook wel rooken. Zet uw geld dus maar
bij mij uit. Gij weet ,dat het in mijne zaak
veilig belegd is, en
„O, spreek daarvan niet mijnheer Ro
senthal," zeide Lingen, die meende ,datf
alleen de gedachte, dat het geld bij hem
niet veilig zou zijn, hem zou beleedigen*
„En ik kan u, omdat ik het geld goed
kan plaatsen, een hooger percent geven,
dan de staat, die zijne crediteuren met
drie percent afscheept. Ik geef u vijl
percent, elk kwartaal bij mij te innen, zoo
ge dat wilt."-
{Wprdt vervolgd.}