Uit de Pers.
Een Martelaar.
Tweede Blad, behoorende
bij De LeidscheCourant van
Donderdag 18 April no. 768.
Het koningschap.
.Telkens wederom blijkt het uit do
feiten» zegt de (A. R.) Rotterdamme r,
jhoe oojuist het liberalisme gezien heeft,
toen het meende, dat de dagen, waarin
de drager der kroon werkelijken invloed
op het staatsbestel uitoefende, tot het
■verleden behoorden.
i Ia de dagea toen die Leer opkwam,
had ze zekeren schijn van recht.
Na de Transche Revolutie waren de
vblkeren beu geworden van alle onrust
en daarvan werd allerwegen in Europa
gebruik gemaakt door de vorsten, om
hunne macht uit te breiden en vaak aan
te wenden op een wijze, die niet strekte
ten dienste des lands. Bij ons hadden wij
dat onder onzen Koning Willem I.
Tegen het midden der vorige eeuw
verwekte dit toen verzet, en voor een
Ideet was dit verzet gegrond. Maar de
revolutionaire leuzen, waaronder zulks ge
schiedde, waren geheel valsch. En uit
die valsche leuzen kwam men toen op de
meening, dat het koningschap had afge
daan, en hoogstens als „ornament" of
„vliegwiel" nog dienst kon doen.
Men weet, hoe keurig Groen van
Prinsterer toen positie koos. Eenerzijds
verzette hij zidi tegen het misbruik, dat
inet name door de conservatieven uit
eigenbelang van de koninklijke' macht
.werd gemaakt, anderzijds handhaafde hij
met kracht de zelrrtandige beieekenis van
het koningschap als een onmisbare factor
in een gezond staatsieven.
De geschiedenis heeft hem sindsdien
telkens weer in het gelijk gesteld.
In België oefenden Leopold II en in
.Engeland Eduard VI! persoonlijk grooten
invloed. 1
En hoe bleek het dezer dagen weer in
Oostenrijk, toen de keizer door met het
neerleggen der kroon te dreigen, in Hon
garije den storm, die daar ontstaan was
bij de legerwef, wist te bezweren.
Metterdaad ziet men het zoo telkens
weer, welk een onmisbare factor het ko
ningschap in het consttutioneele stelsel
vervult Waar men ervooT een republiek
ikoos» heeft men in het presidentschap
toch weer een gelijksoortige instelling
moeten in het leven roepen en welke na
deden daaraan kleven, toont op dit ©ogen
blik nog weer voor de zooveelste maal
de strijd ttusschen Taft en Roosevelt in
Amerika voor de komende presidents
keuze.
Het koningschap doet schokken ver
mijden, het laat weinig ruimte open voor
machtsmisbruik en geeft een ruime ge
legenheid om invloed ten goede te
oefenen, zooals geen andere instelling
vermag te doen.
De liberalistische ornamentsleer is een
Staatsrechtelijke vergissing geweest en
niets meer.
Zedebeeld.
Een liberaal^ blad schrijft naar aanlei-
leiding van dè opvoering eener operette
in een café-chantant:
Onbekend is dit stuk aan het
publiek geenszins. Is hieraan de slechte
opkomst toe te schrijven Men moge
over deze operette denken gelijk men
wil, in allen gevalle verwekt de ver
tooning volstrekt niet dat moreel en
artistiek dégoüt, waarmede men het
bijwonen vanplatte, smakelooze
revues revues, waartegen de heer
Stokvis vruchteloos in De Wereld
gewaarschuwd heeft bekoopt. En
dergelijke revuës verzekeren wekenlang
eivolle zalen
De vraag rijst, wie hier de grootste
aansprakelijkheid draagt, zegt het Cen
trum: de directie, die zulke wanpro
ducten voor het voetlicht brengt, of het
publiek, dat ze toont te verlangen door
slag op slag de zaal te vullen, wanneer
ze worden opgevoerd?
Maar hoe dit zij: wat te zeggen van
een publiek, dat avond aan avond weken-
FEUILLETON.
(NAAR HET DUITSCH.)
6)
De meeste getuigen van dit treurig
.voorval knielden cn Isabella bad luide.
Daarna legde men het lijk van den jager
,op de draagbaar, en door de fakkeldra
gers omringd, zette de stoet zich in be-
.weging.
De een na den ander, stegen de gasten
en vrienden van den graaf van Henegou-
fwen te paard. Alle.n Otfried, in een
zee van smart gedompeld, bleef onbewe
gelijk op de plaats, waar zijn vader zoo
even den geest gegeven had. De graaf
graaf moest hem dan ook ijlings in zijn
armen opheffen, en hem schrijlings op
Zijn eigen paard plaatsen.
Treurige terugtocht na een blij ver
trek. De dienaren op het kasteel, die het
Toode schijnsel van liet licht der fakkels
!op den weg zagen, en tofc wie geen en
kele toon van een jachthoorn doordrong,
jschrikten. Bij het,vernemen der waar
heid, barstte een atgemeene droefheid
los, want Notbcrg was van alle disch-
genooten in het paleis deriendejijkste
Ru daarom algemeen bemind
lang zich opmaakt, om te genieten (11)
van dingen, die door hun platheid en
smakeloosheid een „moreel en artistiek
dégout" opwekken!
Het is meer dan treurig en wijst op
jammerlijke verbastering.
En dan bazelt men nog van misbruik
en schijnheiligheid, wanneer op het uit
oefenen van censuur wordt aangedrongen 1
Niet bezorgen.
De Standaard schrijft
Uit België kwam hier de usantie over,
om Zaterdags wel zijn brieven op de post
te doen, maar er bij te zeggen, dat ze
Zondags niet bezorgd moesten worden.
In België deed men dit, door onder
aan het postzegel een strookje te laten
drukken, waarop stondNiet bezorgen
op Zondag, terwijl men bij ons dit
strookje niet aan het zegel liet zitten,
maar afzonderlijk verkrijgbaar stelde,
zoodat men alle zegels gebruiken kon
en dan dit strookje er naast liet plakken.
Wordt hiermede nu het doel bereikt?
Het doel, dat men beoogt, is toch, om
de beambten, die aan het postwezen ver
bonden zijn, van Zondagsarbeid te ont
slaan.
Ten volle nu zullen onze wenschen
in dit opzicht nimmer bevredigd worden.
Eigenlijk zou men willen, dat post, tele
graaf en telephoon op Zondag kortweg
gesloten werden. Doch dit kan nu een
maal niet. Bij plotseling sterfgeval wen
schen we het zelf anders. En we zijn al
veel gevorderd, nu de dienst op Zondag
zoo in het oogioopend is ingeperkt.
Maar dat bijplakken van een Zondags
exceptie voor 't bezorgen baat niet. Wel
voor de bestellers, maar niet voor de
sorteerders. Op het kantoor zelf toch
moesten de stukken, die extra beplakt
zijn, dan toch eerst van de andere ge
scheiden worden. Dit vordert toch den
zelfden arbeid als men anders te verrichten
zou hebben.
Ten deze is er dus maar één afdoend
middelZaterdagavond en Zondag niet
in de bus doen, en niet aan het postkan
toor inleveren. Doch juist hieraan kan
de Regeering niets doen. Dit moet komen
van de burgers. Maar die hebben 't dan
ook in hun macht
Doch ook dan versta men wel, dat 't
voor de postbeambten w.l vermindering,
maar volstrekt geen geheele ontlasting
van arbeid geeft. Als er anders 10U0
stukken te sorieeren zijn, en op Zondag
slechts 600 dan spaart dit allicht een
aantal minuten, maar vrijaf geeft 't niet.
VERORDENING op wegen en voet
paden in de provincie Zuid-Holland
De commissie benoemd bij besluit van
i 5 Dec. 1911 betreffende aanvulling en wij
ziging van hel' reglement op de wegen en
voetpaden heeft haar nader rapport met
bijlage uitgebracht, daar dit rapport voor
onze lezers van belang is, laten wij er hier
een groot gedeelte van volgen.
Gedurende de laatste dertig jaren, zegt
die commissie, hebben in dit gewest de
waterschappen en de gemeenten veel Voor
de wegen gedaan en is daardoor de staat
van de wegen belangrijk verbeterd.
Wanneer nochtans in het najaar en in
den winter vele wegen in onvoldoenden
staat verkeeren, is dat, zooals Ged. Staten
Staten terecht opmerken, in hoofdzaak
hier aan te wijten, dat het vrachtvervoer
in den regel plaats heeft met voertuigen,
waarvan de wielbanden in verhouding tot
het vervoerde gewicht te smal zijn.
Dit euvel moet worden te keer gegaan
cn daartoe bestaat te meer reden, omdat
de ervaring heeft geleerd, dat behoudens
enkele uitzonderingen minder trek
kracht wordt gevorderd, wanneer voer
tuigen worden gebezigd, die van bree-
dere wielbanden zijn voorzien, dan dc
thans in gebruik zijnde in den reg^el heb
ben.
De commissie gaat dus met Gedepu
teerde Staten mede, voor zooveel deze
door het geven van voorschriften willen
bereiken, dat het vrachtvervoer op eene
voor de wegen minder nadeelige wijze
plaats hebbe.
Waar het echter de vraag geldt, hoe
die voorschriften moeten luiden om het
Niemand in het paleis van den 'heer
van Henegouwen en Beieren look dien
nacht de oogen De .aalmoezenier bad
met luide stem de psalmen, waarop
Isabella, Johanna en Otfried antwoord
den.
De waskaarsen, ofschoon talrijk, wier
pen in de groote zaal slechts een onbe
stemd licht, waarbij alleen de voorwer
pen in de onmiddellijke nabijheid te on
derscheiden waren. Verderop was alles
in duisternis gehuld. Deze scheen ech
ter minder onheilspellend dan dat half
duister, dat den omtrek der voorwerpen
ternauwernood deed uitkomen.
Gedurende den nacht veranderde ihet
weder, 's morgens viel de regen bij stroo
men neder.
De graaf van Henegouwen, door ver
moeienis afgemat, wierp zich op zijn le
ger, terwijl Isabella door geest- en wils
kracht gesteund, getrouw op haar post
bleef; alleen eischte zij, dat Johanna
en Otfried zich. zouden verwijderen. De
zen werden dan ook aan de zorgen van
Brigitta, de oude voedster der gravin,
toevertrouwd.
Het was de dag van Notberg's be
grafenis. Het lichaam van den man, die
den vorigeh dag vol leven en geluk/
met trots en vertrouwen zijn zoon toe
lachte, werd aan den schoot der aarde
to.everjto.ywd. De kapclaa.n bood jacht-
beoogde doel te bereiken, loopen de mee
ningen uiteen.
Hoofdzaak zijn in het voorstel van Ged.
Staten de bepalingen, welke voorkomen
in de artikelen 21, 22 en 23.
Teruggebracht tot den eenvoudigsten
vorm en nevenzaken ter zijde gelaten, be
paalt art. 21 voor het vrachtvervoer met
een vierwielig voertuig op een weg le
klasse van 1 October tot 1 April;
dat vrachten van 800 tot 1200 K.G. met
inbegrip van het gewicht van het voer
tuig van 1200 tot 1800 K.G., slechts mo
gen worden vervoerd met voertuigen,
waarvan de wielbanden 6 c.M. of meer
breed zijn;
dat vrachten van 1200 tot 2000 K.G.
inet inbegrip van het voertuig van 1800
tot 3000 K.G. slechts mogen worden ver
voerd met voertuigen, waarvan de wiel
banden 10 c.M. of meer breed zijn;
dat vrachten van 2000 tft 2300 K.G.,
met inbegrip van het voertuig van 3000
tot 4000 K.G. slechts mogen worden ver
voerd met voertuigen waarvan de wiel
banden 15 c.M. of meer breed zijn;
dat vrachten van 2300 K.G. of meer,
met inbegrip van liet gewicht van het
voertuig van 4000 K.G. of meer, slechts
mogen worden vervoerd met voertuigen,
waarvan de wielbanden tenminste 40 c.M.
breed zijn.
Art. 22 voegt daaraan toe, dat indien
de wielbanden van een voertuig 40 c.M.
of meer breed zijn, het gezamenlijk ge
wicht van vracht en voertuig niet meer
mag bedragen dan, in K.u. uitgedrukt
25 maal de som van de wielbandbreedxen
in c.M.) van alle 6 re jende wielen te za-
men,zoodat bij via .t een vierwielig
voertuig, waarvan de v. .Landen 50 c.M.
breed zijn, het gezamenlijk gewicht van
dc vrac.it en het voertjig niet meer mag
bedragen dan 25 raaal 50 maal 4 K.G. is
5000 rv.G.
len slotte bepaalt art. 23 f, dat de arlt.
21 e n 22 niet van toepassing zijn, wan
neer het vervoer plaats heeft krachtens
schriftelijke vergunning van den Com
missaris der Koningin met inachtneming
van de daarbij gestelde voorwaarden en
dat de vergunning kan worden verleend
voor:
1c. het vervoeren van ondeelbare vrach
ten met voertuigen, waarvan de wielban
den tenminste 10 cJVL breed zijn.
2e. het vervoeren van verhuiswagens,
stoo.ndorschma-hine;, stoon.p .r machi
nes en locomobielen, waarvan de w.eftian-
den tenminste 20 c.M. breed zijn.
Tegen dit stelsel heeft de commissie
in de eerste plaats bezwaar, wegens het
bepaalde omtreiit het vervoer van zware
vrachten.
Het maakt den indruk, dat voertuigen
met wielbanden, van 40 c.M. en meer
breedte voor het vervoeren van zware
vrachten gebezigd "moeten worden, al zal
dat wel niet bedoeld zijn.
De wijze, waarop ia art. 23 f gezegd
wordt, dat van het bepaalde in de artt.
21 en 22 kan worden afgeweken, laat te
wenschen over. Dat art. 23 f den hiervoor
vermelden inhoud heeft, i3 te vermoeden,
doch niet met zekerheid te zeggen.
Het schijnt gevaarlijk te bepa.en, dat
slechts in de gevallen, vermeld in art. 23 f
ontheffing van het bepaalde in de artt.
21 en 22 kan worden ver.eend, omdat de
gevallen, waarin aan die ontnefting be
hoefte zal bestaan, niet zijn te overzien.
Het is te verwachten, dat in een zeer
groot aantal geva.ien orft.ief.ing verzocht
zal moeten worden, en daardoor het ver-
leenen van die ontheffing zal ontaarden
in een formaliteit» welke het verkeer be
lemmert en het beschadigen van de we
gen niet voorkomt
"Doch ook tegen de gedachte, die in art
21 tot uitdrukking is gekomen, heeft de
commissie bedenkingen.
Die gedachte is, dat om beschadiging
van de wegen te keer te gaan, alleen
voorschriften behoeven te worden gege
ven voor het vervoeren van vrachten van
1 October tot 1 April, en dat door de te
stellen verbodsbepalingen te eenenmale
moet worden belet, dat met een vracht
wagen een vracht vervoerd wordt, die
zwaarder is dan het raaximumgewicht,
dat gelet op de breedte van de wieibanden
toelaatbaar moet worden geacht
spriet en mes van den doode bij wijze
van een kruis aaneen en plaatste dit
sprekend teeken op het nog vochtige
graf.
Daarna keerde een diepe stilte geheel
het kenmerk der grootste treuiigheid
dragend, op het kasteel terug. Men zag
edellieden en ridders doelloos ronddwa
len, dienaren bezig met het afladen van
het wild uit de karrendoch daarbij
werd bijna geen menschelijke stem ge
hoord.
Toen graaf Albertus, na eenige uren
onafgebroken slaap ontwaakte, herinner
de hij zich, dat hij gasten hod. De wet
ten der gastvrijheid veroorloofden hem
geenszins zich aan z:;n pevooonlijke ge
voelens over te geven. Hij stond dan
ook op, om zich van zijn plichten van
gastheer te kwijten, en droeg zorg, dat
er niet in de gewone orde van den maal
tijd veranderd werd; alleen bleef de gra
vin in haar vertrekken, en Albertus
drong er niet op aan, dat zij beneden
zou komen.
De bedroefde vrouw bleef den gehee-
len dag op haar kamer, gezeten tusschen
Otfried, die moeite deed om zijn tranen
te weerhouden en Johanna, wier lichaam
door stuiptrekkende bewegingen over
vallen werd.
Tegen den avond helderde het weder
pp e.n acjftte Isabella een wandeling voor
De beantwoording van de vraag, welke
voorschriften moeten worden gegeven,
hangt in dat stelsel uitsluitend af van tech
nische overwegingen.
De commissie zoude van andere denk
beelden willen uitgaan.
Dat de wegen in het najaar en in den
winter dikwerf in onvoldoend en staat van
onderhoud verkeeren, is voornamelijk hier
aan te wijten, dat de vrachtrijders, indu-
strieelen, handelaren en landbouwers die
geregeld vrachten vervoeren, behoudens
niet zeer talrijke uitzonderingen uitslui
tend in het bezit zijn van voertuigen, waar
van de wielbanden minder dan 6 c.M.,
veelal 5.7 c.M. breed zijn.
Hadden die voertuigen een wielband
breedte van 10 c.M., dan zoude de staat
van de wegen in het najaar en in de
winter beduidend beter zijn.
De vrachtvervoerders moeten mitsdien
ertoe worden gebracht om hunne voertui
gen van wielen met breedere banden te
voorzien. Daar. dit mede ui hun belang is
immers bij het vervoer op breedere wiel
banden wordt minder trekkracht ver-
eischt, bestaat te minder bezwaar om hen
in die richting te dringen.
Zal echter het beoogde doel worden
bereikt, dan moeten de te geven voor
schriften ook van toepassing zijn op het
vervoeren vaii vrachten van 1 April tot 1
October.
Kunnen gedurende dien tijd van het
jaar met de thans het meest in gebruik
zijnde voertuigen vrachten van elk ge
wicht worden vervoerd, dan is de kans
gering, dat deze voertuigen in voldoende
mate door meer doelmatige vrachtwagens
zullen worden vervangen, en dan is het
gevaar groot, dat van 1 October tot 1
April, voortdurend overtredingen zullen
plaats hebben, waarvan een groot aantal
niet zal worden opgemerkt.
Vervolgens moet niet alleen worden
onderzocht, welke voorschriften noodig
zijn om te waarborgen, dat de wegen ge
durende het geheele jaar in goeden staat
verkeeren, doch mede worden nagegaan
welke verbodsbepalingen kunnen worden
uitgevaardigd, zonder daardoor de vracht
vervoerders, in het bijzonder de landbou
wers, in ai te groote moeilijkheden te bren
gen.
Zooals gezegd is, moet worden bereikt,
dat de vrachtvervoerders hunne voertui
gen en wielen met breedere banden voor
zien, doch met het oog op de daaraan ver
bonden kosten moeten de te geven voor
schriften het niet noodig maken, dat on
middellijk alle wielen worden vernieuwd
Het maximum-gewicht, dat op wielen
wielen van 5.7 C.M. bandbreedte mag ver
voerd worden, moet in het belang van
de vrachtvervoerders hooger worden ge
steld dan uitsluitend op grond van
technische overweging zoude moeten ge
schieden, maar töcli nog zoö laag, dat een
voldoende prikkel aanwezig blijft om tot
het verbreeden van de wielen geleidelijk
te doen overgaan. Geschiedt dit, dan be
staat er geen behoefte aan een voorschrift
waarbij het maximum gewicht van de
vracht wordt bepaald, dat vervoerd mag
worden met een voertuig, waarvan de
wielbanden minder dan 6 c.M. breed zijn.
Eindelijk zal het maximum-gewicht van
de vracht, die zonder bizondere vergu
ning met een vierwielig voertuig, waarvan
de wielbanden tenminste 15 c.M. breed
zijn vervoerd mag worden, zoo hoog moe
ten worden gesteld, dat een vergunning
slechts in weinig talrijke gevallen noodig
zal zijn.
Voorgesteld wordt om de bovenge
noemde gronden de volgende bepalingen
aan het reglement toe te voegen
Art. 22.
Het is verboden op een weg le klas
se een vracht te vervoeren met een voer
tuig, waarvan de wielen, het voorwiel
van een driewielig voertuig uitgezon
derd, niet voldoen aan de eischen:
1. dat de velg van het wiel ten minste
even breed is als de wielband
2. dat niet meer dan één band om de
velg is gelegd;
3. dat de banden van al de wielen de
zelfde breedte hebben
4. dat de middellijn van het wiel ten
minste 60 c.M. bedraagt
behoudens dat landbouwwerktuigen naar
de kinderen zeer heilzaam. Zij voerde
beiden aan de hand naar den verlaten
slottuin.
Op weg daarheen, zagen zij op het
slotplein een over den grond gebogen
man, die pogingen aanwendde om de
slagtanden van het in de noodlottige
jacht gedoodc everzwijn uit tc rukken.
Otfried, die begreep wat die man doen
wilde, smeekte Isabella„Ach mevrouw,
geef bevel, dat men mij de slagtanden
van het monster schenke: zij zullen mijn
geheele erfenis uitmaken en de dierbaar
ste mijner herinneringen zijn".
De gravin deed een schrede voor
waarts.
Varner, zeide zij, voldoe aan het ver
langen van den wees.
De dienaar slaagde er in de ivoren
slagtanden van den bloedigcn zwijnskop
te scheiden en bood ze het kind met
medelijdenden eerbied aan.
Otfried drukte er zijn lippen op en
reikte toen als onwillekeurig met dat
heilig vertrouwen der jeugd iu het ge
geven woord, een der twee tanden aan
Johanna.
Gij hebt mij broeder genoemd, laten
wij deel en.
En herinner u, voegde de gravin er
bij, terwijl zij haar dochter naar den he
rn el we^s... iii i ii
en van den akker, welke fnet die werktui
gen zal worden of is bewerkt, mogen,
worden vervoerd met een voertuig, waar
van de wielen niet voldoen aan den oii-
der 4 gestelden eisch.
Toelichting. Dit artikel komt over
een met art. 23 a G. S. Het is naar voren
gebracht, omdat het algemeene regelen
stelt voor alle voertuigen waarmede!
vrachten worden vervoerd.
Uit dit artikel en uit de overige arti
kelen, waarin zij voorkwamen, zijn dei
woorden „met behulp van dierlijke trek
kracht" weggelaten, omdat die woorden
hadden urt te drukken, dat de bepalingen
van het reglement niet van toepassing
zijn op het vervoer met motorrijtuigen»
geregeld bij de wet van 16 Febr. 1905.
Stbl. no. 69, en dat doel op eenvoudiger
wijze is te bereiken door het thans in
art 24 e onder lo. bepaalde. Die redactie
is mede te verkiezen, omdat dan de voor
schriften ook van toepassing zijn op het
door menschen of door middel van een
stilstaand werktuig, bijv. een stoomlier»
voorttrekken van eene vracht of van een
voorwerp.
In het voorstel van Ged. Staten is het
onderscheid tusschen de velg en den band
van het wiel'niet steeds in het oog gen
houden; in het voorstel van de commis
sie is daarop voortdurend gelet en is door
weglating van art. 23 d G. S. de redactie
vereenvoudigd.
Het bepaalde in het tweede lid van art.
23a G. S. is ter verduidelijking vervangen
door de eischen onder 1 en 2 in art. 22
gesteld. De nieuwe redactie laat boven
dien de vrijheid, welke de oude ten on
rechte niet verleende, om de velg door een
belegstuk te verbreeden.
Voor voertuigen, waarmede landbouw
werktuigen worden vervoerd naar en van
den akker, welke met die werktuigen zal
worden of is bewerkt, mocht de eisch
niet gesteld worden, dat de wielen eene
middellijn van ten minste 60 c.M. moeteu
hebben, omdat dan steeds tvvee personen
zouden noodig zijn om die werktuigen
op.het voertuig te legden. Dat de wielen
dier voertuigen kleiner zijn, kan niet tot
beschadiging van den weg leiden, omdat
het gewicht van de werktuigen als vracht
beschouwd gering is.
Art 23.
Het is verboden op een weg le klas
se met een vier- of meerwielig voertuig,
waarvan de wielbanden minder dan 10
c.M. breed zijn, een vracht te vervoeren,
waarvan het gewicht:
lo. hetzij grooter is dan 1400 K.G.,
heizij vermeerderd met het gewicht van
hei voertuig grooter is dan 2100 K.G.»
wanneer het vervoer plaats heeft in het
gedeelte van de provincie, dat is gelegen
ten zuiden van de Merwede, ten wes
ten van dc Noord en ten zuiden van da
nieuwe Maas en den Nieuwen Water
weg
2o. hetzij grooter is dan 1000. K.G.,
heizij vermeerderd met het gewicht van
hei voertuig grooter is dan 1600 K.G.,
wanneer het vervoer plaats heeft in hef
overige gedeelte van de provincie.
Art 24.
Het is verboden op een weg le klas
se met een twee- of driewielig voer
tuig, waarvan de banden der wielen,
het voorwiel van een driewielig voer
tuig uitgezonderd, minder dan 10 c.M.
breed zijn, een vracht te vervoeren,
waarvan het gewicht:
lo. hetzij grooter is dan 700 K.O.»
hetzij vermeerderd met hei ge\Vicht van
het voertuig grooter is dan 1050 K.Q.,
wanneer het vervoer plaats heeft in Let!
gedeelte van de provincie, dat,is gelegen
ten zuiden van de Merwede, ten westen,
van de Noord cn ten zuiden van de
nieuwe Maas en den Nieuwen Water
weg
2o. hetzij grooter is dan 500 K.O.»
hetzij vermeerderd met het gewicht van,
het voertuig grooter is dan 800 K>G.»
wanneer het vervoer plaats heeft in hiel
overige gedeelte van de provincie.
Toelichting: Evenals !f. het 2e lid
van art. 21 G. S. is aangenomen, dat bt|
een driewielig voertuig de vracht uitslui
tend rust op de achterwielen.
Art. 25.
Het is verboden op een weg le klas-
Leven voor leven, murmelde het kind*
gij hebt het gezegd.
Na dit uur was Otfried werkelijk als!
zcon door het huis van Beieren en He
negouwen aangenomen.
II.
De schitterende jachtstoet van graaf
Albertus werd niet meer in de bos-
schen van Henegouwen en Beieren ge
zien. De treurige dood van Notberg tocll
had den hartstochtelijken jager somber
gemaakt, en een schaduw op zijn levens
pad geworpen, welke hij overal met zich
voerde. Inzonderheid kon hij geen ver
getelheid vinden, doordien de tegen
woordigheid van Otfried hem het treur
spel van de laatste jacht in al zijn hel
derheid voor den geest bracht.
Wij moeten hem evenwel recht laten
wedervaren door op te merken, dat hij
daarom er geenszins aan dacht zijn aan
den stervenden Notberg gegeven woord
te breken. Neen, want den dag, volgen
de op de begrafenis van zijn opoffereu-
den vriend, vond diens zoon in zijn slaap
vertrek de volledige uitrusting van een
page
(Wordt vervolgd.)