Uit de Pers. Een Martelaar. Tweede Blad, behoorende bij De LeidscheCourant van Donderdag 18 April no. 768. Het koningschap. .Telkens wederom blijkt het uit do feiten» zegt de (A. R.) Rotterdamme r, jhoe oojuist het liberalisme gezien heeft, toen het meende, dat de dagen, waarin de drager der kroon werkelijken invloed op het staatsbestel uitoefende, tot het ■verleden behoorden. i Ia de dagea toen die Leer opkwam, had ze zekeren schijn van recht. Na de Transche Revolutie waren de vblkeren beu geworden van alle onrust en daarvan werd allerwegen in Europa gebruik gemaakt door de vorsten, om hunne macht uit te breiden en vaak aan te wenden op een wijze, die niet strekte ten dienste des lands. Bij ons hadden wij dat onder onzen Koning Willem I. Tegen het midden der vorige eeuw verwekte dit toen verzet, en voor een Ideet was dit verzet gegrond. Maar de revolutionaire leuzen, waaronder zulks ge schiedde, waren geheel valsch. En uit die valsche leuzen kwam men toen op de meening, dat het koningschap had afge daan, en hoogstens als „ornament" of „vliegwiel" nog dienst kon doen. Men weet, hoe keurig Groen van Prinsterer toen positie koos. Eenerzijds verzette hij zidi tegen het misbruik, dat inet name door de conservatieven uit eigenbelang van de koninklijke' macht .werd gemaakt, anderzijds handhaafde hij met kracht de zelrrtandige beieekenis van het koningschap als een onmisbare factor in een gezond staatsieven. De geschiedenis heeft hem sindsdien telkens weer in het gelijk gesteld. In België oefenden Leopold II en in .Engeland Eduard VI! persoonlijk grooten invloed. 1 En hoe bleek het dezer dagen weer in Oostenrijk, toen de keizer door met het neerleggen der kroon te dreigen, in Hon garije den storm, die daar ontstaan was bij de legerwef, wist te bezweren. Metterdaad ziet men het zoo telkens weer, welk een onmisbare factor het ko ningschap in het consttutioneele stelsel vervult Waar men ervooT een republiek ikoos» heeft men in het presidentschap toch weer een gelijksoortige instelling moeten in het leven roepen en welke na deden daaraan kleven, toont op dit ©ogen blik nog weer voor de zooveelste maal de strijd ttusschen Taft en Roosevelt in Amerika voor de komende presidents keuze. Het koningschap doet schokken ver mijden, het laat weinig ruimte open voor machtsmisbruik en geeft een ruime ge legenheid om invloed ten goede te oefenen, zooals geen andere instelling vermag te doen. De liberalistische ornamentsleer is een Staatsrechtelijke vergissing geweest en niets meer. Zedebeeld. Een liberaal^ blad schrijft naar aanlei- leiding van dè opvoering eener operette in een café-chantant: Onbekend is dit stuk aan het publiek geenszins. Is hieraan de slechte opkomst toe te schrijven Men moge over deze operette denken gelijk men wil, in allen gevalle verwekt de ver tooning volstrekt niet dat moreel en artistiek dégoüt, waarmede men het bijwonen vanplatte, smakelooze revues revues, waartegen de heer Stokvis vruchteloos in De Wereld gewaarschuwd heeft bekoopt. En dergelijke revuës verzekeren wekenlang eivolle zalen De vraag rijst, wie hier de grootste aansprakelijkheid draagt, zegt het Cen trum: de directie, die zulke wanpro ducten voor het voetlicht brengt, of het publiek, dat ze toont te verlangen door slag op slag de zaal te vullen, wanneer ze worden opgevoerd? Maar hoe dit zij: wat te zeggen van een publiek, dat avond aan avond weken- FEUILLETON. (NAAR HET DUITSCH.) 6) De meeste getuigen van dit treurig .voorval knielden cn Isabella bad luide. Daarna legde men het lijk van den jager ,op de draagbaar, en door de fakkeldra gers omringd, zette de stoet zich in be- .weging. De een na den ander, stegen de gasten en vrienden van den graaf van Henegou- fwen te paard. Alle.n Otfried, in een zee van smart gedompeld, bleef onbewe gelijk op de plaats, waar zijn vader zoo even den geest gegeven had. De graaf graaf moest hem dan ook ijlings in zijn armen opheffen, en hem schrijlings op Zijn eigen paard plaatsen. Treurige terugtocht na een blij ver trek. De dienaren op het kasteel, die het Toode schijnsel van liet licht der fakkels !op den weg zagen, en tofc wie geen en kele toon van een jachthoorn doordrong, jschrikten. Bij het,vernemen der waar heid, barstte een atgemeene droefheid los, want Notbcrg was van alle disch- genooten in het paleis deriendejijkste Ru daarom algemeen bemind lang zich opmaakt, om te genieten (11) van dingen, die door hun platheid en smakeloosheid een „moreel en artistiek dégout" opwekken! Het is meer dan treurig en wijst op jammerlijke verbastering. En dan bazelt men nog van misbruik en schijnheiligheid, wanneer op het uit oefenen van censuur wordt aangedrongen 1 Niet bezorgen. De Standaard schrijft Uit België kwam hier de usantie over, om Zaterdags wel zijn brieven op de post te doen, maar er bij te zeggen, dat ze Zondags niet bezorgd moesten worden. In België deed men dit, door onder aan het postzegel een strookje te laten drukken, waarop stondNiet bezorgen op Zondag, terwijl men bij ons dit strookje niet aan het zegel liet zitten, maar afzonderlijk verkrijgbaar stelde, zoodat men alle zegels gebruiken kon en dan dit strookje er naast liet plakken. Wordt hiermede nu het doel bereikt? Het doel, dat men beoogt, is toch, om de beambten, die aan het postwezen ver bonden zijn, van Zondagsarbeid te ont slaan. Ten volle nu zullen onze wenschen in dit opzicht nimmer bevredigd worden. Eigenlijk zou men willen, dat post, tele graaf en telephoon op Zondag kortweg gesloten werden. Doch dit kan nu een maal niet. Bij plotseling sterfgeval wen schen we het zelf anders. En we zijn al veel gevorderd, nu de dienst op Zondag zoo in het oogioopend is ingeperkt. Maar dat bijplakken van een Zondags exceptie voor 't bezorgen baat niet. Wel voor de bestellers, maar niet voor de sorteerders. Op het kantoor zelf toch moesten de stukken, die extra beplakt zijn, dan toch eerst van de andere ge scheiden worden. Dit vordert toch den zelfden arbeid als men anders te verrichten zou hebben. Ten deze is er dus maar één afdoend middelZaterdagavond en Zondag niet in de bus doen, en niet aan het postkan toor inleveren. Doch juist hieraan kan de Regeering niets doen. Dit moet komen van de burgers. Maar die hebben 't dan ook in hun macht Doch ook dan versta men wel, dat 't voor de postbeambten w.l vermindering, maar volstrekt geen geheele ontlasting van arbeid geeft. Als er anders 10U0 stukken te sorieeren zijn, en op Zondag slechts 600 dan spaart dit allicht een aantal minuten, maar vrijaf geeft 't niet. VERORDENING op wegen en voet paden in de provincie Zuid-Holland De commissie benoemd bij besluit van i 5 Dec. 1911 betreffende aanvulling en wij ziging van hel' reglement op de wegen en voetpaden heeft haar nader rapport met bijlage uitgebracht, daar dit rapport voor onze lezers van belang is, laten wij er hier een groot gedeelte van volgen. Gedurende de laatste dertig jaren, zegt die commissie, hebben in dit gewest de waterschappen en de gemeenten veel Voor de wegen gedaan en is daardoor de staat van de wegen belangrijk verbeterd. Wanneer nochtans in het najaar en in den winter vele wegen in onvoldoenden staat verkeeren, is dat, zooals Ged. Staten Staten terecht opmerken, in hoofdzaak hier aan te wijten, dat het vrachtvervoer in den regel plaats heeft met voertuigen, waarvan de wielbanden in verhouding tot het vervoerde gewicht te smal zijn. Dit euvel moet worden te keer gegaan cn daartoe bestaat te meer reden, omdat de ervaring heeft geleerd, dat behoudens enkele uitzonderingen minder trek kracht wordt gevorderd, wanneer voer tuigen worden gebezigd, die van bree- dere wielbanden zijn voorzien, dan dc thans in gebruik zijnde in den reg^el heb ben. De commissie gaat dus met Gedepu teerde Staten mede, voor zooveel deze door het geven van voorschriften willen bereiken, dat het vrachtvervoer op eene voor de wegen minder nadeelige wijze plaats hebbe. Waar het echter de vraag geldt, hoe die voorschriften moeten luiden om het Niemand in het paleis van den 'heer van Henegouwen en Beieren look dien nacht de oogen De .aalmoezenier bad met luide stem de psalmen, waarop Isabella, Johanna en Otfried antwoord den. De waskaarsen, ofschoon talrijk, wier pen in de groote zaal slechts een onbe stemd licht, waarbij alleen de voorwer pen in de onmiddellijke nabijheid te on derscheiden waren. Verderop was alles in duisternis gehuld. Deze scheen ech ter minder onheilspellend dan dat half duister, dat den omtrek der voorwerpen ternauwernood deed uitkomen. Gedurende den nacht veranderde ihet weder, 's morgens viel de regen bij stroo men neder. De graaf van Henegouwen, door ver moeienis afgemat, wierp zich op zijn le ger, terwijl Isabella door geest- en wils kracht gesteund, getrouw op haar post bleef; alleen eischte zij, dat Johanna en Otfried zich. zouden verwijderen. De zen werden dan ook aan de zorgen van Brigitta, de oude voedster der gravin, toevertrouwd. Het was de dag van Notberg's be grafenis. Het lichaam van den man, die den vorigeh dag vol leven en geluk/ met trots en vertrouwen zijn zoon toe lachte, werd aan den schoot der aarde to.everjto.ywd. De kapclaa.n bood jacht- beoogde doel te bereiken, loopen de mee ningen uiteen. Hoofdzaak zijn in het voorstel van Ged. Staten de bepalingen, welke voorkomen in de artikelen 21, 22 en 23. Teruggebracht tot den eenvoudigsten vorm en nevenzaken ter zijde gelaten, be paalt art. 21 voor het vrachtvervoer met een vierwielig voertuig op een weg le klasse van 1 October tot 1 April; dat vrachten van 800 tot 1200 K.G. met inbegrip van het gewicht van het voer tuig van 1200 tot 1800 K.G., slechts mo gen worden vervoerd met voertuigen, waarvan de wielbanden 6 c.M. of meer breed zijn; dat vrachten van 1200 tot 2000 K.G. inet inbegrip van het voertuig van 1800 tot 3000 K.G. slechts mogen worden ver voerd met voertuigen, waarvan de wiel banden 10 c.M. of meer breed zijn; dat vrachten van 2000 tft 2300 K.G., met inbegrip van het voertuig van 3000 tot 4000 K.G. slechts mogen worden ver voerd met voertuigen waarvan de wiel banden 15 c.M. of meer breed zijn; dat vrachten van 2300 K.G. of meer, met inbegrip van liet gewicht van het voertuig van 4000 K.G. of meer, slechts mogen worden vervoerd met voertuigen, waarvan de wielbanden tenminste 40 c.M. breed zijn. Art. 22 voegt daaraan toe, dat indien de wielbanden van een voertuig 40 c.M. of meer breed zijn, het gezamenlijk ge wicht van vracht en voertuig niet meer mag bedragen dan, in K.u. uitgedrukt 25 maal de som van de wielbandbreedxen in c.M.) van alle 6 re jende wielen te za- men,zoodat bij via .t een vierwielig voertuig, waarvan de v. .Landen 50 c.M. breed zijn, het gezamenlijk gewicht van dc vrac.it en het voertjig niet meer mag bedragen dan 25 raaal 50 maal 4 K.G. is 5000 rv.G. len slotte bepaalt art. 23 f, dat de arlt. 21 e n 22 niet van toepassing zijn, wan neer het vervoer plaats heeft krachtens schriftelijke vergunning van den Com missaris der Koningin met inachtneming van de daarbij gestelde voorwaarden en dat de vergunning kan worden verleend voor: 1c. het vervoeren van ondeelbare vrach ten met voertuigen, waarvan de wielban den tenminste 10 cJVL breed zijn. 2e. het vervoeren van verhuiswagens, stoo.ndorschma-hine;, stoon.p .r machi nes en locomobielen, waarvan de w.eftian- den tenminste 20 c.M. breed zijn. Tegen dit stelsel heeft de commissie in de eerste plaats bezwaar, wegens het bepaalde omtreiit het vervoer van zware vrachten. Het maakt den indruk, dat voertuigen met wielbanden, van 40 c.M. en meer breedte voor het vervoeren van zware vrachten gebezigd "moeten worden, al zal dat wel niet bedoeld zijn. De wijze, waarop ia art. 23 f gezegd wordt, dat van het bepaalde in de artt. 21 en 22 kan worden afgeweken, laat te wenschen over. Dat art. 23 f den hiervoor vermelden inhoud heeft, i3 te vermoeden, doch niet met zekerheid te zeggen. Het schijnt gevaarlijk te bepa.en, dat slechts in de gevallen, vermeld in art. 23 f ontheffing van het bepaalde in de artt. 21 en 22 kan worden ver.eend, omdat de gevallen, waarin aan die ontnefting be hoefte zal bestaan, niet zijn te overzien. Het is te verwachten, dat in een zeer groot aantal geva.ien orft.ief.ing verzocht zal moeten worden, en daardoor het ver- leenen van die ontheffing zal ontaarden in een formaliteit» welke het verkeer be lemmert en het beschadigen van de we gen niet voorkomt "Doch ook tegen de gedachte, die in art 21 tot uitdrukking is gekomen, heeft de commissie bedenkingen. Die gedachte is, dat om beschadiging van de wegen te keer te gaan, alleen voorschriften behoeven te worden gege ven voor het vervoeren van vrachten van 1 October tot 1 April, en dat door de te stellen verbodsbepalingen te eenenmale moet worden belet, dat met een vracht wagen een vracht vervoerd wordt, die zwaarder is dan het raaximumgewicht, dat gelet op de breedte van de wieibanden toelaatbaar moet worden geacht spriet en mes van den doode bij wijze van een kruis aaneen en plaatste dit sprekend teeken op het nog vochtige graf. Daarna keerde een diepe stilte geheel het kenmerk der grootste treuiigheid dragend, op het kasteel terug. Men zag edellieden en ridders doelloos ronddwa len, dienaren bezig met het afladen van het wild uit de karrendoch daarbij werd bijna geen menschelijke stem ge hoord. Toen graaf Albertus, na eenige uren onafgebroken slaap ontwaakte, herinner de hij zich, dat hij gasten hod. De wet ten der gastvrijheid veroorloofden hem geenszins zich aan z:;n pevooonlijke ge voelens over te geven. Hij stond dan ook op, om zich van zijn plichten van gastheer te kwijten, en droeg zorg, dat er niet in de gewone orde van den maal tijd veranderd werd; alleen bleef de gra vin in haar vertrekken, en Albertus drong er niet op aan, dat zij beneden zou komen. De bedroefde vrouw bleef den gehee- len dag op haar kamer, gezeten tusschen Otfried, die moeite deed om zijn tranen te weerhouden en Johanna, wier lichaam door stuiptrekkende bewegingen over vallen werd. Tegen den avond helderde het weder pp e.n acjftte Isabella een wandeling voor De beantwoording van de vraag, welke voorschriften moeten worden gegeven, hangt in dat stelsel uitsluitend af van tech nische overwegingen. De commissie zoude van andere denk beelden willen uitgaan. Dat de wegen in het najaar en in den winter dikwerf in onvoldoend en staat van onderhoud verkeeren, is voornamelijk hier aan te wijten, dat de vrachtrijders, indu- strieelen, handelaren en landbouwers die geregeld vrachten vervoeren, behoudens niet zeer talrijke uitzonderingen uitslui tend in het bezit zijn van voertuigen, waar van de wielbanden minder dan 6 c.M., veelal 5.7 c.M. breed zijn. Hadden die voertuigen een wielband breedte van 10 c.M., dan zoude de staat van de wegen in het najaar en in de winter beduidend beter zijn. De vrachtvervoerders moeten mitsdien ertoe worden gebracht om hunne voertui gen van wielen met breedere banden te voorzien. Daar. dit mede ui hun belang is immers bij het vervoer op breedere wiel banden wordt minder trekkracht ver- eischt, bestaat te minder bezwaar om hen in die richting te dringen. Zal echter het beoogde doel worden bereikt, dan moeten de te geven voor schriften ook van toepassing zijn op het vervoeren vaii vrachten van 1 April tot 1 October. Kunnen gedurende dien tijd van het jaar met de thans het meest in gebruik zijnde voertuigen vrachten van elk ge wicht worden vervoerd, dan is de kans gering, dat deze voertuigen in voldoende mate door meer doelmatige vrachtwagens zullen worden vervangen, en dan is het gevaar groot, dat van 1 October tot 1 April, voortdurend overtredingen zullen plaats hebben, waarvan een groot aantal niet zal worden opgemerkt. Vervolgens moet niet alleen worden onderzocht, welke voorschriften noodig zijn om te waarborgen, dat de wegen ge durende het geheele jaar in goeden staat verkeeren, doch mede worden nagegaan welke verbodsbepalingen kunnen worden uitgevaardigd, zonder daardoor de vracht vervoerders, in het bijzonder de landbou wers, in ai te groote moeilijkheden te bren gen. Zooals gezegd is, moet worden bereikt, dat de vrachtvervoerders hunne voertui gen en wielen met breedere banden voor zien, doch met het oog op de daaraan ver bonden kosten moeten de te geven voor schriften het niet noodig maken, dat on middellijk alle wielen worden vernieuwd Het maximum-gewicht, dat op wielen wielen van 5.7 C.M. bandbreedte mag ver voerd worden, moet in het belang van de vrachtvervoerders hooger worden ge steld dan uitsluitend op grond van technische overweging zoude moeten ge schieden, maar töcli nog zoö laag, dat een voldoende prikkel aanwezig blijft om tot het verbreeden van de wielen geleidelijk te doen overgaan. Geschiedt dit, dan be staat er geen behoefte aan een voorschrift waarbij het maximum gewicht van de vracht wordt bepaald, dat vervoerd mag worden met een voertuig, waarvan de wielbanden minder dan 6 c.M. breed zijn. Eindelijk zal het maximum-gewicht van de vracht, die zonder bizondere vergu ning met een vierwielig voertuig, waarvan de wielbanden tenminste 15 c.M. breed zijn vervoerd mag worden, zoo hoog moe ten worden gesteld, dat een vergunning slechts in weinig talrijke gevallen noodig zal zijn. Voorgesteld wordt om de bovenge noemde gronden de volgende bepalingen aan het reglement toe te voegen Art. 22. Het is verboden op een weg le klas se een vracht te vervoeren met een voer tuig, waarvan de wielen, het voorwiel van een driewielig voertuig uitgezon derd, niet voldoen aan de eischen: 1. dat de velg van het wiel ten minste even breed is als de wielband 2. dat niet meer dan één band om de velg is gelegd; 3. dat de banden van al de wielen de zelfde breedte hebben 4. dat de middellijn van het wiel ten minste 60 c.M. bedraagt behoudens dat landbouwwerktuigen naar de kinderen zeer heilzaam. Zij voerde beiden aan de hand naar den verlaten slottuin. Op weg daarheen, zagen zij op het slotplein een over den grond gebogen man, die pogingen aanwendde om de slagtanden van het in de noodlottige jacht gedoodc everzwijn uit tc rukken. Otfried, die begreep wat die man doen wilde, smeekte Isabella„Ach mevrouw, geef bevel, dat men mij de slagtanden van het monster schenke: zij zullen mijn geheele erfenis uitmaken en de dierbaar ste mijner herinneringen zijn". De gravin deed een schrede voor waarts. Varner, zeide zij, voldoe aan het ver langen van den wees. De dienaar slaagde er in de ivoren slagtanden van den bloedigcn zwijnskop te scheiden en bood ze het kind met medelijdenden eerbied aan. Otfried drukte er zijn lippen op en reikte toen als onwillekeurig met dat heilig vertrouwen der jeugd iu het ge geven woord, een der twee tanden aan Johanna. Gij hebt mij broeder genoemd, laten wij deel en. En herinner u, voegde de gravin er bij, terwijl zij haar dochter naar den he rn el we^s... iii i ii en van den akker, welke fnet die werktui gen zal worden of is bewerkt, mogen, worden vervoerd met een voertuig, waar van de wielen niet voldoen aan den oii- der 4 gestelden eisch. Toelichting. Dit artikel komt over een met art. 23 a G. S. Het is naar voren gebracht, omdat het algemeene regelen stelt voor alle voertuigen waarmede! vrachten worden vervoerd. Uit dit artikel en uit de overige arti kelen, waarin zij voorkwamen, zijn dei woorden „met behulp van dierlijke trek kracht" weggelaten, omdat die woorden hadden urt te drukken, dat de bepalingen van het reglement niet van toepassing zijn op het vervoer met motorrijtuigen» geregeld bij de wet van 16 Febr. 1905. Stbl. no. 69, en dat doel op eenvoudiger wijze is te bereiken door het thans in art 24 e onder lo. bepaalde. Die redactie is mede te verkiezen, omdat dan de voor schriften ook van toepassing zijn op het door menschen of door middel van een stilstaand werktuig, bijv. een stoomlier» voorttrekken van eene vracht of van een voorwerp. In het voorstel van Ged. Staten is het onderscheid tusschen de velg en den band van het wiel'niet steeds in het oog gen houden; in het voorstel van de commis sie is daarop voortdurend gelet en is door weglating van art. 23 d G. S. de redactie vereenvoudigd. Het bepaalde in het tweede lid van art. 23a G. S. is ter verduidelijking vervangen door de eischen onder 1 en 2 in art. 22 gesteld. De nieuwe redactie laat boven dien de vrijheid, welke de oude ten on rechte niet verleende, om de velg door een belegstuk te verbreeden. Voor voertuigen, waarmede landbouw werktuigen worden vervoerd naar en van den akker, welke met die werktuigen zal worden of is bewerkt, mocht de eisch niet gesteld worden, dat de wielen eene middellijn van ten minste 60 c.M. moeteu hebben, omdat dan steeds tvvee personen zouden noodig zijn om die werktuigen op.het voertuig te legden. Dat de wielen dier voertuigen kleiner zijn, kan niet tot beschadiging van den weg leiden, omdat het gewicht van de werktuigen als vracht beschouwd gering is. Art 23. Het is verboden op een weg le klas se met een vier- of meerwielig voertuig, waarvan de wielbanden minder dan 10 c.M. breed zijn, een vracht te vervoeren, waarvan het gewicht: lo. hetzij grooter is dan 1400 K.G., heizij vermeerderd met het gewicht van hei voertuig grooter is dan 2100 K.G.» wanneer het vervoer plaats heeft in het gedeelte van de provincie, dat is gelegen ten zuiden van de Merwede, ten wes ten van dc Noord en ten zuiden van da nieuwe Maas en den Nieuwen Water weg 2o. hetzij grooter is dan 1000. K.G., heizij vermeerderd met het gewicht van hei voertuig grooter is dan 1600 K.G., wanneer het vervoer plaats heeft in hef overige gedeelte van de provincie. Art 24. Het is verboden op een weg le klas se met een twee- of driewielig voer tuig, waarvan de banden der wielen, het voorwiel van een driewielig voer tuig uitgezonderd, minder dan 10 c.M. breed zijn, een vracht te vervoeren, waarvan het gewicht: lo. hetzij grooter is dan 700 K.O.» hetzij vermeerderd met hei ge\Vicht van het voertuig grooter is dan 1050 K.Q., wanneer het vervoer plaats heeft in Let! gedeelte van de provincie, dat,is gelegen ten zuiden van de Merwede, ten westen, van de Noord cn ten zuiden van de nieuwe Maas en den Nieuwen Water weg 2o. hetzij grooter is dan 500 K.O.» hetzij vermeerderd met het gewicht van, het voertuig grooter is dan 800 K>G.» wanneer het vervoer plaats heeft in hiel overige gedeelte van de provincie. Toelichting: Evenals !f. het 2e lid van art. 21 G. S. is aangenomen, dat bt| een driewielig voertuig de vracht uitslui tend rust op de achterwielen. Art. 25. Het is verboden op een weg le klas- Leven voor leven, murmelde het kind* gij hebt het gezegd. Na dit uur was Otfried werkelijk als! zcon door het huis van Beieren en He negouwen aangenomen. II. De schitterende jachtstoet van graaf Albertus werd niet meer in de bos- schen van Henegouwen en Beieren ge zien. De treurige dood van Notberg tocll had den hartstochtelijken jager somber gemaakt, en een schaduw op zijn levens pad geworpen, welke hij overal met zich voerde. Inzonderheid kon hij geen ver getelheid vinden, doordien de tegen woordigheid van Otfried hem het treur spel van de laatste jacht in al zijn hel derheid voor den geest bracht. Wij moeten hem evenwel recht laten wedervaren door op te merken, dat hij daarom er geenszins aan dacht zijn aan den stervenden Notberg gegeven woord te breken. Neen, want den dag, volgen de op de begrafenis van zijn opoffereu- den vriend, vond diens zoon in zijn slaap vertrek de volledige uitrusting van een page (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5