Rona Cacao Van Houten's Kiezerslijst. Uit tie Pers. „Leidsche Beelden". De beste voor den prijs Tweede Blad,, behoorende bij De LeidscheCourantvan Zaterdag 17 Febr. no. 717. Vóór 20 Februari kennisgeving aan de belastingschuldigen, die nog niet betaald hebben, door den Rijksontvanger. 1 Maart laatste betaaldag der belasting. 23 Maart ter visie ligging en verkrijg baarstelling der voorloopige kiezerslijst tn bijbehoorende lijsten. 23 Maart tot en met 15 April gelegen heid tot reclame. Tot 21 April: ter visieligging en ver krijgbaarstelling der reclames. Vóór 15 Mei: definitieve vaststelling Uer kiezerslijst. We zullen dit lijstje nu en dan af drukken. Aanzien doet gedenken. Een lied per week. Nö. 22 uit „De Leeuwerk". Zij loven den Heer. Scoorden van Muziek van Th. Sevens. F. Mille. Wien loven de starren, Die lachen en scheem'len? Wien loven de blaad'ren, Die ruischen en weem'len? Wien loven de starren? Wien loven de blaad'ren? Ze loven, ze loven den Heer. Wien loven de bloemen». Die kleuren en geuren? Wien loven de beken, Die vlieten en neuren? Wien loven de bloemen?. Wien loven de beken? Ze loven, ze loven den Heer. Wien loven de golven, Die woelen en klotsen? Wien loven de wouden, De bergen en rotsen? Wien loven de golven? Wien loven de wouden? Ze loven, ze loven den Heer. Wien loven de winden, De dauw en de wolken? Wien loven de bronnen, De vloeden en kolken ?- Wien loven de winden? Wien loven de bronnen? Ze loven, ze loven den Heer. Het R. K. Bijzonder Onderwijs. In De Post neert pastoor B. S. uit Giesbeek een beschouwing over het bij zonder onderwijs gegeven, waaraan wij eenige passages on tie en en ,„L»aat en leert de volken, en doet ze Ondernouden, wat Ik u gezegd heb", d. i. de gelóofs- en zedeicer. Om zich nu goed van dien plicht te kwijten, begint de Kerk met het kind te onderrichten, zet dit voort voor de jon gelingsjaren, en geeft met woord en geschrift haar onderricht aan de vol wassenen. Laat zij het onderricht van het kind varen, haar onderricht en daarmede liaar invloed zou voor de jongelings jaren en voor de volwassenen grooten- decls ijdel zijn. Daarentegen zal dit laat ste zijn vollen invloed doen gelden, als het kind zijn volle onderwijs van de Kerk heeft ontvangen. Zoo leert het kind denken willen spreken en handelen volgens de leer der Kerk, die de abso lute waarheid is. Dit heeft de Kerk dan ook altijd als haar plicnt beschouwd, tevens opgeëischt als haar recht en er naar gehandeld. Alle godsdienstige en zedelijke opvoedingsele- ttienten heeft zij te baat genomen, om het kind als waar Christen op te voeden. Dit na te laten zou schandelijk plichts verzuim zijnafstand van al de godsdien stige en zedelijke opvoedingselementen te XV. „Pruevers Welke Leidenaar kent ze niet? Kennen, van „aanzien", bedoelen we. Wie heeft ze al niet meermalen op gemerkt? Wie heeft ze ai niet eens in 't open baar, bij elkaar geschoold, 'n blikken bus van mond tot mond gaande, de volle Waardigheid van hun „pruever"-schap lien hoog houden?' Wie kent tstelletje niet, dat we hier toet den eigenlijk wel wat te „gemüt- lichen" naam van „pruevers" bestem pelen Zij, die veel bij den weg 7tijn, kennen hen zéker „Pruevers" heb je in alle soorten. In alle kringen Uit alle tijen Dat wijst de oud-HolIandsche naam feeds uit. Je hebt stille, „stiekeme" pruevers, maar wiens dagelijksch gedrag en levens wijze toch d'r kwaal aanwijst... en je hebt menschen, die bij elke gelegenheid die zich voordoet, óók den naam „pruc- ver" alle eer aandoen. „Pruevers" heb je in deftige kringen, die in cognac-fine, whisky-soda, Port enz. een welkom drinkmateriaal vinden. „Pruevers" onder den middenstand, die met jenever, in z'n zoo meu.gvuldige ver doen, zou zijn gelijK Mr. /vaioerse 't zoo juist uitdrukt „een verraad ple gen door de Kerk aan liet Christelijke volk". Zoo heeft de Kerk dan ook altijd eii overal gewerkt. Toog zij uit om volkeren te winnen en had zij het geluk zich bij hen te vestigen, dan rezeu weldra naast de bedehuizen, waar de ouderen tevens werden onderwezen, scholen op, waar de jeugd niet enkel direct door den cate chismus de Christelijke leer van geloof en zeden werd geleerd, maar waar het ge- heele onderwijs naar Christelijk inzicht en naar Christelijke leerwijze werd gegeven. Zoo werd de tnensch opgevoed, niet enkel als iemand, die binnen de muren van een eng kerkgebouw, maar ook in de wijde wereld van het maatschappelijk leven zich als Christen kan en durfde toonen. Aan de Kerk dus de school en alleen in d i e school het kind van den waren Christen. Neen, geen mannen worden er ge kweekt, zooals onze roemrijke Paus Pius X verlangt met zijne heerlijke woorden: „Non erubesco evangelium"„ik schaam mij niet voor het evangelie" dit zij nü zoo wel als vroeger en als altijd het wacht woord van alle Katholieken, die nog van de verheven waardigheid huns geloofs en van de dringende noodzakelijkheid, het openlijk te belijden, doordrongen zijn. Misschien zal een of andere waan zinnige, die soms nog niet eens het lager onderwijs heeft doorloopen, maar voor stander is van het neutraal onderwijs, omdat hij niet anders is opgevoed, en daarom hetzelfde voor zijn kinderen ver langt, ja, misschien zal hij na dit alles nog de verouderde lastering naar boven brengen: „De Kerk wil heerschen en onze kinderen dom houden"; dan wete hij, dat hij daarmede in onze dagen geen reclame meer maken kan. Overal erkent men in de wetenschappelijke wereld, dat juist de Kerk de wetenschap „heeft be mind, verspreid en met milde hand uit gedeeld". Van Haar zegt de protestant- sche geschiedschrijver Macauley: „dat het geloof overal in Europa dooi- ware weten schap op den voet werd gevolgd", waar bij het woord past van een ongeloovigen Franschman: „de Geestelijkheid, in het bezit der wetenschap, bood die steeds met milde hand aan girooten en geringen aan." Al deze bewijzen worden gedekt door het feit, dat juist de Kerk de wereld als bezaaid had met inrichtingen van lager, van middelbaar cn van hooger onderwijs, voordat er nog een Protestant de zon had aanschouwd. Alleen in Duitschland waren er zeven Universitei ten gesticht Wel zal de werkkring door het bij zonder onderwijs voor de geestelijken worden verzwaard, maar gedachtig het woord van het „Mandement"„een Ka tholiek kind móet noodzakelijk een Ka tholieke opvoeding ontvangen", zullen zij gaarne dat offer brengen. Ons besluitScholen oprichten ivoor bij zonder onderwijs gaat vóór alles. De AmsterdamschePaleis-Raadhuis- kwestie. Het Centrum geeft de volgende beschouwing over bovenstaande kwestie: De Amsterdamsche Gemeenteraad heeft een beslissing genomen inzake de reeds veel besproken kwestie, of het paleis op den Dam weer raadhuis zal worden. Zooals men weet, was het paleis vroe ger raadhuis, maar werd het in 1808 den toenmaligen koning Lodewijk als paleis aangeboden. Bij zijn terugkeer in 1813 bood de latere koning Willem 1 het gebouw weder aan de stad aan, maar de toestand bleef, gelijk hij was, en tot op den huidigen dag spreekt men van het paleis, dat der koninklijke familie tot verblijf strekt bij haar jaarlijksche bezoeken aan de hoofdstad. Zal daarin thans verandering komen Er is in de laatste jaren veel over de zaak geschreven en van verschillende zijden erop aangedrongen, dat het ge bouw weer aan zijn oorspronkelijke be stemming zal worden teruggegeven. Ook het rapport der Raadhuis-Dam-commis- zachtende benamingen, en met bier, *r zoo menig duitje doorjagen. En „pruevers" onder de arbeidende klasse, die door een geregeld èn onge regeld gebruik van vele mindere soorten stooksels en brouwsels den „pruevers"- naatn in stand houden. Maar we willen geen sociaal-ccono- mischen of historisch - vergelijkenden „boom" opzetten over het „preuver"- schap. Daar is 'thier de plaats niet voor. Pruevers, drankzuchtigen, alkoholikers, of hoe men ze verder betitelen wil, zijn er. Dat 's een treurig, maar een be staand feit Maar 'n ander soort „pruevers" is 't, waar we hier, bij dit Leidsche typen- stelletje, op doelen. 'tZijn zij, die geen geld want het pruever-schap brengt noodwendig zijn fi- nancieele bezwaren mede en tóch „dorst" hebben. Dit pruevers-gezelschap behoort bij 't Leidsche straatleven. 'tZijn „jantjes-van-alles", losse sjou wers, die óp en .van de straat leven. Die, als 'r maar éven wat te-verdienen of 'n voordeeltje op andere manier te halen is, er bij zijn. Met 'r drie- of vieren, soms ook in grooter gezelschap, met 'r vijf- of zessen, vaste „kameraads" onder elkander, kan je ze 's ochtends waarnemen in de be- gamende drukte van 't ^Udsverkeer. sie concludeert in dien zin. Lil nu heeft de stedelijke vertegenwoordiging het voorstel aangenomen der heereu Vliegen c. s., dat aldus luidt: „De Raad besluit B. en W. uit te noo- digen om, alvorens omtrent de voorzie ning in de behoefte aan een nieuw stad huis definitieve voorstellen te doen, zich tot den Minister van Binnenlandsche Za ken te wenden met de vraag, te willen bevorderen, dat het Koninklijk Paleis op den Dam weder ter beschikking der ge meente worde gesteld." Dit voorstel is aangenomen met voor bijgaan van eenige andere voorstellen, waaronder een, door B. en W. ingediend. Het verschil tusschen het aangenomen voorstel en de andere steekt voornamelijk hierin, dat de laatste gewag maakten van hetgeen de gemeente bereid is te doen, teneinde aan het Koninklijk Huis een passend verblijf in de hooidsiad te ver zekeren. Evenwel heeft men daarbij in aanmerking te nemen, dat het voorstel- Vliegen met zeer geringe meerderheid '22 tegen 19 stemmen werd goed gekeurd en dat van de 22 voorstemmers drie bij monde van den heer Hendrix hadden verklaard, dat zij bedoelen, na het afstaan van het paleis door de Rijks- regeering, een aequivalent te geven. Dat dit getal nog wel grooter dan drie zal zijn, is bovendien zeer waarschijn lijk, al sprak men zich daaromtrent niet op zoo duidelijke wijze uit. Want het is evident, dat de hoofdstad des Rijks niet zonder meer het paleis als raadhuis kan terugverlangen. Er mogen voor die teruggave sterke historische en andere overwegingen pleiten, van den anderen kant heeft ook het jaarlijks terugkeerend koninklijk verblijf aan den Dam histo rische beteekenis gekregen. Amsterdam stelt dat bezoek op prijs, heeft daarbij in den breedst mogelijken zin des woords belang, draagt als hoofdstad onmisken bare verplichtingen en kan noch zal zich van deze zaak mogen afmaken met de simpele verklaring, dat het Rijk alleen hier te zorgen heeft. Of de quaestie nu met de gevallen beslissing veel dichter bij haar oplossing is gebracht? De toekomst zal het leeren. Er is over de zaak onzerzijds met de Koningin of de Regeering nog geen enkel woord gewisseld, verklaarde de burge meester met grooten nadruk. En natuur lijk komt het op zulk een gedachten- wisseling toch in de eerste plaats aan. Dan rijst ook de vraag, of het paleis thans nog wel een model-raadhuis zou zijn. Het werd gebouwd in een tijd, veel verschillend van den onze. Er zouden in elk geval tal van veranderingen moeten worden aangebracht. Maar ook als ver blijfplaats voor het Koninklijk gezin is het geenszins een ideaal gebouw met zijn gemis aan tuinen en binnenplaatsen en zijn mindere geschiktheid om -.vorstelijke gasten te ontvangen. „Wij bcgeeren 't Paleis- niet, omdat het ongeschikt-is als raadhuis", zeide de burgemeester nog. „Maar wij accepteeren' het, indien de regeering het kwijt wil, omdat het jammer zou zijn, indien er geen behoor lijke bestemming aan het gebouw werd gegeven." Dit is een zeer koele verklaring; maar ook in zooverre eigenaardig, dat men in de hoofdstad nog altijd niet weet, of de regeering het gebouw „kwijt wil". En op grond daarvan zou men, ten spijt van al hetgeen over deze zaak reeds ge schreven en gewreven werd, geneigd zijn den heer Fabius gelijk te geven, toen déze in den loop der discussie gewaagde van een „onvoorbereide openbare bespre king". Intussclien is de oplossing van het Palels-Raadhuis-vraagstuk nu toch ook volgens deu burgemeester urgent De Week in tiet Buitenland. Nu deze week de afstand van den jeugdigen Cliineeschen keizer, die zelfs zijn eigen woorden nog niet spreken kan („Ik, de keizer, heb eerbiedig het vol gende besluit ontvangen van Hare Majes- Stoere, stevige kerels zijn 'r onder, al hebben ze 'n wat verloopen uiterlijk, die heusch d'r vrachtje wel aan zouden kunnen, en in een of ander vak best 'n goed stuk brood zouden kunnen halen. Maai waarom Ze leven d'r vrije straatleventje, met alles op z'n tijd. Want als je zoo 't leven van bekende straatfiguren eens scherper gadeslaat, dan moet je onwillekeurig getuigen: van de straat is toch een boel te halen. Maar om bij de „pruevers" te blijven. Als zoovele straatfiguren, als zoo menig andere, heeft dit gilde en de leden ervan ook in den loop des tijds een vasten naam opgedaan. Daar zorgt dé straatjeugd voor. Want als de „heeren" bij een of ander hek of muurhoek, altijd in den omtrek van een café of een brouwerij, „verga derd" staan, dan hoor je 'tal gauw van de straatjongens onderling: „Johdér stane de likkers weer" of: „Joh... dér he* je de zuipers". Maar dan weet je als leek nog niet 't ware. Tot je 's een keer in de gelegenheid bent de oortaak dier „Zondagsche na men" op te sporen, en de „pruevers1" te zien, als ze „d'r slag slaan". Dan ook ineens wordt je die groóte café- en bierhuis-aanhankelijkheid dui delijk. Dan zie je, hoe zoo'n „prucver", zon der koeten, toch 'tziine weet te krijgen. tut de keiZi.rïij-\. i*0 heeft gekregen, zal de republiek China waarschijnlijk in de eerste tijden niet veel lezenswaardigs opleveren. Immers waar zich daar het unicum heeft voor gedaan, dat in zulk een tij'dsminimum, met zoo weinig bloedvergieten, een volk gekomen is van een absolute monarchie tot een republiek, dan mag men ook aannemen, dat de verdere ontwikkeling van die kwestie geleidelijk haar beslag zal krijgen. In de verschillende provincies schijnt geen lust te bestaan zich af te scheiden en een aparten staat te vormen. Men hoort reeds niet meer van de plan nen van sommige Mandsjoes om het oude Mandsjoersche rijk wederom te herstel len en zoo een scheuring in de republiek te brengen. Ook de onderlinge naijver der verschillende kopstukken schijnt zoo goed als uitgevaagd te zijn en nu Soen- jatsen aan zijn voornemen uitvoering heeft gegeven, ten gunste van Joeansjikai af stand te doen van het presidentschap, is de weg voor een gunstigen afloop der zaken geheel gebaand. Het is nu te ver wachten, dat in en in alles tot overeen stemming zal kunnen komen, zelfs in de kwestie over de hoofdstad, een der za ken, die ook de belangen der andere mogendheden raken en waarnaar deze dus belangstellend uitzien. Intusschen heeft reeds de republiek van een der mogendheden een goed ge tuigschrift thuis gekregen. Koning George van Engeland toch zeide in de troonrede waarmede hij de zittingen van het parle ment opende dat de beide partijen (dus ook de revolutionaire) getoond hadden het leven en de belangen der vreemde ingezetenen van het rijk volkomen te wil len beschermen. Vreemd was het dat deze troonrede niet in het minst de reis van minister Haldane naar Berlijn aanroerde. En toch was deze van groot politiek belang ge weest, schoon ze geheel vermofield ging onder den schuilmantel van een reisje voot private belangen. Toch scheen eenige toe speling hierop inet opzet te zijn weggela ten, hetgeen wel bleek uit de bespreking dier kwestie bij de behandeling van het adres van antwoord. Eigenaardig toch dat even plotseling en mag men het zoo noemen, bij de ha ren er bij gesleept, die reis in den Durt- schen Rijksdag besproken is. Midden tus schen de begrootingsdebatten in kwam de verrassenue verkiaring van den Rijks kanselier, dat Haldane bij zijn aanwezig heid te Berlijn, hoewel zonder machti ging tot het aangaan van verbindende overeenkomsten, toch in opdracht van het Engelsche ministerie met de Duifcsche regeering punten had besproken, welke de belangen van beide landen raken, ten einde een grondslag te leggen voor ver trouwelijke betrekkingen. Men verwacht tiu heel veel van wedèrkeerige bezoeken van de beide vorsten. Een Engelsch es kader zal in het voorjaar Duitsche ha vens binnenloopen, misschien een Duit sche de Engelsche. Jonge, jonge, 't gaat vlug en de Marokkospantting van den vorigen zomer is nog zoo kort voorbij, toen de Engelsche vloot onder stoom lag te gluren als de kat op een muis, naar de Duitsche. Nog een ander vooruitspringend punt in de rede mag dezer dagen wel van dich terbij worden bezien. Dat nl. waarbij de koning verklaarde bemiddelend te willen optreden om een einde te maken aan de vijandelijkheden tusschen Turkije en Ita lië. Wat kan hem bij hernieuwing daartoe drijven? Is het de zucht om Italië een plezier te doen dat als „overwinnaar" har telijk begint te verlangen naar den vrede terwijl de „overwonnene" nog van geen toegeven wil weten Het ziet er dan ook voor de overwinnaars alles behalve pret tig uit Ze werken er zich minstens ge nomen financieel onder als ze in het wespennest, u aarin ze hun vingers ge stoken hebben, verder zullen doordrin gen. Oeneraal Caneva toch, naar Rome teruggeroepenverklaarde, dat het on doenlijk was, met kracht voort te dringen. Ze zitten nu nog even ver van Ingezonden Mededeelingen. r Honderd tegen eerd Idat men na een proef j, |met daarvan voortaan een[ geregelde gebruiker^ wordt. GOED en GOEDKOOP 1 Kg. 1.50 •0.80 %Kg.f 0.421 f -0.18, de kust af als toen ze er geland zijn en steeds zijn meer soldaten noodig om de opgeworpen versterkingen te kunnen be houden en gaan ze een paar kilometer daarbuiten (Bir Tobros) dan heb je de poppen aan het dansen. Dan willen ze het liever nog eens pro- beeren tegen Turkije zelf, de eilanden in de Egeïsche zee, de Dardanelles Maaf zou dan misschien Koning Georges' in terventie ten gunste van den Turk zijn, die allicht dan meer in gedrang komt?. Want dat zou zijn de vonk in het Balkan- sche kruitmagazijn. Daar bruist en woelt het als altijd. Wanneer het'lente wordt en de sneeuw der bergen smelt dan wordt de geest des opstands over den Albanees vaardig. We hebben nog bijna geregeld ieder jaar ditzelfde spel kunnen gadeslaan Dan gaat het ook gisten onder de Bulga ren, dan worden de grensincidenten me- nigvuldiger. Montenegro ziet den toestand oj) den Balkan donker in, zooals zijn minister van buitenlandsche zaken die Vorst Nikita op zijn Europeesche reis vergezelt, me dedeelde. En deze zelf, is hij bij den Tsaaf (men zou hem kunnen noemen den Bal kanvoogd), instructies wezen halen voof dit geval? Intusschen, de lente komt, de sneeuw der bergen smelt. V. Dan leer je ook weer de volle waar heid van 't spreekwoordgeduld over wint alles. Op de dagen, dat ze weten dat ze ,,'n slag slaan kunnen", zijn ze al bijtijds bij de hand. Eén of twee zijn al vroeg daar, om het terrein te verkennen, later aangevuld door de anderen. Wat die „slag" is? D'r zal vandaag weer 'n partijtje leege bierfusten vervoerd worden vanuit een of ander café naar de brouwerij, of, 'n anderen tijd weer, van de brouwerij op schuiten geladen, naar buiten. En daar zijn onze „pruevers" bij. Daar zijn zc bekend voor. Want, al zijn de tijden slecht, en al tapt ook de 'apper nóg zoo zuinig z'n biervat af, heetemaal leeg is 'tnooit... Daar blijft altijd op den bodem nog wat in achter. En daar azen onze „pruevers" op. Dat 's voor hen. De brouwcis-knechts weten 't en de voerlui weten het, en de „pruevers" in specteeren één voor één de vaten. Dan wordt 'tvat omgekeerd, en wor den die laatste druppels leeggestort op den rand van een ander. Zóó passeeren alle vaten de linie, én, na deze inspectie kunnêh zc heusch wel op den naam van „volmaakt ledig" staat maken. En dan... dan is voor 't gezelschap 't heerlijke oogenblik, 't glanspunt ge komen. Weekpraatje. „Nooit goed!" las ik laatst in de cou rant boven een berichtje uit een l.beraal blad, hetwelk uit 'tfeit, aat de minister een linkschen man benoemd had, besloot, dat er geen geschikte rechtsche candiüaieu waren. Nooit goed! Als een linkscno candidaat benoemd wordt niet, en, als een rechtsche candidaat het „baantje"- krijgt, ook niet. Wat is er nu weer een storm losge broken naar aanleiding van de benoe ming van den heer P. Besselaar tot burge meester van Sassenheim! Het waarheid lievende orgaan van de S. D. A. P. heeft het volgende berichtje de wereld inge stuurd „Tot burgemeester van Sassenheim is in de plaats van het overleden Kamerlid van Heemstra benoemd het Watergraafs- meersche antirevolutionna.re raadslid P. Besselaar, wellicht (Wat 'n fijne ironie!) ter belooning van de moeite, die hij zich als bestuurslid der anti-revol. partij-orga nisatie in het district Hilversum nog pas getroost heeft, om den zetel van baron van Heemstra voor de antirevolutionna.rfl' partij te behouden (Zoo de waard is, enz.). De eenige aanbeveling, die de heer Besselaar voor zijn nieuwe functie mee- Om beurten, of ook wel allen gelijk, buigen ze dan om den vat-rand en slurpen o genot! hun „biertje". Bier, in alle smaken. „Pils" „Beiersch" „Stout", on derling vermengd. Gistend al, wat dikwijls reeds 'n paar maanden in 'tvat zit Maar ^bier" is 't, in alle geval. En dat schijnt voor de pruevers genoeg. „Wat in 'tvat zit, verzuurt niet", moet fcel één van hunne lijfspreuken zijn. Althans, zij schijnen 't zure niet te proeven. Soms, als ze 'tzich eens écht, wat je noemt, „makkelijk" -willen maken, als ze meer 'tidee „van 'n lekker potje bier" willen krijgen, hebben ze 'r iets anders op verzonnen. Dan wordt 't „heilig nat" verzamelt in een oud, roestend groentenblik. En zoo, in 'n kring bij elkaar geschoold, gaat dan dit „potteken bier" van mond tot mond. Prosit t En 'n anderen dag zie je 't stelletje weer ergens anders, in afwachting... Je weet nu, waarom. Ze loeren op d'r „extraatje", op.f dV „biertje". Koude, regen en scheldende straat- jongens trotseerend om dat „kostelijk* nat". ,,'n Mensch z'n lust is toch maar mensch z'n leven". KÊES.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 5