Rona
Cacao
Van Houten's
Kiezerslijst.
Uit tie Pers.
„Leidsche Beelden".
De beste voor den prijs
Tweede Blad,, behoorende
bij De LeidscheCourantvan
Zaterdag 17 Febr. no. 717.
Vóór 20 Februari kennisgeving aan de
belastingschuldigen, die nog niet betaald
hebben, door den Rijksontvanger.
1 Maart laatste betaaldag der belasting.
23 Maart ter visie ligging en verkrijg
baarstelling der voorloopige kiezerslijst
tn bijbehoorende lijsten.
23 Maart tot en met 15 April gelegen
heid tot reclame.
Tot 21 April: ter visieligging en ver
krijgbaarstelling der reclames.
Vóór 15 Mei: definitieve vaststelling
Uer kiezerslijst.
We zullen dit lijstje nu en dan af
drukken. Aanzien doet gedenken.
Een lied per week.
Nö. 22 uit „De Leeuwerk".
Zij loven den Heer.
Scoorden van Muziek van
Th. Sevens. F. Mille.
Wien loven de starren,
Die lachen en scheem'len?
Wien loven de blaad'ren,
Die ruischen en weem'len?
Wien loven de starren?
Wien loven de blaad'ren?
Ze loven, ze loven den Heer.
Wien loven de bloemen».
Die kleuren en geuren?
Wien loven de beken,
Die vlieten en neuren?
Wien loven de bloemen?.
Wien loven de beken?
Ze loven, ze loven den Heer.
Wien loven de golven,
Die woelen en klotsen?
Wien loven de wouden,
De bergen en rotsen?
Wien loven de golven?
Wien loven de wouden?
Ze loven, ze loven den Heer.
Wien loven de winden,
De dauw en de wolken?
Wien loven de bronnen,
De vloeden en kolken ?-
Wien loven de winden?
Wien loven de bronnen?
Ze loven, ze loven den Heer.
Het R. K. Bijzonder Onderwijs.
In De Post neert pastoor B. S. uit
Giesbeek een beschouwing over het bij
zonder onderwijs gegeven, waaraan wij
eenige passages on tie en en
,„L»aat en leert de volken, en doet ze
Ondernouden, wat Ik u gezegd heb", d. i.
de gelóofs- en zedeicer.
Om zich nu goed van dien plicht te
kwijten, begint de Kerk met het kind te
onderrichten, zet dit voort voor de jon
gelingsjaren, en geeft met woord en
geschrift haar onderricht aan de vol
wassenen.
Laat zij het onderricht van het kind
varen, haar onderricht en daarmede
liaar invloed zou voor de jongelings
jaren en voor de volwassenen grooten-
decls ijdel zijn. Daarentegen zal dit laat
ste zijn vollen invloed doen gelden, als
het kind zijn volle onderwijs van de
Kerk heeft ontvangen. Zoo leert het kind
denken willen spreken en handelen
volgens de leer der Kerk, die de abso
lute waarheid is.
Dit heeft de Kerk dan ook altijd als
haar plicnt beschouwd, tevens opgeëischt
als haar recht en er naar gehandeld. Alle
godsdienstige en zedelijke opvoedingsele-
ttienten heeft zij te baat genomen, om het
kind als waar Christen op te voeden.
Dit na te laten zou schandelijk plichts
verzuim zijnafstand van al de godsdien
stige en zedelijke opvoedingselementen te
XV.
„Pruevers
Welke Leidenaar kent ze niet?
Kennen, van „aanzien", bedoelen we.
Wie heeft ze al niet meermalen op
gemerkt?
Wie heeft ze ai niet eens in 't open
baar, bij elkaar geschoold, 'n blikken bus
van mond tot mond gaande, de volle
Waardigheid van hun „pruever"-schap
lien hoog houden?'
Wie kent tstelletje niet, dat we hier
toet den eigenlijk wel wat te „gemüt-
lichen" naam van „pruevers" bestem
pelen
Zij, die veel bij den weg 7tijn, kennen
hen zéker
„Pruevers" heb je in alle soorten.
In alle kringen
Uit alle tijen
Dat wijst de oud-HolIandsche naam
feeds uit.
Je hebt stille, „stiekeme" pruevers,
maar wiens dagelijksch gedrag en levens
wijze toch d'r kwaal aanwijst... en je
hebt menschen, die bij elke gelegenheid
die zich voordoet, óók den naam „pruc-
ver" alle eer aandoen.
„Pruevers" heb je in deftige kringen,
die in cognac-fine, whisky-soda, Port
enz. een welkom drinkmateriaal vinden.
„Pruevers" onder den middenstand, die
met jenever, in z'n zoo meu.gvuldige ver
doen, zou zijn gelijK Mr. /vaioerse
't zoo juist uitdrukt „een verraad ple
gen door de Kerk aan liet Christelijke
volk".
Zoo heeft de Kerk dan ook altijd eii
overal gewerkt. Toog zij uit om volkeren
te winnen en had zij het geluk zich bij
hen te vestigen, dan rezeu weldra naast
de bedehuizen, waar de ouderen tevens
werden onderwezen, scholen op, waar de
jeugd niet enkel direct door den cate
chismus de Christelijke leer van geloof en
zeden werd geleerd, maar waar het ge-
heele onderwijs naar Christelijk inzicht en
naar Christelijke leerwijze werd gegeven.
Zoo werd de tnensch opgevoed, niet
enkel als iemand, die binnen de muren
van een eng kerkgebouw, maar ook in
de wijde wereld van het maatschappelijk
leven zich als Christen kan en durfde
toonen. Aan de Kerk dus de school en
alleen in d i e school het kind van den
waren Christen.
Neen, geen mannen worden er ge
kweekt, zooals onze roemrijke Paus Pius
X verlangt met zijne heerlijke woorden:
„Non erubesco evangelium"„ik schaam
mij niet voor het evangelie" dit zij nü zoo
wel als vroeger en als altijd het wacht
woord van alle Katholieken, die nog van
de verheven waardigheid huns geloofs
en van de dringende noodzakelijkheid,
het openlijk te belijden, doordrongen zijn.
Misschien zal een of andere waan
zinnige, die soms nog niet eens het lager
onderwijs heeft doorloopen, maar voor
stander is van het neutraal onderwijs,
omdat hij niet anders is opgevoed, en
daarom hetzelfde voor zijn kinderen ver
langt, ja, misschien zal hij na dit alles
nog de verouderde lastering naar boven
brengen: „De Kerk wil heerschen en
onze kinderen dom houden"; dan wete
hij, dat hij daarmede in onze dagen geen
reclame meer maken kan. Overal erkent
men in de wetenschappelijke wereld, dat
juist de Kerk de wetenschap „heeft be
mind, verspreid en met milde hand uit
gedeeld". Van Haar zegt de protestant-
sche geschiedschrijver Macauley: „dat het
geloof overal in Europa dooi- ware weten
schap op den voet werd gevolgd", waar
bij het woord past van een ongeloovigen
Franschman: „de Geestelijkheid, in het
bezit der wetenschap, bood die steeds
met milde hand aan girooten en geringen
aan." Al deze bewijzen worden gedekt
door het feit, dat juist de Kerk de wereld
als bezaaid had met inrichtingen van
lager, van middelbaar cn van hooger
onderwijs, voordat er nog een Protestant
de zon had aanschouwd. Alleen in
Duitschland waren er zeven Universitei
ten gesticht
Wel zal de werkkring door het bij
zonder onderwijs voor de geestelijken
worden verzwaard, maar gedachtig het
woord van het „Mandement"„een Ka
tholiek kind móet noodzakelijk een Ka
tholieke opvoeding ontvangen", zullen zij
gaarne dat offer brengen.
Ons besluitScholen oprichten ivoor bij
zonder onderwijs gaat vóór alles.
De AmsterdamschePaleis-Raadhuis-
kwestie.
Het Centrum geeft de volgende
beschouwing over bovenstaande kwestie:
De Amsterdamsche Gemeenteraad heeft
een beslissing genomen inzake de reeds
veel besproken kwestie, of het paleis op
den Dam weer raadhuis zal worden.
Zooals men weet, was het paleis vroe
ger raadhuis, maar werd het in 1808
den toenmaligen koning Lodewijk als
paleis aangeboden. Bij zijn terugkeer in
1813 bood de latere koning Willem 1
het gebouw weder aan de stad aan, maar
de toestand bleef, gelijk hij was, en tot
op den huidigen dag spreekt men van
het paleis, dat der koninklijke familie
tot verblijf strekt bij haar jaarlijksche
bezoeken aan de hoofdstad.
Zal daarin thans verandering komen
Er is in de laatste jaren veel over de
zaak geschreven en van verschillende
zijden erop aangedrongen, dat het ge
bouw weer aan zijn oorspronkelijke be
stemming zal worden teruggegeven. Ook
het rapport der Raadhuis-Dam-commis-
zachtende benamingen, en met bier, *r
zoo menig duitje doorjagen.
En „pruevers" onder de arbeidende
klasse, die door een geregeld èn onge
regeld gebruik van vele mindere soorten
stooksels en brouwsels den „pruevers"-
naatn in stand houden.
Maar we willen geen sociaal-ccono-
mischen of historisch - vergelijkenden
„boom" opzetten over het „preuver"-
schap.
Daar is 'thier de plaats niet voor.
Pruevers, drankzuchtigen, alkoholikers,
of hoe men ze verder betitelen wil,
zijn er.
Dat 's een treurig, maar een be
staand feit
Maar 'n ander soort „pruevers" is 't,
waar we hier, bij dit Leidsche typen-
stelletje, op doelen.
'tZijn zij, die geen geld want het
pruever-schap brengt noodwendig zijn fi-
nancieele bezwaren mede en tóch
„dorst" hebben.
Dit pruevers-gezelschap behoort bij 't
Leidsche straatleven.
'tZijn „jantjes-van-alles", losse sjou
wers, die óp en .van de straat leven.
Die, als 'r maar éven wat te-verdienen
of 'n voordeeltje op andere manier te
halen is, er bij zijn.
Met 'r drie- of vieren, soms ook in
grooter gezelschap, met 'r vijf- of zessen,
vaste „kameraads" onder elkander, kan
je ze 's ochtends waarnemen in de be-
gamende drukte van 't ^Udsverkeer.
sie concludeert in dien zin. Lil nu heeft
de stedelijke vertegenwoordiging het
voorstel aangenomen der heereu Vliegen
c. s., dat aldus luidt:
„De Raad besluit B. en W. uit te noo-
digen om, alvorens omtrent de voorzie
ning in de behoefte aan een nieuw stad
huis definitieve voorstellen te doen, zich
tot den Minister van Binnenlandsche Za
ken te wenden met de vraag, te willen
bevorderen, dat het Koninklijk Paleis op
den Dam weder ter beschikking der ge
meente worde gesteld."
Dit voorstel is aangenomen met voor
bijgaan van eenige andere voorstellen,
waaronder een, door B. en W. ingediend.
Het verschil tusschen het aangenomen
voorstel en de andere steekt voornamelijk
hierin, dat de laatste gewag maakten van
hetgeen de gemeente bereid is te doen,
teneinde aan het Koninklijk Huis een
passend verblijf in de hooidsiad te ver
zekeren. Evenwel heeft men daarbij in
aanmerking te nemen, dat het voorstel-
Vliegen met zeer geringe meerderheid
'22 tegen 19 stemmen werd goed
gekeurd en dat van de 22 voorstemmers
drie bij monde van den heer Hendrix
hadden verklaard, dat zij bedoelen, na
het afstaan van het paleis door de Rijks-
regeering, een aequivalent te geven.
Dat dit getal nog wel grooter dan drie
zal zijn, is bovendien zeer waarschijn
lijk, al sprak men zich daaromtrent niet
op zoo duidelijke wijze uit. Want het
is evident, dat de hoofdstad des Rijks
niet zonder meer het paleis als raadhuis
kan terugverlangen. Er mogen voor die
teruggave sterke historische en andere
overwegingen pleiten, van den anderen
kant heeft ook het jaarlijks terugkeerend
koninklijk verblijf aan den Dam histo
rische beteekenis gekregen. Amsterdam
stelt dat bezoek op prijs, heeft daarbij
in den breedst mogelijken zin des woords
belang, draagt als hoofdstad onmisken
bare verplichtingen en kan noch zal zich
van deze zaak mogen afmaken met de
simpele verklaring, dat het Rijk alleen
hier te zorgen heeft.
Of de quaestie nu met de gevallen
beslissing veel dichter bij haar oplossing
is gebracht? De toekomst zal het leeren.
Er is over de zaak onzerzijds met de
Koningin of de Regeering nog geen enkel
woord gewisseld, verklaarde de burge
meester met grooten nadruk. En natuur
lijk komt het op zulk een gedachten-
wisseling toch in de eerste plaats aan.
Dan rijst ook de vraag, of het paleis
thans nog wel een model-raadhuis zou
zijn. Het werd gebouwd in een tijd, veel
verschillend van den onze. Er zouden in
elk geval tal van veranderingen moeten
worden aangebracht. Maar ook als ver
blijfplaats voor het Koninklijk gezin is
het geenszins een ideaal gebouw met zijn
gemis aan tuinen en binnenplaatsen en
zijn mindere geschiktheid om -.vorstelijke
gasten te ontvangen. „Wij bcgeeren 't
Paleis- niet, omdat het ongeschikt-is als
raadhuis", zeide de burgemeester nog.
„Maar wij accepteeren' het, indien de
regeering het kwijt wil, omdat het
jammer zou zijn, indien er geen behoor
lijke bestemming aan het gebouw werd
gegeven."
Dit is een zeer koele verklaring; maar
ook in zooverre eigenaardig, dat men
in de hoofdstad nog altijd niet weet, of
de regeering het gebouw „kwijt wil". En
op grond daarvan zou men, ten spijt
van al hetgeen over deze zaak reeds ge
schreven en gewreven werd, geneigd zijn
den heer Fabius gelijk te geven, toen déze
in den loop der discussie gewaagde van
een „onvoorbereide openbare bespre
king".
Intussclien is de oplossing van het
Palels-Raadhuis-vraagstuk nu toch ook
volgens deu burgemeester urgent
De Week
in tiet Buitenland.
Nu deze week de afstand van den
jeugdigen Cliineeschen keizer, die zelfs
zijn eigen woorden nog niet spreken kan
(„Ik, de keizer, heb eerbiedig het vol
gende besluit ontvangen van Hare Majes-
Stoere, stevige kerels zijn 'r onder, al
hebben ze 'n wat verloopen uiterlijk, die
heusch d'r vrachtje wel aan zouden
kunnen, en in een of ander vak best
'n goed stuk brood zouden kunnen halen.
Maai waarom
Ze leven d'r vrije straatleventje, met
alles op z'n tijd.
Want als je zoo 't leven van bekende
straatfiguren eens scherper gadeslaat, dan
moet je onwillekeurig getuigen: van de
straat is toch een boel te halen.
Maar om bij de „pruevers" te blijven.
Als zoovele straatfiguren, als zoo menig
andere, heeft dit gilde en de leden ervan
ook in den loop des tijds een vasten
naam opgedaan.
Daar zorgt dé straatjeugd voor.
Want als de „heeren" bij een of ander
hek of muurhoek, altijd in den omtrek
van een café of een brouwerij, „verga
derd" staan, dan hoor je 'tal gauw van
de straatjongens onderling:
„Johdér stane de likkers weer"
of: „Joh... dér he* je de zuipers".
Maar dan weet je als leek nog niet
't ware.
Tot je 's een keer in de gelegenheid
bent de oortaak dier „Zondagsche na
men" op te sporen, en de „pruevers1"
te zien, als ze „d'r slag slaan".
Dan ook ineens wordt je die groóte
café- en bierhuis-aanhankelijkheid dui
delijk.
Dan zie je, hoe zoo'n „prucver", zon
der koeten, toch 'tziine weet te krijgen.
tut de keiZi.rïij-\. i*0
heeft gekregen, zal de republiek China
waarschijnlijk in de eerste tijden niet
veel lezenswaardigs opleveren. Immers
waar zich daar het unicum heeft voor
gedaan, dat in zulk een tij'dsminimum,
met zoo weinig bloedvergieten, een volk
gekomen is van een absolute monarchie
tot een republiek, dan mag men ook
aannemen, dat de verdere ontwikkeling
van die kwestie geleidelijk haar beslag
zal krijgen. In de verschillende provincies
schijnt geen lust te bestaan zich af te
scheiden en een aparten staat te vormen.
Men hoort reeds niet meer van de plan
nen van sommige Mandsjoes om het oude
Mandsjoersche rijk wederom te herstel
len en zoo een scheuring in de republiek
te brengen. Ook de onderlinge naijver
der verschillende kopstukken schijnt zoo
goed als uitgevaagd te zijn en nu Soen-
jatsen aan zijn voornemen uitvoering heeft
gegeven, ten gunste van Joeansjikai af
stand te doen van het presidentschap,
is de weg voor een gunstigen afloop der
zaken geheel gebaand. Het is nu te ver
wachten, dat in en in alles tot overeen
stemming zal kunnen komen, zelfs in de
kwestie over de hoofdstad, een der za
ken, die ook de belangen der andere
mogendheden raken en waarnaar deze
dus belangstellend uitzien.
Intusschen heeft reeds de republiek
van een der mogendheden een goed ge
tuigschrift thuis gekregen. Koning George
van Engeland toch zeide in de troonrede
waarmede hij de zittingen van het parle
ment opende dat de beide partijen (dus
ook de revolutionaire) getoond hadden
het leven en de belangen der vreemde
ingezetenen van het rijk volkomen te wil
len beschermen.
Vreemd was het dat deze troonrede
niet in het minst de reis van minister
Haldane naar Berlijn aanroerde. En toch
was deze van groot politiek belang ge
weest, schoon ze geheel vermofield ging
onder den schuilmantel van een reisje voot
private belangen. Toch scheen eenige toe
speling hierop inet opzet te zijn weggela
ten, hetgeen wel bleek uit de bespreking
dier kwestie bij de behandeling van het
adres van antwoord.
Eigenaardig toch dat even plotseling
en mag men het zoo noemen, bij de ha
ren er bij gesleept, die reis in den Durt-
schen Rijksdag besproken is. Midden tus
schen de begrootingsdebatten in kwam
de verrassenue verkiaring van den Rijks
kanselier, dat Haldane bij zijn aanwezig
heid te Berlijn, hoewel zonder machti
ging tot het aangaan van verbindende
overeenkomsten, toch in opdracht van
het Engelsche ministerie met de Duifcsche
regeering punten had besproken, welke
de belangen van beide landen raken, ten
einde een grondslag te leggen voor ver
trouwelijke betrekkingen. Men verwacht
tiu heel veel van wedèrkeerige bezoeken
van de beide vorsten. Een Engelsch es
kader zal in het voorjaar Duitsche ha
vens binnenloopen, misschien een Duit
sche de Engelsche. Jonge, jonge, 't gaat
vlug en de Marokkospantting van den
vorigen zomer is nog zoo kort voorbij,
toen de Engelsche vloot onder stoom lag
te gluren als de kat op een muis, naar de
Duitsche.
Nog een ander vooruitspringend punt
in de rede mag dezer dagen wel van dich
terbij worden bezien. Dat nl. waarbij de
koning verklaarde bemiddelend te willen
optreden om een einde te maken aan de
vijandelijkheden tusschen Turkije en Ita
lië. Wat kan hem bij hernieuwing daartoe
drijven? Is het de zucht om Italië een
plezier te doen dat als „overwinnaar" har
telijk begint te verlangen naar den vrede
terwijl de „overwonnene" nog van geen
toegeven wil weten Het ziet er dan ook
voor de overwinnaars alles behalve pret
tig uit Ze werken er zich minstens ge
nomen financieel onder als ze in het
wespennest, u aarin ze hun vingers ge
stoken hebben, verder zullen doordrin
gen. Oeneraal Caneva toch, naar Rome
teruggeroepenverklaarde, dat het on
doenlijk was, met kracht voort te
dringen. Ze zitten nu nog even ver van
Ingezonden Mededeelingen.
r Honderd tegen eerd
Idat men na een proef j,
|met
daarvan voortaan een[
geregelde gebruiker^
wordt.
GOED en GOEDKOOP
1 Kg. 1.50
•0.80
%Kg.f 0.421 f
-0.18,
de kust af als toen ze er geland zijn en
steeds zijn meer soldaten noodig om de
opgeworpen versterkingen te kunnen be
houden en gaan ze een paar kilometer
daarbuiten (Bir Tobros) dan heb je de
poppen aan het dansen.
Dan willen ze het liever nog eens pro-
beeren tegen Turkije zelf, de eilanden in
de Egeïsche zee, de Dardanelles Maaf
zou dan misschien Koning Georges' in
terventie ten gunste van den Turk zijn,
die allicht dan meer in gedrang komt?.
Want dat zou zijn de vonk in het Balkan-
sche kruitmagazijn. Daar bruist en woelt
het als altijd. Wanneer het'lente wordt en
de sneeuw der bergen smelt dan wordt de
geest des opstands over den Albanees
vaardig. We hebben nog bijna geregeld
ieder jaar ditzelfde spel kunnen gadeslaan
Dan gaat het ook gisten onder de Bulga
ren, dan worden de grensincidenten me-
nigvuldiger.
Montenegro ziet den toestand oj) den
Balkan donker in, zooals zijn minister van
buitenlandsche zaken die Vorst Nikita
op zijn Europeesche reis vergezelt, me
dedeelde. En deze zelf, is hij bij den Tsaaf
(men zou hem kunnen noemen den Bal
kanvoogd), instructies wezen halen voof
dit geval? Intusschen, de lente komt, de
sneeuw der bergen smelt. V.
Dan leer je ook weer de volle waar
heid van 't spreekwoordgeduld over
wint alles.
Op de dagen, dat ze weten dat ze
,,'n slag slaan kunnen", zijn ze al bijtijds
bij de hand.
Eén of twee zijn al vroeg daar, om het
terrein te verkennen, later aangevuld
door de anderen.
Wat die „slag" is?
D'r zal vandaag weer 'n partijtje
leege bierfusten vervoerd worden vanuit
een of ander café naar de brouwerij, of,
'n anderen tijd weer, van de brouwerij
op schuiten geladen, naar buiten.
En daar zijn onze „pruevers" bij.
Daar zijn zc bekend voor.
Want, al zijn de tijden slecht, en al
tapt ook de 'apper nóg zoo zuinig z'n
biervat af, heetemaal leeg is 'tnooit...
Daar blijft altijd op den bodem nog
wat in achter.
En daar azen onze „pruevers" op.
Dat 's voor hen.
De brouwcis-knechts weten 't en de
voerlui weten het, en de „pruevers" in
specteeren één voor één de vaten.
Dan wordt 'tvat omgekeerd, en wor
den die laatste druppels leeggestort op
den rand van een ander. Zóó passeeren
alle vaten de linie, én, na deze inspectie
kunnêh zc heusch wel op den naam van
„volmaakt ledig" staat maken.
En dan... dan is voor 't gezelschap
't heerlijke oogenblik, 't glanspunt ge
komen.
Weekpraatje.
„Nooit goed!" las ik laatst in de cou
rant boven een berichtje uit een l.beraal
blad, hetwelk uit 'tfeit, aat de minister een
linkschen man benoemd had, besloot, dat
er geen geschikte rechtsche candiüaieu
waren. Nooit goed! Als een linkscno
candidaat benoemd wordt niet, en, als
een rechtsche candidaat het „baantje"-
krijgt, ook niet.
Wat is er nu weer een storm losge
broken naar aanleiding van de benoe
ming van den heer P. Besselaar tot burge
meester van Sassenheim! Het waarheid
lievende orgaan van de S. D. A. P. heeft
het volgende berichtje de wereld inge
stuurd
„Tot burgemeester van Sassenheim is
in de plaats van het overleden Kamerlid
van Heemstra benoemd het Watergraafs-
meersche antirevolutionna.re raadslid P.
Besselaar, wellicht (Wat 'n fijne ironie!)
ter belooning van de moeite, die hij zich
als bestuurslid der anti-revol. partij-orga
nisatie in het district Hilversum nog pas
getroost heeft, om den zetel van baron
van Heemstra voor de antirevolutionna.rfl'
partij te behouden (Zoo de waard is,
enz.). De eenige aanbeveling, die de heer
Besselaar voor zijn nieuwe functie mee-
Om beurten, of ook wel allen gelijk,
buigen ze dan om den vat-rand en slurpen
o genot! hun „biertje".
Bier, in alle smaken.
„Pils" „Beiersch" „Stout", on
derling vermengd.
Gistend al, wat dikwijls reeds 'n paar
maanden in 'tvat zit
Maar ^bier" is 't, in alle geval. En
dat schijnt voor de pruevers genoeg.
„Wat in 'tvat zit, verzuurt niet", moet
fcel één van hunne lijfspreuken zijn.
Althans, zij schijnen 't zure niet te
proeven.
Soms, als ze 'tzich eens écht, wat je
noemt, „makkelijk" -willen maken, als ze
meer 'tidee „van 'n lekker potje bier"
willen krijgen, hebben ze 'r iets anders
op verzonnen.
Dan wordt 't „heilig nat" verzamelt
in een oud, roestend groentenblik.
En zoo, in 'n kring bij elkaar geschoold,
gaat dan dit „potteken bier" van mond
tot mond.
Prosit t
En 'n anderen dag zie je 't stelletje
weer ergens anders, in afwachting...
Je weet nu, waarom.
Ze loeren op d'r „extraatje", op.f dV
„biertje".
Koude, regen en scheldende straat-
jongens trotseerend om dat „kostelijk*
nat".
,,'n Mensch z'n lust is toch maar
mensch z'n leven".
KÊES.