17 BUITENLAND. 3e Jaargang, Wo. 717. £cicbclie (Sou/temt Bureau OUDE SINGEL 54. LEIOEN. Interc. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD 'ERSCHI|NT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week, 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco per post 1.30 per kwartaal. Afzonder-ijke nummers 2*/i cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. Zaterdag Februari IO!2. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1—5 regels 0.75, elke regel meer 15 een ingezonden mededeelingen van 1—5 regels t 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Oroote letters naar plaatsruimte. Kleine Advertentifingevraagde betrekkingen, huur en verhuur koop en verkoop (geen handels-advertentiën) 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden betrekkingen 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN en een GEÏLLUS TREERD ZONDAGSBLAD. Professor Pijper over het Oudste Christendom. Op den 3J7en verjaardag onzer Uni versiteit heeK de Rector Magnificus een redevoering gehouden, waarbij wij, Ka tholieken, zeer nauw betrokken worden, in het nummer van 9 Febr. wees „De Leidsche Courant" reeds op de eigen aardige neutraliteit van deze rede en van het verslag ervan in het „Dagblad". Wanneer ik heden op die rede terug kom, is dit niet om een diepgaande cri- tiek te lever n op de feiten, waarop de hooggel. spreker zich beroept. Dit over schrijdt de ruimte en strookit niet mat het karakter van een dagbladartikel. Ik wil slechts wijzei: op den redeneertrant der rede. Deze alleen maakt het ons ceeds duidelijk, waarom zijn besluit een ongemotiveerd besluit is. Prof. Pijper heeft dan gesproken over „de Roomsch-Katholieke en de Protes- tantsche voorstelling van heft oudste Christendom Hij gaat uit van 'tstand punt, dat hij onder het „oudsltê of oor spronkelijke Christendom, dat van Jesus Christus zeiven niet mede „begrijpt", en dat hij daarenboven „alle leerstellige godgeleerdheid" buiten bespreking laat, losn alleen rekening te houden met „het geen geweest is in het eerste morgen- gloren der Christelijke geschiedenis". Onverschrokken wil hij de historische waarheid in liet aangezicht staren, en na een uitgebreide feitenreeks komt hij dan tot hei besluit, dat de Katholieken tneer beweren, dan zij verantwoorden kunnen, wanneer zJ; reeds in dc drie eerste eeuwen des Christendoms hun Kerk terugvindenen dat ook de Pro testanten op een dwaalspoor zijn, wan neer zij meenen, dat hun opvatting van het Christendom overeenkomt melt die der oudste tijden. Volgens den feest redenaar getuigt de* geschiedenis over duidelijk, dat het Christendom, evenals tedere historische verschijning, onderhe vig is aan verandering cn ontwik keling. Tot zijn vreugde heeft inen dR van Protestar.ttsche zijde reeds lan ger ingezien, en begint zich ook in Ka tholieke wetenschappelijke kringen dit juiste historische inzicht baan te breken. Tot staving van dit gevoelen wijst hij dan op eenige schrijvers, die rich al; Katholieken hebben aangediend, maar wier werkenals modernistisch door de Kerk veroordeeld zijn. En deze feiten zijn hern voldoende redenen om de verbijsterende verwach ing uit te spre ken, dat er een tijd zal komen, waarin wel de dogmatische tegenstelling bestaan zal tusschen Katholiek en Pro testant, maar waarin historische over eenstemming gevonden zal worden en al ien broeden ijs zullen bouwen aan den eeiien gemeen schappelijken tempel der Wetenscnap „VeritatiAan de waarheid" gewijd. leder aandachtig lezer van dit over zicht, zal reeds hebben ingezien, hoe de redenaar op zuiver rationalistisch standpunt staat Voor hem is het Chris tendom een louter men'scheiijke verschij ning, die alleen volgens mcnschelijke Opvatting moet worden erkend en beoor deeld, die daarom geheel los moet wor den gemaakt van haar dogmatiek. Echter een zuiver oordeel is onmoge lijk als'men de geschiedenis des Chris tendoms beschouwt buiten verband mdt de godgeleerdheid, met het leerstelsel, met de Kerk. Is niet het leerstelsel de ziel van het Christendom? Heeft dait niet het Christendom zijn stempel en zijn eigenschappen ingedrukt? En is de Kerk niet de uitwendige vorm, Waarin het Christendom als één machtig geheel verschijnt? Hoe zou het Chris tendom ooit zooveel invloed hebben uit geoefend, als het niet door dien uitwen- digen vorm (de Kerk) zijn leer en zijn geboden (het leers elsel) op de maat- schappij had doen inwerken? Nu zegt de spreker zeer duidelijk, dat tlij het Christendom niet opvat als zulk «en machtige, alle eeuwen door bestaan de, eenheid, maar als een veranderlijke tich ontwikkelende strooming. Ooed. !Maar hij velt in zijn rede een oordeel Over de Kerk. Sn hij weet, dat de Kath. Kerk zich wél als een zoodanige ecn- keW aandient, hij weet» dat die Kerk, zich daartoe niet allereerst beroept op de getuigenis der historie, maar op het bo vennatuurlijk element, dat zich o.a. in haar openbaart in haar overal bedreig de, maar nergens verbroken eenheid, in haar immer aangevochten maar nooit ver wonnen bestaan, in haar altoos bestreden maar nooit tot staan gebrachte uitbrei ding, in haar veel betwijfelden, maarten slotte toch onloochenbaren heiligenden invloed. Dit alles wijst zoo duidelijk op een bovennatuurlijke inwerking, dat de Kath. Kerk zelfs voor haar meest hard nekkige bestrijders minstens genomen een mysterie is en blijft. Zeker de Kerk beroept zich ook op menschelijke we tenschappen o.a. op de geschiedenis, op dat deze getuige, dat die openbaring van een bovennatuurlijken invloed er immer geweest is opdat deze getuige, dat door haar immer geloofd is, wat zij thans be lijdt. Dit is echter een bijkomstig getui genis, dat nog lang niet volledig is on derzocht, waarin nog veel onopgehelderd is, en dat de Kerk zonder vreeze, door geloovig en ongeloovig laat onderzoe ken, omdat zij weet, dat de waarheid maar één is, en dat daarom alles wat de bovennatuurlijke openbaring leert, door geen menschelijke wetenschap zal worden te niet gedaan. De rede van Prof. Pijper getuigt (wij zullen het hieronder zien) dat dit geen vermetel vertrouwen is. Zoo denkt de Kerk over zich zelf. 'En als men dan haar goed recht wil onderzoeken, mag men dan zeggenuw hoofdbewijs laat ik builen beschou wing, die innige vereeniging van open baring en_ wetenschap bestaat voor mij niet. Ik let niet-op leerstelsel of kerk, ik zie alleen naar de geschiedenis? Dat is immers een e e n z ij d i g h e i d, die geen algemeen oordeel kan motivee- ren? Dan beoordeelt men naar de teeke nen van een lijk het karakter van een levend mensch. Maar kan men dan de Kerk niet zui ver historisch beschouwen Zeker. Als men inaar niet vergeet, dat dit geen recht geeft oip helt geheel te oordeelen of te veroordeel en. Want de geschiedenis en vooral die der eerste eeuwen is niet alleen een ondergeschikte, maar bovenal een on volledige getuige. Wij weten van dat eerste morgengloren des Christendoms zoo bitter weinig. Eii wanneer een Kerk gelijk de Katholieke op ver schillende gronden (waaronder ook historische) beweert dat zij zich een voelt met het Christendom der eerste eeuwen, dan heeft men alleen recht om dit beroep af te wijzen, als de z e k e r e gegevens der historie uitwijzen, dat in die eeuwen geloochend werd, wat de Kerk thans belijdt, of dat toen werd aangenomen, wat de Kerk thans ver werpt. Dan alleen stemmen de bewij zen niet overeen. Zwijgt de geschie denis echter, dan mag ook van onzen kant alleen het besluit volgen: heit is historisch niet bewezen. Het be wijs kan echter op andere wijze gele verd worden. Hoe doet nu de redenaar? Hij haalt een menigte feiten aan bijna 8 blz. van de 24 die getuigen dat verschillende leerstukken en gebrui ken der Kath. Kerk, welke de Protes tanten als dwaling verwerpen, in de eerste eeuwen werden aangenomen. Hier past dus het besluit: derhalve is het Protestantisme in dit opzicht ze ker niet in overeenstemming met het oudste Christendom. (Dit be treft o.a. het bidden voor de zielerusit der afgestorvenenhet aanroepen van heiligen, de beelden, de schilderijen, de relieken, de biecht, het kruisteeken, de ouderdom en het aanzien der Kerk van Rome). Daarna somt hij feiteu op (4 blz. lang) die volgens hem getuigen, dat ook ae Katholieke Kerk van het oorspronkelijke Christendom vervreemd is. Stel nu wat ik lang niet toegeef da* op deze feiten niets aan te merken valt, wat be wijzen zij dan nog? Dat de geschiedenis der eerste eeuwen over sommige leerstukken zwijgt Maar mag dan het besluit getrokken worden: derhalve namen de oudste Christenen die niet aan? Dit besluit dat door Prof. Pijper getrokken wordt is op zich genomen minstens zeer onvoorzichtig. Zeer onvoorzicht'gdaar de hoogleer aar zelf 8 biz. lang (p. 8—15) feiten op somt, aie uitwijzen, dat verschillende leerstukken als nie -oorspronkclijk-chris- telijk vroeger door de Protestanten wer den verworpen, waarvan de nieuwste onderzoekingen hebben uitgewezen, dat de eerste Christenen ze wel aannamen. Zeer onvoorzichtig: daar de hoogleer aar zelf erkent (blz. 8) „dat nog niet alles op dit gebied zoo grondig onder zocht is, dat op alle vragen reeds een afdoend antwoord zou gegeven kunnen worden". Wie zegt hem dan, dat zich niet herhalen zal, wat vroeger gebeurd is, en dat de geschiedenis niet andermaal de Kath. Kerk in het gelijk zal stellen? Welnu, laat hij dan rijn besluit reeds om enkel historische redenen als voorbarig en onvoorzichtig terugne men. Dit zelfde besluit is daarenboven te genover de Kath. Kerk zoo ongemo tiveerd mogelijk. Want deze neemt de betwiste punten aan, niet op enkel historische gronden, maar met een be roep op den bovennatuurlijken bijstand, die haar in het verkondigen en verkla ren der geopenbaarde waarheid b 1 ij- kens andere feiten verzekerd is. Welnu, de feestredenaar had moeten aantoonen, dat dit beroep ondeugdelijk is. Daar denkt hij echter niet aan inte gendeel hij laat ze met opzet buiten bespreking. Is het dan niet ongemoti veerd te besluiten, dat de Kath. Kerk van het oorspronkelijke Christendom is afgeweken (In een volgend artikel een enkel woord over de onveranderlijkheid en de ontwikkeling in de Kath. Kerk). TH. M. P. BEKKERS, Pr. V Meen ens De jongste Haagsche corresponden tie in de liberale Zutphensche Cou rant lezend, hebben we ons afgevraagd of daar opeens een nieuwe briefschrij ver aan 't woord was, een vreemdeling in Jerusalem. Terwijl toch het trio Bos- Colenbrander-Roodhuizen eenstemmig lofiied der linker concentratie zingt, waarschuwt de correspondent tegen die zelfde concentratie. Eerst waarschuwt hij in dezer voege zijn „Unie"-vrienden en de vrijzinnig-democraten, tegen de oud liberalen. „Zij, die voor 1913 eene concen tratie aanbevelen, mogen wel beden ken, dat door een samengaan met de oud-liberalen weer op losse schroeven wordt gezet, al wat in der jaren moei lijken loop in het leven der partij zelve zich heeft gevormd en ontwikkeld. Zij hebben ook in 't oog te houden, dat die principes van sociale wetgeving en algemeen kiesrecht gaandeweg het wezen hunner partijen zijn gaan uit maken, en dat een samengaan met te genstrevers bij de stembus, een aanbe veling van vijanden der zaken, die men voorstaat, slechts hun eigen kracht en steunsel kan deren hoe bekaaid eventueel het clericalisme er af zou kunnen komen bij de verkiezingen." Vervolgens kenschetst de briefschrij ver de socialisten als „een vijand, waar aan onze beide groepen wellicht niet al tijd de volle aandacht wijden." Troelstra c.s. mogen steun kunnen bieden bij de stembus en in de Kamer, men moet niet vergeten, aldus de correspondent: „dat de sociaal-democraten het groot ste deel hunner kiezers uit de gelederen der vrijzinnigen recruteeren, en- dat al die steun en onderstand bij verkiezingen daartoe moeten leiden. Het is deswege noodzakelijk, dat het vrijzinnig beginsel in ons volk ook tegenover de sociaal-democratie zoo scherp mogelijk worde afgebakend dat de kiezers en zij, die het mede door ons streven straks zullen worden, zich rekenschap kunnen geven, waar om het nog iets anders is dan een gradueel verschil, of zij op den so cialist dan wel op den liberaal stem men". Behalve wat dat door ons ontkend „gradueel verschil" betreft ziin we 't met den Zutphenschen briefwisselaar roerend eens en we vragen ons af: waar haalt hij aannemende dat het meenens is wat hij schrijft waar haalt h'ij de roekeloosheid vandadn om tot zijn geest verwanten te durven zeggen„Men zij zichzelf, niets dan dat". Indien we evenredige vertegenwoordi ging bezaten, zou die raad een prachti ge wezen, maar bij ons huidig meerder heidsstelsel zijn stembu cc 'a ies .werkelijk .onvermijdelijk. Weet de corr. dat niet of.wil hij de zwakke linker fracties even homeopatisch aan den tand voelen en op die wijze nieuwe argumen ten en meer inschikkelijkheid uitlokken, bij firma Bos-Borgesius-Troelstra. 't Kan even goed wezen, want dc Z ut- phensche heeft meer in relatie ge staan met politieke slimmelingen. En in dit verband kan ook deze onderstelling plaats vinden, dat het Haagsche liedje in dit blad moet dienen, om de rechtsche waakzaamheid in slaap te wiegen. Maar dan zullen de heeren van een koude ker mis thuiskomen. Hoe 't zij, merkwaardig blijft die cor respondentie en we zijn nieuwsgierig, hoe zij in de linker pers ontvangen zal worden. Dit is alvast zeker: bij de her stemmingen van 1913 gaat ook deze Haagsche briefschrijver, ondanks zij n waarschuwing, arm in arm met oudlibe- ralen en socialisten. ALÜEMEEN OVERZICHT. Na hetgeen de laatste berichten over de afstancisedicten gemeld hebben is er uit China niet veel nieuws. Uit Nanking wordt nog dd. Donderdag geseind, dat op een sa menkomst van Soenjatsen, Tangsjaoji, Woetingfang, Wangtsjoenghai en Hoe- anghsin Woensdagavond besloten was om een afvaardiging onder Tangsjaoji naar Reking te zenden, teneinde met joeansjikai te raadplegen over een coa- htie-regecring en hem uit te noodigen naar Nanking te komen, op welken laat- sten eisch, naar men weet, de republi keinsche Nationale Vergadering als voor waarde voor het aanvaarden van het pre sidentschap der republiek door Joeansji kai blijft staan. Volgens een telegram aan de „New- York Herald" moet in de Nationale Ver gadering Woensdagavond een in eerdei- aeid bestaan hebben ten gunste van de aanvaarding van Peking als hoofdstad van het rijk, op grond van de groote kosten, welke een verandering in deze na zich zou slepen. De militaire overheden had den zich daar echter tegen verzet, zoodat de kwestie den volenden dag opnieuw aan de orde gesteld zou worden. Nu moet echter toch de keuze zijn be paald op Nanking, terwijl dan de minister van buitenlandsche zaken te Peking zou blijven wonen met het oog op het geves tigd zijn der gezantschappen aldaar.Wan neer dit waar is, is tevens te begrijpen het bericht, dat met algemeene stemmen door de Nankingsche revolutionairen Joeansjikai tot president is verkozen. Dr. Soenjatsen, het republikeinsche mi nisterie en de militaire overheden zouden zich Donderdag naar de graven der Ming- dynastie de laatste zuiver Chineesclie dynastie begeven hebben, om er den val van de Tsing-dynastie te vieren en de vereeniging van het Noorden en het Zuiden onder een Chineesche republiek. In een interview had Soenjatsen ver klaard, dat hij verheugd zou zijn, zijn zwaarwegend ambt neer te leggen, nu het doel van zijn leven bereikt was. Hij zeide China te vertrouwen, terwijl de wereld in dc zegeningen zou dee'ien,welke de verandering in China met zich bren gen zou. Weer is de lucht vol bemiddelings plannen inzake den Italiaansch-Turkschen oorlog nu weer van den kant van Rusland. De correspondent van de „Frankf. Ztg." te Konstaniinopel weet n.l. aan zijn blad te meldenDe Russische minister van buitenl. zaken heeft aan de Europeesche kabinetten een rondschrijven gericht, waarin hij, terugkomend op zijn beide vruchteloos gebleven pogingen tot be middeling in den oorlog, den wensch kenbaar gemaakt om de gedachten wisse ling tusschen de regeeringen der mo gendheden, die het Verdrag van Berlijn onderteekend hebben, met betrekking tot dit belangrijke vraagstuk permanent te maken. Men schijnt toch wel nu met alle ge weld den vrede te willen. Steeds harder reait de Portugeesche republiek haar ondergang tegemoet. Zware stor men en overstroomingen hebben zooals men weet het land geteisterd. Men schat dc aangerichte schade op 25 millioen, maar het gcheele verlies zal wel het dubbele bedragen, en daartegen staat dat de Kamer tot leniging der nood slechts een kwart millioen kan toe staan. Een inschrijving in de kranten brengen niets op; tot nog toe melden de bladen aan ontvangsten f26.50. Ziedaar hoe men de lijdende landbou- wers te hulp komt., en komen kan. En dit totale gebrek aan hulpbetoon is aan twee dingen te wijten, zegt de corresp4 der N. R. Ct.le. den onwil der bezit tende klasse, die in deze overstroomin gen een strop voor de republiek ziet ea geen vinger uitsteken zal om de lus losser te maken, en 2e het gebrek aart geld. Er is absoluut geen geld, en er( heerscht sinds de omwenteling een ont zaglijke malaise, die hoofdzakelijk aan de intransigente der republikeinen te wijten is, wijl zij sinds de revolutie de bezittende klasse onderdrukten, en haar daardoor afkeerig van de republiek maak! ten, inplaats van het kapitaal met de republiek te verzoenen. Terecht zegt Ma* chado Santos, de Rotundo-held, en afge- vaardigde, wiens republikeinsche ge zindheid dus boven allen twijfel verhe ven is, in een hoofdartikel van zijn blad de Intransigente, deze vijandige houding tegen 't kapitaal hekelend: „Het kwaad is niet onherstelbaar, maar deze zestien maanden zijn voorbij gegaan, zonder voordeel voor de republiek en ten na- deele van de republiek". De kranten zeggen nu ook reeds, dat het ministerie na afloop van den staat van beleg wel vallen zal, de „Capital"- beweert het ten stelligste en dit blad is steeds goed ingelicht. Een afgevaar digde zei heden spottend: „Dit ministe rie zal na afloop van de carnavaldagen vallen en met oprechte vreugde heen gaan." Eu wel begrijpelijk is die „op rechte vreugde van heengaan", want ten, eerste is dit zakenkabinet bij geen Ka merfractie bemind... en bovendiende contanten ontbreken. Februari is de maand van belasting betalen. Overal uit den lande (in de bladen) komen berich ten, dat heele dorpen eenvoudig weige ren te betalen, omdat er dit jaar geen zaken gemaakt zijn. Naast die weige ring om te betalen uit onwil, staat de onmacht. Er is geen geld verdiend en bovendien door de regens en overstroo mingen veel geld verloren. Twee der den der kleine landbouwers zouden at wilden zij, toch niet kunnen betalen. It| de Diario de Noticias beklaagt zich een een werkman, die een huis bewoont van 1600 Reis, per maand, dus f48 per jaar en die zijn geheele leven (gedurende de monarchie.) daarvoor geen cent belas ting had te betalen, bij de verhoogde* nieuwe huurbelasting nu voor f 8 aan geslagen te zijn. Alen kan zich dus voor stellen, hoe tevreden de lagere klasso met de republiek is. De begrooting over 1911—1912 (tot Juli) rekende op 3000 conto's vermeer dering van inkomsten uit de huurbe lastingen cn het staat te voorzien, dat er 10.000 conto's minder binnen zullen komen, bij deze malaise en bij den on wil die er heerscht. Daartegen staat de regeering machteloos. Als die heengaat zooals voorzien wordt, zal het dus met vreugde zijn. Maar wie zal zich daarna in de knel wagen. Men kan er zelfs niet naar gissen. Nadert 't Staatsbankroet?, De dreigende mijnwerkersstaking in Engeland schijnt onafwendbaar te zijru Hoe meer de noodlottige 1 Maart, de dag, waarop de mijnwerkersstaking be ginnen moet, nadert, hoe gedrukter de loon der meeste bladen wordt. Terwijl de „Daily Chronicle" en andere bladen nog eenige hoop voeden, dat de bemid deling van den minister van handel te elfder ure de dreigende algemeen e sta king zal kunnen afwenden, deelt do „Times" in een somber hoofdartikel mede, dat de groote meerderheid der mijnwerkers allerwege de werkstakings kennisgevingen afleverdej wat op alge- meene staking wijst De „Times" gelooft niet aan een crisis van korten duur in de kolenmijnen. Het blad neemt integen deel aan, dat deze op zijn minst zes weken zal duren en gedurende dien tijd zullen in de Engeische industrie millioen en arbei ders ophouden met werken, wat alge- meene ellende zal veroorzaken, oók doof de enorme stijging van den prijs def levensmiddelen, die er het gevolg van zal zijn. Want het raderwerk der Engeische maatschappij is volkomen afhankelijk van steenkolen. Ontbreken deze, dan moei alles stilstaan. pp uP.aity Mail" en andere blade*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1912 | | pagina 1